n
2
No. 51.
Zesenzeventigste Jaargang.
1874.
Z O NI) A G
20 D E C E M B E R.
is
Het volgend nummer verschijnt
Xaterda» Becember.
#fficiccl (Bcbccltc
p1Ts1Të"r ij e n7~'
Liefhebbers van ons Vaderland,
Dit groote werk neemt by der hand!
SiSHcfcclijfcschc ficricltlcn.
Hultscliëaml.
A I
MA A
C
IA A
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 9,®&, franco per post f 9,8®,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER, ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat tengevolge van het invallen van den tweeden Kersdag
op Zaturdag 26 December 1874, de sewone Zaturdagsche markt
zal gehouden worden op DONDERDAG 24 December 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
20 November 1874. Be Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat zij bij besluit, van 1 De
cember 1874 No. 6, herzien hebben hun besluit van 14 De
cember 1861 (Gemeenteblad No. 14 3«. serie), houdende
aanwijzing der staanplaatsen voor onaangespannen rij- en voer
tuigen van welk besluit, met 1 Januarij 1875 in werking
tredende, exemplaren ter gemeente-secretarie verkrijgbaar zijn
tegen betaling van 5 centen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
10 December 1874. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
PATENT EN
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat van af heden tot en met den laatsten December dezes
jaars van 's morgens 9 tot 2 ure, ter gemeente-secretarie
verkrijgbaar zijnde Patenten, aangevraagd in de maanden
Augustus, September eu October j.l., benevens verschillende
Patenten, van elders wonende doch in deze gemeente hande
lende personen, terwijl na verloop van genoemden termijn
de Patenten door den deurwaarder der belastingen tegen
10 cents per stuk worden t' huis bezorgd.
Burgemeester en W ethouders voornoemd,
A. MACLAINE PONT.
De Secretaris
NUHOUT van der VEEN
BRANDWEER.
BURGEMEESTERenWETHOUDERS van ALKMAAR.
Gelet op de bepalingen van het reglement op het beheer
en het behandelen der brandbluschraiddelenvastgesteld
6 Maart 1872 (Gemeenteblad n°. 101);
Roepen bij deze op alle manspersonen
«.in den loop van het jaar 1874 20 jaar oud geworden;
b. zich tusschen den ouderdom van 20 en 60 jaren sedert
1 Pebruarij 1874 binnen deze gemeente gevestigd hebbende;
om zich in Januarij 1875 voor de dienst van het brandwezen
te doen inschrijven, waartoe de gelegenheid zal bestaan ter
secretarie der gemeente, op Maandag, Woensdag en Vrijdag
van iedere week, van des voormiddags 10 tot's namiddags 2 ure.
Zij herinneren verder belanghebbenden dat
Verzuim dier inschrijving indienststelling zonder loting ten
gevolge heejt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
18 Dec. 1874. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
verzocht zich
aantemelden.
Alkmaar,
16 December 1874.
HELENA HENDRICA LUBKE wordt
ter gemeente-secretarie, afdeeling bevolking
De correspondentie voor Ned. Oost-Indië, te verzenden
per stoomschip MADURA, behoort den 25 December a.s.,
Waard- en Groetpolder, Waard-Nieuwland en bet dijksbestuur
op Wieringen werd daartoe een som van ƒ2250,afgestaan.
Na een eerste vergadering op 7 Januari 1869 te Sehagen
werd in de tweede vergadering op 9 April te Alkmaar ge
houden besloten tot een voorloopig onderzoek der in te dijken
gronden, opdat men mocht weten of zij een droogmaking
verdienden. Drie dagen achtereen, 10, il en 12 Mei. werd
daartoe de Wieringermeer met de schroef boot de Koophandel
in alle richtingen doorkruist. Op 99 plaatsenalle op een
daarvan vervaardigde kaart aanget.eekend werden grondborin
gen gedaan de opgehoorde specie werd bewaardom later
op wetenschappelijke wijze onderzocht te kunnen worden, en
een proces-verbaal van het geheele onderzoek den derden
dag opgemaakt, en door de 22 toen nog aan boord zijnde
personen geteekendeindigde met, de verklaring, „dat men
meende gerustelijk te mogen vaststellen, dat 7/g der in te
dijken oppervlakte, gronden van uitmuntende kwaliteit zullen
bevatten van gehalte gelijkstaande met de beste gedeelten
uit het oostelijk deel (het beste deel) van den Anna Pau-
lownapolder, dat men kleilagen heeft ontdekt zwaarder dan
die, welke in Waard-en-Groet en in den Anna Paulowna
polder voorkomenen dat men [de harde en meer zandige
gedeelten beschouwt als vruchtbaar genoeg om de kosten
der indijking waard te zijn."
Een derde vergadering werd gehouden in een der lokalen
van de polytechnische school te Delfteen vierde te Amster
dam een'vijfde en zesde te Alkmaar, en eindelijk bracht
de commissie op 18 April 1870 aan een zeventigtal leden der
genoemde polderbesturen haar verslag uit. Dat verslag onder
scheidt zich door alle kenteekenen Van onpartijdig en grondig
onderzoek. En dat kon ook niet anders. Het goldt hier
geen financiëele speculatie, die het publiek smakelijk gemaakt
moest wbrden. Hier kwam geen belang in het spel van den
een of anderen particulierdie als concessionaris optreedt.
De mannen die aan het onderzoek deelnamenhadden niet
meer persoonlijk belang bij het tot stand komen der onder
neming dan eenig ander Nederlander; zij wilden weten of
de bedijking uitvoerbaar was en of de vruchten van het werk
de kosten zouden beloonen.
Het technisch gedeelte van het verslag, handelende over
den invloed der bedijking op het Nieuwe Diep en op de
achterliggende polders, over de werken in het belang dier
polders tot stand te brengende richtinghoogtebreedte
en samenstelling der dijken, de wijze van bemaling en de
verkaveling van den nieuwen polder en de regeling van het
optenemen water uit andere poldersis zeer uitvoerig behan
deld. De gronden waarop het gevoelen der commissie omtrent
sommige punten steunt, worden duidelijk ontwikkeld en
daardoor aan het oordeel van alle bevoegden onderworpen.
Aan de bevoegdheid dier commissie zelve om te onder
zoeken ea te beoordeelen zal wel niemand twijfelen, die de
naamlijst barer leden heeft ingezien. De weienschap is er
in vertegenwoordigd door den tegenwoordigen Hoofd-inge-
nieur van den Waterstaat in Zeeland J. E. W. Conrad,
vroeger Ingenieur te Alkmaar (1), en den eerst aanwezenden
Ingenieur bij de staatsspoorwegen te Alkmaar (2) A. J. van
Prehnterwijl als adviseurs huiten de commissie haar ter
zijde stonden de Ingenieurs van 's Rijks Waterstaat te Hoorn
en te Alkmaar, P. Loke en J. M. P. Wellan. De praktijk
en de ondervinding vonden er haar vertegenwoordigers in de
dijkgraven, hoofd-ingelanden, heemraden enz. der aangren
zende polders. In dit opzicht doet zich het verslag van een
zeer gunstige zijde kennen door niet te verzwijgen, ja zelfs
opzettelijk te herinneren aan de vele teleurstellingen en
misrekeningen, die bij vroegere indijkingen bij voorbeeld bij die
van den Anna Paulownapolder zijn ondervonden. De com
missie heeft er de oogen niet voor gesloten, de ondervinding
uiterlijk teu 5
u. 's avonds, ter post bezorgd te zijn.
De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar,
GOUWE.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de 2e. helft der maand November 1874
E. Schutz, P. van Dijk. Mej.G. E. A. Meman, Mej.EUers
Zageui, Amsterdam; H. Elleman, Baarn; L. B. Reuvers, Am
sterdam; A. W. Klaassen, Delft; J. Slootmans, Groet; Eppo
Mos, Haarlem; R. Buis, Schermer.
Van de Hulpkantoren:
Broek op LanqedijkC. Sehagen, Amsterdam.
Hoogwoud: P. Berkhout, Wieringerwaard.
SchermerhornJ. Dekker, Worinerveer.
Met deze woorden wekte vóór twee honderd jaren Jan
Adriaansz. Leeghwater zijne landgenooten opom de Haar
lemmermeer te bedijken en droog te makenom dien „grooten
waterwolf" te temmen. Woensdag 13 April 1870 werd te
Alkmaar een vergadering gehouden van een zeventigtal mannen,
die, met het oog op een ander groot werk van gelijken aard,
op een andere indijking en droogmakinghun landgenooten
met dezelfde woorden zouden willen toespreken, Hier goldt
het de Wieringermeerhet gedeelte van de Zuiderzee langs
de noord-oostelijke kust van Noord-Holland, dat ingesloten
wordt wanneer de westelijke punt van het eiland Wieringen
door een dijk wordt verbonden met den daar tegenover lig-
genden Anna Paulownapolder, en van de zuidoostelijke punt
van hetzelfde eiland een dijk wordt gelegd tot even bewesten
de stad Medemblik. Zie hier wat aanleiding gaf tot die
vergadering.
Tien personendoor niemand daartoe benoemd of aange
wezen vereenigden zich uit eigen beweging tot een commissie
tot onderzoek naar de mogelijkheid eener indijking van de Wie
ringermeer, en vroegen van de daaraan grenzende waterschappen
niets anders dan eenige gelden ter hunner beschikking te
stellen tot bestrijding van de kosten. Door de besturen van
.Westfriesland, Wieringerwaard, Anna Pauwlownapolder
om er te komen ontbraken. De grond was pas door het water
verlaten, nat en koud en ongeschikt om in de eerste jaren
iets voorttebrengen. Toch werd hij terstond bewerkt en
omgeploegd waardoor hij geenszins verbeterde. 1)3 bemaling
was onvoldoende, en zoo bleef er steeds te veel water in den
polder. Aan allerlei proefnemingenom den grond toch iets
te doen voortbrengenwerd veel geld verkwisthooge pol-
derlasten werden geëischt tot aanleg en verbetering van vaarten
en kanalen tot den aanleg van harde wegen en de verbetering
der bemalingde landen raakten in diseredietde teleurge
stelde verarmde en geheel ontmoedigde eigenaar verkocht
ze voor een geringen prijs en eerst de tweede of derde bezitter
plukteals eindelijk de polder niet alleen leeggemalenmaar
ook voor ontginning geschikt geworden was, de rijke vruchten.
Zoo maakte menvolgens liet spreekwoord
Water tot land
voor de derde hand.
En wat wil de commissie nu in de Wieringermeer doen?
Onder de berekening van kosten en alzoo onder de werken
van indijking en droogmaking opnemen een krachtige stoom-
bemaling naar bet voorbeeld der Haarlemmermeer en met die
wijzigingen die de ondervinding ook daar reeds als nuttig
beeft aangewezen; hoofdvaarten met beweegbare bruggen en
schutsluizen, waterleidingen en kavelslooten, waardoor kavels
van niet meer dan vijf bunders worden gevormd, grintwegen
langs alle kavels van 20 bunders, ter gezamenlijke lengte van
182,400 el; het aanleggen en onderhouden van greppels, om
aan de verscbe gronden bet volle genot der werking van
luebt en zon te verzekeren; een strook grond die beschikbaar
gehouden wordt voor den lateren aanleg van een spoorweg
door den polder.
Eindelijk wil de commissie geen gronden ten verkoop heb
ben aangeboden, dan die ten minste reeds vier jaar lang vol
komen droog en van slooten en greppels voorzien aan de
lucht blootgesteld zijn geweest, terwyl de wegen hard en in
goeden staat en alle verdere inrichtingen voltooid zijn.
Op deze wijze wordt natuurlijk de begrooting der kosten,
met inbegrip van het verlies aan renten gedurende de zeven
jaren van het werk, vrij aanzienlijk en aanmerkelijk hooger,
dan bij een bedijking op de oude, onvolkomen manier het
geval zou zijn; maar de koopers der landen zullen ook weinig
anders te doen hebben dan woningen te zetten en hun land
te bebouwen. Zoo zullen de landen, wanneer zij ten verkoop
worden aangeboden, reeds een vrij aanzienlijke waarde hebben
en de kooper zal geen gevaar loopen van mislukte profefne-
mingen en teleurstellingen.
Het bovenstaande is overgenomen uit een artikel in de
Alkmaarsche Courant van 17 April 1870. De plannen van
die dagen zijn inmiddels, tot rijpheid gekomen, het onderzoek
is voortgezet en beeft zijn laatste woord gesproken, de tijd
voor de uitvoering is aangebroken. De ontwerpers vragen
thans aan het Nederlandsche volk, of het wil medewerken tot
herovering van een gedeelte van al het land, door het ele
ment, dat beurtelings onze grootste vijand en onze trouwste
vriend en beschermer was, ons in vroeger eeuw ontnomen.
Puurt goud uit schuim, roepen zij den Hollanders toe, die
elkander elk brokje gronds voor hoogen prijs betwisten en
begeerig rondzien naar land, hetzij om het onder den ploeg
te brengen of om het aan te koopen als de zekerste en op
den duur tevens voordeeligste kapitaalsbelegging. Aan de
Staten van Noordholland vroegen zij subsidie voor deze be
langrijke uitbreiding der provincie en van's lands regeering
en de Staten-Generaal, die gedurende de eerstvolgende acht
jaren voor het behoud van ons erf, jaarlijks ten minste twintig
miljoen noodig achten, een betrekkelijk geringe bijdrage voor
deze aanwinst van vaderlandschen grondvoor deze eeht
had' er de oorzaken van aan het licht gebracht, en zoo werd ^d«'a^e. -ut.f?™?*' 21
het voor haar mogelijk, de middelen aan te wijzen om ze te
voorkomen, zoo mocht inderdaad de commissie in de inlei
ding tot haar verslag terstond na de aankondiging van haar
voorstel om een nieuwen strijd tegen de wateren der zee te
aanvaarden, met recht zeggen:
„Maar wat wij niet overbodig achten, wat ons zelfs voor
komt dringend noodig te zijn. is, dat wij alvorens den strijd
aan te prijzen, toonen dat wij weten wat het zegt, de zee
te beoorlogen. Dat wij bewijzen de gevaren te kennen, die
daaraan verbonden zijn, en weten wat het lot is van hen, die,
hoe dapper en kunstig ook, zich niet behoorlijk ten strijde
hadden toegerust; die den vijand te licht hebben geacht.
Dit toch was vroeger meermalen, ja, schier altijd het geval.
Volharding moge op het eind de overwinning behaald hebben,
er werden bloedige wonden geslagen. Soms was men op het
punt om alles te verliezen, en hoeveel buit er ten slotte moge
behaald zijn, er behoort veel moed toe om een nieuwen veld
tocht te beginnen.
„Wij hopen dat de hieronder volgende omschrijving van
ons project algemeen de overtuiging moge gevendat wij
werkelijk de kracht van onzen vijand kennendat wij wel
toegerust ten strijde willen komen eu dat men daarna genoeg
vertrouwen in onze plannen zal stellenom ons te onder
steunen in het tot stand brengen dier groote onderneming."
De onderdeelen van het verslag die over de bemaling en
de verkaveling van den nieuwen polder handelenverdienen
vooral de aandacht van het publiek. Hier inzonderheid wor
den de misslagen aangewezen bij vroegere bedijkingen begaan,
de oorzaken van zooveel misrekening en teleurstelling. Hier
spreekt de ervaring haar wijze lessen. Wat toch was bij
vroegere droogmakingen het geval?
Men begonom de menschen niet van de deelneming af
te schrikkenmet een tamelijk lage raming der kostendie
bij de uitvoering tegenviel. De polder werd ingedijkt en
leeggemalen en liet. land verkocht. De kooper had nu voor
weinig geld vrij wat land van voldoende, soms zelfs van zeer
noede° kwaliteitmaar de vaarten en bruikbare wegen
het aan haar bestede geld rijke rente zal betalen, rijker dan
de Eransche oorlogsschatting voor Duitsehland afwerpt. Voor
23 millioen gulden zijn 20,000 hectaren land aan te winnen.
De heer J. C. de Leeuw van Anna-Pautowna heeft reeds
in verschillende Noord-Hollandselie steden over dit plan tot
indijking en droogmaking van de Wieringermeer voordrachten
gehoudenen wordt ook te Alkmaar verwacht. Overal
mocht hij de belangstelling vinden die deze zaak ontegenzeg
gelijk verdient. Wij mogen verwachten, dat dit te Alkmaar
althans nist minder het geval zal zijn. Aan allen die iets
tot verwezenlijking van het sohoone plan kunnen bijbrengen,
roept de schim van den beroemden „Molen-maker van de
Rijp toe" toe
Liefhebbers van ons Vaderland,
Dit groote werk neemt by der hand
Zoo prijke ook eenmaal de Wieringermeer, met Beemster
en Purmer, met Schermer en Zijpe, met Heer-Hugo-Wraard
en Waard- en- Groet, met Anna-Paulowna en Haarlemmer
meer in de heerlijke rij onzer nationale zege-teekenen, onder
de schoone tropeeën van onzen roem die te gelijk de waar
borgen zijn onzer welvaart. Wat. Vondel zong van de Beem
ster gelde weldra ook van de Wieringermeer
De zon, verwonderd, zag de klei nog brak van haren
En droogde ze af en schonk ze een groenen staatsiekeurs,
Vol bloemen geborduurd, vol loovren ooft eu aren.
W. v. d. K.
(1) Inmiddels u
land teruggekeerd.
(2) Thans te Amsterdam,
als Hoofd-ingenieur in Noord-IIol-
De Post heeft vernomen, dat de Keizer na de zitting van
den Rijksdag van den 1L een eigenhandig schrijven aan prins
Bismarck gericht heeft, waarin hij hem voor den ijver dank
zegt, met welken hij zich voor eenige bedreigde posten van
de begrooting voor oorlogde verhoogde soldij der garde
regimenten betreffendein de bres gesteld heeft.
De kanonneerbooten Nautilus en Albatros gaan de spaansche
wateren verlatende eerste vertrekt naar West-lndiede
laatste keert naar Kiel terug.
Rijksdag. Den 9 is het zoogenaamde meeklenburgsche
constitutie-voorstel met groote meerderheid bij derde lezing
aangenomen. Voorts werd aangenomen een voorstel van den
Afgevaardigde Proschom als algeineenen leeftijd voor de
meerderjarigheid in het geheele Rijk den 21en geboortedag
vast te stellen.
Den 11 is, bij de tweede lezing der legerbegrooting, de ver
houding van het saksische legercorps tot het duitsclie leger
ter spraak gekomen. De tegenzin der meerderheid tegen het
het voortbestaan eener afzonderlijke saksische leger-admini-
stratie gaf zieh eerst lucht in het schrappen der voorgestelde
verhooging van de bezoldiging des saksischen ministers van
oorlog met 1500 mark. Daarna kwam het voorstel der com
missie van den Rijksdag te berdeom de begroeting der
pruisischq en saksische legercorpsen samen te smelten. Prins
Bismarclc ontried de aanneming van dit voorstel; de bestaande
regeling rust op eene overeenkomst tusschen de Koningen van
Pruisen en Saksen, en de Keizer kon niet herroepen wat hij
als Koning van Pruisen beloofd had ha te komen. De saksers
hadden getoond als duitsche soldaten dapper te strijden
maar waren gehecht aan hun vaandel en uniform. Hij oor
deelde het beter om geen wantrouwen of ontevredenheid in
Saksen optewekken en zou het voorstel daarom liever inge
trokken zien. Niettemin is het met 141 tegen 139 st. aan
genomen.
De Bondsraad heeft goedgevonden dat de commissiein
welker handen de 3 judiciëele wetsontwerpen gesteld zijn,
hare beraadslagingen na het sluiten dezer zitting van den
Rijksdag tot het begin der volgende zal voortzettenen dat
hare leden gedurende dien tyd vrijen overtocht op de duitsche
spoorwegen en eene toelaag van 2400 mark zullen genieten.
De Agevaardigde Majunke, redacteur der Qermania, den 11
in hechtenis genomen zijndeten einde de hem wegens een
drukpersdelict opgelegde gevangenisstraf van 1 jaar te on
dergaan, heeft de heer Lasker den 12 een door leden van
alle fraction ondersteund voorstel ingediendstrekkende om
de huishoudelijke commissie uit te noodigen, ten spoedigste
rapport uit te brengen over de vraag of dergelijke arrestatie
van een lid van den Rijksdag gedurende de zittingperiode
geoorloofd isen over de middelen, waardoor voor het ver
volg dergelijk feit kan worden voorkomen. Dit voorstel werd
met alg. st. aangenomen. Reeds den volgenden dag is ge
noemde commissie bijeengekomen, als wanneer dr. Priedherg
namens de regeering mededeeldedat de gevangenneming
op requisitoir van het O. M. bij besluit van het Kammerge-
richt gelast was, zoodat de minister van justitie niet tusschen
beide treden kon. Op de aanmerking van verscheidene leden
der commissiedat het voor den Rijksdag nog geen tijd is
om een besluit in deze zaak te nemen, daar de heer Majunke
van de beslissing van het Kammergericht nog in hooger
beroep komen kon, werden de beraadslagingen verdaagd.
Pruisen. Den 9 is voor het herlijnsche stadtgericht
de behandeling begonnen der zaak van graaf Arnim, De
niet te ruime gerechtszaal was geheel met belangstellenden
gevuldvoor de stenografen en verslaggevers van dag
bladen waren 51 plaatsen gereserveerd. In de voorgele
zen acte van beschuldiging werd hem te laste gelegd
hem toevertrouwde stukken uit hec hotel der duitsche
ambassade te Parijs te hebben verduisterdniet slechts
uit onachtzaamheid of te goeder trouw, maar om er ten
zijnen behoeve en in strijd met zijnen plicht als ambte
naar gebruik van te makeno.a. door diplomatieke onthul
lingen in de Echo du Parlement, de weener Presse en de
augsburgsche Allgèm. Zeitung. De voorzitter deelde mede
dat de voorlezing der stukken, welke handelen over de door
de duitsche regeering in haar conflict met, de catholieke gees
telijkheid gevolgde of te volgen staatkundige gedragslijn,
met gesloten deuren zou plaats hebben. De herlijnsche ad
vocaat Mmkel bestreed de bevoegdheid der rechtbank, maar
deze verklaarde zieh bevoegd, op grond dat graaf Arnim bij
zijn eerste rechterlijk verhoor die bevoegdheid niet betwijfeld
had. Op de gedane vragen bleef graaf Arnim zijne schuld
ontkennenverwees hij naar zijne gedurende de instructie
afgelegde verklaringen en beweerde hijdat hij door zijne
plaatsing op wachtgeld van de disciplinaire macht van het
dept. van buit. zaken, ook over ambassadeurs, ontheven was.
Als getuigen werden gehoord de geheimraad Kónig en de heer
Rohland, directeur van het centrale bureau in het dept. van
buit. zakenbeide als deskundigen.
Den 10 zijn de rapporten van den ambassadeur v. Hohenlohe
over de ontbrekende documenten en de daarover gevoerde
correspondentie voorgelezenalsmede een aantal der ver
miste beseheiden, waarvan er eenige nog den 3 door graaf
Arnim waren teruggegeven. Andere beseheidenreeds om
toon en schrijftrant niet voor mededeeling aan derden
geschikthad hij als bijzonder eigendom aangemerkt en
sedert Juni, toen hij algemeen als vijand des Rijks
werd aangeduidbuiten de pruisische grenzen gedeponeerd.
Onder de voorgelezen stukken kwam een schrijven voor
van prins Bismarck aan graaf Arnim, van 21 Jan. 1874, waarin
laatstgenoemde eene duchtige berisping wordt toegediend
over zijn gemis aan begrip der duitsche staatkunde, gebleken
door zijne herhaalde vraag om instructiën aangaande het
streven der fransche regeering naar het herstel der gezant
schappen aan de duitsehe hoven. De posensche advocaat
Uockhorn verklaarde, dat dit schrijven alles samenvat wat
den beschuldigde recht geeft te beweren, dat deze en derge
lijke stukkeu zijn persoonlijk eigendom behooren te blijven
en niet in een officiéél archief plaats moeten vinden.
Na langdurige gedachtenwisseling tusschen den verdediger
en het M„ besloot het hof geene voorlezing te laten doen
van de door den beschuldigde achtergehouden stukken. Als
getuigen werden gehoord graaf Wesdehlen, raad van legatie,
en de heer Hammerdörfer, beambte bij de kanselarij der am
bassade te Parijs.
Den 11 heeft graaf Arnim met betrekking tot de 3». groep
documenten (de spoorloos verdwenene) te kennen gegeven
dat hij de verblijfplaats van de ontbrekende rescripten, op
slechts enkele na. heeft aangewezen, doch dat hij omtrent
de verblijfplaats der nu bedoelde rapporten niet in staat is
eenige opheldering te geven. Voorts verklaarde hij, dat hij