No. 19. Vijfënzeveniiyate Jaargang. 1873. ZONDAG 11 MEI. ©fftciccl (Scbccltc ltcgc«>riiagK|»tichtcn teil opzichte van spoorivegen. i van den aanleg iJUlcfccItjksrhc Berichten. Duitschland Beigie. Frankrijk. A I A A CHE HOI' i! A A T Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal franco per post afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COSTER. ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents j groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. De BURGEMEESTER van ALKMAAR vestigt bij deze de aandacht op de navolgende bepalingen der wet van 4 De cember 1872 (Staatsblad No. 184). Art. 1. De besmettelijke ziekten waarop deze wet van toepassing is, zijn Aziatische cholera, roodvonk typhus en febris lyphoïdeadiphtheritis pokken (variolae en varioloi'des), mazelen. Art. 19. Het hoofd van een gezin, de houder ofhoude- res van eene slaapstede of een logement de schipper van een in eene gemeente vertoevend vaartuigde bestuurders van gestichten van weldadigheid in art. 1 en 2 der wet van 28 Junij 1854 (Staatsblad No. 100) vermeld, van gevange nissen van bedelaars- en krankzinnigengestichten geven wanneer daarin eene besmettelijke ziekte voorkomthiervan binnen 24 uren nadat hun het feit ter kennis is gekomen mededeeling aan den Burgemeester. Art. 2(). lluizeu en vaartuigen, waarin eene besmettelijke ziekte voorkomtworden onmiddelijk en uiterlijk binnen 24 uren r.a de aangifte door de zorg van den Burgemeester ten koste der gemeente, voorzien van een van buiten dui delijk zigtbaar kenmerk zoo noodig van meer dan éénde woorden „besmettelijke ziekte" en den naam der ziekte ver meldende. Het. kenmerk :noet aldaar verblijven, totdal door eene ver klaring van eenen geneeskundige is gebleken, dat het gevaar van besmetting geweken is. Art. 31. Met eene boete van f 10,tot 100,en met gevangenis van drie dagen tot eene maand, te zamen of af zonderlijk, wordt, gestraft. 1°. het verzet tegen de uitvoering van maatregelen krachtens art.. 20 voorgeschreven 2\ overtreding van art. 19 3°. het. wegnemenverplaatsenonleesbaar of onzigtbaar maken van het kenmerk in art. 20 vermeld. AlkmaarDe Burgemeester voornoemd, 1 Mei 1873. A. MACLAINE PONT. INSCHRIJVING. SCHUT T E R IJ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien de bestaande wettelijke bepalingen omtrent de Schutterijen. Roepen bij dezeten einde zich in de daartoe gereed gemaakte registers te doen inschrijven op Alle manspersonen, ingezetenen dezer gemeente, op 1 Ja nuary 1873 hun 25,ts jaar ingetreden, en alzoo de geborenen van het jaar 18 18 alsmede hen dieofschoon in andere gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving binnen deze gemeente zijn komen wonen, en op 1 Januarij 11. hun 34"e jaar nog niet hebben voleindigd, en alzoo de geborenen van de jaren 1847 tot en met 1839 de vreemdelingen van denzelfden ouderdom, die sedert de laatste inschrijving in de termen gevallen zijn, om als ingezetenen te worden beschouwd, benevens de gepasporteerde militairen, die zich tot dus verre niet voor de Schutterij hebben laten inschrijven. Zij maken tevens de ingezetenen bekend Dat de inschrijving zal b-ginneu 15 Mei aanstaande en geheel moet zijn afgeloopen 1 Junij daaraanvolgende, wor dende in een der vertrekken op het Raadhuis gevaceerd, op Dingsdag en Donderdag van iedere weekvan des voormiddags 11 tot des namiddags 2 ure. Dat een iegelijkzonder onderscheidof hij mogt ver ineenen al of niet ouder de bij de Wet vrijgestelden of uit- geslotenen te behoorenverpligt is zich voor de Schutterij te doen inschrijven. Dat. zijdie in meer dan eene gemeente verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd tot de inschrijving verpligt zijn binnen die gemeentewaar eene dienstdoende Schutterij aanwezig is, en bijaldien in die ver schillende gemeenten alleen dienstdoendeof alleen rustende Schutterij bestaatzich te doen inschrijven in de gemeente, alwaar zij voor de personele belasting zijn aangeslagenen de ambtenaren in die gemeentealwaar zij ambtshalve ver pligt zijn hun verblijf te houden. Eu dat eindelijk zijdie bevonden worden zich niet vóór 1 Junij te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk bestuur worden ingeschreven en in eene geldboete verwezen, terwijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij worden ingelijfd, indien het blijkt, dat er tijdens de verzuimde in schrijving geene redenen tot uitsluiting of vrijstelling ten hunnen aanzien bestonden. Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder inge zeten dezer gemeente, dien liet aangaat, zich ten behoorlijken tijde tot de inschrijving aantemelden ten ei ide de straf, wegens nalatigheid vastgesteld te voorkomen. Burgemeester en IV ethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 8 Mei 1873. De Secretaris, NUIIOUT van dek VEEN. De KAMER van KOOPHANDEL en PABRIEKEN te ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 12 tot Zat.urdag 17 Mei 1873, van 's voormiddags 10 tot 's na middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis ter lezing zullen liggen 1. Statistiek van liet Koningrijk der Nederlanden, behelzende de staten van de in-, uit- en doorgevoerde voornaamste handelsartikelen gedurende de maand Januarij 1873. Een opgaaf van den handel en de scheepvaart van Groot- Brittanje en Ierlandgedurende de maand November en de overige maanden van 1872. Verzameling van consulaire en andere berigten en ver slagen over nijverheidhandel en scheepvaart 1872 Deel II, 9, 10, deel III, 1—9. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Alkmaar, Alkmaar, E. M. AGHINA, Voorzitter. 10 Mei 1873. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. 2. 3. I. De PASPOORTEN der miliciens van 1868 en zeemiliciens van 1869 kunnen ter gemeente-secretarie worden afgehaald. P O S T E R IJ E N. Maildienst per Stoomvaart-Maatschappij «KEDERLAKD.« De correspondentie voor O. I., te verzenden per Stoomschip «Koning der Aederlanden.e moet uiterlijk 9 uur 's avonds van den 16 Mei a.s. ten Postkantore bezorgd zijn. De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar, GOUWE. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de le. helft der maand Ai ril 1873. G. BUISMAN, Zijpe; A. de VROOM, AKERSDEIK, (niet vermeld). Van het. Hulpkantoor te Dirkshorn GEURTJE ER1KS, Oude Niedorp. Aan spoorwegen heeft ons land nog altijd behoefte. De Regeering erkent het, en toen dezer dagen in de Tweede Kamer een voorstel tot aanleg van een paar spoorweg- lijuen van staatswege werd behandeld en aangenomenwas daar geen enkel lid die het ontkende. De Minister van Binneulandsehe Zaken schreef in zijn Memorie van Toelich ting dat, door de uitvoering der wet van 18 Augustus 1860 tot aanleg onzer staatsspoorwegenin verband met de toen reeds bestaande spoorwegen, de „hoofdlijnen voor een alge meen spoorwegnet" zijn beschreven. De hooldlijnen zijn er, het net moet nog gelegd worden. „Dat wij met ons spoorwegnet 20 jaren ten achteren zijn en voor de con currentie in liet. buitenland geene genoegzame inspanning hebben betoond," werd door een lid der Kamer als de mee ning van een „uitnemende specialiteit," verkondigd en vond geen tegenspraak. In dit opzicht kan men zich alzoo in een zeldzame eenstemmigheid verheugen. Verder dan de erkenning van de behoefte aan spoorwegen gaat echter de eenstemmigheid niet, en zoodra de vraag zich voordoet: op welke wijze moet iu die behoefte worden voorzien loo- pen de gevoelens uiteen. De Regeering deelde haar zienswijze mede in de reeds vermelde Memorie van Toelichting: «Hoewel uitbreiding en aanvulling van het spoorwegnet door particuliere onder nemingen, zelfsvoor zooveel noodigmet geldelijke onder steuning door den Staat, op den voorgrond stellende, meent de Regeering tochdat in enkele gevallen Staatsaanleg in aanmerking zal kunnen komen." Alzoo aanleg door par ticuliere ondernemingen regel aanleg door den Staat uitzondering. Drieërlei gevoelen openbaarde zich volgens het Verslag der Commissie van Rapporteurs onder de leden der Kamer. Sommigen meenden aan den bouw van Staatsspoorwegen de voorkeur te moeten geven en «wezen daarbij op het voor beeld van ons omringende Staten waar zich meer en meel de openbare meening ten voordeele van den Staatsaanleg uitspreekt," Deze leden meenden, dat «de beste bevrediging der algemeener wenschen zal gevonden worden in eene wef, opgesteld in den geest der wet van 18 Augustus 1860, en waarbij aanleg van Staatswege der zes of zeven lijnen, welke thans het meest noodzakelijk zijn, wordt, bevolen." Anderen waren van een tegenovergesteld gevoelen. «Het. door de Regeering vooropgestelde beginsel, om den aanleg der spoor wegen aan den particulieren ondernemingsgeest over te laten en alleen daar steun te verleenen waar het blijken mocht noodig te zijn werd daarbij krachtig voorgestaan. Op de nadeelige gevolgen i au overdreven Staatshulp werd gewezen. Het, particulier initiatief, hier te lande toch in zoo geringe mate ontwikkeldzou er geheel door worden verstikt. Bo vendien" beweerden deze ledenzeer zeker niet ten onrechte «heeft een meerdere inmenging van het Staats gezag op het gebied der openbare werken altijd nadeelige gevolgen zoowel voor de waardigheid der Regeering als voor de politieke moraliteit. Zelfs de schijndat van spoorweg aanleg als van een regceringsmiddel zou worden gebruik gemaaktbehoort met zorg te worden vermeden. En toch zou dat juist thans het moeilijkst wezen, nu het niet meer, gelijk in I860 toch altijd in meerdere of mindere mate het geval wasden aanleg van stamlijnen geldtwaarbij het algemeen belang onmiddellijk is betrokken en een beslissenden invloed op de keuze eeuer richting uitoefent. Thans wil men aanvulling van het verkregene en daarbij treedt het, locaal belang veel sterker op den voorgrond. Behartiging van dit belang zou aan de meest onpartijdige Regeering moeten (althans kunnenworden verwetenomdat de aard der zaak haar thans medebrengt," Een derde gevoelen werd „met niet minder nadruk voor gestaan."— „Er behoort nietzeide menals een algemeen onomstootelijk beginsel te worden uitgemaaktdat of Staats aanleg of subsidie uit de schatkist in de behoefte aan vol tooiing van ons spoorwegnet zal voorzien. Bij de uitvoering van wat daartoe noodig ismoet in elk bijzonder geval re kening gehouden worden met de omstandigheden. Voor de aanvulling der gedeellen van groote internationale lijnen, welke nog ontbrekenzal Staatsaanleg verre de voorkeur verdienen; terwijl bijv. de West-Eriesche lijn wellicht veel beter met krachtige Staatshulp door een bijzondere maat schappij zal worden gebouwden er andere lijnen zijnals zoovele der reeds vroeger aangelegdedie zonder eenige Staatsbemoeiing tot stand zullen komen. Het komt in dezen wel op zekerheid omtrent de te volgen gedragslijnniet op eenvormigheid der aan te wenden middelen aan." Dit derde gevoelen zal wel blijken het eenig houdbare te wezen. Eeitelijk is het door de Regeering reeds aangeno men. Immers heeft zij niet geaarzeld den aanleg der spoor wegen van Arnhem naar Nymegen en van Zwaluwe naar Zevenbergen voor rekening van den Staat aan de Staten- Generaal voor te stellenterwijl zij voor den aanleg van verschillende andere lijnen op particuliere ondernemingen rekent. Men heeft dit wetsvoorstel te recht een wet van uitzonderingen genoemd. „De aanleg van Staatsspoorwegen blijve uitzondering," zegt de Regeering, en alleen omdat de beide genoemde lijnen aan de door haar aangenomen voorwaar den dier uitzondering voldoen, heeft zij den aanleg daarvan van Staatswege voorgesteld. De Tweede Kamer gaf haar gelijk met 68 tegen 3 stemmen. Die voorwaarden door haar niet alleen ten opzichte van deze lijnenmaar in het algemeen voor den aanleg van Staatswege gesteld, zijn drieledig. „Van die uitzondering (aanleg van Staatsspoorwegen) kan eerst sprake ziju zegt zij indien „1°. het algemeen Staatsbelang den aanleg vordert, en naar particulier initiatief vruchteloos wordt omgezien „2°. de ontworpen aanleg een noodzakelijke verbinding bedoelt van de eindpunten der bereids aangelegde lijnen, en alzoo strekken moet tot voltooiing van het net onzer Staats spoorwegen, in dien zin, dat daardoor de hoofdverbindingen, ook ir verband met het internationaal spoorwegverkeer, tot stand gebracht of aanzienlijk verbeterd worden „3°. rijksbijstand door subsidie hoofdzaak zou zijn bij aan leg door particulierenen deze in het wezen der zaak hen tot weinig of de minste krachtsontwikkeling verplichten zou. De twee laatste gevallen zijn eenvoudig en vereischen wel geen hetoog. Als er een gaping, een gebrek aan ver binding of een zeer gebrekkige verbinding in de Staal s- spoorwegen gevonden wordt, dan ligt het zeker op den weg van den Staatde aanvulling dezer gapingde ont brekende verbinding of de verbetering der onvoldoende tot stand te brengen. En zoo de hulp van deu Staat zoo be- langrijk zou moeten zijn, dat zij het, werk der particuliere onderneming overtrof, zoodat de rollen omgekeerd zouden worden en de helpende partij verreweg meer zou doen dan de hoofdpartij dan is het ook redelijkdat de natuurlijke orde van zaken worde herstelden de spoorweg zoo zijn aanleg wenschelijk blijkt, door den Staat zelf worde aangelegd. Het eerste door de Regeering gestelde geval„indien het algemeen Staatsbelang den aanleg vorderten naar particu lier initiatief vruchteloos wordt omgezien," gaf den Kamer leden meer aanleiding tot bespreking. Vrij algemeen kwam men tot „de erkentenis" aldus luidt het Verslag der Rapporteurs „dat subsidieverlening, waar het denkbeeld van Staatsaanleg wordt ter zijde gesteld, veelal hst eenige middel zal wezen om een gewenschte spoor wegverbinding te verkrijgen." Zonder hulp van den Staat zal in den regel in ons land geen spoorweg worden aangelegd. De wenschelijkheid werd betoogd van een vasten regel, die, als elke regel, ook wel niet zonder uitzonderingen zou zijn, maar toch in hoofdzaak zou kunnen gevolgd worden bij het toekennen van Staatshulp. En zal die hulp worden verleend door uitkeering van een geldsom of door rentegarantie In de Memorie van Toelichting vond men daaromtrent geen inlichtingen van de plannen der Regeering. Men wees op de wenschelijkheiddat de naaste belanghebbenden het eerst zouden moeten bijdragen. Zoo zou een niet gering te ach ten gevaar kunnen worden vermeden want „op zoodanige wijze worden minder noodzakelijke lijnen reeds aanstonds ter zijde geschoven." Sommige leden meenden dat provin cie en gemeenten van hare gezindheid tot medehulp blijken behoorden te geven. De Commissie van Rapporteurs heeft, schriftelijk overleg met de Regeering noodig geacht, en ont ving eenige nadere inlichtingenwaarin nog eenmaal werd herhaald„Intussohen behoort voorziening in de behoefte door aanleg van Staatsspoorwegen uitzondering te blijven; bevordering van aanleg door particuliere onderne mingen op den voorgrond te blijven staan," Ten op zichte van de lijnen Arnhem Nymegen en Zwaluwe Zevenbergen achtte de Regeering de uitzondering gerecht vaardigd maar „voor nog andere verbindingenwaartoe niet zoo belangrijke geldelijke ondersteuning wordt gevorderd als voor de lijn ArnhemNymegenwenscht, de Regeering particulieren ondernemingsgeest te bevorderen." Zij verklaarde zich afkeerig van het ontwerpen van een volledig plan van aanvulling voor ons spoorwegnetwaardoor alle plaatselijk verlangen zou bevredigd worden. „Door het vaststellen van zulk een plan zou daarenboven het particulier initiatief ge heel verlamd worden. Dit initiatief tochwaar het betreft voorziening in behoeften van meer uitsluitend plaatselijk belangzal hoofdzakelijk van daarbij onmiddellijk belang hebbenden moeten uitgaan, ot althans door hunne medehulp moeten gesteund worden. Is dit t,e wachten vraagt de Minister indien particuliere industrie zich aan een Re- Regeering behoudt zich voor daarover hare denkbeelden aan het oordeel der Stat,en-Generaal te onderwerpen bij een nader voorstel ter bevordering van den aanleg van spoorweglijnen, die ter aanvulling van het spoorwegnet, naar hare meening^ in de eerste plaats in aanmerking moeten komen, en zon der geldelijke ondersteuning niet door particulieren kunnen worden tot stand gebracht." Deze plannen der Regeering, in de beraadslaging over het meermalen genoemde wetsvoorstel nog nader toegelicht, gevenook meer bijzonder met het oog op de provincie Noord-Holland, in menig opzicht stof tot overweging. W. v. d. K. De Bondsraad heeft het ontwerp tot uitbreiding der oor logsvloot, voltooiing der oorlogshavens, aanleg van dokken en werven enz., te zamen eene uitgaaf vereisehende van 73 miljoen th„ verdeeld over 10 jaren, in hoofdzaak goed gekeurd. De rechtsgeleerde commissie van den Bondsraad heeft ge adviseerd, dat als aan de orde der jezuieten verwante geeste lijke orden in de eerste plaats moeten beschouwd worden de redemptoristen, de lazaristen, de priesters van den H. Geest en de vereeniging van het H. Hart. Bij den Bondsraad is ingekomen een ontwerp-tractaat tus- schen Duitschland en Engeland tot wederkeerige erkenning van naamlooze vennootschappen en andere vereenigingen, die in een der 2 Rijken rechtspersoonlijkheid bezitten. De meerderheid van den Bondsraad heeft zich verklaard voor het behoud van het zilveren 5 markstuk voor het weglaten van de beeldtenis der Vorsten op de kleine zilveren muntstukken en voor de intrekking van de bankbiljetten der verschillende Staten. Zij wenscht den termijn daarvoor met één jaar te verlengen, de beeldtenis der Vorsten op de t markstukken te behouden en niet tot de invoering van het 2inarkstuk overtegaan. Rijksdag. Den 30 April is het voorstel tot vergoeding van reis en- verblijfkosten aan de leden met 145 tegen 85 st. aangenomen. De Bondsraad echter schijnt voor dit voorstel nog altijd niet gunstig gezind te zijn. Voorts is beraadslaagd over eenige ingekomen adressen, waarin werd aangedrongen op strengere viering van den zondag. De vergadering heeft zich vereenigd met het voorstel der com missie om die adressen te verzenden naar den Rijkskanselier, en bij dezen aantedringen op het instellen eener enquête naar den arbeid van vrouwen en minderjarigen in de fabrieken. Het wetsontwerp tot instelling van een Rijks-iuvalieden- londswaartoe 180 miljoen th. uit de fransche oorlogscon- tributie aftezonderen, is den 2 in eerste en den 3 Mei in tweede lezing aangenomen. Pruisen. Het Heerenhuis heeft den 30 de wetten op de kerkelijke tucht en die op het uittreden uit een kerkgenoot schap aangenomen. De eindstemming over de 4 ontwerpen had den 1 Mei plaats. De pogingen om vooraf de weinige wijzigingen in de wet betreffende de opleiding en aanstelling van geestelijken te doen vervallenzijn mislukt. De 2 te Maagdenburg voorgekomen gevallen waren niet van asiatische maar van inlandsche cholera. geeringsplan gebonden en verplicht zou zien eigen inzichten te laten varen Inderdaad gaat het niet aanwanneer de Staat zich tot helpen en ondersteunen wil bepalen, en van de in de eerste plaats belanghebbenden teekenen van leven ondernemings geest en ijver verlangt, zelf te bepalen wat hij gaarne tot stand zag komen. Het plan behoort niet uit te gaan van hem wiens hulp wordt ingeroepenen het moet een vreemde soort van ondernemingsgeest zijndie zelf geen plannen maakt, maar ze verwacht van de zijde die hij om hulp denkt aan te spreken. «Het stellen van vaste regelen" antwoordde verder de Minister „waardoor de Regeering bi) de keuze der lijnen, die voor Staatshulp van p .rticulieren in aanmerking moeten komen, gebonden zou zijn. is niet wel mogelijk. Dit zal het werd in de Memorie van Toelichting opgeinerkt, in elk bijzonder geval bekooren te worden beslist naar de mate van het publiek belang der onderneming, de kostbaarheid van aanleg en meer andere overwegingen." Waarschijnlijk zal de moeilijkheid van het stellen van vaste regelen wel niet worden betwist door hem die het zelf gaat beproeven. Om trent de wijze waarop de hulp verleend zal wordendoor uitkeering van een bepaalde geldsom of door rentegarantie zullen wij weldra de inzichten der Regeering vernemen. Im mers bevat het schriftelijk antwoord des Ministers aan de Commissie van Rapporteurs daarover het volgende: «De De Senaat heeft den 28 hare werkzaamheden hervat en den 29 de leeningswet aangenomen met 39 st. tegen I van een limburgsch lid, dat door zijne afkeuring wilde protesteeren tegen de stiefmoederlijke wijze waarop de regeeringnaar zijne meeningook nu weder bij de verdeeling der openbare werkenLimburg behandelt. In den nacht van 2930 April zijn teVerviers verbrand de stads-industriescbool, eene jezuieten-kerk en eene door eene geestelijke broederschap gehouden wordende duitsche school. Een gedeelte van de boekerij der school en eenige wetenschappelijke verzamelingen zijn slechts gered. Door het instorten van den toren en van het orgel der kerk zijn 5 personen gekwetst. Iets later in denzelfden nacht zijn te Gent het catholieke instituut van S. Amand met de daaraan verbonden kapel en verscheidene belendende huizen afgebrand. De Senaat heeft den 3 Mei de begrooting van openbare werken aangenomen, met alg. st. op 3 na. In de zitting der Kamer van den 3 heeft de heer Frère Orban bij de beraadslaging over het budjet van oorlog, het beginsel der persoonlijke dienst op nieuw en nadrukkelijk bestreden. Den 5 heeft de minister Malou verklaard dat noch het tegenwoordige, noch het vorige ministerie den kruistocht van een gedeelte der hoofdofficieren van het leger tegen het remplacement begunstigd had. De regeering is er op bedacht, de gebreken van het remplacement te verhelpen en het laat zich aanziendat zij daarin zal slagen. Het stelsel van persoonlijke dienst noemde de minister een onino- gelijk stelselhij voor zich zou eerder de algemeene dienst plichtigheid verkiezen. „Wij zullen zeide hij de voorstellen van onzen ambtgenoot, den minister van oorlog, verdedigendie wij beschouwen als noodig voor het belang des lands. Indien de voorstellen verworpen mochten worden, zullen wij aan anderen de taak overlaten om de teugels van het bewind in handen te nemen. Wij zullen ons best doen om de aanhangige kwestiën vóór het einde dezer zitting opgelost te zien." Den 6 hebben de heeren Nothomb en Tho- nissen weder in het breede de persoonlijke dienst bepleit, meer bepaald ter bestrijding van de rede van den heer irère. 3 Carlistische officieren, 2 franschen en 1 engelschman zijn aan de grenzen in hechtenis genomen en naar Perpisrnan gebracht. De abt. Simon, pastoor-kanunnik van S. Eustachins te Parijs, die onder de Commune 2 malen in hechtenis genomen, maar beide keeren door de bevolking der „Halles" uit de macht der gefedereerden bevrijd werd, is den 27 overleden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1873 | | pagina 1