n 2 No. 51. Zesenzeventigste Jaargang. 1874. Z O NI) A G 20 D E C E M B E R. is Het volgend nummer verschijnt Xaterda» Becember. #fficiccl (Bcbccltc p1Ts1Të"r ij e n7~' Liefhebbers van ons Vaderland, Dit groote werk neemt by der hand! SiSHcfcclijfcschc ficricltlcn. Hultscliëaml. A I MA A C IA A Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 9,®&, franco per post f 9,8®, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER, ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat tengevolge van het invallen van den tweeden Kersdag op Zaturdag 26 December 1874, de sewone Zaturdagsche markt zal gehouden worden op DONDERDAG 24 December 1874. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 20 November 1874. Be Secretaris, NUHOUT van der VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij besluit, van 1 De cember 1874 No. 6, herzien hebben hun besluit van 14 De cember 1861 (Gemeenteblad No. 14 3«. serie), houdende aanwijzing der staanplaatsen voor onaangespannen rij- en voer tuigen van welk besluit, met 1 Januarij 1875 in werking tredende, exemplaren ter gemeente-secretarie verkrijgbaar zijn tegen betaling van 5 centen. Burgemeester en Wethouders voornoemd. AlkmaarA. MACLAINE PONT. 10 December 1874. De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. PATENT EN BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis dat van af heden tot en met den laatsten December dezes jaars van 's morgens 9 tot 2 ure, ter gemeente-secretarie verkrijgbaar zijnde Patenten, aangevraagd in de maanden Augustus, September eu October j.l., benevens verschillende Patenten, van elders wonende doch in deze gemeente hande lende personen, terwijl na verloop van genoemden termijn de Patenten door den deurwaarder der belastingen tegen 10 cents per stuk worden t' huis bezorgd. Burgemeester en W ethouders voornoemd, A. MACLAINE PONT. De Secretaris NUHOUT van der VEEN BRANDWEER. BURGEMEESTERenWETHOUDERS van ALKMAAR. Gelet op de bepalingen van het reglement op het beheer en het behandelen der brandbluschraiddelenvastgesteld 6 Maart 1872 (Gemeenteblad n°. 101); Roepen bij deze op alle manspersonen «.in den loop van het jaar 1874 20 jaar oud geworden; b. zich tusschen den ouderdom van 20 en 60 jaren sedert 1 Pebruarij 1874 binnen deze gemeente gevestigd hebbende; om zich in Januarij 1875 voor de dienst van het brandwezen te doen inschrijven, waartoe de gelegenheid zal bestaan ter secretarie der gemeente, op Maandag, Woensdag en Vrijdag van iedere week, van des voormiddags 10 tot's namiddags 2 ure. Zij herinneren verder belanghebbenden dat Verzuim dier inschrijving indienststelling zonder loting ten gevolge heejt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 18 Dec. 1874. De Secretaris NUHOUT van der VEEN. verzocht zich aantemelden. Alkmaar, 16 December 1874. HELENA HENDRICA LUBKE wordt ter gemeente-secretarie, afdeeling bevolking De correspondentie voor Ned. Oost-Indië, te verzenden per stoomschip MADURA, behoort den 25 December a.s., Waard- en Groetpolder, Waard-Nieuwland en bet dijksbestuur op Wieringen werd daartoe een som van ƒ2250,afgestaan. Na een eerste vergadering op 7 Januari 1869 te Sehagen werd in de tweede vergadering op 9 April te Alkmaar ge houden besloten tot een voorloopig onderzoek der in te dijken gronden, opdat men mocht weten of zij een droogmaking verdienden. Drie dagen achtereen, 10, il en 12 Mei. werd daartoe de Wieringermeer met de schroef boot de Koophandel in alle richtingen doorkruist. Op 99 plaatsenalle op een daarvan vervaardigde kaart aanget.eekend werden grondborin gen gedaan de opgehoorde specie werd bewaardom later op wetenschappelijke wijze onderzocht te kunnen worden, en een proces-verbaal van het geheele onderzoek den derden dag opgemaakt, en door de 22 toen nog aan boord zijnde personen geteekendeindigde met, de verklaring, „dat men meende gerustelijk te mogen vaststellen, dat 7/g der in te dijken oppervlakte, gronden van uitmuntende kwaliteit zullen bevatten van gehalte gelijkstaande met de beste gedeelten uit het oostelijk deel (het beste deel) van den Anna Pau- lownapolder, dat men kleilagen heeft ontdekt zwaarder dan die, welke in Waard-en-Groet en in den Anna Paulowna polder voorkomenen dat men [de harde en meer zandige gedeelten beschouwt als vruchtbaar genoeg om de kosten der indijking waard te zijn." Een derde vergadering werd gehouden in een der lokalen van de polytechnische school te Delfteen vierde te Amster dam een'vijfde en zesde te Alkmaar, en eindelijk bracht de commissie op 18 April 1870 aan een zeventigtal leden der genoemde polderbesturen haar verslag uit. Dat verslag onder scheidt zich door alle kenteekenen Van onpartijdig en grondig onderzoek. En dat kon ook niet anders. Het goldt hier geen financiëele speculatie, die het publiek smakelijk gemaakt moest wbrden. Hier kwam geen belang in het spel van den een of anderen particulierdie als concessionaris optreedt. De mannen die aan het onderzoek deelnamenhadden niet meer persoonlijk belang bij het tot stand komen der onder neming dan eenig ander Nederlander; zij wilden weten of de bedijking uitvoerbaar was en of de vruchten van het werk de kosten zouden beloonen. Het technisch gedeelte van het verslag, handelende over den invloed der bedijking op het Nieuwe Diep en op de achterliggende polders, over de werken in het belang dier polders tot stand te brengende richtinghoogtebreedte en samenstelling der dijken, de wijze van bemaling en de verkaveling van den nieuwen polder en de regeling van het optenemen water uit andere poldersis zeer uitvoerig behan deld. De gronden waarop het gevoelen der commissie omtrent sommige punten steunt, worden duidelijk ontwikkeld en daardoor aan het oordeel van alle bevoegden onderworpen. Aan de bevoegdheid dier commissie zelve om te onder zoeken ea te beoordeelen zal wel niemand twijfelen, die de naamlijst barer leden heeft ingezien. De weienschap is er in vertegenwoordigd door den tegenwoordigen Hoofd-inge- nieur van den Waterstaat in Zeeland J. E. W. Conrad, vroeger Ingenieur te Alkmaar (1), en den eerst aanwezenden Ingenieur bij de staatsspoorwegen te Alkmaar (2) A. J. van Prehnterwijl als adviseurs huiten de commissie haar ter zijde stonden de Ingenieurs van 's Rijks Waterstaat te Hoorn en te Alkmaar, P. Loke en J. M. P. Wellan. De praktijk en de ondervinding vonden er haar vertegenwoordigers in de dijkgraven, hoofd-ingelanden, heemraden enz. der aangren zende polders. In dit opzicht doet zich het verslag van een zeer gunstige zijde kennen door niet te verzwijgen, ja zelfs opzettelijk te herinneren aan de vele teleurstellingen en misrekeningen, die bij vroegere indijkingen bij voorbeeld bij die van den Anna Paulownapolder zijn ondervonden. De com missie heeft er de oogen niet voor gesloten, de ondervinding uiterlijk teu 5 u. 's avonds, ter post bezorgd te zijn. De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar, GOUWE. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e. helft der maand November 1874 E. Schutz, P. van Dijk. Mej.G. E. A. Meman, Mej.EUers Zageui, Amsterdam; H. Elleman, Baarn; L. B. Reuvers, Am sterdam; A. W. Klaassen, Delft; J. Slootmans, Groet; Eppo Mos, Haarlem; R. Buis, Schermer. Van de Hulpkantoren: Broek op LanqedijkC. Sehagen, Amsterdam. Hoogwoud: P. Berkhout, Wieringerwaard. SchermerhornJ. Dekker, Worinerveer. Met deze woorden wekte vóór twee honderd jaren Jan Adriaansz. Leeghwater zijne landgenooten opom de Haar lemmermeer te bedijken en droog te makenom dien „grooten waterwolf" te temmen. Woensdag 13 April 1870 werd te Alkmaar een vergadering gehouden van een zeventigtal mannen, die, met het oog op een ander groot werk van gelijken aard, op een andere indijking en droogmakinghun landgenooten met dezelfde woorden zouden willen toespreken, Hier goldt het de Wieringermeerhet gedeelte van de Zuiderzee langs de noord-oostelijke kust van Noord-Holland, dat ingesloten wordt wanneer de westelijke punt van het eiland Wieringen door een dijk wordt verbonden met den daar tegenover lig- genden Anna Paulownapolder, en van de zuidoostelijke punt van hetzelfde eiland een dijk wordt gelegd tot even bewesten de stad Medemblik. Zie hier wat aanleiding gaf tot die vergadering. Tien personendoor niemand daartoe benoemd of aange wezen vereenigden zich uit eigen beweging tot een commissie tot onderzoek naar de mogelijkheid eener indijking van de Wie ringermeer, en vroegen van de daaraan grenzende waterschappen niets anders dan eenige gelden ter hunner beschikking te stellen tot bestrijding van de kosten. Door de besturen van .Westfriesland, Wieringerwaard, Anna Pauwlownapolder om er te komen ontbraken. De grond was pas door het water verlaten, nat en koud en ongeschikt om in de eerste jaren iets voorttebrengen. Toch werd hij terstond bewerkt en omgeploegd waardoor hij geenszins verbeterde. 1)3 bemaling was onvoldoende, en zoo bleef er steeds te veel water in den polder. Aan allerlei proefnemingenom den grond toch iets te doen voortbrengenwerd veel geld verkwisthooge pol- derlasten werden geëischt tot aanleg en verbetering van vaarten en kanalen tot den aanleg van harde wegen en de verbetering der bemalingde landen raakten in diseredietde teleurge stelde verarmde en geheel ontmoedigde eigenaar verkocht ze voor een geringen prijs en eerst de tweede of derde bezitter plukteals eindelijk de polder niet alleen leeggemalenmaar ook voor ontginning geschikt geworden was, de rijke vruchten. Zoo maakte menvolgens liet spreekwoord Water tot land voor de derde hand. En wat wil de commissie nu in de Wieringermeer doen? Onder de berekening van kosten en alzoo onder de werken van indijking en droogmaking opnemen een krachtige stoom- bemaling naar bet voorbeeld der Haarlemmermeer en met die wijzigingen die de ondervinding ook daar reeds als nuttig beeft aangewezen; hoofdvaarten met beweegbare bruggen en schutsluizen, waterleidingen en kavelslooten, waardoor kavels van niet meer dan vijf bunders worden gevormd, grintwegen langs alle kavels van 20 bunders, ter gezamenlijke lengte van 182,400 el; het aanleggen en onderhouden van greppels, om aan de verscbe gronden bet volle genot der werking van luebt en zon te verzekeren; een strook grond die beschikbaar gehouden wordt voor den lateren aanleg van een spoorweg door den polder. Eindelijk wil de commissie geen gronden ten verkoop heb ben aangeboden, dan die ten minste reeds vier jaar lang vol komen droog en van slooten en greppels voorzien aan de lucht blootgesteld zijn geweest, terwyl de wegen hard en in goeden staat en alle verdere inrichtingen voltooid zijn. Op deze wijze wordt natuurlijk de begrooting der kosten, met inbegrip van het verlies aan renten gedurende de zeven jaren van het werk, vrij aanzienlijk en aanmerkelijk hooger, dan bij een bedijking op de oude, onvolkomen manier het geval zou zijn; maar de koopers der landen zullen ook weinig anders te doen hebben dan woningen te zetten en hun land te bebouwen. Zoo zullen de landen, wanneer zij ten verkoop worden aangeboden, reeds een vrij aanzienlijke waarde hebben en de kooper zal geen gevaar loopen van mislukte profefne- mingen en teleurstellingen. Het bovenstaande is overgenomen uit een artikel in de Alkmaarsche Courant van 17 April 1870. De plannen van die dagen zijn inmiddels, tot rijpheid gekomen, het onderzoek is voortgezet en beeft zijn laatste woord gesproken, de tijd voor de uitvoering is aangebroken. De ontwerpers vragen thans aan het Nederlandsche volk, of het wil medewerken tot herovering van een gedeelte van al het land, door het ele ment, dat beurtelings onze grootste vijand en onze trouwste vriend en beschermer was, ons in vroeger eeuw ontnomen. Puurt goud uit schuim, roepen zij den Hollanders toe, die elkander elk brokje gronds voor hoogen prijs betwisten en begeerig rondzien naar land, hetzij om het onder den ploeg te brengen of om het aan te koopen als de zekerste en op den duur tevens voordeeligste kapitaalsbelegging. Aan de Staten van Noordholland vroegen zij subsidie voor deze be langrijke uitbreiding der provincie en van's lands regeering en de Staten-Generaal, die gedurende de eerstvolgende acht jaren voor het behoud van ons erf, jaarlijks ten minste twintig miljoen noodig achten, een betrekkelijk geringe bijdrage voor deze aanwinst van vaderlandschen grondvoor deze eeht had' er de oorzaken van aan het licht gebracht, en zoo werd ^d«'a^e. -ut.f?™?*' 21 het voor haar mogelijk, de middelen aan te wijzen om ze te voorkomen, zoo mocht inderdaad de commissie in de inlei ding tot haar verslag terstond na de aankondiging van haar voorstel om een nieuwen strijd tegen de wateren der zee te aanvaarden, met recht zeggen: „Maar wat wij niet overbodig achten, wat ons zelfs voor komt dringend noodig te zijn. is, dat wij alvorens den strijd aan te prijzen, toonen dat wij weten wat het zegt, de zee te beoorlogen. Dat wij bewijzen de gevaren te kennen, die daaraan verbonden zijn, en weten wat het lot is van hen, die, hoe dapper en kunstig ook, zich niet behoorlijk ten strijde hadden toegerust; die den vijand te licht hebben geacht. Dit toch was vroeger meermalen, ja, schier altijd het geval. Volharding moge op het eind de overwinning behaald hebben, er werden bloedige wonden geslagen. Soms was men op het punt om alles te verliezen, en hoeveel buit er ten slotte moge behaald zijn, er behoort veel moed toe om een nieuwen veld tocht te beginnen. „Wij hopen dat de hieronder volgende omschrijving van ons project algemeen de overtuiging moge gevendat wij werkelijk de kracht van onzen vijand kennendat wij wel toegerust ten strijde willen komen eu dat men daarna genoeg vertrouwen in onze plannen zal stellenom ons te onder steunen in het tot stand brengen dier groote onderneming." De onderdeelen van het verslag die over de bemaling en de verkaveling van den nieuwen polder handelenverdienen vooral de aandacht van het publiek. Hier inzonderheid wor den de misslagen aangewezen bij vroegere bedijkingen begaan, de oorzaken van zooveel misrekening en teleurstelling. Hier spreekt de ervaring haar wijze lessen. Wat toch was bij vroegere droogmakingen het geval? Men begonom de menschen niet van de deelneming af te schrikkenmet een tamelijk lage raming der kostendie bij de uitvoering tegenviel. De polder werd ingedijkt en leeggemalen en liet. land verkocht. De kooper had nu voor weinig geld vrij wat land van voldoende, soms zelfs van zeer noede° kwaliteitmaar de vaarten en bruikbare wegen het aan haar bestede geld rijke rente zal betalen, rijker dan de Eransche oorlogsschatting voor Duitsehland afwerpt. Voor 23 millioen gulden zijn 20,000 hectaren land aan te winnen. De heer J. C. de Leeuw van Anna-Pautowna heeft reeds in verschillende Noord-Hollandselie steden over dit plan tot indijking en droogmaking van de Wieringermeer voordrachten gehoudenen wordt ook te Alkmaar verwacht. Overal mocht hij de belangstelling vinden die deze zaak ontegenzeg gelijk verdient. Wij mogen verwachten, dat dit te Alkmaar althans nist minder het geval zal zijn. Aan allen die iets tot verwezenlijking van het sohoone plan kunnen bijbrengen, roept de schim van den beroemden „Molen-maker van de Rijp toe" toe Liefhebbers van ons Vaderland, Dit groote werk neemt by der hand Zoo prijke ook eenmaal de Wieringermeer, met Beemster en Purmer, met Schermer en Zijpe, met Heer-Hugo-Wraard en Waard- en- Groet, met Anna-Paulowna en Haarlemmer meer in de heerlijke rij onzer nationale zege-teekenen, onder de schoone tropeeën van onzen roem die te gelijk de waar borgen zijn onzer welvaart. Wat. Vondel zong van de Beem ster gelde weldra ook van de Wieringermeer De zon, verwonderd, zag de klei nog brak van haren En droogde ze af en schonk ze een groenen staatsiekeurs, Vol bloemen geborduurd, vol loovren ooft eu aren. W. v. d. K. (1) Inmiddels u land teruggekeerd. (2) Thans te Amsterdam, als Hoofd-ingenieur in Noord-IIol- De Post heeft vernomen, dat de Keizer na de zitting van den Rijksdag van den 1L een eigenhandig schrijven aan prins Bismarck gericht heeft, waarin hij hem voor den ijver dank zegt, met welken hij zich voor eenige bedreigde posten van de begrooting voor oorlogde verhoogde soldij der garde regimenten betreffendein de bres gesteld heeft. De kanonneerbooten Nautilus en Albatros gaan de spaansche wateren verlatende eerste vertrekt naar West-lndiede laatste keert naar Kiel terug. Rijksdag. Den 9 is het zoogenaamde meeklenburgsche constitutie-voorstel met groote meerderheid bij derde lezing aangenomen. Voorts werd aangenomen een voorstel van den Afgevaardigde Proschom als algeineenen leeftijd voor de meerderjarigheid in het geheele Rijk den 21en geboortedag vast te stellen. Den 11 is, bij de tweede lezing der legerbegrooting, de ver houding van het saksische legercorps tot het duitsclie leger ter spraak gekomen. De tegenzin der meerderheid tegen het het voortbestaan eener afzonderlijke saksische leger-admini- stratie gaf zieh eerst lucht in het schrappen der voorgestelde verhooging van de bezoldiging des saksischen ministers van oorlog met 1500 mark. Daarna kwam het voorstel der com missie van den Rijksdag te berdeom de begroeting der pruisischq en saksische legercorpsen samen te smelten. Prins Bismarclc ontried de aanneming van dit voorstel; de bestaande regeling rust op eene overeenkomst tusschen de Koningen van Pruisen en Saksen, en de Keizer kon niet herroepen wat hij als Koning van Pruisen beloofd had ha te komen. De saksers hadden getoond als duitsche soldaten dapper te strijden maar waren gehecht aan hun vaandel en uniform. Hij oor deelde het beter om geen wantrouwen of ontevredenheid in Saksen optewekken en zou het voorstel daarom liever inge trokken zien. Niettemin is het met 141 tegen 139 st. aan genomen. De Bondsraad heeft goedgevonden dat de commissiein welker handen de 3 judiciëele wetsontwerpen gesteld zijn, hare beraadslagingen na het sluiten dezer zitting van den Rijksdag tot het begin der volgende zal voortzettenen dat hare leden gedurende dien tyd vrijen overtocht op de duitsche spoorwegen en eene toelaag van 2400 mark zullen genieten. De Agevaardigde Majunke, redacteur der Qermania, den 11 in hechtenis genomen zijndeten einde de hem wegens een drukpersdelict opgelegde gevangenisstraf van 1 jaar te on dergaan, heeft de heer Lasker den 12 een door leden van alle fraction ondersteund voorstel ingediendstrekkende om de huishoudelijke commissie uit te noodigen, ten spoedigste rapport uit te brengen over de vraag of dergelijke arrestatie van een lid van den Rijksdag gedurende de zittingperiode geoorloofd isen over de middelen, waardoor voor het ver volg dergelijk feit kan worden voorkomen. Dit voorstel werd met alg. st. aangenomen. Reeds den volgenden dag is ge noemde commissie bijeengekomen, als wanneer dr. Priedherg namens de regeering mededeeldedat de gevangenneming op requisitoir van het O. M. bij besluit van het Kammerge- richt gelast was, zoodat de minister van justitie niet tusschen beide treden kon. Op de aanmerking van verscheidene leden der commissiedat het voor den Rijksdag nog geen tijd is om een besluit in deze zaak te nemen, daar de heer Majunke van de beslissing van het Kammergericht nog in hooger beroep komen kon, werden de beraadslagingen verdaagd. Pruisen. Den 9 is voor het herlijnsche stadtgericht de behandeling begonnen der zaak van graaf Arnim, De niet te ruime gerechtszaal was geheel met belangstellenden gevuldvoor de stenografen en verslaggevers van dag bladen waren 51 plaatsen gereserveerd. In de voorgele zen acte van beschuldiging werd hem te laste gelegd hem toevertrouwde stukken uit hec hotel der duitsche ambassade te Parijs te hebben verduisterdniet slechts uit onachtzaamheid of te goeder trouw, maar om er ten zijnen behoeve en in strijd met zijnen plicht als ambte naar gebruik van te makeno.a. door diplomatieke onthul lingen in de Echo du Parlement, de weener Presse en de augsburgsche Allgèm. Zeitung. De voorzitter deelde mede dat de voorlezing der stukken, welke handelen over de door de duitsche regeering in haar conflict met, de catholieke gees telijkheid gevolgde of te volgen staatkundige gedragslijn, met gesloten deuren zou plaats hebben. De herlijnsche ad vocaat Mmkel bestreed de bevoegdheid der rechtbank, maar deze verklaarde zieh bevoegd, op grond dat graaf Arnim bij zijn eerste rechterlijk verhoor die bevoegdheid niet betwijfeld had. Op de gedane vragen bleef graaf Arnim zijne schuld ontkennenverwees hij naar zijne gedurende de instructie afgelegde verklaringen en beweerde hijdat hij door zijne plaatsing op wachtgeld van de disciplinaire macht van het dept. van buit. zaken, ook over ambassadeurs, ontheven was. Als getuigen werden gehoord de geheimraad Kónig en de heer Rohland, directeur van het centrale bureau in het dept. van buit. zakenbeide als deskundigen. Den 10 zijn de rapporten van den ambassadeur v. Hohenlohe over de ontbrekende documenten en de daarover gevoerde correspondentie voorgelezenalsmede een aantal der ver miste beseheiden, waarvan er eenige nog den 3 door graaf Arnim waren teruggegeven. Andere beseheidenreeds om toon en schrijftrant niet voor mededeeling aan derden geschikthad hij als bijzonder eigendom aangemerkt en sedert Juni, toen hij algemeen als vijand des Rijks werd aangeduidbuiten de pruisische grenzen gedeponeerd. Onder de voorgelezen stukken kwam een schrijven voor van prins Bismarck aan graaf Arnim, van 21 Jan. 1874, waarin laatstgenoemde eene duchtige berisping wordt toegediend over zijn gemis aan begrip der duitsche staatkunde, gebleken door zijne herhaalde vraag om instructiën aangaande het streven der fransche regeering naar het herstel der gezant schappen aan de duitsehe hoven. De posensche advocaat Uockhorn verklaarde, dat dit schrijven alles samenvat wat den beschuldigde recht geeft te beweren, dat deze en derge lijke stukkeu zijn persoonlijk eigendom behooren te blijven en niet in een officiéél archief plaats moeten vinden. Na langdurige gedachtenwisseling tusschen den verdediger en het M„ besloot het hof geene voorlezing te laten doen van de door den beschuldigde achtergehouden stukken. Als getuigen werden gehoord graaf Wesdehlen, raad van legatie, en de heer Hammerdörfer, beambte bij de kanselarij der am bassade te Parijs. Den 11 heeft graaf Arnim met betrekking tot de 3». groep documenten (de spoorloos verdwenene) te kennen gegeven dat hij de verblijfplaats van de ontbrekende rescripten, op slechts enkele na. heeft aangewezen, doch dat hij omtrent de verblijfplaats der nu bedoelde rapporten niet in staat is eenige opheldering te geven. Voorts verklaarde hij, dat hij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1874 | | pagina 1