J
No.
50.
Zesenzeventigste Jaargang.
1874.
Z OlMDA G
13 DECEMBER.
m r
(Dffictëe! (Scbccïtc.
Engeische begrippen van parlij-regeling
en partij-leiding.
êOckclifksche Berichten.
Frankr||k.
Eftinnenland.
k
A
C
A
llcze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal 1 franco per post f 0,8&,
afzonderlijke nommers Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HEItM*. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat liet suppletoir kohier voor
de plaatselijke directe belasting diensi 1871, op 2 December
1871 door den Gemeenteraad vastgesteld, gedurende 8 dageu,
aanvangende 7 December 1874 ter gemeente-secretarie ter
lezing is nedergelegdbinnen welken tijd bezwaren tegen
den aanslag op ongezegeld papier bij Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland kunnen worden ingediend.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MAOLA1NE PONT.
3 Iter 1874 1de Secretaris
NU HOUT van dek "VEEN.
BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien art. 32 der verordening op het beheer en behan
delen der brandbluschmiddelen van 6 Maart 1872 (Ge reen-
teblad No. 101, 3«. serie), luidende:
Be bewoners van de twintig aan weerszijden van het
brandend gebouw staande huizen, en in cene straat, ook
de bewoners van de huizen aan de overzijde, verlichten
bij nacht hunne voorramenzij zijn in dat geval niet
vernligt hij de brandweer dienst te doen. Bij vriezend
weder houden zij kokend water ter beschikking van
brandmcesteren. Overtreding van dit artikel wordt ge
straft met eenc boete van drie tot tien gulden.
Brengen de bij dat artikel gegeven voorschriften in herin
nering en noodigen de ingezetenen dringend uitbij brand
die voorschriften optevolgen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINL PON 1
3 December 1874. De Secretaris
NUHOUT van dek YEEN.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats
blad No. 72).
Roepen bij deze op:
Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januarij 1875 hun
negentiende jaar zijn ir.ge-.reden (mitsdien alle mannelijke
geborenen van 1856), om zich, ingevolge art. 15 en 20 der
aangehaalde wet, in het daartoe gereed gemaakte register
voor de Nationale Militie te doen inschrijven.
De inschrijving, begint op 1 Januarij 1875 en moet afge-
loopen zijn den 31 dier maand, behoudens de uitzondering
bij art. 20 der gemelde wet omschreven.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het
raadhuis alhier, op alle Dingsdagen en Vrijdagen in de maand
Januarij, des avonds van 5 tot 7 ure.
De verpligting tot het doen der aangifte berust op den
militiepligtige zeiven; bij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis op zijn vader; is deze overleden, op de moeder, en
zijn beide overledenop den voogd.
Burgemeester en Wethouders maken, tot regt verstand van
het voorgaandede ingezetenen opmerkzaam op de volgende
bij genoemde wet gemaakte bepalingenals
p oor ingezeten wordt gehouden
1». hij wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of,
zjju beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens
de wet van 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44);
2°. hij, die geen ouders of voogd hebbendegedurende de
laatste 18 maanden voor 1°. Januarij 1875 binnen Ne
derland verblijf hield;
3°. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al
is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf boude.
Poor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, be-
hoorende 't.ot een Staat, waar de Nederlander niet aan de
verpligte krijgsdienst is onderworpen, of, waar ten aanzien
der dienstpligtigheidhet beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen.
De inschrijving geschiedt
1°. van een ongehuwde in de gemeentewaar de vader, of
is deze overleden, de moeder, of, zijD beide overleden,
de voogd woont;
2°. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente
waar hij woont
3». van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door
deze is achtergelaten, of wiens voogd buiten 's lands ge
vestigd is, in de gemeente waar hij woont;
4". van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder
lander, dieter zake van 's lands dienst, in een vreemd
land woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd
het laatst gewoond heeft.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven
1°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in
gezeten, die gpen Nederlander is;
2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdelingal is zijn voogd ingezeten
3°. de zoon van een Nederland ;r, dieter zake van 's lands
dienst, in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën
woont.
En vermanen al de ingezetenen dezer gemeente, wien dit
mogt aangaanzoo mogelijk in eigen persoon de aangifte te
doen en daarmede niet tot het einde van Januarij te wachten,
terwijl zij voorts herinneren aan de straf waarmede de nala-
tigen ter inschrijving hij de art. 183 en 188 der wet bedreigd
worden. Burgemeester en Weihouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
10 Dec. 1874. He Secretaris,
NUHOUT van dek YEEN.
Aan de OPENBARE ARMENSCHOOL te ALKMAAR
worden gevraagd: een 2" liril}o rid O r i j 2° r op 575,—
en een 3"hulponderwijzer op/550,jaarwedde. Solli
citanten worden verzocht, hunne stukken vrachtvrij intezenden
vóór 20 December aan het Gemeentebestuur van Alkmaar.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMA AR
brengen ter algemeene kennisdat zij bij besluit van I De
cember 1874 No. 6, herzien hebben bun besluit van 14 De
cember 1863 (Gemeenteblad No. 14, 3«. serie), houdende
aanwijzing der staanplaatsen voor onaanyespamen rij- en voer
tuigen, van welk besluit, met 1 Januarij 1875 in werking
tredende, exemplaren ter gemeente-sScretarie verkrijgbaar zijn
tegen betaling van 5 eenten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
10 December 1874. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de le. helft der maand November 1874.
Mej. M. Smit, G. Sanders, J. Tom, A. Freseling, van der
Palm Cie., J. Jansen, AmsterdamJ. Meerman, Schagen;
Maartje Klein, Schagerbrug; D. Bakker (niet vermeld).
Yan het Hulpkantoor te Wognum:
G. J. van der Haar, Alkmaar.
li.
„Gladstone's getrouwe bewonderaars in de pers waren bij
het lezen van zijn dubbeizinnigen brief aan Lord Granville
misschien te vlug met hem aan zijn woord te houden. Het
daaruit afgeleid vermoeden, dat de taak van leider aan een
commissie toevertrouwd, en 1e gelijker tijd als prijs gesteld
zou worden van een vergelijkend examen, was de sent.imen-
teele stelsels van politieke tbeoristen ten volle waardig. Lowe
zou volgens dit plan met, Childers de taak doelen om bet
financieel beleid van her, Ministerie te critiseeren; Gosehen
en Childers zouden aantoonen dat onze kedendaagsclie vloot
te kostbaar of niet voldoende isGosehen zou natuurlijk den
Minister plagen op het, punt der plaatselijke belasting; en
Stansfeld zou bewijzen dat het, plaatselijk bestuur even wer
keloos is als in zijn lijd. De leden der oppositie zouden,
door de verschillende candidaten bij dit wérk gade te slaan,
oordeelen, wie zich liet, onaangenaamst kon maken voor de
Regeeringen wanneer zij niet, tot een beslissing konden
komen, kon men altijd weer zijn toevlucht nemen tot Lord
Hartington. De vernuftige uitvinders van het plan vergaten,
dat d<T leider van een partij iets anders heeft te doen dan
de daden van rainisteriëele departementen te critiseeren. Het
is zijn werk, het debat te regelen, de gelegenheden voorden
parlementairen strijd te kiezen, de trage leden der partij aan
te sporen en de onstuimige in bedwang te houden. De af
getreden Ministers die nog in bet, Huis der Gemeenten blij
ven zijn misschien in staat om onder elkander hun verschil
lende werkzaamheden te verdeelen; maar zoo lang zij niet
volgens een wei geregelde organisatie onder een leider staan,
zullen hun de middelen ontbreken om onafhankelijke en eer
zuchtige leden beteugelen. Sir W. Harcourt achtte zich, voor
hij in bet Ministerie trad, niet zelden verplicht de maatre
gelen van den Minister, dien hij niettemin als zijn leider
erkendeaf te keuren en te bestrijden. Het mag daarom
betwijfeld wordenof bij bereid zal zijn blindelings te ge
hoorzamen aan instructies omtrent de leiding der zaken, hem
toegezonden door één van het halfdozijn leden eener bij wijze
van proef aangestelde commissie, Gedurende de tegenwoor
dige zitting kan, wanneer Gladstone afwezig iseen zekere
mate van anarchie in de oppositie mogelijk zonder nadeel
gedoogd worden. De eenige plaatsvervanger die met goeden
uitslag een overgedragen gezag bad kunnen uitoefenenis
voor de partij verloren gegaan, toon Cardwell naar bet Huis
der Lords verhuisde. Dat Gladstone eenig voornemen koes
tert om een luitenant aan te wijzen, is niet waarschijnlijk.
„Zoo er nog een bijkomende reden noodig was om veran
dering van leider te vermijden, zou kunnen worden opgemerkt
dat thans het karakter, de nauwere of lossere aaneensluiting
en het leidend gezag van de oppositie vastgesteld behooren
te worden. Eenige "democraten van de uiterste richting heb
ben een beweging beproefd voor de reorganisatie der liberale
partij, die zou beginnen met de uitsluiting van de meeste
barer tegenwoordige en vroegere leden. Onlangs werd een
meeting aangekondigd, die te Manchester zou worden gehou
den tot oprichting eener zuiver radicale partijmaar men
heeft het voornemen laten varen, of de uitslag der beraad
slagingen is niet openbaar gemaakt. Laatstelijk heeft bet
wekelijksch orgaan dezer factie te Londen vijf punlen van
een nieuw charter voorgesteld, waarvan het belangrijkste
bestaat in de onbewimpelde overbrenging van het grondbezit
van de eigenaars op de gebruikers. Dat, revolutionaire bewe
gingen van deze soort op politiek gebied zich weldra met heftig
heid zullen openbarenis niet alleen waarschijnlijkmaar
zeker, doch de tijd om de afschaffing van alle bestaande
rechten en instellingen voor te stellen is nog niet gekomen.
Ofschoon Gladstone overtuigd schijnt dat zijn nederlaag voor
een groot gedeelte moet worden toegeschreven aan nalatig
heid bij de plaatselijke leiders der verkiezingen, is toch de
eerste les die de laatste verkiezingen ons geleerd hebben
dezedat het, land voor het tegenwoordige niet gunstig ge
stemd is ten aanzien van voorstellen die een omkeering in
de bestaande orde van zaken beoogen. Het is hoogst waar-
schi nlijk, dat de terugkeer van den heer Bright in het Ka
i binèt en de heftige redevoeringen en brieven waarin hij zijn
sympathie betuigde voor de uiterste radioalende conserva-
lieve meerderheid aanmerkelijk heeft doen toenemen. Een
nieuw verbond tot groote o nkeeringen in Kerk en Staat zou
een zaakdie tegenwoordig niet populair is, in grooter dis-
erediet brengen. Verschillende leden zijn persoonlijk de in-
i zichtten der uiterste partijen'toegedaan; maar zoolang zij nog
f ni de oude liberale partij-organisatie willen blijven zullen
[zij lun gematigde bondgenooten niet noodzaken een scheuring
j te bespoedigen die misschien ten slotte onvermijdelijk zal
blijken. Gladstone zal waarschijnlijk door alle afdeelingen
der partij gehoorzaamd worden, zoolang hij zelf zich geschikt
acht om de algemeene leidmg te voeren. Hij beeft nooit
gebroken met het overschot van de Whigs, ofschoon hij met
grond werd verdacht eerder over te hellen tot, de meer geavan
ceerde afdeeling der partij. Indien ondanks de tusschenkomst
van zijn gezag de liberalen zich mocht,en splitsen in verschil
lende groepen, zou de tijd voor een nieuwe regeling der
partij-verbindingen zijn aangebroken; en Gladstone zou waar
schijnlijk genegen zijn zich te vereenigen met het eene of
andere nieuwe bondgenootschap."
Het bovenstaande is zeker wel geschikt om ons eenig in
zicht te geven in den tegenwoordigen politieken toestand van
het Vereenigd Koninkrijk inzonderheid wat betreft de li
berale partij, de bezwaren waarmee zij te kampen beeft en
haar vooruitzichten en plannen voor de toekomst. Eén ding
is duidelijk dat men in Engeland staatkundige partijen in
het, Parlement zonder leiding ondenkbaar acht,. Willen ver
schillende personen die eenstemmig denken over de hoofd
richting in wetgeving en staatsbestuur, iets tot stand bren
gen dan is het tegenover den tegenstand dien zij van an
deren daarbij ontmoeten noodigdat, zij elkander onderling
verstaan en bij dat overleg zal wel het gevoelen van die
mannen liet meest in aanmerking komen die in hun poli
tieke loopbaan geloond hebben land en volk te kennen, en de
bekwaamheidbet gezond oordeel en bet praktisch beleid
te bezitten om tot stand te brengen wat. onder de gegeven
omstandigheden bereikbaar is. Dit toch is ongetwijfeld het
hoofddoel van elke partij in het Parlement, niet alleen wan
neer zij zelve regeerende partij ismaar ook dan wanneer
zij tot controleeren is geroepen van hetgeen een andere
partij tracht in het leven te roepen. Immers ook daartoe
moet zij medewerken, ondersteunende wat ook van haar
standpunt ondersteuning verdient, wijzigende wat baar zonder
die wijziging onaannemelijk voorkomtzooveel mogelijk de
regeering trekkende en sturende in de richting die zij de
ware acht, tegenhoudende wat in haar oogen verwerpelijk
is. Bij het parlementair debat, gedurende den loop der
beraadslagingen is daarenboven voor onderlinge gedachten-
wisseling geen gelegenheid, en zoo blijft er wel niets anders
over dan, wanneer er richting tegenover richting komt te
staan, wanneer het de vraag geldt van tijdig of ontijdig, van
handelen of afwachtenvan hoeveel en boeverde leiding
te volgen van die mannen die juist voor deze zaken blijken
een juist,en blik te bezitten, die inderdaad staatslieden zijn
en geschiktheid hebben tot, regeeren.
In een talrijk Parlement doet zich de behoefte aan leiders
natuurlijk het, sterkst, gevoelen. Wat zou er van de beraad
slagingen in de Engeische, Eransche, Duitsohe, Italiaansche
Kamer, met haar honderden leden worden, wanneer daar
geen sterke aaneensluiting van de leden der verschillende
partijen bestond, en niet enkele personen als de leiders der
partijen erkend en gevolgd werden? Niet alleen bij het
stemmenmaar ook bij bet spreken is die leiding daar om
vermijdelijk, Wanneer in zulk een Parlement in verhouding
tot het, ledental evenveel sprekers optraden als in het Ne-
derlandsche zouden er zittingjaren voorkomen waarin men
met moeite de verschillende hoofdstukken der staatsbegrooting
kou afhandelen. Maar zou men niet kunnen aannemen, dat
ook in de Nederlandscbe Tweede Kamer de behoefte aar.
enger aaneensluiting en trouwer bondgenootschap, aan poli
tieke tucht en leiding zich heeft doen gevoelen?
W. v. d. K.
DRUKFOUT.
Iu het artikel van de vorige week wordt Gladstone, als
begeerig om nog een laatste overwinning te behalenvoor
hij het staatkundig tooneel verlaat, vergeleken bij Extellus.
Dit moet zijn Entellus (Yirg. Aen. V, 387 en volgg).
De gouverneur van Parijs heeft zijne toestemming gewei
gerd aan den heer Ollivier om de Gazette de Paris, en aan
den heer Arthur Picard om l'Eledeur libre weder te mogen
doen verschijnen. Alleen aan den heer Guyot Montpayroux
heeft hij verlof verleend tot het op nieuw uitgeven van le
Courrier de Prancewaarvan de borgstelling nog niet was
teruggetrokken.
Den 6 heeft te Versailles de openbare bidstondter ge
legenheid van de samenkomst der Nat. Vergaderingmet
groote plechtigheid in de slotkapel plaats gehad. De Pre
sident der republiekhet bureau der Kamer, een groot aan
tal Afgevaardigden en verscheidene hooge ambtenaren woon
den de plechtigheid bij.
Bij de herstemmingen op den 6 voor den parijschen ge
meenteraad zijn verkozen 2 radicalen2 gematigde repu
blikeinen en 1 conservatief.
De officier de Contenson zal aan de fransehe ambassade te
Madrid worden toegevoegd en den maarschalk Serrano op
zijnen tocht tegen de earlisten vergezellen.
In den nacht van 67 Dee. is te Rijssel de drukkerij
van den heer Daneleen der grootste van Frankrijkver
brand. De schade wordt op i% miljoen begroot; slechts
700,000 fr. was er verzekerd. 370 Werklieden zijn door het
onheil zonder werk.
De vlaarascke schilder Gustaaf Wappers, vroeger directeur
der kon. academie van sckoone kunsten te Antwerpen en
sedert 1853 ter Parijs gevestigd, is aldaar den 6 in 7lja-
rigen ouderdom overleden.
Nationale Vergadering. Den 1 Dec. is de heer
Buffet met 348 van de 351 uitgebrachte geldige stemmen
tot voorzitter herkozen. Er waren 205 blanco briefjes in
geleverd, hebbende de leden der 3 afdeelingen van de lin
kerzijde zich van de stemming onthouden. Tot ondervoor
zitters zijn verkozen de heeren Martel, van het linkerceutrum,
Benoit d'Azy en de lierdel, van de rechterzijde. De candi-
daat van het reehtereeiitrum, de hertog d'Audiffret Pasguier,
bekwam, door tegenwerking van de uiterste rechterzijde, slechts
276 van de 578 uitgebrachte stemmen en dus niet de meer
derheid [Den volgenden dag is hij met 288 st. verkozen,
tegen 261 op graaf Rampon\.
Den 2 is liet regeerings-ontwerp betreffende de kaders
van het leger, op verzoek van de commissie in wier handen
een vorig ontwerp der regeering betreffende de legerorgani-
satie gesteld is, en met instemming van den minister, aan
genoemde commissie verzonden.
Den 3 is eene boodschap voorgelezen van den maarschalk-
President. Na eenige gunstige berichten omtrent den toestand
des lands gegeven te hebben, liet de President ziek aldus uit
„Bij het doorreizen van eenige departementen heb ik gezien,
dat de zucht naar goede orde met de behoefte aan vrede en
veiligheid in kracht toeneemt. Ik wensch, dat eene door u
als onvermijdelijk erkende organisatie aan het gezag de kracht
zal komen bijzettenwelke het behoeft. De natie, die on
ophoudelijk wordt beroerd door de verbreiding van de meest
nadeelige leerstellingen, vraagt u den geregelden gang der
regeering te verzekeren en haar door eene wijze mate van
voorzorg de geregelde werking der staatsmachten te waar
borgen. Ik wil u thans reeds verklaren, hoe ik mijne taak
begrijp. Ik heb mijn ambt niet aanvaard om eene partij te
dienenen ik streef er slechts naar het werk der nationale
defensie en van het herstel der natie te volbrengen. Ik reken
op den steun van allen, die hunne persoonlijke voorliefde
aan de eischen der noodzakelijkheid ten offer willen brengen.
Op den 20 November 1873 hebt gij mij voor zeven jaren
bet Uitvoerend Gezag toevertrouwd, in het belang van de
orde en den vrede. Datzelfde belang maakt bet mij ten
plicht, dat gezag tot den laatsten dag met onwrikbare vast
heid en met nauwgezetten eerbied voor de wet te bandhaven.
Na de lezing dezer boodschap is de beraadslaging begonnen
over het wetsvoorstel van graaf Jaubert, de oprichting toe
latende van vrije faculteiten en universiteitendie zonder
ruggespraak met den Staat academische graden zullen kunnen
verleenen. De boogleeraar Paul Bert, lid der uiterste lin
kerzijde, constateerde, dat de vijanden der gewetensvrijheid
het dringendst om vrijheid van onderwijs vragen. Ook zijne
partij vroeg die inzonderheid om vervolgingen te voorko
men, waaraan Rénan en vele anderen hadden blootgestaan
maar zij zag in bet, voorstel gevaar, het dalen n.l. van het
peil der studiën, indien het verleenen der gevraagde vrijheid
niet gepaard ging met eene belangrijke uitbreiding van het
Staatsonderwijs. De rapporteur Laboulaye gaf toedat de
groote staatsinstellingen van onderwijs onvoldoende waren
maar geloofde niet, dat de proclamatie van vrijheid van on
derwijs ondergeschikt moest zijn aan de uitbreiding dier
instellingen.
Den 4 heeft msgr. Dupanloup, in eene uitvoerige en zeer
toegejuichte rede, het beginsel der vrijheid verdedigd tegen
den heer Bert. Herinnerende wat de Kerk voor het onderwijs
gedaan en wat de revolutie met name de Conventie daarte
gen misdreven had drong hij aan op een welingerieht hooger
onderwijs, het tegenwoordige, waarvoor in 1872 slechts
86,311 fr. besteed was, allerjammerlijkst noemende. In vrijheid
en mededinging lag z.i. het geneesmiddel. De heer Challe-
mel Lacourhoezeer voor vrijheid gezind, was tegen de
wetde mededinging zou het peil van het onderwijs doen
dalen eenerzijds beheerscht door den Syllabus, anderzijds
wat niet uitblijven kon, door het tegenovergestelde uiterste.
De heer Laboulaye kwam bier tegen op meenende dat de
vrijheid ten bate van allen kwam en noch overwinnaars
noch overwonnenen maken zou. Den 5 zcide de heer
Chevandier dat men waken moest, dat de vrijheid van den
een niet door die van een ander benadeeld werdhetgeen
alleen voorkomen kon worden door eene goede organisatie.
Hij vond eene scherpe bestrijding bij msgr. Dupanloup, die
den Syllabus als niet in strijd beschouwde met de vrijheden
van den nieuweren tijd. De lieer Bardoux verlangde, dat
de liberalen bet beginsel der vrijheid zouden aannemen vol
gens 't welk aan de ouders en bet geweten het recht van
onderwijs in de eerste plaats toekwammaar bet recht om
graden te verleenen wenschte bij voor den Staat te reser
veeren. Met 531 tegen 124 st. werd tot de tweede lezing
der wet besloten.
Den 7 is het wetsvoorstel van den heer Eug. Talion c.s.,
betreffende het gebruik van kinderen door kunstenmakers enz.,
overeenkomstig het bij de tweede lezing vastgestelde goed
gekeurd. met verwerping van een amendement van den heer
Chevandier, strekkende tot aanmerkelijke vermindering dei-
bepaalde straffen. Vervolgens is overgegaan tot de derde
lezing van het wetsontwerp van den heer le Royer c.s., be
treffende de oprichting van faculteiten voor de geneeskunde
te Lyon, Toulouse, Rijssel, Nantes, Bordeaux en Marseille,
welk ontwerp breedvoerig bestreden en verdedigd werd door
de heeren Bouisson en Desjardins, ondersecretaris van Staat
voor het openbaar onderwijs.
Den 8 zijnnadat verschillende amendementen verworpen
of ingetrokken warende artikelen der wet tot oprichting
van nieuwe geneeskundige faculteiten en de wet in haar ge
heel goedgekeurd. Dien ten gevolge zullen de voorberei
dende scholen voor geneeskunde en pharmaeie te Bordeaux,
Lyon en Rijssel gesloten en in beide eerstgenoemde steden
bedoelde faculteiten gevestigd worden.
Prins Hendrik is den 5 naar Luxemburg teruggekeerd.
Prins Frederik is den 9 uit Duitschland in den Haag te
ruggekeerd. 's Avonds zijn daar ook aangekomen de prinses
v. Wied en hare beide zoontjes, die er den winter zullen
doorbrengen.
Staten-Generaal. De Tweede Kamer heeft den 10 de
begrooting van binn. zaken, ad 21 miljoen, met alg. st. aan
genomen. Daarop was met 37 tegen 34 st. goedgekeurd een
amendement van den heer Moens, om het voor de normaallessen
en toelagen voor opleiding van onderwijzers uitgetrokken
bedrag van f 140,675 te verboogen met f 30000 [eerst had
hij f 50000 voorgesteldde heeren v. Raamen en Verheigen
hadden een dergelijk amendement tot een bedrag van/20000
voorgesteld]. Daarentegen waren mei 37 tegen 34 en met