No. 10. Zesënzeventigste Jaargang. 1874. Z O N I) A G 8 MAART. #fficicel (Ocbeeltc. Wat scheelt de Tweede Kanier? Üllc&clijkschc öccichtcu. IBaiitschiand. IScl^ic. Frankiijk.. k l k II A A Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post O,HO, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM". CÜSTER ZOON. E C 0 i' K De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en "WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden: dat de Militieraad in dit district, zijne eerste zitting, be stemd tot bet onderzoeken der redenen van vrijstelling van lotelingen dezer gemeente, zal houden ten raadhuize der ge meente Alkmaar, op Vrijdag 13 Maart e.k., des voor- middags ten 10 ure. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 27 Febr. 1873. De Secretaris, NUHOUT van pek VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat het kohier der belasting op de honden over de dienst van 1874, door hen op heden is vastgesteld en van af he den gedurende 14 dagen ter gemeente-secretarie is nederge- legdgedurende welken tijd bij den gemeenteraad in beroep kan worden gekomen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, AlkmaarA. MACLAINE PONT. 3 Maart 1874. De Secretaris, NUHOUT van dek VEEN. KENNISGEVING. Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt op grond van art,. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge- meente, dat het kohier van het Patentregt over het 3' kwar taal van de dienst 1873/74, op 27 Februarij 1874, door den Heer Provincialen Inspecteur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaardop heden aan den Heer Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven, Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle geregtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid zouden voortvloeijente voorkomen. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn, den 2 Maart 1874. A. MACLAINE PONT. POLITIE. Aan het politiebureau alhier zijn inlichtingen te bekomen omtrent een gevonden gouden ring met diamant steentje. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2". helft der maand Januari 1874. D. BRUINAlkmaar; S. van MOPPESH. ITTMAN, adres KOK, J. VOLKERS, L. OESTERMAN, Amsterdam; WOUTJE MEIJER, Arnhem; H. HILBRAND, Egrnond- binnen; CORNELIA NABER, L. NERING BöGEL,'s Gra- venhage;A. SCHUITEMAKER, Heerhugowaard; BEUKERS, Hilversum; C. KOSSEN, St. Maarten; J. KOREN, de Rijp; J. HOEK. de Schermer; J. SCHOON, Schiedam; J .v. HEEMS, Utrecht; Jb. MORSCH, Wieringerwaard. Van de Hulpkantoren AvenhornK. SCHELLINGEN, Alkmaar. Heerhugowaard: H. DEUTElCOM Amsterdam. Deze in den vorm niet zeer beleefde vraag beeft zich niet voor het eerst - maar misschien nooit zoo van alle kanten doen hooren als bij de verwerping der muntwet. Zij is sinds lang de orde van den dag. Meer en meer vestigt en ver breidt zich de overtuiging, dat er iets hapert in het rader werk onzer Wetgevende Macht, en dat liet gebrek schuilt in de Tweede Kamer. Wel is men evenmin gewoon het tegenwoordig Ministerie te roemen, wel worden sommige zij ner leden gebrek aan werkzaamheid, aan overtuigingaan energie en beleid verweten, maar de ontevredenheid openbaart zich in de eerste plaats en bijna algemeen tegen de Tweede Kamer, en dat is van bedenkelijker aard dan dat zij bet Mi nisterie trof. Bij een gelukkig samengestelde en voorspoedig werkende Volksvertegenwoordiging zal het aan een geschikt Ministerie niet lang ontbreken; maar hoe zal het gaan, als de oorzaak der onvruchtbaarheid op wetgevend gebied ge zocht moet worden in de Vertegenwoordiging zelve? Dat de openbare meening zich allengs meer algemeen tegen de Tweede Kamer keertis op zich zelf wel geen b e w ij s, datde veroordeeling der handelingen van dat lichaam ge grond ismaar een vermoeden voor haar gegrondheid is het ongetwijfeld. Onze Wetgevende Macht werkt in het openbaar, voor aller oog; de veroordeeling van de wijze van werken der Tweede Kamer door de openbare meening is daarom ongeveer gelijk aan het veroordeelend vonnis van een jury, die geen redenen geeft, maar vonnist of vrijspreekt, naar eigen overtuiging. Zelfs al was het ongunstig oordeel der openbare meening blijkbaar ongegrondook dan nog zou het bestaan dier ongunstige meening op zich zelf reeds een bedenkelijk verschijnsel zijnwant bedenkelijk is zonder twijfel de toestand van een volk, dat het vertrouwen op zijn wettige Vertegenwoordiger heeft verloren. Maar is dat oor deel nu inderdaad zoo ongunstig? Helaas, ja. «De heeren in den Haag" schijnen dat zoo niet te weten; maar voor ieder ander behoort het tot die zaken, waarvan men het bewij; zelfs niet verlangtmen pleegt toch aan de philosophen van beroep over te laten het bewijs te vorderen en te leveren van het bestaan der dingen die iedereen dagelijks onder allerlei omstandigheden opmerkt. Het kwaad waarover a 1 gemeen geklaagd wordt, is dezer dagen zeer juist omscbre' ven door den Hoogleeraar Vissering in zijn rechtmatig ver zet tegen de minder goede manieren van een Kamerlid. /'Er is een kwaad" schrijft hij «dat meer en meer in onze Staatsvergadering om zich grijpt en dat wel geschikt is om den eerbied voor de" Vertegenwoordiging niet te vermeerderen Er komt geen groote quaestie ter sprake, of elke individueele opvatting, ook de meest oppervlakkige (om geen harder woord te gebruiken), acht zich bevoegd, zich als advies aan de Regeering en aan de leden der Kamer op te dringen. Men roemt er in dat men geen deskundige isen neemt daaruit aanleiding om in het breede voort te redekavelen zonder eenig licht over de aanhangige vraag te verspreiden. Zelfs het in dubiis alistine wordt ter motiveering van een beslist afkeurend oordeel aangevoerd. Had dit alles geen ander nadeel dan dat de discussiën tot in het eindelooze gerekt en schromelijk verward worden, het ware noch te verdragen. Maar elk houdt liefst aan zijn eenmaal uitgesproken meening vast en eindigt met alles te verwerpen, omdat z ij n meening niet kan zegevieren. Zoo is het in de laatste jaren gegaan met meer dan een gewichtig voorstel van wetgeving. Zoo zal het, naar allen schijn, ook nu weer gaan. De een is en blijft gehecht aan den zilveren standaard, de ander wil den dubbelen, een derde den gouden, mits onder voorwaarde van aansluiting aan het frankenstelsel, een vierde wil den souve- reign, een vijfde de mark, een zesde wil het volwichtig zil vergeld als pasmunt behouden, en elk drijft zijn opvatting door, onder bedreiging van afstemming van het voorstel. Zoo komt er ten slotte niets tot stand. Elke groote maatregel van wet geving, met hoeveel ernst en zorgvuldig overleg ook voor bereid, wordt onder dien stroom van beginsellooze individu eele meeningen onmogelijk. De Wetgevende Macht in den Staat geeft zichzelve een brevet van onvermogen. Het Land kan daarbij niet wèl varen. En de gehechtheid des volks aan zijn Staatsinstellingen wordt op een zeer gevaarlijke proef gesteld. "Het kan, meen ik, zijn nut hebben, dat Gij en eenige andere leden der Kamer wetenhoe men buiten de Kamer denkt en spreekt." Inderdaad het kan zijn nut hebbenwant het is iu zeer uitgebreiden zin waarwat de heer Vissering schreef„de discussie over de muntwet heeft tot heden een bedroevenden indruk gemaakten ik kan het u verzekeren op mij niet alleen." Men kan er bijvoegenen de discussie over de muntwet niet alleen. Het is met de muntwet gegaan als met de wet tot invoe ring eener algemeene inkomstenbelasting. Zij viel omdat er geen meerderheid kon worden gevonden voor hetgeen het bestaandeofschoon door de meerderheid afgekeurd moest vervangen. De patentbelasting werd door de groote meer derheid veroordeeld als onrechtvaardigals slechts een deel des volks drukkendeals ongelijk drukkend en willekeurig. De openbare meening was hierin de Kamer jaren vooruit eindelijk zou haar voldoening worden geschonken, en de sinds lang veroordeelde belasting worden afgeschaft. De Kamer bekrachtigde het veroordeelend vonnismaar kon het niet eens worden omtrent hetgeen voor de af te schaffen belasting in de plaats zou komenende belasting werd niet af geschaft. Thans was de meerderheid voor de aanneming van den gouden standaard maar men was het niet eens over de gehalte der nieuwe munt. Daarom blijft alles vooreerst bij het oude. Ditmaal is door een behendige manoeuvre vóór over de vervanging van den zilveren door den gouden standaard kon worden gestemd gelegenheid gegeven om de onmogelijkheid aan het licht te brengen van een meerderheid vinden voor het vaststellen van het gehalte der nieuwe munt, die men bij de aanneming van den gouden standaard zou moeten slaan. Over het hoofdpunt is derhalve niet ge stemd. „Wij kunnen geen beginsel aannemen als wij niet weten hoe het zal worden uitgevoerdzei de heer Kappeyne. ,Hoe kunnen wij besluiten het goud te nemenvroeg hij als wij niet weten welk goud zal genomen worden De Kamer stemde daarom eerst over het goudgewicht der aan te nemen munten uit de verwerping van alle amendemen ten zoowel als van het wetsartikel zelf bleek het, dat daar omtrent geen overeenstemming tusschen de helft der aanwe zige leden 1 te verkrijgen was. Het wetsontwerp werd daarop door de Regeering ingetrokken. Zijn daardoor niet olkomen bewaarheid de woorden van den heer Vissering De wetgevende macht in den Staat geeft zich zelve een brevet van onvermogen Inderdaad sterker kan het niet. De Regeering stelt voor, den zilveren standaard onzer munt door den gouden te vervangen; de Kamer antwoordt: ja, wij zijn daar ook wel voormaar wij betwijfelen of wij het onder elkander wel eens zullen kunnen worden omtrent het gehalte der nieuwe muntomtrent aansluiting bij Engeland, Duitscliland of Erankrijkof wel omtrent toenadering tot het in één dier Staten bestaande stelselof wel omtrent een ge heel zelfstandig muntstelsel; wacht een oogenblik, wij zul len het eens beproeven De proef wordt genomen en mis lukt. De Regeering is alzoo genoodzaakt het wetsvoorstel terug te nemen. Zulke mislukkingen zijn geen nederlagen van het Minis terie, maar van de Kamer. De natie gevoelt dat, en vandaar treffen haar verwijten ook niet de Ministers, maar alleen de Tweede Kamer. Zij eischt, dat de Kamer iets tot stand zal brengenen dat is geen onbillijke eisch. Maar daartoe is het volstrekt noodig, dat men zich verstaat omtrent de wijze hoe iets tot stand zal worden gebracht. De natie eischt, dat men zich zal verstaanen die eisch is alweer niet onbillijk Als het regel wordtdat men wel eenstemmig genoeg is om af te keuren en af te brekenmaar niet eenstemmig ge noeg om op te bouwen en tot stand te brengendan komt de natie tot bet besluit, dat er met deze Kamer niet te re- geeren is en ook daarin heeft zij gelijk. Onvermogen om iets tot stand te brengen is het ergste gebrek dat een Volksver tegenwoordiging kan aankleven. Zij behoort in onderling overleg alle zaken te kunnen regelen. Blijkt zij daartoe niet in staatdan rijst hier en daar twijfel aan de bruikbaarheid onzer Staatsinstellingen zeiven. Gelukkig hebben wij een tijd gekend waarin het in dit opzicht beter was gesteld. Daarop wijzende, hebben wij het recht te beweren, dat het niet aan de instelling, maar aan de wijze van werken en aan de per sonen ligt. Wanneer de minderheden die tegen verschillende deelen der wet gestemd hebben, de gewoonte aannemen van zich bij de eindstemming tegen de wet te vereenigenof gelijk thansdoor vooraf elke voorgestelde toijze van regelen te verwerpen de regeling zelve onmogelijk maken dan ver oordeelt een vergadering zich zelvedan toont zij den tact te missen om de punten waarop toegegeven kan worden te onderscheiden van de hoofdzaakdan blijkt net haar te ont breken aan dat politiek beleid waardoor alleen een beraad slagende vergadering door onderling overleg iets tot stand kan brengen. Beraadslagen onderling overleg is daar sprake van wanneer ieder lid optreedt met een beslistheid waaruit blijkt dat hp voor zich reeds onherroepelijk partij heeft gekozen waarneer zijn antwoord op hetgeen tegen zijn meening is aan gevoerd, het voor allen duidelijk maakt, dat hij er zelfs niet aan gedacht heeft, ernstig na te gaan wat er waars is ge legen in de meening en de gronden van zijn bestrijder, maar dat hij zijn aandacht alleen beeft gewijd aan de zwakke pun ten van het betoogom het zoo mogelijk te vernietigen «Advies" is de pedante naam dien men reeds gewoon is te geven te geven aan hetgeen een lid in het midden meent te te moeten brengen. Er wordt in de Tweede Kamer niet. van gedachten gewisseld en beraadslaagd, maar gepleit, ell het is bekend dat pleiters het nooit eens worden. In de aankondiging van het boek van den graaf Gruau de la Barre, den verdediger van de thans weer in hooger be roep als sluwe bedriegers afgewezen familie die zich voor de rechte afstammelingen van Lodewijk XVI uitgeeft, wijst de Hoogleeraar R. Eruin op het verschil tusschen de historische methode van onderzoek en de methode der advokaten. «Niet" zegt hij (in de Gids van Maart) //dat ik mij zou ver bazen over de partijdigheid waarmee de advokaat slechts ééne zijde van de quaeslie toont, of over het meten met verschil lenden maatstaf, al naar dat hij zijn eigen hewijsst ukken aanprijst, of die van zijn tegenpartij weerlegt; dat ligt in den aard van het beroephij is pleiter en niet rechter." Maar wat den advokaat geoorloofd is, als eigenaardig aan zijn beroep, is ten eenen male misplaatst, in een lid van de Tweede Kameij; wat in de pleitzaal tot op zekere hoogte uit den aard der taak van den pleiter noodzakelijk voort vloeit, is gevaarlijk, is verderfelijk in de vergaderzaal van 's lands vertegenwoordiging. Bijna eenstemmig, door alle partijen, door de organen der meest verschillende richtingen wordt op dat verderf gewezen. Ieder schijnt het te zien. Zijn alleen de leden der Kamer zeiven er blind voor?1 W. v. d. K. Rijksdag. pergermet Den 25 is, op voorstel van den beer Reichens 130 tegen 120 st. besloten om het nieuwi Parlementsgebouw te plaatsen op het terrein achter het te genwoordige vergaderlocaal. Eene commissie van 7 Afge vaardigden zal met den voorzitter en eenige deskundigen een bouwplan en raming van kosten vaststellen. Pruisen. Te Berlijn was den 22, in een der zalen van het raadhuiseene vergadering belegd door het voorloopig comité voor de oprichting eencr oud-eatholieke gemeente, maar lang vóór het bepaalde uur waren alle plaatsen door aanhangers der ultramontaansche richting, onder aanvoering van 2 redacteuren der Germania, bezet, dien den voorzitter, prof. Fieweger, niet aan het woord lieten komen en het doel der vergadering verijdelden. Bij het ontwerp van wet tot invoering van het burgerlijk huwelijk was gedurende een tijd van overgang het houden der registers Ook aan de geestelijken opgedragen, maar aan gezien de orthodoxe geestelijkheid zich daartegen verklaarde, heeft het Heeren luis de geestelijken buiten gesloten van het houden der registers. Bij het in beslag nemen van meubelen in het bisschoppe lijk palcis te Munster, op den 28, heeft de menigte eene dreigende houding aangenomen, zoodat de policie de mili taire macht te hulp riep. Deze is den volgenden dag ge consigneerd geweest en de burgemeester heeft bekend ge maakt, dat. zij bij herhaling der ongeregeldheden van hare wapenen gebruik zou maken. Beieren. De cholera-epidemie te Munchen kan eindelijk als geweken beschouwd worden. Omstreeks 2900 ziektege vallen zijn voorgekomen, waarvan bijna 1400 met doodelijken afloop. Elzas-Lotiiartngen. Op fransche couranten zullen de nog altijd geldende voorschriften der fransche wet betreffende de toelating van buitenlandsche tijdschriften voortaan worden toegepast. Volgens franschgezinde berichten heerscht te Straatsburg, zoowel onder cat.holieken als protestanten, groote verbittering tegen msgr. Rdsz, wegens zijne verklaring in den Rijksdag omtrent het t.ractaat van- Frankfort. Het volk was voor het, bisschoppelijk paleis te hoop geloopen en zou de glazen in geworpen hebben, indien de militaire macht dit niet nog intijds verhoed had. De bisschop heeft, aan een vriend geschrevendat hq m al zijne handelingen de erkenning van het, tractaat, van Frank fort op den voorgrond gestelden dat hij geen mandaat, aangenomen heeft, om tegen de annexatie te protesleeren maar om de belangen van zijn ongelukkig land in het oog te houden en die der catholieke Kerk te bevorderen. De Kamer van Afgevaardigden heeft den 26 Febr. met alg. st aangenomen een wetsontwerpwaarbij de pachttermijn voor domaniale ijzerertsmijnen en leigroeven op 40 jaren wordt bepaalden wel met een amendement van den heer Frere bepalende, dat, de verpachting in elk geval bij openbare aanbesteding moet geschieden. Den 26 is het in 1844 voltooide raadhuis te S. Nicolaas, in Vlaanderen, met de daaraan belendende letterkundige so cieteit en kunstmuzcum ten gevolge van een schoorsteen brand en van het iu het, ongereede zijn der bluschmiddelen geheel in de asch gelegd. De registers van den burgerlijken stand en van het secretariaat, het meubilair van het raadhuis, de schilderijen enz. van het muzeum zijn gered, maar het militair depót van kleeding en wapenen, ter waarde van 350,000 fr„ is verloren gegaan Den 28 is de spoorweg van Hasselt naar Maaseyck feest- telijk geopend. Bij de installatie van het nieuwe gemeentebestuur te Toulon heeft het eerste raadslid, de heer Votrain, hulde gebracht aan het afgezette bestuur en de verantwoordelijkheid voor de te wachten moeilijkheden en teleurstellingen geworpen op hen, die meer gedacht hebben aan bet plegen eener daad van vij andigheid tegen de republiek dan aan de belangen der ge meente. Zijne rede werd met den kreet „leve de republiek!" beslotenwaarmede alle raadsleden instemden. De nieuwe maire noodigde daarop den raad uit, gezamenlijk de kreten aan te heffen„leve FrankrijkLeve de republiekLeve de PresidentDe raadsleden stonden ten tweeden male op, maar beperkten hunne instemming tot Frankrijk en de republiek. De radicale Afgevaardigde Godin, die als maire van het stadje Guise ontslagen is, heeft geweigerd zijne fuuctiën neder te leggen en de mairie aan bet, eerste raadslid over te geven. De ontevredenheid der republikeinen is vermeerderd door het ontslag als mairie der heeren Lenoël en Tocqueville, die het dept. Nauw van Galais in de Kamer vertegenwoor digen en tot de gematigden behooren. De 100000 fr. door den heer Debrousse geschonken, is uit sluitend bestemd voor het lossen van bedden uit de parijsche banken van leening. Voor de volksgaarkeukens heeft hij 10000 fr. gegevende baron Rothschild 10000, de manufac- turen-firma „la Belle Jardiniere" 3000, de graaf v. Chambord 3000, de aartsbisschop Guibert 1000, de hertog v. Aumale 5000, verscheidene prinsen en prinsessen v. Orleans 3000 of 2000. In 1875 zal te Parijs weder een wereldtentoonstelling van kunst en nijverheid gehouden worden, als particuliere onder neming zonder Staats-subsidie. Het oude nijverheidspaleis in de Champs-Elysées zal daarvoor beschikbaar gesteld en van de noodige annexen voorzien worden. Eene deputatie der te Nieuw-York gevestigde franschen heeft den 27 den heer Thiers een album en een adres over handigd. De heer Thiers heeft, in zijn antwoord aan die deputatie gezegd, dat de eenige mogelijke regeeringsvorm voor Frankrijk de republikeinsche is en, dat alle pogingen om de monarchie te herstellen vruchteloos zouden zijn. Hij voegde er bij dat hij zijne nog overige levensdagen aan Frankrijk zou wijden. Het hof van appèl heeft den 27 uitspraak gedaan in de zaak van de erfgenamen van Naundor/f, en, hen voor stout moedige geslepen gelukzoekers verklarende, de uitspraak in 1851 gedaan bekrachtigd en hen veroordeeld tot het betalen eener geldboete en van de kosten der instantie. In Vaucluse en Vienne zijn tot Afgevaardigden verkozen de republikeinsche candidaten Ledru-Rollin en Lepetit, met meerderheden van 2000 en 3000 stemmen. Eerstgenoemde verwierf 33000 stemmen; in de hoofdplaats Avignon bleef hij in de minderheid tegenover zijn conservatieven mededin ger, markies Büliotti. Yienne, dat steeds door royalisten en bonapartisten vertegenwoordigd werd, verkoos den heer Lepetit met 34000 st. Nationale Vergadering. De commissie voor het crediet van 400000 fr. ten behoeve der naar Algiers geweken 1714 spaansche insurgenten, heeft den minister van binn. zaken bewogen, zijnen eisch tot 250000 fr. te beperken. Bij" de voordracht van den minister Depeyre, tot wijziging der wet omtrent den Staatsraadwordt het aantal staats raden in gewone dienst op 27 gebracht, de benoeming van den voorzitter aan den President der republiek opgedragen bepaald dat die voorzitter zitting in den ministerraad zal hebbenmet adviseerende stem ten opzichte van alle zaken die aan den Staatsraad onderworpen zijnen het minimum van ouderdom (25 jaren) opgeheven voor de deelneming aan het concours voor den rang van auditeur le kl. Den 25 is met 510 tegen 129 st. verworpen de door de commissie voorgestelde verhooging met 50 p.e. van de suc cessie-belasting in de rechte lijn. De budjet-commissie heeft daarop gerapporteerd over het voorstel van den heer Pouyer- Quertier, die, als surrogaat voor de zoutbelasting, eene hef fing op de suiker bij de raffinaderijen (opbrengst 20 a 25 miljoen) wil invoeren. De conclusie strekte tot verwerping, niet omdat de voorgestelde wijze van heffing onmogelijk werd geacht, maar omdat het land. door de suiker-conventie ge bonden is. De vergadering heeft verworpen de voorstellenvan den heer Belcastel om de piano's te belasten met 10 fr. per stuk; van burggraaf de Lor geril om de photografische portretten naar gelang harer grootte, te belasten met 10 c. tot 1 fr. en elke livereibediende met 20 fr.; van den heer Casimir- Périer, geamendeerd door den heer Leon Saytot belasting van het glas- en kristalwerk met 12 j p.c., het laatste met 457 tegen 144 st. Den 26 is beraadslaagd over het voorstel van den heer Pouyer-Quertier, om de suikerraffinaderijen, die belasting van de ruwe suiker bij den inslag betalen, aan hetzelfde toezicht te onderwerpen als de fabrieken-raffinaderijendie zoowel fabriceeren als raffineeren en. belasting betalen van de vóór den uitslag opgenomen suiker. Het werd door 3 ministers bestreden, niet omdat zij in die verandering geen voordeel zagenmaar omdat Frankrijk aan de suikerconventie van 1864 gebonden is en het alzoo niet mogelijk zou zijn de wijziging met 1°. April of Mei in te voeren. De voorsteller betoogdedat de conventie geen beletsel was en^ dat, indien men het ernstig wildede onderhandeling vóór dien tijd wel slagen kon. De minister Mugne verklaarde zich voor het voorstel van den heer Parisdat hetzelfde bedoelt, maar eerst na het verstrijken der conventie, met 1 Juli 75. De discussie werd hartstochtelijk en de heer Pouyer-Quertier herhaaldelijk toegejuicht. Toen het echter op stemmen aan kwam, trok hij, tot verwondering van velen, die luide hunne teleurstelling te kennen gavenzijn voorstel in. De heer Villain (van de uiterste linkerzijde), ondersteund door den.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1874 | | pagina 1