op ALKMAARS FEEST,
i
Dr. D. DOR BECK.
DOOR
«Met Alkmaar voor den Prins dat is met God voor l reelil
«Met Alkmaar voor Oranje!"— is 't oude woord herzegd
Dat woorddrie eeuwen oud en loc'1 met lrissche klanken
Nog jong op iedere tong nog jong in ieder uur,
Door heel liet Vaderland, als binnen Alkmaars muur
Oranje heeft aan 't Volk voorzeker veel te danken
Maar 't Volk niet minder, ja veel meer aan d eedlen Stam,
Die, ingeroepen, ingeheden, tot hen kwam,
Te midden van hun nood, hun krimpen en hun lijden.
Prins Willem gal daarvoor zijn wijsheid, schatten, bloed;
Zijn Zonen offerden hun grootschen heldenmoed
Dal drielal was genoeg om Neerland te bevrijden
Sinds rijst zelfstandigsteeds verdedigdeenw aan eeuw,
In 'l statenstelsel van Europa Neèrlands Leeuw,
Waar hem de glans omstraalt van l wapperend Oranje.
Besmeurde een dwaze waan die rijke morgen bloem
Dan taande in sombre nacht 's lands duur verworven roem
Tol weêr een nazaat van den Zwijger ter kampanje
Het hoog bevel aanvaarddeen voor zijn breeden boeg
't Vijandelyk geweld uit-een dreel en verjoeg.
Dus op het dierst verknocht en samen groot geworden,
Zijn Neerland en Oranje elkaar in 't bloed verwant
God-zeil vereende hen met zegenende hand,
En sterk zijn zv, zoolang die band hen blijft omgorden!
Zoo blijf dan Alkmaars leus de leus van t Vaderland:
Zoo boude, Volk en Vorst het heilverbond in stand,
Een schitterend geslarnle in slaat- en waereld-orden
Door eendracht machtig, klink het door alle eeuwen heen:
„In nood en dood getrouw Oranje en Neerland en
Alkmaar.
3
De tijd der lijfeigenschap was reeds lang voorbij. Eeuwen verliepen, sinds het volk in deNeder-
landsche gewesten zijn hutten bouwde in de schaduw der liooge muren van het adellijk kasteel
om ten koste zijner vrijheid bescherming te koopen voor het veege lijf. De lijfeigene, over wiens
leven en dood de meester vrijelijk beschikte, die niets bezat dat hij het zijne kon noemen, was
allengs een vrij daglooner en hoevenaar geworden. De vrije ambachtsman en winkelier werd
fabrikant en koopman. Handelsvaartuigen doorkruisten de zeeën en verlevendigden de rivieren,
en brachten met de visschersvloten rijkdom en welvaart in het land. Tot beveiliging van lijf en
goed werden wallen en poorten gebouwd, en naarmate de kasteelen verdwenen, waren allengs de
steden verrezendoor de Vorsten begunstigd, als een machtige steun tegen den overmoed van
den Adel. Zoo had zich in de Nederlandsche provinciën een krachtig gemeenteleven ontwik
keld, voor den poorter een kweekschool van vrijheid en zelfstandigheid. Gelijk de gilden de
belangen regelden van het gemeenschappelijk bedrijf, bezorgden de stedelijke besturen de zaken
der gemeente. De veiligheid werd gewaarborgdde eigendom verzekerd, en naar de wet door
eigen rechters het geschil beslist tusschen den man en zijn naaste. Ter dagvaart opgekomen,
zaten de afgevaardigden der steden naast den Adel in de Staten der provinciënen het Groot
Privilegie was misschien de vrijzinnigste grondwet der 15e eeuw. Intusschen hadden de handel
en het uitgkw'eid verkeer steden en gewesten met elkander in aanraking gebrachten de behoefte
doen ontstaan aan nauwer verband. De vereeniging van de meeste en eindelijk van alle Neder-
landsche gewesten onder denzelfden Vorst had daartoe krachtig medegewerkt. Met opoffering van
menige plaatselijke vrijheid en menig geleefd privilegie, onder heftige tegenkanting van menige in
hare rechten gekrenkte burgerij en niet zonder bloedigen strijd, was daar eenheid en orde
gekomen in het krijgswezen, in het burgerlijk bestuur, in de rechtsbedeeling en in de regeling van
de belastingen en het geldelijk beheer. Noode en alleen door de behoefte aan een gemeenschap-
pelijken band gedreven, hadden de Nederlanders zich gebogen voor het centraal gezag, dat een
vormigheid eischte en algemeenen regel, waar tot nog toe de verscheidenheid der vrijheid had bestaan.
De oude maatschappij was voorbijgegaan, de ridderlijke wereld was door de burgerlijke vervangen,
en het denkbeeld van den Staat, van den Monarchalen Staat begon zich te ontwikkelen.
Weldra had deze beweging in de richting der eenheid en eenvormigheid een punt bereikt, waarop
beslist zou moeten worden, of de volksvrijheid daarin zou moeten ondergaan of behouden blijven,
en of tegenover het oppermachtig staatsgezag de persoon, de burger, de redelijke mensch ook nog
eenige rechten en vrijheden zou overhouden. Een Vorst, vreemd aan het Nederlandsche volk en den
Nederlandschen landaardSpanjaard naar aanleg en ontwikkelinghad het bestuur over deze lan
den aanvaard, en meende de Nederlanders te kunnen regeeren naar zijn wil en welbehagen.
Hij erkende geenerlei rechten van Adel of burgerij. Wie zou daar stem hebben naast den Vorst, tegen
den Vorst in zaken van regeering en bestuur Hij sloot zelfs het oor voor de stemmen die tot hem
kwamen met ernstig vertoogbescheiden inlichting of nederig verzoek. Wiens raad zou hij behoeven,
en wist hij dan zelf niet wat goed en nuttig wasvoor het volk? Hu zou hunne zaken besturen
en hun voorschrijven wat zij doen en latenook wat zij denken en gelooven zouden. Hij zou dat
doen uit zijn kabinet te Madrid, en zond zijn hardste en onverbiddelijkste dienaren over, als uit
voerders van zijn onverzettelijken wil. Zoo dreigde de staatseenheidnauwelijks gevestigd op de ge
schonden stedelijke en provinciale vrijheden, te ontaarden in vorstelijk absolutisme. Maar de be
woners dezer landen hadden een andere bestemming, hun was een andere baan van ontwikkeling
voorgeschreven. Dat gevoelden zijen tevensdat de tegenovergestelde wegdien de Koning
hun weeshen ten ondergang' zou voeren. Daarom stonden zij op tegen 's Konings landvoogd en
eindelijk ook tegen den Koning, en aanvaardden den strijd voor de vrijheid van geweten, voor
de vrijheid van den mensch en den burger, voor het eigen bestuur hunner zaken naar Nederland
sche begrippen, tegen den machtigsten monarch van Europa.
Die opstand, met hoeveel geestdrift te Brielle begonnen, hoe snel en krachtig uitgebreid over
het geheele landscheen even spoedig in bloed en puin gedempt te zullen worden. De eene stad
na de andere boog het hoofd, na krachtig verzet, of door vrees en gevoel van onmacht tot onder
werping genoopt, en overal hield de landvoogd bloedig strafgericht. Aan den uithoek van het land,
op den ouden zandrug en het drassig land tusschen de meeren en poelen van Noord-Holland, leefde
een bevolking, wier stugge onverzettelijkheid die des Konings evenaarde, en die geen blijk gaf
van eenige gezindheid om zich te onderwerpen. Aan haar zal de landvoogd een voorbeeld stellen,
en in vergelijking met het lot dat haar wacht zal elke tot nog toe gehouden strafoefening loutere
goedertierenheid zijn. Alkmaar wordt belegerd en bestormdAlkmaar slaat den storm af en wordt
ontzet. En van dat oogenblik af keert de kans.
Van nu af aan houdt de opstandeling stand tegen de best geoefende krijgsmacht; hij dringt den
Spanjaard terug, terug tot over de groote rivieren, tot aan de grenzen van Noord-Nederland, en
de opstand wordt een oorlog, een oorlog van een vrije republiek tegen een vreemden Staatdie
met de overwinning der Yereenigde Provinciën en de erkenning harer onafhankelijkheid eindigt. Van
Alkmaar begint de Victorie.
Driehonderd jaren zijn voorbijgegaan, en op het derde eeuwfeest van Alkmaars moedig verzet
en gelukkige bevrijding juicht gansch de burgerij over do toen behaalde victorie, dankend voor dat
heuglijk keerpunt in den bangen strijd onzer vaderen, met erkentelijkheid terugziende op de
schoone ontwikkeling van het toen aan zich zelf weergegeven Nederlandsche volk, in dentegenwoor-
digen benijdbaren toestand de gezegende gevolgen opmerkende van de toen bewezen burgertrouw
en heldenmoed. Geheel het Nederlandsche volk deelt in de feestvreugde. Duizenden stroomen tot
de jubelende stad, en stempelen den achtsten Octoberdag tot een nationalen feestdag. Vorsten
huis en volk vereenigen zich tot de oprichting van het beeld der Overwinning op de plek waar
Alkmaars bezetting en burgerij den Spanjaard terugwierp van de wallen, die niet alleen de stad,
maar de vrijheid der Nederlanden ten bolwerk strekken. En de nazaat van den grooten Oranje,
die de zaak van het Nederlandsche volk tot de zijne had gemaakt, wiens wakende zorg en
bemoedigend woord ook onze vaderen steunden in het bang beleg en wiens bevel de zee tot
onze bevrijding door de dijken joeg, Neerlands Koning, legt met eigen hand den sluitsteen van
de grondslagen waarop dat beeld zal verrijzen.
Eenheid had Philips begeerd, eenheid in alles, door geweld opgelegd en gehandhaafd. Vrijheid
wenschte het Nederlandsche volk, en om die te veroveren en te verdedigen zocht het zijn sterkte
in eendracht. Eenheid wordt ook thans allerminst onder ons gevonden. Toch kunnen wij één
zijn'in liefde voor de vrijheid. Die liefde was de band die voor drie eeuwen Oranje aan Nederland
verbond, zij b 1 ij v e Vorst en volk verbinden! Vrijheid voor allen zij onze leuze, nog in ruimeren
en hoogeren zin dan in 1573, en tot bescherming onzer gemeenschappelijke vrijheid zij meer dan
1
ooit EENDRACHT Onze MACHT
■*W. v, d. K.
EEN NEÈKLWbSCII WO (III II
F1