No. 10.
Zesënzeventigste
Jaargang.
1874.
Z O N I) A G
8 MAART.
#fficicel (Ocbeeltc.
Wat scheelt de Tweede Kanier?
Üllc&clijkschc öccichtcu.
IBaiitschiand.
IScl^ic.
Frankiijk..
k l k II A A
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post O,HO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM". CÜSTER ZOON.
E C 0 i' K
De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en "WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden:
dat de Militieraad in dit district, zijne eerste zitting, be
stemd tot bet onderzoeken der redenen van vrijstelling van
lotelingen dezer gemeente, zal houden ten raadhuize der ge
meente Alkmaar, op Vrijdag 13 Maart e.k., des voor-
middags ten 10 ure.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
27 Febr. 1873. De Secretaris,
NUHOUT van pek VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat het kohier der belasting op de honden over de dienst
van 1874, door hen op heden is vastgesteld en van af he
den gedurende 14 dagen ter gemeente-secretarie is nederge-
legdgedurende welken tijd bij den gemeenteraad in beroep
kan worden gekomen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
3 Maart 1874. De Secretaris,
NUHOUT van dek VEEN.
KENNISGEVING.
Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengt op grond van art,. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats
blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge-
meente, dat het kohier van het Patentregt over het 3' kwar
taal van de dienst 1873/74, op 27 Februarij 1874, door
den Heer Provincialen Inspecteur der directe belastingen
in Noordholland executoir verklaardop heden aan den
Heer Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze
gemeente ter invordering is overgegeven,
Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven,
ten einde alle geregtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid
zouden voortvloeijente voorkomen.
Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn,
den 2 Maart 1874. A. MACLAINE PONT.
POLITIE.
Aan het politiebureau alhier zijn inlichtingen te bekomen
omtrent een gevonden gouden ring met diamant steentje.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de 2". helft der maand Januari 1874.
D. BRUINAlkmaar; S. van MOPPESH. ITTMAN,
adres KOK, J. VOLKERS, L. OESTERMAN, Amsterdam;
WOUTJE MEIJER, Arnhem; H. HILBRAND, Egrnond-
binnen; CORNELIA NABER, L. NERING BöGEL,'s Gra-
venhage;A. SCHUITEMAKER, Heerhugowaard; BEUKERS,
Hilversum; C. KOSSEN, St. Maarten; J. KOREN, de Rijp;
J. HOEK. de Schermer; J. SCHOON, Schiedam; J .v. HEEMS,
Utrecht; Jb. MORSCH, Wieringerwaard.
Van de Hulpkantoren
AvenhornK. SCHELLINGEN, Alkmaar.
Heerhugowaard: H. DEUTElCOM Amsterdam.
Deze in den vorm niet zeer beleefde vraag beeft zich niet
voor het eerst - maar misschien nooit zoo van alle kanten
doen hooren als bij de verwerping der muntwet. Zij is sinds
lang de orde van den dag. Meer en meer vestigt en ver
breidt zich de overtuiging, dat er iets hapert in het rader
werk onzer Wetgevende Macht, en dat liet gebrek schuilt
in de Tweede Kamer. Wel is men evenmin gewoon het
tegenwoordig Ministerie te roemen, wel worden sommige zij
ner leden gebrek aan werkzaamheid, aan overtuigingaan
energie en beleid verweten, maar de ontevredenheid openbaart
zich in de eerste plaats en bijna algemeen tegen de Tweede
Kamer, en dat is van bedenkelijker aard dan dat zij bet Mi
nisterie trof. Bij een gelukkig samengestelde en voorspoedig
werkende Volksvertegenwoordiging zal het aan een geschikt
Ministerie niet lang ontbreken; maar hoe zal het gaan, als
de oorzaak der onvruchtbaarheid op wetgevend gebied ge
zocht moet worden in de Vertegenwoordiging zelve?
Dat de openbare meening zich allengs meer algemeen tegen
de Tweede Kamer keertis op zich zelf wel geen b e w ij s,
datde veroordeeling der handelingen van dat lichaam ge
grond ismaar een vermoeden voor haar gegrondheid
is het ongetwijfeld. Onze Wetgevende Macht werkt in het
openbaar, voor aller oog; de veroordeeling van de wijze van
werken der Tweede Kamer door de openbare meening is
daarom ongeveer gelijk aan het veroordeelend vonnis van
een jury, die geen redenen geeft, maar vonnist of vrijspreekt,
naar eigen overtuiging. Zelfs al was het ongunstig oordeel
der openbare meening blijkbaar ongegrondook dan nog
zou het bestaan dier ongunstige meening op zich zelf reeds
een bedenkelijk verschijnsel zijnwant bedenkelijk is zonder
twijfel de toestand van een volk, dat het vertrouwen op zijn
wettige Vertegenwoordiger heeft verloren. Maar is dat oor
deel nu inderdaad zoo ongunstig? Helaas, ja. «De heeren
in den Haag" schijnen dat zoo niet te weten; maar voor
ieder ander behoort het tot die zaken, waarvan men het bewij;
zelfs niet verlangtmen pleegt toch aan de philosophen van
beroep over te laten het bewijs te vorderen en te leveren
van het bestaan der dingen die iedereen dagelijks onder
allerlei omstandigheden opmerkt. Het kwaad waarover a 1
gemeen geklaagd wordt, is dezer dagen zeer juist omscbre'
ven door den Hoogleeraar Vissering in zijn rechtmatig ver
zet tegen de minder goede manieren van een Kamerlid. /'Er
is een kwaad" schrijft hij «dat meer en meer in onze
Staatsvergadering om zich grijpt en dat wel geschikt is om den
eerbied voor de" Vertegenwoordiging niet te vermeerderen
Er komt geen groote quaestie ter sprake, of elke individueele
opvatting, ook de meest oppervlakkige (om geen harder
woord te gebruiken), acht zich bevoegd, zich als advies aan
de Regeering en aan de leden der Kamer op te dringen.
Men roemt er in dat men geen deskundige isen neemt
daaruit aanleiding om in het breede voort te redekavelen
zonder eenig licht over de aanhangige vraag te verspreiden.
Zelfs het in dubiis alistine wordt ter motiveering van een
beslist afkeurend oordeel aangevoerd. Had dit alles geen
ander nadeel dan dat de discussiën tot in het eindelooze gerekt
en schromelijk verward worden, het ware noch te verdragen.
Maar elk houdt liefst aan zijn eenmaal uitgesproken meening
vast en eindigt met alles te verwerpen, omdat z ij n meening
niet kan zegevieren. Zoo is het in de laatste jaren gegaan
met meer dan een gewichtig voorstel van wetgeving. Zoo
zal het, naar allen schijn, ook nu weer gaan. De een is en
blijft gehecht aan den zilveren standaard, de ander wil den
dubbelen, een derde den gouden, mits onder voorwaarde van
aansluiting aan het frankenstelsel, een vierde wil den souve-
reign, een vijfde de mark, een zesde wil het volwichtig zil
vergeld als pasmunt behouden, en elk drijft zijn opvatting door,
onder bedreiging van afstemming van het voorstel. Zoo komt
er ten slotte niets tot stand. Elke groote maatregel van wet
geving, met hoeveel ernst en zorgvuldig overleg ook voor
bereid, wordt onder dien stroom van beginsellooze individu
eele meeningen onmogelijk. De Wetgevende Macht in den
Staat geeft zichzelve een brevet van onvermogen. Het Land
kan daarbij niet wèl varen. En de gehechtheid des volks
aan zijn Staatsinstellingen wordt op een zeer gevaarlijke proef
gesteld.
"Het kan, meen ik, zijn nut hebben, dat Gij en eenige
andere leden der Kamer wetenhoe men buiten de Kamer
denkt en spreekt."
Inderdaad het kan zijn nut hebbenwant het is iu zeer
uitgebreiden zin waarwat de heer Vissering schreef„de
discussie over de muntwet heeft tot heden een bedroevenden
indruk gemaakten ik kan het u verzekeren op mij niet
alleen." Men kan er bijvoegenen de discussie over de
muntwet niet alleen.
Het is met de muntwet gegaan als met de wet tot invoe
ring eener algemeene inkomstenbelasting. Zij viel omdat er
geen meerderheid kon worden gevonden voor hetgeen het
bestaandeofschoon door de meerderheid afgekeurd moest
vervangen. De patentbelasting werd door de groote meer
derheid veroordeeld als onrechtvaardigals slechts een deel
des volks drukkendeals ongelijk drukkend en willekeurig.
De openbare meening was hierin de Kamer jaren vooruit
eindelijk zou haar voldoening worden geschonken, en de sinds
lang veroordeelde belasting worden afgeschaft. De Kamer
bekrachtigde het veroordeelend vonnismaar kon het niet
eens worden omtrent hetgeen voor de af te schaffen belasting
in de plaats zou komenende belasting werd niet af
geschaft. Thans was de meerderheid voor de aanneming van
den gouden standaard maar men was het niet eens over de
gehalte der nieuwe munt. Daarom blijft alles vooreerst bij
het oude. Ditmaal is door een behendige manoeuvre vóór
over de vervanging van den zilveren door den gouden
standaard kon worden gestemd gelegenheid gegeven om de
onmogelijkheid aan het licht te brengen van een meerderheid
vinden voor het vaststellen van het gehalte der nieuwe
munt, die men bij de aanneming van den gouden standaard
zou moeten slaan. Over het hoofdpunt is derhalve niet ge
stemd. „Wij kunnen geen beginsel aannemen als wij niet
weten hoe het zal worden uitgevoerdzei de heer Kappeyne.
,Hoe kunnen wij besluiten het goud te nemenvroeg hij
als wij niet weten welk goud zal genomen worden De
Kamer stemde daarom eerst over het goudgewicht der aan
te nemen munten uit de verwerping van alle amendemen
ten zoowel als van het wetsartikel zelf bleek het, dat daar
omtrent geen overeenstemming tusschen de helft der aanwe
zige leden 1 te verkrijgen was. Het wetsontwerp werd
daarop door de Regeering ingetrokken. Zijn daardoor niet
olkomen bewaarheid de woorden van den heer Vissering
De wetgevende macht in den Staat geeft zich zelve een
brevet van onvermogen Inderdaad sterker kan het niet.
De Regeering stelt voor, den zilveren standaard onzer munt
door den gouden te vervangen; de Kamer antwoordt: ja,
wij zijn daar ook wel voormaar wij betwijfelen of wij het
onder elkander wel eens zullen kunnen worden omtrent het
gehalte der nieuwe muntomtrent aansluiting bij Engeland,
Duitscliland of Erankrijkof wel omtrent toenadering tot het
in één dier Staten bestaande stelselof wel omtrent een ge
heel zelfstandig muntstelsel; wacht een oogenblik, wij zul
len het eens beproeven De proef wordt genomen en mis
lukt. De Regeering is alzoo genoodzaakt het wetsvoorstel
terug te nemen.
Zulke mislukkingen zijn geen nederlagen van het Minis
terie, maar van de Kamer. De natie gevoelt dat, en vandaar
treffen haar verwijten ook niet de Ministers, maar alleen de
Tweede Kamer. Zij eischt, dat de Kamer iets tot stand zal
brengenen dat is geen onbillijke eisch. Maar daartoe is
het volstrekt noodig, dat men zich verstaat omtrent de wijze
hoe iets tot stand zal worden gebracht. De natie eischt, dat
men zich zal verstaanen die eisch is alweer niet onbillijk
Als het regel wordtdat men wel eenstemmig genoeg is
om af te keuren en af te brekenmaar niet eenstemmig ge
noeg om op te bouwen en tot stand te brengendan komt
de natie tot bet besluit, dat er met deze Kamer niet te re-
geeren is en ook daarin heeft zij gelijk. Onvermogen om iets
tot stand te brengen is het ergste gebrek dat een Volksver
tegenwoordiging kan aankleven. Zij behoort in onderling
overleg alle zaken te kunnen regelen. Blijkt zij daartoe niet
in staatdan rijst hier en daar twijfel aan de bruikbaarheid
onzer Staatsinstellingen zeiven. Gelukkig hebben wij een tijd
gekend waarin het in dit opzicht beter was gesteld. Daarop
wijzende, hebben wij het recht te beweren, dat het niet aan
de instelling, maar aan de wijze van werken en aan de per
sonen ligt. Wanneer de minderheden die tegen verschillende
deelen der wet gestemd hebben, de gewoonte aannemen van
zich bij de eindstemming tegen de wet te vereenigenof
gelijk thansdoor vooraf elke voorgestelde toijze van regelen
te verwerpen de regeling zelve onmogelijk maken dan ver
oordeelt een vergadering zich zelvedan toont zij den tact
te missen om de punten waarop toegegeven kan worden te
onderscheiden van de hoofdzaakdan blijkt net haar te ont
breken aan dat politiek beleid waardoor alleen een beraad
slagende vergadering door onderling overleg iets tot stand
kan brengen.
Beraadslagen onderling overleg is daar sprake van
wanneer ieder lid optreedt met een beslistheid waaruit blijkt
dat hp voor zich reeds onherroepelijk partij heeft gekozen
waarneer zijn antwoord op hetgeen tegen zijn meening is aan
gevoerd, het voor allen duidelijk maakt, dat hij er zelfs niet
aan gedacht heeft, ernstig na te gaan wat er waars is ge
legen in de meening en de gronden van zijn bestrijder, maar
dat hij zijn aandacht alleen beeft gewijd aan de zwakke pun
ten van het betoogom het zoo mogelijk te vernietigen
«Advies" is de pedante naam dien men reeds gewoon is te
geven te geven aan hetgeen een lid in het midden meent te
te moeten brengen. Er wordt in de Tweede Kamer niet.
van gedachten gewisseld en beraadslaagd, maar gepleit,
ell het is bekend dat pleiters het nooit eens worden.
In de aankondiging van het boek van den graaf Gruau de
la Barre, den verdediger van de thans weer in hooger be
roep als sluwe bedriegers afgewezen familie die zich voor de
rechte afstammelingen van Lodewijk XVI uitgeeft, wijst de
Hoogleeraar R. Eruin op het verschil tusschen de historische
methode van onderzoek en de methode der advokaten. «Niet"
zegt hij (in de Gids van Maart) //dat ik mij zou ver
bazen over de partijdigheid waarmee de advokaat slechts ééne
zijde van de quaeslie toont, of over het meten met verschil
lenden maatstaf, al naar dat hij zijn eigen hewijsst ukken
aanprijst, of die van zijn tegenpartij weerlegt; dat ligt in
den aard van het beroephij is pleiter en niet rechter."
Maar wat den advokaat geoorloofd is, als eigenaardig aan
zijn beroep, is ten eenen male misplaatst, in een lid van de
Tweede Kameij; wat in de pleitzaal tot op zekere hoogte
uit den aard der taak van den pleiter noodzakelijk voort
vloeit, is gevaarlijk, is verderfelijk in de vergaderzaal van
's lands vertegenwoordiging. Bijna eenstemmig, door alle
partijen, door de organen der meest verschillende richtingen
wordt op dat verderf gewezen. Ieder schijnt het te zien.
Zijn alleen de leden der Kamer zeiven er blind voor?1
W. v. d. K.
Rijksdag.
pergermet
Den 25 is, op voorstel van den beer Reichens
130 tegen 120 st. besloten om het nieuwi
Parlementsgebouw te plaatsen op het terrein achter het te
genwoordige vergaderlocaal. Eene commissie van 7 Afge
vaardigden zal met den voorzitter en eenige deskundigen
een bouwplan en raming van kosten vaststellen.
Pruisen. Te Berlijn was den 22, in een der zalen van
het raadhuiseene vergadering belegd door het voorloopig
comité voor de oprichting eencr oud-eatholieke gemeente,
maar lang vóór het bepaalde uur waren alle plaatsen door
aanhangers der ultramontaansche richting, onder aanvoering
van 2 redacteuren der Germania, bezet, dien den voorzitter,
prof. Fieweger, niet aan het woord lieten komen en het doel
der vergadering verijdelden.
Bij het ontwerp van wet tot invoering van het burgerlijk
huwelijk was gedurende een tijd van overgang het houden
der registers Ook aan de geestelijken opgedragen, maar aan
gezien de orthodoxe geestelijkheid zich daartegen verklaarde,
heeft het Heeren luis de geestelijken buiten gesloten van het
houden der registers.
Bij het in beslag nemen van meubelen in het bisschoppe
lijk palcis te Munster, op den 28, heeft de menigte eene
dreigende houding aangenomen, zoodat de policie de mili
taire macht te hulp riep. Deze is den volgenden dag ge
consigneerd geweest en de burgemeester heeft bekend ge
maakt, dat. zij bij herhaling der ongeregeldheden van hare
wapenen gebruik zou maken.
Beieren. De cholera-epidemie te Munchen kan eindelijk
als geweken beschouwd worden. Omstreeks 2900 ziektege
vallen zijn voorgekomen, waarvan bijna 1400 met doodelijken
afloop.
Elzas-Lotiiartngen. Op fransche couranten zullen de
nog altijd geldende voorschriften der fransche wet betreffende
de toelating van buitenlandsche tijdschriften voortaan worden
toegepast.
Volgens franschgezinde berichten heerscht te Straatsburg,
zoowel onder cat.holieken als protestanten, groote verbittering
tegen msgr. Rdsz, wegens zijne verklaring in den Rijksdag
omtrent het t.ractaat van- Frankfort. Het volk was voor het,
bisschoppelijk paleis te hoop geloopen en zou de glazen in
geworpen hebben, indien de militaire macht dit niet nog
intijds verhoed had.
De bisschop heeft, aan een vriend geschrevendat hq m
al zijne handelingen de erkenning van het, tractaat, van Frank
fort op den voorgrond gestelden dat hij geen mandaat,
aangenomen heeft, om tegen de annexatie te protesleeren
maar om de belangen van zijn ongelukkig land in het oog
te houden en die der catholieke Kerk te bevorderen.
De Kamer van Afgevaardigden heeft den 26 Febr. met alg. st
aangenomen een wetsontwerpwaarbij de pachttermijn voor
domaniale ijzerertsmijnen en leigroeven op 40 jaren wordt
bepaalden wel met een amendement van den heer Frere
bepalende, dat, de verpachting in elk geval bij openbare
aanbesteding moet geschieden.
Den 26 is het in 1844 voltooide raadhuis te S. Nicolaas,
in Vlaanderen, met de daaraan belendende letterkundige so
cieteit en kunstmuzcum ten gevolge van een schoorsteen
brand en van het iu het, ongereede zijn der bluschmiddelen
geheel in de asch gelegd. De registers van den burgerlijken
stand en van het secretariaat, het meubilair van het raadhuis,
de schilderijen enz. van het muzeum zijn gered, maar het
militair depót van kleeding en wapenen, ter waarde van 350,000
fr„ is verloren gegaan
Den 28 is de spoorweg van Hasselt naar Maaseyck feest-
telijk geopend.
Bij de installatie van het nieuwe gemeentebestuur te Toulon
heeft het eerste raadslid, de heer Votrain, hulde gebracht aan
het afgezette bestuur en de verantwoordelijkheid voor de te
wachten moeilijkheden en teleurstellingen geworpen op hen,
die meer gedacht hebben aan bet plegen eener daad van vij
andigheid tegen de republiek dan aan de belangen der ge
meente. Zijne rede werd met den kreet „leve de republiek!"
beslotenwaarmede alle raadsleden instemden. De nieuwe
maire noodigde daarop den raad uit, gezamenlijk de kreten
aan te heffen„leve FrankrijkLeve de republiekLeve de
PresidentDe raadsleden stonden ten tweeden male op, maar
beperkten hunne instemming tot Frankrijk en de republiek.
De radicale Afgevaardigde Godin, die als maire van het
stadje Guise ontslagen is, heeft geweigerd zijne fuuctiën
neder te leggen en de mairie aan bet, eerste raadslid over te
geven. De ontevredenheid der republikeinen is vermeerderd
door het ontslag als mairie der heeren Lenoël en Tocqueville,
die het dept. Nauw van Galais in de Kamer vertegenwoor
digen en tot de gematigden behooren.
De 100000 fr. door den heer Debrousse geschonken, is uit
sluitend bestemd voor het lossen van bedden uit de parijsche
banken van leening. Voor de volksgaarkeukens heeft hij
10000 fr. gegevende baron Rothschild 10000, de manufac-
turen-firma „la Belle Jardiniere" 3000, de graaf v. Chambord
3000, de aartsbisschop Guibert 1000, de hertog v. Aumale
5000, verscheidene prinsen en prinsessen v. Orleans 3000 of
2000.
In 1875 zal te Parijs weder een wereldtentoonstelling van
kunst en nijverheid gehouden worden, als particuliere onder
neming zonder Staats-subsidie. Het oude nijverheidspaleis
in de Champs-Elysées zal daarvoor beschikbaar gesteld en
van de noodige annexen voorzien worden.
Eene deputatie der te Nieuw-York gevestigde franschen
heeft den 27 den heer Thiers een album en een adres over
handigd. De heer Thiers heeft, in zijn antwoord aan die
deputatie gezegd, dat de eenige mogelijke regeeringsvorm
voor Frankrijk de republikeinsche is en, dat alle pogingen
om de monarchie te herstellen vruchteloos zouden zijn. Hij
voegde er bij dat hij zijne nog overige levensdagen aan
Frankrijk zou wijden.
Het hof van appèl heeft den 27 uitspraak gedaan in de
zaak van de erfgenamen van Naundor/f, en, hen voor stout
moedige geslepen gelukzoekers verklarende, de uitspraak in
1851 gedaan bekrachtigd en hen veroordeeld tot het betalen
eener geldboete en van de kosten der instantie.
In Vaucluse en Vienne zijn tot Afgevaardigden verkozen
de republikeinsche candidaten Ledru-Rollin en Lepetit, met
meerderheden van 2000 en 3000 stemmen. Eerstgenoemde
verwierf 33000 stemmen; in de hoofdplaats Avignon bleef
hij in de minderheid tegenover zijn conservatieven mededin
ger, markies Büliotti. Yienne, dat steeds door royalisten en
bonapartisten vertegenwoordigd werd, verkoos den heer Lepetit
met 34000 st.
Nationale Vergadering. De commissie voor het crediet
van 400000 fr. ten behoeve der naar Algiers geweken 1714
spaansche insurgenten, heeft den minister van binn. zaken
bewogen, zijnen eisch tot 250000 fr. te beperken.
Bij" de voordracht van den minister Depeyre, tot wijziging
der wet omtrent den Staatsraadwordt het aantal staats
raden in gewone dienst op 27 gebracht, de benoeming van
den voorzitter aan den President der republiek opgedragen
bepaald dat die voorzitter zitting in den ministerraad zal
hebbenmet adviseerende stem ten opzichte van alle zaken
die aan den Staatsraad onderworpen zijnen het minimum
van ouderdom (25 jaren) opgeheven voor de deelneming aan
het concours voor den rang van auditeur le kl.
Den 25 is met 510 tegen 129 st. verworpen de door de
commissie voorgestelde verhooging met 50 p.e. van de suc
cessie-belasting in de rechte lijn. De budjet-commissie heeft
daarop gerapporteerd over het voorstel van den heer Pouyer-
Quertier, die, als surrogaat voor de zoutbelasting, eene hef
fing op de suiker bij de raffinaderijen (opbrengst 20 a 25
miljoen) wil invoeren. De conclusie strekte tot verwerping,
niet omdat de voorgestelde wijze van heffing onmogelijk werd
geacht, maar omdat het land. door de suiker-conventie ge
bonden is.
De vergadering heeft verworpen de voorstellenvan den
heer Belcastel om de piano's te belasten met 10 fr. per stuk;
van burggraaf de Lor geril om de photografische portretten
naar gelang harer grootte, te belasten met 10 c. tot 1 fr.
en elke livereibediende met 20 fr.; van den heer Casimir-
Périer, geamendeerd door den heer Leon Saytot belasting
van het glas- en kristalwerk met 12 j p.c., het laatste met
457 tegen 144 st.
Den 26 is beraadslaagd over het voorstel van den heer
Pouyer-Quertier, om de suikerraffinaderijen, die belasting van
de ruwe suiker bij den inslag betalen, aan hetzelfde toezicht
te onderwerpen als de fabrieken-raffinaderijendie zoowel
fabriceeren als raffineeren en. belasting betalen van de vóór
den uitslag opgenomen suiker. Het werd door 3 ministers
bestreden, niet omdat zij in die verandering geen voordeel
zagenmaar omdat Frankrijk aan de suikerconventie van
1864 gebonden is en het alzoo niet mogelijk zou zijn de
wijziging met 1°. April of Mei in te voeren. De voorsteller
betoogdedat de conventie geen beletsel was en^ dat, indien
men het ernstig wildede onderhandeling vóór dien tijd
wel slagen kon. De minister Mugne verklaarde zich voor
het voorstel van den heer Parisdat hetzelfde bedoelt, maar
eerst na het verstrijken der conventie, met 1 Juli 75. De
discussie werd hartstochtelijk en de heer Pouyer-Quertier
herhaaldelijk toegejuicht. Toen het echter op stemmen aan
kwam, trok hij, tot verwondering van velen, die luide hunne
teleurstelling te kennen gavenzijn voorstel in. De heer
Villain (van de uiterste linkerzijde), ondersteund door den.