J No. 50. Zesenzeventigste Jaargang. 1874. Z OlMDA G 13 DECEMBER. m r (Dffictëe! (Scbccïtc. Engeische begrippen van parlij-regeling en partij-leiding. êOckclifksche Berichten. Frankr||k. Eftinnenland. k A C A llcze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal 1 franco per post f 0,8&, afzonderlijke nommers Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HEItM*. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat liet suppletoir kohier voor de plaatselijke directe belasting diensi 1871, op 2 December 1871 door den Gemeenteraad vastgesteld, gedurende 8 dageu, aanvangende 7 December 1874 ter gemeente-secretarie ter lezing is nedergelegdbinnen welken tijd bezwaren tegen den aanslag op ongezegeld papier bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen worden ingediend. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MAOLA1NE PONT. 3 Iter 1874 1de Secretaris NU HOUT van dek "VEEN. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien art. 32 der verordening op het beheer en behan delen der brandbluschmiddelen van 6 Maart 1872 (Ge reen- teblad No. 101, 3«. serie), luidende: Be bewoners van de twintig aan weerszijden van het brandend gebouw staande huizen, en in cene straat, ook de bewoners van de huizen aan de overzijde, verlichten bij nacht hunne voorramenzij zijn in dat geval niet vernligt hij de brandweer dienst te doen. Bij vriezend weder houden zij kokend water ter beschikking van brandmcesteren. Overtreding van dit artikel wordt ge straft met eenc boete van drie tot tien gulden. Brengen de bij dat artikel gegeven voorschriften in herin nering en noodigen de ingezetenen dringend uitbij brand die voorschriften optevolgen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINL PON 1 3 December 1874. De Secretaris NUHOUT van dek YEEN. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats blad No. 72). Roepen bij deze op: Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januarij 1875 hun negentiende jaar zijn ir.ge-.reden (mitsdien alle mannelijke geborenen van 1856), om zich, ingevolge art. 15 en 20 der aangehaalde wet, in het daartoe gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen inschrijven. De inschrijving, begint op 1 Januarij 1875 en moet afge- loopen zijn den 31 dier maand, behoudens de uitzondering bij art. 20 der gemelde wet omschreven. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het raadhuis alhier, op alle Dingsdagen en Vrijdagen in de maand Januarij, des avonds van 5 tot 7 ure. De verpligting tot het doen der aangifte berust op den militiepligtige zeiven; bij ongesteldheid, afwezigheid of ont stentenis op zijn vader; is deze overleden, op de moeder, en zijn beide overledenop den voogd. Burgemeester en Wethouders maken, tot regt verstand van het voorgaandede ingezetenen opmerkzaam op de volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingenals p oor ingezeten wordt gehouden 1». hij wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of, zjju beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44); 2°. hij, die geen ouders of voogd hebbendegedurende de laatste 18 maanden voor 1°. Januarij 1875 binnen Ne derland verblijf hield; 3°. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf boude. Poor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, be- hoorende 't.ot een Staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen, of, waar ten aanzien der dienstpligtigheidhet beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. De inschrijving geschiedt 1°. van een ongehuwde in de gemeentewaar de vader, of is deze overleden, de moeder, of, zijD beide overleden, de voogd woont; 2°. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hij woont 3». van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door deze is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands ge vestigd is, in de gemeente waar hij woont; 4". van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder lander, dieter zake van 's lands dienst, in een vreemd land woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst gewoond heeft. Voor de Militie wordt niet ingeschreven 1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in gezeten, die gpen Nederlander is; 2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdelingal is zijn voogd ingezeten 3°. de zoon van een Nederland ;r, dieter zake van 's lands dienst, in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont. En vermanen al de ingezetenen dezer gemeente, wien dit mogt aangaanzoo mogelijk in eigen persoon de aangifte te doen en daarmede niet tot het einde van Januarij te wachten, terwijl zij voorts herinneren aan de straf waarmede de nala- tigen ter inschrijving hij de art. 183 en 188 der wet bedreigd worden. Burgemeester en Weihouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 10 Dec. 1874. He Secretaris, NUHOUT van dek YEEN. Aan de OPENBARE ARMENSCHOOL te ALKMAAR worden gevraagd: een 2" liril}o rid O r i j 2° r op 575,— en een 3"hulponderwijzer op/550,jaarwedde. Solli citanten worden verzocht, hunne stukken vrachtvrij intezenden vóór 20 December aan het Gemeentebestuur van Alkmaar. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMA AR brengen ter algemeene kennisdat zij bij besluit van I De cember 1874 No. 6, herzien hebben bun besluit van 14 De cember 1863 (Gemeenteblad No. 14, 3«. serie), houdende aanwijzing der staanplaatsen voor onaanyespamen rij- en voer tuigen, van welk besluit, met 1 Januarij 1875 in werking tredende, exemplaren ter gemeente-sScretarie verkrijgbaar zijn tegen betaling van 5 eenten. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 10 December 1874. De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de le. helft der maand November 1874. Mej. M. Smit, G. Sanders, J. Tom, A. Freseling, van der Palm Cie., J. Jansen, AmsterdamJ. Meerman, Schagen; Maartje Klein, Schagerbrug; D. Bakker (niet vermeld). Yan het Hulpkantoor te Wognum: G. J. van der Haar, Alkmaar. li. „Gladstone's getrouwe bewonderaars in de pers waren bij het lezen van zijn dubbeizinnigen brief aan Lord Granville misschien te vlug met hem aan zijn woord te houden. Het daaruit afgeleid vermoeden, dat de taak van leider aan een commissie toevertrouwd, en 1e gelijker tijd als prijs gesteld zou worden van een vergelijkend examen, was de sent.imen- teele stelsels van politieke tbeoristen ten volle waardig. Lowe zou volgens dit plan met, Childers de taak doelen om bet financieel beleid van her, Ministerie te critiseeren; Gosehen en Childers zouden aantoonen dat onze kedendaagsclie vloot te kostbaar of niet voldoende isGosehen zou natuurlijk den Minister plagen op het, punt der plaatselijke belasting; en Stansfeld zou bewijzen dat het, plaatselijk bestuur even wer keloos is als in zijn lijd. De leden der oppositie zouden, door de verschillende candidaten bij dit wérk gade te slaan, oordeelen, wie zich liet, onaangenaamst kon maken voor de Regeeringen wanneer zij niet, tot een beslissing konden komen, kon men altijd weer zijn toevlucht nemen tot Lord Hartington. De vernuftige uitvinders van het plan vergaten, dat d<T leider van een partij iets anders heeft te doen dan de daden van rainisteriëele departementen te critiseeren. Het is zijn werk, het debat te regelen, de gelegenheden voorden parlementairen strijd te kiezen, de trage leden der partij aan te sporen en de onstuimige in bedwang te houden. De af getreden Ministers die nog in bet, Huis der Gemeenten blij ven zijn misschien in staat om onder elkander hun verschil lende werkzaamheden te verdeelen; maar zoo lang zij niet volgens een wei geregelde organisatie onder een leider staan, zullen hun de middelen ontbreken om onafhankelijke en eer zuchtige leden beteugelen. Sir W. Harcourt achtte zich, voor hij in bet Ministerie trad, niet zelden verplicht de maatre gelen van den Minister, dien hij niettemin als zijn leider erkendeaf te keuren en te bestrijden. Het mag daarom betwijfeld wordenof bij bereid zal zijn blindelings te ge hoorzamen aan instructies omtrent de leiding der zaken, hem toegezonden door één van het halfdozijn leden eener bij wijze van proef aangestelde commissie, Gedurende de tegenwoor dige zitting kan, wanneer Gladstone afwezig iseen zekere mate van anarchie in de oppositie mogelijk zonder nadeel gedoogd worden. De eenige plaatsvervanger die met goeden uitslag een overgedragen gezag bad kunnen uitoefenenis voor de partij verloren gegaan, toon Cardwell naar bet Huis der Lords verhuisde. Dat Gladstone eenig voornemen koes tert om een luitenant aan te wijzen, is niet waarschijnlijk. „Zoo er nog een bijkomende reden noodig was om veran dering van leider te vermijden, zou kunnen worden opgemerkt dat thans het karakter, de nauwere of lossere aaneensluiting en het leidend gezag van de oppositie vastgesteld behooren te worden. Eenige "democraten van de uiterste richting heb ben een beweging beproefd voor de reorganisatie der liberale partij, die zou beginnen met de uitsluiting van de meeste barer tegenwoordige en vroegere leden. Onlangs werd een meeting aangekondigd, die te Manchester zou worden gehou den tot oprichting eener zuiver radicale partijmaar men heeft het voornemen laten varen, of de uitslag der beraad slagingen is niet openbaar gemaakt. Laatstelijk heeft bet wekelijksch orgaan dezer factie te Londen vijf punlen van een nieuw charter voorgesteld, waarvan het belangrijkste bestaat in de onbewimpelde overbrenging van het grondbezit van de eigenaars op de gebruikers. Dat, revolutionaire bewe gingen van deze soort op politiek gebied zich weldra met heftig heid zullen openbarenis niet alleen waarschijnlijkmaar zeker, doch de tijd om de afschaffing van alle bestaande rechten en instellingen voor te stellen is nog niet gekomen. Ofschoon Gladstone overtuigd schijnt dat zijn nederlaag voor een groot gedeelte moet worden toegeschreven aan nalatig heid bij de plaatselijke leiders der verkiezingen, is toch de eerste les die de laatste verkiezingen ons geleerd hebben dezedat het, land voor het tegenwoordige niet gunstig ge stemd is ten aanzien van voorstellen die een omkeering in de bestaande orde van zaken beoogen. Het is hoogst waar- schi nlijk, dat de terugkeer van den heer Bright in het Ka i binèt en de heftige redevoeringen en brieven waarin hij zijn sympathie betuigde voor de uiterste radioalende conserva- lieve meerderheid aanmerkelijk heeft doen toenemen. Een nieuw verbond tot groote o nkeeringen in Kerk en Staat zou een zaakdie tegenwoordig niet populair is, in grooter dis- erediet brengen. Verschillende leden zijn persoonlijk de in- i zichtten der uiterste partijen'toegedaan; maar zoolang zij nog f ni de oude liberale partij-organisatie willen blijven zullen [zij lun gematigde bondgenooten niet noodzaken een scheuring j te bespoedigen die misschien ten slotte onvermijdelijk zal blijken. Gladstone zal waarschijnlijk door alle afdeelingen der partij gehoorzaamd worden, zoolang hij zelf zich geschikt acht om de algemeene leidmg te voeren. Hij beeft nooit gebroken met het overschot van de Whigs, ofschoon hij met grond werd verdacht eerder over te hellen tot, de meer geavan ceerde afdeeling der partij. Indien ondanks de tusschenkomst van zijn gezag de liberalen zich mocht,en splitsen in verschil lende groepen, zou de tijd voor een nieuwe regeling der partij-verbindingen zijn aangebroken; en Gladstone zou waar schijnlijk genegen zijn zich te vereenigen met het eene of andere nieuwe bondgenootschap." Het bovenstaande is zeker wel geschikt om ons eenig in zicht te geven in den tegenwoordigen politieken toestand van het Vereenigd Koninkrijk inzonderheid wat betreft de li berale partij, de bezwaren waarmee zij te kampen beeft en haar vooruitzichten en plannen voor de toekomst. Eén ding is duidelijk dat men in Engeland staatkundige partijen in het, Parlement zonder leiding ondenkbaar acht,. Willen ver schillende personen die eenstemmig denken over de hoofd richting in wetgeving en staatsbestuur, iets tot stand bren gen dan is het tegenover den tegenstand dien zij van an deren daarbij ontmoeten noodigdat, zij elkander onderling verstaan en bij dat overleg zal wel het gevoelen van die mannen liet meest in aanmerking komen die in hun poli tieke loopbaan geloond hebben land en volk te kennen, en de bekwaamheidbet gezond oordeel en bet praktisch beleid te bezitten om tot stand te brengen wat. onder de gegeven omstandigheden bereikbaar is. Dit toch is ongetwijfeld het hoofddoel van elke partij in het Parlement, niet alleen wan neer zij zelve regeerende partij ismaar ook dan wanneer zij tot controleeren is geroepen van hetgeen een andere partij tracht in het leven te roepen. Immers ook daartoe moet zij medewerken, ondersteunende wat ook van haar standpunt ondersteuning verdient, wijzigende wat baar zonder die wijziging onaannemelijk voorkomtzooveel mogelijk de regeering trekkende en sturende in de richting die zij de ware acht, tegenhoudende wat in haar oogen verwerpelijk is. Bij het parlementair debat, gedurende den loop der beraadslagingen is daarenboven voor onderlinge gedachten- wisseling geen gelegenheid, en zoo blijft er wel niets anders over dan, wanneer er richting tegenover richting komt te staan, wanneer het de vraag geldt van tijdig of ontijdig, van handelen of afwachtenvan hoeveel en boeverde leiding te volgen van die mannen die juist voor deze zaken blijken een juist,en blik te bezitten, die inderdaad staatslieden zijn en geschiktheid hebben tot, regeeren. In een talrijk Parlement doet zich de behoefte aan leiders natuurlijk het, sterkst, gevoelen. Wat zou er van de beraad slagingen in de Engeische, Eransche, Duitsohe, Italiaansche Kamer, met haar honderden leden worden, wanneer daar geen sterke aaneensluiting van de leden der verschillende partijen bestond, en niet enkele personen als de leiders der partijen erkend en gevolgd werden? Niet alleen bij het stemmenmaar ook bij bet spreken is die leiding daar om vermijdelijk, Wanneer in zulk een Parlement in verhouding tot het, ledental evenveel sprekers optraden als in het Ne- derlandsche zouden er zittingjaren voorkomen waarin men met moeite de verschillende hoofdstukken der staatsbegrooting kou afhandelen. Maar zou men niet kunnen aannemen, dat ook in de Nederlandscbe Tweede Kamer de behoefte aar. enger aaneensluiting en trouwer bondgenootschap, aan poli tieke tucht en leiding zich heeft doen gevoelen? W. v. d. K. DRUKFOUT. Iu het artikel van de vorige week wordt Gladstone, als begeerig om nog een laatste overwinning te behalenvoor hij het staatkundig tooneel verlaat, vergeleken bij Extellus. Dit moet zijn Entellus (Yirg. Aen. V, 387 en volgg). De gouverneur van Parijs heeft zijne toestemming gewei gerd aan den heer Ollivier om de Gazette de Paris, en aan den heer Arthur Picard om l'Eledeur libre weder te mogen doen verschijnen. Alleen aan den heer Guyot Montpayroux heeft hij verlof verleend tot het op nieuw uitgeven van le Courrier de Prancewaarvan de borgstelling nog niet was teruggetrokken. Den 6 heeft te Versailles de openbare bidstondter ge legenheid van de samenkomst der Nat. Vergaderingmet groote plechtigheid in de slotkapel plaats gehad. De Pre sident der republiekhet bureau der Kamer, een groot aan tal Afgevaardigden en verscheidene hooge ambtenaren woon den de plechtigheid bij. Bij de herstemmingen op den 6 voor den parijschen ge meenteraad zijn verkozen 2 radicalen2 gematigde repu blikeinen en 1 conservatief. De officier de Contenson zal aan de fransehe ambassade te Madrid worden toegevoegd en den maarschalk Serrano op zijnen tocht tegen de earlisten vergezellen. In den nacht van 67 Dee. is te Rijssel de drukkerij van den heer Daneleen der grootste van Frankrijkver brand. De schade wordt op i% miljoen begroot; slechts 700,000 fr. was er verzekerd. 370 Werklieden zijn door het onheil zonder werk. De vlaarascke schilder Gustaaf Wappers, vroeger directeur der kon. academie van sckoone kunsten te Antwerpen en sedert 1853 ter Parijs gevestigd, is aldaar den 6 in 7lja- rigen ouderdom overleden. Nationale Vergadering. Den 1 Dec. is de heer Buffet met 348 van de 351 uitgebrachte geldige stemmen tot voorzitter herkozen. Er waren 205 blanco briefjes in geleverd, hebbende de leden der 3 afdeelingen van de lin kerzijde zich van de stemming onthouden. Tot ondervoor zitters zijn verkozen de heeren Martel, van het linkerceutrum, Benoit d'Azy en de lierdel, van de rechterzijde. De candi- daat van het reehtereeiitrum, de hertog d'Audiffret Pasguier, bekwam, door tegenwerking van de uiterste rechterzijde, slechts 276 van de 578 uitgebrachte stemmen en dus niet de meer derheid [Den volgenden dag is hij met 288 st. verkozen, tegen 261 op graaf Rampon\. Den 2 is liet regeerings-ontwerp betreffende de kaders van het leger, op verzoek van de commissie in wier handen een vorig ontwerp der regeering betreffende de legerorgani- satie gesteld is, en met instemming van den minister, aan genoemde commissie verzonden. Den 3 is eene boodschap voorgelezen van den maarschalk- President. Na eenige gunstige berichten omtrent den toestand des lands gegeven te hebben, liet de President ziek aldus uit „Bij het doorreizen van eenige departementen heb ik gezien, dat de zucht naar goede orde met de behoefte aan vrede en veiligheid in kracht toeneemt. Ik wensch, dat eene door u als onvermijdelijk erkende organisatie aan het gezag de kracht zal komen bijzettenwelke het behoeft. De natie, die on ophoudelijk wordt beroerd door de verbreiding van de meest nadeelige leerstellingen, vraagt u den geregelden gang der regeering te verzekeren en haar door eene wijze mate van voorzorg de geregelde werking der staatsmachten te waar borgen. Ik wil u thans reeds verklaren, hoe ik mijne taak begrijp. Ik heb mijn ambt niet aanvaard om eene partij te dienenen ik streef er slechts naar het werk der nationale defensie en van het herstel der natie te volbrengen. Ik reken op den steun van allen, die hunne persoonlijke voorliefde aan de eischen der noodzakelijkheid ten offer willen brengen. Op den 20 November 1873 hebt gij mij voor zeven jaren bet Uitvoerend Gezag toevertrouwd, in het belang van de orde en den vrede. Datzelfde belang maakt bet mij ten plicht, dat gezag tot den laatsten dag met onwrikbare vast heid en met nauwgezetten eerbied voor de wet te bandhaven. Na de lezing dezer boodschap is de beraadslaging begonnen over het wetsvoorstel van graaf Jaubert, de oprichting toe latende van vrije faculteiten en universiteitendie zonder ruggespraak met den Staat academische graden zullen kunnen verleenen. De boogleeraar Paul Bert, lid der uiterste lin kerzijde, constateerde, dat de vijanden der gewetensvrijheid het dringendst om vrijheid van onderwijs vragen. Ook zijne partij vroeg die inzonderheid om vervolgingen te voorko men, waaraan Rénan en vele anderen hadden blootgestaan maar zij zag in bet, voorstel gevaar, het dalen n.l. van het peil der studiën, indien het verleenen der gevraagde vrijheid niet gepaard ging met eene belangrijke uitbreiding van het Staatsonderwijs. De rapporteur Laboulaye gaf toedat de groote staatsinstellingen van onderwijs onvoldoende waren maar geloofde niet, dat de proclamatie van vrijheid van on derwijs ondergeschikt moest zijn aan de uitbreiding dier instellingen. Den 4 heeft msgr. Dupanloup, in eene uitvoerige en zeer toegejuichte rede, het beginsel der vrijheid verdedigd tegen den heer Bert. Herinnerende wat de Kerk voor het onderwijs gedaan en wat de revolutie met name de Conventie daarte gen misdreven had drong hij aan op een welingerieht hooger onderwijs, het tegenwoordige, waarvoor in 1872 slechts 86,311 fr. besteed was, allerjammerlijkst noemende. In vrijheid en mededinging lag z.i. het geneesmiddel. De heer Challe- mel Lacourhoezeer voor vrijheid gezind, was tegen de wetde mededinging zou het peil van het onderwijs doen dalen eenerzijds beheerscht door den Syllabus, anderzijds wat niet uitblijven kon, door het tegenovergestelde uiterste. De heer Laboulaye kwam bier tegen op meenende dat de vrijheid ten bate van allen kwam en noch overwinnaars noch overwonnenen maken zou. Den 5 zcide de heer Chevandier dat men waken moest, dat de vrijheid van den een niet door die van een ander benadeeld werdhetgeen alleen voorkomen kon worden door eene goede organisatie. Hij vond eene scherpe bestrijding bij msgr. Dupanloup, die den Syllabus als niet in strijd beschouwde met de vrijheden van den nieuweren tijd. De lieer Bardoux verlangde, dat de liberalen bet beginsel der vrijheid zouden aannemen vol gens 't welk aan de ouders en bet geweten het recht van onderwijs in de eerste plaats toekwammaar bet recht om graden te verleenen wenschte bij voor den Staat te reser veeren. Met 531 tegen 124 st. werd tot de tweede lezing der wet besloten. Den 7 is het wetsvoorstel van den heer Eug. Talion c.s., betreffende het gebruik van kinderen door kunstenmakers enz., overeenkomstig het bij de tweede lezing vastgestelde goed gekeurd. met verwerping van een amendement van den heer Chevandier, strekkende tot aanmerkelijke vermindering dei- bepaalde straffen. Vervolgens is overgegaan tot de derde lezing van het wetsontwerp van den heer le Royer c.s., be treffende de oprichting van faculteiten voor de geneeskunde te Lyon, Toulouse, Rijssel, Nantes, Bordeaux en Marseille, welk ontwerp breedvoerig bestreden en verdedigd werd door de heeren Bouisson en Desjardins, ondersecretaris van Staat voor het openbaar onderwijs. Den 8 zijnnadat verschillende amendementen verworpen of ingetrokken warende artikelen der wet tot oprichting van nieuwe geneeskundige faculteiten en de wet in haar ge heel goedgekeurd. Dien ten gevolge zullen de voorberei dende scholen voor geneeskunde en pharmaeie te Bordeaux, Lyon en Rijssel gesloten en in beide eerstgenoemde steden bedoelde faculteiten gevestigd worden. Prins Hendrik is den 5 naar Luxemburg teruggekeerd. Prins Frederik is den 9 uit Duitschland in den Haag te ruggekeerd. 's Avonds zijn daar ook aangekomen de prinses v. Wied en hare beide zoontjes, die er den winter zullen doorbrengen. Staten-Generaal. De Tweede Kamer heeft den 10 de begrooting van binn. zaken, ad 21 miljoen, met alg. st. aan genomen. Daarop was met 37 tegen 34 st. goedgekeurd een amendement van den heer Moens, om het voor de normaallessen en toelagen voor opleiding van onderwijzers uitgetrokken bedrag van f 140,675 te verboogen met f 30000 [eerst had hij f 50000 voorgesteldde heeren v. Raamen en Verheigen hadden een dergelijk amendement tot een bedrag van/20000 voorgesteld]. Daarentegen waren mei 37 tegen 34 en met

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1874 | | pagina 1