No. 19.
Vijfënzeveniiyate Jaargang.
1873.
ZONDAG
11 MEI.
©fftciccl (Scbccltc
ltcgc«>riiagK|»tichtcn teil opzichte
van spoorivegen.
i van den
aanleg
iJUlcfccItjksrhc Berichten.
Duitschland
Beigie.
Frankrijk.
A I
A A
CHE HOI' i! A A T
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal franco per post
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COSTER. ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents j groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR vestigt bij deze
de aandacht op de navolgende bepalingen der wet van 4 De
cember 1872 (Staatsblad No. 184).
Art. 1. De besmettelijke ziekten waarop deze wet van
toepassing is, zijn
Aziatische cholera, roodvonk
typhus en febris lyphoïdeadiphtheritis
pokken (variolae en varioloi'des), mazelen.
Art. 19. Het hoofd van een gezin, de houder ofhoude-
res van eene slaapstede of een logement de schipper van
een in eene gemeente vertoevend vaartuigde bestuurders
van gestichten van weldadigheid in art. 1 en 2 der wet van
28 Junij 1854 (Staatsblad No. 100) vermeld, van gevange
nissen van bedelaars- en krankzinnigengestichten geven
wanneer daarin eene besmettelijke ziekte voorkomthiervan
binnen 24 uren nadat hun het feit ter kennis is gekomen
mededeeling aan den Burgemeester.
Art. 2(). lluizeu en vaartuigen, waarin eene besmettelijke
ziekte voorkomtworden onmiddelijk en uiterlijk binnen 24
uren r.a de aangifte door de zorg van den Burgemeester
ten koste der gemeente, voorzien van een van buiten dui
delijk zigtbaar kenmerk zoo noodig van meer dan éénde
woorden „besmettelijke ziekte" en den naam der ziekte ver
meldende.
Het. kenmerk :noet aldaar verblijven, totdal door eene ver
klaring van eenen geneeskundige is gebleken, dat het gevaar
van besmetting geweken is.
Art. 31. Met eene boete van f 10,tot 100,en met
gevangenis van drie dagen tot eene maand, te zamen of af
zonderlijk, wordt, gestraft.
1°. het verzet tegen de uitvoering van maatregelen krachtens
art.. 20 voorgeschreven
2\ overtreding van art. 19
3°. het. wegnemenverplaatsenonleesbaar of onzigtbaar
maken van het kenmerk in art. 20 vermeld.
AlkmaarDe Burgemeester voornoemd,
1 Mei 1873. A. MACLAINE PONT.
INSCHRIJVING.
SCHUT T E R IJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien de bestaande wettelijke bepalingen omtrent de
Schutterijen.
Roepen bij dezeten einde zich in de daartoe gereed
gemaakte registers te doen inschrijven op
Alle manspersonen, ingezetenen dezer gemeente, op 1 Ja
nuary 1873 hun 25,ts jaar ingetreden, en alzoo de geborenen
van het jaar 18 18 alsmede hen dieofschoon in andere
gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving binnen
deze gemeente zijn komen wonen, en op 1 Januarij 11. hun
34"e jaar nog niet hebben voleindigd, en alzoo de geborenen
van de jaren 1847 tot en met 1839 de vreemdelingen van
denzelfden ouderdom, die sedert de laatste inschrijving in de
termen gevallen zijn, om als ingezetenen te worden beschouwd,
benevens de gepasporteerde militairen, die zich tot dus verre
niet voor de Schutterij hebben laten inschrijven.
Zij maken tevens de ingezetenen bekend
Dat de inschrijving zal b-ginneu 15 Mei aanstaande en
geheel moet zijn afgeloopen 1 Junij daaraanvolgende, wor
dende in een der vertrekken op het Raadhuis gevaceerd, op
Dingsdag en Donderdag van iedere weekvan des
voormiddags 11 tot des namiddags 2 ure.
Dat een iegelijkzonder onderscheidof hij mogt ver
ineenen al of niet ouder de bij de Wet vrijgestelden of uit-
geslotenen te behoorenverpligt is zich voor de Schutterij
te doen inschrijven.
Dat. zijdie in meer dan eene gemeente verblijf houden
of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd tot de
inschrijving verpligt zijn binnen die gemeentewaar eene
dienstdoende Schutterij aanwezig is, en bijaldien in die ver
schillende gemeenten alleen dienstdoendeof alleen rustende
Schutterij bestaatzich te doen inschrijven in de gemeente,
alwaar zij voor de personele belasting zijn aangeslagenen
de ambtenaren in die gemeentealwaar zij ambtshalve ver
pligt zijn hun verblijf te houden.
Eu dat eindelijk zijdie bevonden worden zich niet vóór
1 Junij te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk
bestuur worden ingeschreven en in eene geldboete verwezen,
terwijl zij daarenboven zonder loting bij de Schutterij worden
ingelijfd, indien het blijkt, dat er tijdens de verzuimde in
schrijving geene redenen tot uitsluiting of vrijstelling ten
hunnen aanzien bestonden.
Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder inge
zeten dezer gemeente, dien liet aangaat, zich ten behoorlijken
tijde tot de inschrijving aantemelden ten ei ide de straf,
wegens nalatigheid vastgesteld te voorkomen.
Burgemeester en IV ethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
8 Mei 1873. De Secretaris,
NUIIOUT van dek VEEN.
De KAMER van KOOPHANDEL en PABRIEKEN te
ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 12 tot
Zat.urdag 17 Mei 1873, van 's voormiddags 10 tot 's na
middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis ter
lezing zullen liggen
1. Statistiek van liet Koningrijk der Nederlanden, behelzende
de staten van de in-, uit- en doorgevoerde voornaamste
handelsartikelen gedurende de maand Januarij 1873.
Een opgaaf van den handel en de scheepvaart van Groot-
Brittanje en Ierlandgedurende de maand November en
de overige maanden van 1872.
Verzameling van consulaire en andere berigten en ver
slagen over nijverheidhandel en scheepvaart 1872
Deel II, 9, 10, deel III, 1—9.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Alkmaar,
Alkmaar, E. M. AGHINA, Voorzitter.
10 Mei 1873. J. P. KRAAKMAN, Secretaris.
2.
3.
I.
De PASPOORTEN der miliciens van 1868 en zeemiliciens
van 1869 kunnen ter gemeente-secretarie worden afgehaald.
P O S T E R IJ E N.
Maildienst per Stoomvaart-Maatschappij «KEDERLAKD.«
De correspondentie voor O. I., te verzenden per Stoomschip
«Koning der Aederlanden.e moet uiterlijk 9 uur 's avonds
van den 16 Mei a.s. ten Postkantore bezorgd zijn.
De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar,
GOUWE.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de le. helft der maand Ai ril 1873.
G. BUISMAN, Zijpe; A. de VROOM, AKERSDEIK,
(niet vermeld).
Van het. Hulpkantoor te Dirkshorn
GEURTJE ER1KS, Oude Niedorp.
Aan spoorwegen heeft ons land nog altijd behoefte. De
Regeering erkent het, en toen dezer dagen in de Tweede
Kamer een voorstel tot aanleg van een paar spoorweg-
lijuen van staatswege werd behandeld en aangenomenwas
daar geen enkel lid die het ontkende. De Minister van
Binneulandsehe Zaken schreef in zijn Memorie van Toelich
ting dat, door de uitvoering der wet van 18 Augustus 1860
tot aanleg onzer staatsspoorwegenin verband met de toen
reeds bestaande spoorwegen, de „hoofdlijnen voor een alge
meen spoorwegnet" zijn beschreven. De hooldlijnen
zijn er, het net moet nog gelegd worden. „Dat wij met
ons spoorwegnet 20 jaren ten achteren zijn en voor de con
currentie in liet. buitenland geene genoegzame inspanning
hebben betoond," werd door een lid der Kamer als de mee
ning van een „uitnemende specialiteit," verkondigd en vond
geen tegenspraak. In dit opzicht kan men zich alzoo in
een zeldzame eenstemmigheid verheugen. Verder dan de
erkenning van de behoefte aan spoorwegen gaat echter de
eenstemmigheid niet, en zoodra de vraag zich voordoet:
op welke wijze moet iu die behoefte worden voorzien loo-
pen de gevoelens uiteen.
De Regeering deelde haar zienswijze mede in de reeds
vermelde Memorie van Toelichting: «Hoewel uitbreiding
en aanvulling van het spoorwegnet door particuliere onder
nemingen, zelfsvoor zooveel noodigmet geldelijke onder
steuning door den Staat, op den voorgrond stellende, meent
de Regeering tochdat in enkele gevallen Staatsaanleg in
aanmerking zal kunnen komen." Alzoo aanleg door par
ticuliere ondernemingen regel aanleg door den Staat
uitzondering.
Drieërlei gevoelen openbaarde zich volgens het Verslag
der Commissie van Rapporteurs onder de leden der Kamer.
Sommigen meenden aan den bouw van Staatsspoorwegen de
voorkeur te moeten geven en «wezen daarbij op het voor
beeld van ons omringende Staten waar zich meer en meel
de openbare meening ten voordeele van den Staatsaanleg
uitspreekt," Deze leden meenden, dat «de beste bevrediging
der algemeener wenschen zal gevonden worden in eene wef,
opgesteld in den geest der wet van 18 Augustus 1860, en
waarbij aanleg van Staatswege der zes of zeven lijnen, welke
thans het meest noodzakelijk zijn, wordt, bevolen." Anderen
waren van een tegenovergesteld gevoelen. «Het. door de
Regeering vooropgestelde beginsel, om den aanleg der spoor
wegen aan den particulieren ondernemingsgeest over te laten
en alleen daar steun te verleenen waar het blijken mocht
noodig te zijn werd daarbij krachtig voorgestaan. Op de
nadeelige gevolgen i au overdreven Staatshulp werd gewezen.
Het, particulier initiatief, hier te lande toch in zoo geringe
mate ontwikkeldzou er geheel door worden verstikt. Bo
vendien" beweerden deze ledenzeer zeker niet ten
onrechte «heeft een meerdere inmenging van het Staats
gezag op het gebied der openbare werken altijd nadeelige
gevolgen zoowel voor de waardigheid der Regeering als voor
de politieke moraliteit. Zelfs de schijndat van spoorweg
aanleg als van een regceringsmiddel zou worden gebruik
gemaaktbehoort met zorg te worden vermeden. En toch
zou dat juist thans het moeilijkst wezen, nu het niet meer,
gelijk in I860 toch altijd in meerdere of mindere mate het
geval wasden aanleg van stamlijnen geldtwaarbij het
algemeen belang onmiddellijk is betrokken en een beslissenden
invloed op de keuze eeuer richting uitoefent. Thans wil
men aanvulling van het verkregene en daarbij treedt het,
locaal belang veel sterker op den voorgrond. Behartiging
van dit belang zou aan de meest onpartijdige Regeering
moeten (althans kunnenworden verwetenomdat de aard
der zaak haar thans medebrengt,"
Een derde gevoelen werd „met niet minder nadruk voor
gestaan."— „Er behoort nietzeide menals een algemeen
onomstootelijk beginsel te worden uitgemaaktdat of Staats
aanleg of subsidie uit de schatkist in de behoefte aan vol
tooiing van ons spoorwegnet zal voorzien. Bij de uitvoering
van wat daartoe noodig ismoet in elk bijzonder geval re
kening gehouden worden met de omstandigheden. Voor de
aanvulling der gedeellen van groote internationale lijnen,
welke nog ontbrekenzal Staatsaanleg verre de voorkeur
verdienen; terwijl bijv. de West-Eriesche lijn wellicht veel
beter met krachtige Staatshulp door een bijzondere maat
schappij zal worden gebouwden er andere lijnen zijnals
zoovele der reeds vroeger aangelegdedie zonder eenige
Staatsbemoeiing tot stand zullen komen. Het komt in dezen
wel op zekerheid omtrent de te volgen gedragslijnniet op
eenvormigheid der aan te wenden middelen aan."
Dit derde gevoelen zal wel blijken het eenig houdbare te
wezen. Eeitelijk is het door de Regeering reeds aangeno
men. Immers heeft zij niet geaarzeld den aanleg der spoor
wegen van Arnhem naar Nymegen en van Zwaluwe naar
Zevenbergen voor rekening van den Staat aan de Staten-
Generaal voor te stellenterwijl zij voor den aanleg van
verschillende andere lijnen op particuliere ondernemingen
rekent. Men heeft dit wetsvoorstel te recht een wet van
uitzonderingen genoemd. „De aanleg van Staatsspoorwegen
blijve uitzondering," zegt de Regeering, en alleen omdat de
beide genoemde lijnen aan de door haar aangenomen voorwaar
den dier uitzondering voldoen, heeft zij den aanleg daarvan van
Staatswege voorgesteld. De Tweede Kamer gaf haar gelijk
met 68 tegen 3 stemmen. Die voorwaarden door haar niet
alleen ten opzichte van deze lijnenmaar in het algemeen
voor den aanleg van Staatswege gesteld, zijn drieledig. „Van
die uitzondering (aanleg van Staatsspoorwegen) kan eerst
sprake ziju zegt zij indien
„1°. het algemeen Staatsbelang den aanleg vordert, en naar
particulier initiatief vruchteloos wordt omgezien
„2°. de ontworpen aanleg een noodzakelijke verbinding
bedoelt van de eindpunten der bereids aangelegde lijnen, en
alzoo strekken moet tot voltooiing van het net onzer Staats
spoorwegen, in dien zin, dat daardoor de hoofdverbindingen,
ook ir verband met het internationaal spoorwegverkeer, tot
stand gebracht of aanzienlijk verbeterd worden
„3°. rijksbijstand door subsidie hoofdzaak zou zijn bij aan
leg door particulierenen deze in het wezen der zaak hen
tot weinig of de minste krachtsontwikkeling verplichten zou.
De twee laatste gevallen zijn eenvoudig en vereischen
wel geen hetoog. Als er een gaping, een gebrek aan ver
binding of een zeer gebrekkige verbinding in de Staal s-
spoorwegen gevonden wordt, dan ligt het zeker op den
weg van den Staatde aanvulling dezer gapingde ont
brekende verbinding of de verbetering der onvoldoende tot
stand te brengen. En zoo de hulp van deu Staat zoo be-
langrijk zou moeten zijn, dat zij het, werk der particuliere
onderneming overtrof, zoodat de rollen omgekeerd zouden
worden en de helpende partij verreweg meer zou doen dan
de hoofdpartij dan is het ook redelijkdat de natuurlijke
orde van zaken worde herstelden de spoorweg zoo zijn
aanleg wenschelijk blijkt, door den Staat zelf worde aangelegd.
Het eerste door de Regeering gestelde geval„indien het
algemeen Staatsbelang den aanleg vorderten naar particu
lier initiatief vruchteloos wordt omgezien," gaf den Kamer
leden meer aanleiding tot bespreking.
Vrij algemeen kwam men tot „de erkentenis" aldus
luidt het Verslag der Rapporteurs „dat subsidieverlening,
waar het denkbeeld van Staatsaanleg wordt ter zijde gesteld,
veelal hst eenige middel zal wezen om een gewenschte spoor
wegverbinding te verkrijgen." Zonder hulp van den Staat
zal in den regel in ons land geen spoorweg worden aangelegd.
De wenschelijkheid werd betoogd van een vasten regel, die,
als elke regel, ook wel niet zonder uitzonderingen zou zijn,
maar toch in hoofdzaak zou kunnen gevolgd worden bij het
toekennen van Staatshulp. En zal die hulp worden verleend
door uitkeering van een geldsom of door rentegarantie In
de Memorie van Toelichting vond men daaromtrent geen
inlichtingen van de plannen der Regeering. Men wees op
de wenschelijkheiddat de naaste belanghebbenden het eerst
zouden moeten bijdragen. Zoo zou een niet gering te ach
ten gevaar kunnen worden vermeden want „op zoodanige
wijze worden minder noodzakelijke lijnen reeds aanstonds
ter zijde geschoven." Sommige leden meenden dat provin
cie en gemeenten van hare gezindheid tot medehulp blijken
behoorden te geven. De Commissie van Rapporteurs heeft,
schriftelijk overleg met de Regeering noodig geacht, en ont
ving eenige nadere inlichtingenwaarin nog eenmaal werd
herhaald„Intussohen behoort voorziening in de behoefte
door aanleg van Staatsspoorwegen uitzondering te
blijven; bevordering van aanleg door particuliere onderne
mingen op den voorgrond te blijven staan," Ten op
zichte van de lijnen Arnhem Nymegen en Zwaluwe
Zevenbergen achtte de Regeering de uitzondering gerecht
vaardigd maar „voor nog andere verbindingenwaartoe
niet zoo belangrijke geldelijke ondersteuning wordt gevorderd
als voor de lijn ArnhemNymegenwenscht, de Regeering
particulieren ondernemingsgeest te bevorderen." Zij verklaarde
zich afkeerig van het ontwerpen van een volledig plan van
aanvulling voor ons spoorwegnetwaardoor alle plaatselijk
verlangen zou bevredigd worden. „Door het vaststellen van
zulk een plan zou daarenboven het particulier initiatief ge
heel verlamd worden. Dit initiatief tochwaar het betreft
voorziening in behoeften van meer uitsluitend plaatselijk
belangzal hoofdzakelijk van daarbij onmiddellijk belang
hebbenden moeten uitgaan, ot althans door hunne medehulp
moeten gesteund worden. Is dit t,e wachten vraagt de
Minister indien particuliere industrie zich aan een Re-
Regeering behoudt zich voor daarover hare denkbeelden aan
het oordeel der Stat,en-Generaal te onderwerpen bij een nader
voorstel ter bevordering van den aanleg van spoorweglijnen,
die ter aanvulling van het spoorwegnet, naar hare meening^
in de eerste plaats in aanmerking moeten komen, en zon
der geldelijke ondersteuning niet door particulieren kunnen
worden tot stand gebracht."
Deze plannen der Regeering, in de beraadslaging over
het meermalen genoemde wetsvoorstel nog nader toegelicht,
gevenook meer bijzonder met het oog op de provincie
Noord-Holland, in menig opzicht stof tot overweging.
W. v. d. K.
De Bondsraad heeft het ontwerp tot uitbreiding der oor
logsvloot, voltooiing der oorlogshavens, aanleg van dokken
en werven enz., te zamen eene uitgaaf vereisehende van
73 miljoen th„ verdeeld over 10 jaren, in hoofdzaak goed
gekeurd.
De rechtsgeleerde commissie van den Bondsraad heeft ge
adviseerd, dat als aan de orde der jezuieten verwante geeste
lijke orden in de eerste plaats moeten beschouwd worden de
redemptoristen, de lazaristen, de priesters van den H. Geest
en de vereeniging van het H. Hart.
Bij den Bondsraad is ingekomen een ontwerp-tractaat tus-
schen Duitschland en Engeland tot wederkeerige erkenning
van naamlooze vennootschappen en andere vereenigingen,
die in een der 2 Rijken rechtspersoonlijkheid bezitten.
De meerderheid van den Bondsraad heeft zich verklaard
voor het behoud van het zilveren 5 markstuk voor het
weglaten van de beeldtenis der Vorsten op de kleine zilveren
muntstukken en voor de intrekking van de bankbiljetten der
verschillende Staten. Zij wenscht den termijn daarvoor met
één jaar te verlengen, de beeldtenis der Vorsten op de
t markstukken te behouden en niet tot de invoering van het
2inarkstuk overtegaan.
Rijksdag. Den 30 April is het voorstel tot vergoeding
van reis en- verblijfkosten aan de leden met 145 tegen
85 st. aangenomen. De Bondsraad echter schijnt voor dit
voorstel nog altijd niet gunstig gezind te zijn. Voorts is
beraadslaagd over eenige ingekomen adressen, waarin werd
aangedrongen op strengere viering van den zondag. De
vergadering heeft zich vereenigd met het voorstel der com
missie om die adressen te verzenden naar den Rijkskanselier,
en bij dezen aantedringen op het instellen eener enquête naar
den arbeid van vrouwen en minderjarigen in de fabrieken.
Het wetsontwerp tot instelling van een Rijks-iuvalieden-
londswaartoe 180 miljoen th. uit de fransche oorlogscon-
tributie aftezonderen, is den 2 in eerste en den 3 Mei in
tweede lezing aangenomen.
Pruisen. Het Heerenhuis heeft den 30 de wetten op de
kerkelijke tucht en die op het uittreden uit een kerkgenoot
schap aangenomen. De eindstemming over de 4 ontwerpen
had den 1 Mei plaats. De pogingen om vooraf de weinige
wijzigingen in de wet betreffende de opleiding en aanstelling
van geestelijken te doen vervallenzijn mislukt.
De 2 te Maagdenburg voorgekomen gevallen waren niet
van asiatische maar van inlandsche cholera.
geeringsplan gebonden en verplicht zou zien eigen inzichten
te laten varen
Inderdaad gaat het niet aanwanneer de Staat zich tot
helpen en ondersteunen wil bepalen, en van de in de eerste
plaats belanghebbenden teekenen van leven ondernemings
geest en ijver verlangt, zelf te bepalen wat hij gaarne tot
stand zag komen. Het plan behoort niet uit te gaan van
hem wiens hulp wordt ingeroepenen het moet een vreemde
soort van ondernemingsgeest zijndie zelf geen plannen
maakt, maar ze verwacht van de zijde die hij om hulp denkt
aan te spreken.
«Het stellen van vaste regelen" antwoordde verder de
Minister „waardoor de Regeering bi) de keuze der lijnen,
die voor Staatshulp van p .rticulieren in aanmerking moeten
komen, gebonden zou zijn. is niet wel mogelijk. Dit zal
het werd in de Memorie van Toelichting opgeinerkt, in elk
bijzonder geval bekooren te worden beslist naar de mate van
het publiek belang der onderneming, de kostbaarheid van
aanleg en meer andere overwegingen." Waarschijnlijk zal
de moeilijkheid van het stellen van vaste regelen wel niet
worden betwist door hem die het zelf gaat beproeven. Om
trent de wijze waarop de hulp verleend zal wordendoor
uitkeering van een bepaalde geldsom of door rentegarantie
zullen wij weldra de inzichten der Regeering vernemen. Im
mers bevat het schriftelijk antwoord des Ministers aan de
Commissie van Rapporteurs daarover het volgende: «De
De Senaat heeft den 28 hare werkzaamheden hervat en den
29 de leeningswet aangenomen met 39 st. tegen I van een
limburgsch lid, dat door zijne afkeuring wilde protesteeren
tegen de stiefmoederlijke wijze waarop de regeeringnaar
zijne meeningook nu weder bij de verdeeling der openbare
werkenLimburg behandelt.
In den nacht van 2930 April zijn teVerviers verbrand
de stads-industriescbool, eene jezuieten-kerk en eene door
eene geestelijke broederschap gehouden wordende duitsche
school. Een gedeelte van de boekerij der school en eenige
wetenschappelijke verzamelingen zijn slechts gered. Door
het instorten van den toren en van het orgel der kerk zijn
5 personen gekwetst.
Iets later in denzelfden nacht zijn te Gent het catholieke
instituut van S. Amand met de daaraan verbonden kapel en
verscheidene belendende huizen afgebrand.
De Senaat heeft den 3 Mei de begrooting van openbare
werken aangenomen, met alg. st. op 3 na.
In de zitting der Kamer van den 3 heeft de heer Frère
Orban bij de beraadslaging over het budjet van oorlog, het
beginsel der persoonlijke dienst op nieuw en nadrukkelijk
bestreden. Den 5 heeft de minister Malou verklaard dat
noch het tegenwoordige, noch het vorige ministerie den
kruistocht van een gedeelte der hoofdofficieren van het leger
tegen het remplacement begunstigd had. De regeering is er
op bedacht, de gebreken van het remplacement te verhelpen
en het laat zich aanziendat zij daarin zal slagen. Het
stelsel van persoonlijke dienst noemde de minister een onino-
gelijk stelselhij voor zich zou eerder de algemeene dienst
plichtigheid verkiezen. „Wij zullen zeide hij de
voorstellen van onzen ambtgenoot, den minister van oorlog,
verdedigendie wij beschouwen als noodig voor het belang
des lands. Indien de voorstellen verworpen mochten worden,
zullen wij aan anderen de taak overlaten om de teugels van
het bewind in handen te nemen. Wij zullen ons best doen
om de aanhangige kwestiën vóór het einde dezer zitting
opgelost te zien." Den 6 hebben de heeren Nothomb en Tho-
nissen weder in het breede de persoonlijke dienst bepleit,
meer bepaald ter bestrijding van de rede van den heer irère.
3 Carlistische officieren, 2 franschen en 1 engelschman
zijn aan de grenzen in hechtenis genomen en naar Perpisrnan
gebracht.
De abt. Simon, pastoor-kanunnik van S. Eustachins te Parijs,
die onder de Commune 2 malen in hechtenis genomen, maar
beide keeren door de bevolking der „Halles" uit de macht
der gefedereerden bevrijd werd, is den 27 overleden.