Zesenzeventigste Jaargang.
1874.
N i» AC
27 D E C M B E R.
(Officieel Q5cbccltc
OVBBZIOHT.
£2llc&e!ij!$se!tc BcHcMcu
-ijjlagoai al) tia n-mgo-3 niattvi
na(|i|Bls aiajtoi ioob
aiiinqH 1007 gUIMOlI
Uob'lü sJjiluLa'
-ie!' fea i i 5>t>
BÜuj^fc'i' nailtl:
-o<l i'i'ili at,
J lijfg nO-ma
na-fclM i-iav/xi
aiasb
Jill) blaLiohfiomv biail
.(IBBfix) iiafnow nabuos
lab giiiïlniqo lot itolol
-5(1179
obalo?) s"
p Jail
it «a ab
9f> giLuioIimiavo .puiso! sfmf) (id loo oos tip ,(te'"r
ab qo lav/ ab imbgibniBvbg'i/■- '^/tlélinïP V P
llaima'fl
I liaoil
na i,
noO fail
iiaU
-a;! (ill nab m;7 pni'th ab b'la.v
tot .nsiaM nab ananui"
-Btiafiiirn-'
A A
S
A A1 T
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f ik ,65, franco per post f OySO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers KERM". COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels f 0.75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in bet eerstvolgend noramer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats
blad No. 72).
Roepen bij deze op:
Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Janus rij 1875 hun
negentiende jaar zijn ir.ge'.reden (mitsdien alle mannelijke
geborenen van 1S56), om zich, ingevolge art. 15 en 20 der
aangehaalde wet, in het daartoe gereed gemaakte register
voor de Nationale Militie te doen inschrijven.
De inschrijving begint op 1 Januari) 1875 en moet afge-
loopen zijn den 31 dier maand, behoudens de uitzondering
bij art 20 der gemelde wet. omschreven.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het
raadhuis alhier, op alle Dingsdagen en Vrijdagen in de maand
Januarij, des avonds van 5 tot 7 ure.
De verpligting tot het doen der aangifte berust op den
militiepligtige zeivenbij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis op zijn vaderis deze overleden, op de moeder, en,
zijn beide overleden, op den voogd.
Burgemeester en Wethouders maken, tot regt verstand van
het voorgaandede ingezetenen opmerkzaam op de volgende
bij genoemde wet gemaakte bepalingen, als:
k oor ingezeten wordt gehouden
1°. hij wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of,
zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens
de wet van 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44);
2» hij, die geen ouders of voogd hebbende gedurende de
laatste 18 maanden voor 1°. Januarij 1S75 binnen Ne
derland verblijf hield
3». hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al
is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk
verblijf boude.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdelingbe-
hoorende tot een Staat, waar de Nederlander niet aan de
verpligte krijgsdienst is onderworpen, oi, waar ten aanzien
der dienstpligtigheidhet beginsel van wederkoerigheid is
aangenomen.
De inschrijving geschiedt
I". van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, ot
is deze overleden, de moeder, of, zijn beide overleden,
de voogd woont;
2°. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente
waar hij woont
3°. van hem, die geen vader, moeder of voogd heelt ot door
deze is achtergelaten, of. wiens voogd buiten 's lands ge
vestigd is. in de gemeente waar hij woont;
4-, van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder
lander, die, ter zake van 's lands dienst, in een vreemd
land woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd
het laatst gewoond heeft.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven:
J°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in
gezeten, die geen Nederlander is;
2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van eén vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten;^
3°. de zoon van een Nederlander, dieter zake van s lands
dienst, in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën
woont.
En vermanen al de ingezetenen dezer gemeente, wien dit
mogt aangaan, zoo mogelijk in eigen persoon de aangifte te
doen en daarmede niet tot bet einde van J&nuarijte wachten,
terwijl zij voorts herinneren aan de straf waarmede de nala-
tigen ter inschrijving bij de art. 183 en 188 der wet bedreigd
wm-den Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
18 Dec. 1874. De Secretaris
NUHOUT VAN DEK VEEN.
BRANDWEER.
BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR.
Gelet op de bepalingen van liet reglement op het beheer
en het behandelen der brandbluschmiddelenvastgesteld
G Maart 1872 (Gemeenteblad n°. 101);
Roepen bij deze op alle manspersonen
«.in den loop van het jaar 1874 20 jaar oud geworden;
h. zich tusschen den ouderdom van 20 en 60 jaren sedert
1 Eebruarij 1874 binnen deze gemeente gevestigd hebbende;
om zich in 'januarij 1875 voor de dienst van het brandwezen
te doen inschrijven, waartoe de gelegenheid zal bestaan ter
secretarie der gemeente, op Maandag, Woensdag en Vrijdag
van iedere week, van des voormiddags 10 t.ot's namiddags 2 ure.
Zij berinneren verder belanghebbenden dat:
Verzuim dier inschrijving indienststelling zonder loting ten
gevolge heeft.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
18 Dec. 1874. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
POSTER IJ EN.
VERBËTGR» bericht.
Het vertrek van het stoomschip MADURA naar Ned.
Oost-Indië is nader bepaald op 5 Januari a.s. De daarmede
te verzenden correspondentie behoort den 4 Januari a.s.,
uiterlijk te 5 u. 's avonds, ter post bezorgd te zijn.
De met het stoomschip KONING DUR. NEDERLAD DEh.
te verzenden correspondentie, voor Ned. Oost-Indie, behoort
den 8 Januari a.s., uiterlijk te 5 uren des avonds, ter post
hpzoro-tl te ziin De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar,
D J GOUWE.
Wanneer men tegen het einde van dit. jaar een blik terug
werpt op zijn geschiedenis, dan blijkt zij geen groote gebeui-
tenissen op te leverenwaardoor omkeeringen of belangrijke
veranderingen zijn gebracht in de ontwikkeling der mensch-
lieid en de lotgevallen der volken. Br was dan ook kortte
voren zooveel en zooveel belangrijks gebeurd, dat er althans
eenige jaren moeten verloopen, waarin de nieuwe toestanden
zich behoorlijk kunnen vestigen. Er is tijd noodig om de
gevolgen en uitkomsten der groote veranderingen te kun
nen overzienom zich rekenschap te kunnen geven van de
nieuwe verhoudingen, om op te merken wat voor goed is tot
stand gekomen, zoodat er ook voor hen, tegen wier wensch
en wil de nieuwe toestand is geborepniets anders overblijft
dan er in te berusten, en wat geacht, zou kunnen worden
vaste grondslagen en levensvatbaarheid te missen, zoodat de
tegenstanders een poging zouden kunnen wagen om het weer
omver te werpen of te doen mislukken. Ook zij die, met
het verkregene niet, tevreden meer verlangen en verder wen-
schen te gaan, dienen onder zulke omstandigheden geduld
te oefenen en af te wachten wat zich uit de nieuw verwor
ven resultaten ontwikkelt. Eindelijk hebben menschen en vol
ken rust noodig.
De twee groote gebeurtenissen van de laatste jarenin
wier uitkomsten dan ook nog geenszins algemeen wordt
berust,zijn^ontegenzeggelijk het 1,ot stand komen der eenheid
van Italië en van Dititschland. Sedert eeuwen was dit het
droombeeld van enkelensedert een halve eeuw was het
het ideaal geworden van een steeds toenemende menigte.
De politieke eenheid van deze twee staten is een feit ge
worden maarzoo als het bijna altijd pleegt te gebeuren
op andere wijze, door andere middelen en onder andere om
standigheden dan men verwacht en gewenscht lmd. Het groote
bezwaar voor de Italiaansehe eenheid was de omstandigheid
dat de stad, die tot hoofdstad van het nieuwe Koninkrijk
was aangewezen, tevens was de zetel van het hoogste gezag
der Katholieke Kerk. Volkomen vrijheid en onafhankelijkheid
is voor dit gezag onmisbaar, eu zoo deed zich de groole
vraag voor: is die volstrekte onaftankelijkheid mogelijk
wanneer de drager van dat hoogste gezagwanneer de Paus
ophoudt wereldlijk vorst te zijn Het is bekend dat de Paus
zelf die vraag ontkennend heeft beantwoord, en zoo blijven
de aanhangers van het Pauselijk gezag onverzoenlijk gekant
tegen het Koninkrijk Italië; de inlijving van den Kerkelijken
Staat eu de verheffing van Rome tot hoofdstad van het ge
meenschappelijk vaderland der Italianen blijven inhunoogen
een roof aan de Kerk gepleegd, en Victor Emmanuel blijft
een roover-koning keeteu. Eenmaal zal ook deze kwestie
worden opgelost,ofschoon de Kerk haar aanspraken misschien
in eeuwen nog niet zal opgeven en ze van tijd tot tijd uit
drukkelijk in herinnering zal brengen, zal er een tijd komen
waarin 'althans feitelijk' ook in deze omkeering zal worden
berust, en een regeling van zaken getroffen zal worden die
den feitelijken toestand ook al wordt zijn rechtmatigheid
betwist, tot grondslag zal hebben. Voor verbreking dei-
eenheid en herstel der vroegere Italiaansehe staatjes schijnt
niet gevreesd behoeven te worden. De bezwaren waarmee
het nieuwe Koninkrijk te worstelen heelt zijn van an
deren aard. Er moet evenwicht gebracht worden tusschen
de ontvangsten en de uitgaven van den staat, en de openbare
veiligheid moet verzekerd worden. Met beide zaten houdt,
de tegenwoordige Regeering zich ernstig bezig, en zij blijkt
niet tegen afdoende maatregelen op te zien. Er bestaat geenerlei
grond om aan een goeden uitslag te wanhopen, wanneer eenige
jaren met kracht op den goeden weg wordt voortgegaan. Eenige
jaren; want, een financieel herstelals waaraan Italië behoefte
heeft, wordt niet in korten tijd bewerkt, en een nationale
verwildering, zooals zich in het roovershandwerk openbaart,
kan wel worden bedwongen en onderdruktmaar kan eerst
bij een volgend geslacht voor beter beginselen plaats maken.
Weet de Regeering echter het openbaar gezag te doen eer
biedigen en komt zij den bestendigen geldnood te boven, dan
heeft zij ook zeker minder te vreezen van de republikeinsche
partijdie slechts wint wanneer de Regeering zwak is en
nalatig in de ijverige vervulling der vele en moeilijke plich
ten die op haar rusten.
Al heeft het Ouitsche Rijk geen grondgebied van de Kerk
moeten innemen om zijn eenheid te vestiaron, toch heeft het
zijn voornaamst.cn tegenstander in hetzelfde gezagdat te
Rome tegen de Italiaansehe eenheid protesteert. Het is met
de Katholieke geestelijkheid in een strijd gewikkeldwaarvan
het einde niet is te voorzien en wel in een strijd op zuiver
kerkelijk gebied. Het heeft zich niet vergenoegd met, zijn staat
kundige instellingen zoo gezond en sterk te makendat het
den strijd op geestelijk gebied veilig kon aanzien en van het
gezond verstand der natie en de door goed onderwijs gesteunde
beschaving en toenemende verlichting.de zegepraal der waar
heid kon afwachten; maar het heeft zieli een voogdijschap
aangematigd over de Kerkwaartoe geen staat bevoegd is.
Vooral hier, meer nog dan in Italië, mag men met bezorgd
heid vragenhoe dit zal eindigen. Hier zal de Kerk nooit
kunnen toegevennoch in den feitelijken toestand kunnen
berusten. Zij zal de vervolgde blijven; priesters zullen
voortdurend veroordeeld en gevangen gezet, kerkelijke be
trekkingen niet vervuld worden. Zullen de leden dier Kerk
niet, mét bitterheid worden vervuld tegen den staat Zullen
zij zich niet eerder gevoelen als ouder vreemde overheersching
dan in hun eigen vaderland Het Duitsche Rijk kan den
tegenwoordigen toestand niet aannemen ais een normalen, een
blijvenden toestand. Dat is in een beschaafden staat van
den tegenwoordigen tijd onmogelijk. Wat thans geschiedt,,
is mogelijk als tijdelijke maatregei, even als bij voorbeeldde
invoering van den staat van beleg. Zoo moet dan ook de
Regeering den tegenwoordigen staat van zaken ziek voor
stellen als een tijd van overgang; maar hoe zal die eindigen?
Men zal zich toch wel niet voorstellen dat de geestelijkheid
zich eindelijk ?al onderwerpen uit vrees voor een dagvaar
ding een vonniseen geldboete of een gevangenisstraf
Die dat denkt, kent de Katholieke geestelijkheid niet. Mis
schien verkeerde de Katholieke Kerk nooit in veeger toestand
dan in de laatste helft der vorige eeuw; misschien waren de
geestelijken in Frankrijk nooit vadsiger en onverschilliger
nooit meer ongeloovig en minder zedelijk. Daar begint de
revolutie de Kerk met geweld te vervolgen en, zoo als som
migen zich voorstelden te vernietigenen diezelfde gede
moraliseerde geestelijkheid door de vervolging gelouterd eu
gestaaldverhief zich tot geloofshelden en martelaren. Toen
Napoleon aan de Kerk haar voormaligen uitwendigen luister
eu oude eereplaats hergaf, was zij sterk genoeg om zijn
oppergezag te weigeren en weldra als zijn openlijken tegen
stander op te treden. Met liet oog op dit voorbeeld vraagt
men met klimmende belangstellingwat zal het einde zijn
van dezen strijd?
Nog altijd houdt, dón Carlos zich in het noorden van Spanje
staande, en levert hij niet zelden met goed geluk gevechten met
de regeeringstroepen. Tegen het einde van het vorige jaar
werd gemeld dat de troepen van beide zijden de winterkwar
tieren hadden betrokken; ook thans spreken de berichten van
een schorsing der vijandelijkheden wegens de hevige stormen
en demassa gevallen sneenw. De stand der zaken is on
geveer gelijk aan den toestand bij den aanvang van dit jaar, be
halve dkt, de opstanden in het, zuiden, waar de commune zich te
gen het staatsgezag verzette, zijn onderdrukt. Serrano, de man
aan wien hel, gezag met dictatoriale macht is opgedragen, heeft
thans echter het kloek besluit genomen zelf bet, opperbevel
over de gezamenlijke legers op zich te nemen. Dit beteekent,
dat Spanje eindelijk alie krachten zal inspannen om aan den
opstand een einde' te maken, en dat het tegenwoordig hoofd
van clen staat goeden moed heeft om in die onderneming te
slagen. Na de laatste nederlaag begrijpt: Serrano ook wellicht,
dat, alleen de verdrijving der Carlisten zijn gezag kan staande
houden.
In Frankrijk keersclit nog steeds het Mac-Mahonaat, en
regeert een „President van de Republiek'' over een staat,
die weigert te erkennen dat hij een Republiek is. België
blijft verdeeld in de twee vijandige kampen van liberalen en
elericalen, en Nederland is een nieuw politiek jaar ingetreden
onder een conservatief Ministeriedat zich zeker allerminst
kan beklagen over de wijze waarop het door de liberale meer
derheid in de Staten-Géneraal is ontvangen.
W. v. d. K.
fllliiNClllUSHi
De kapt. ter zee Werner, die door den krijgsraad vrijge
sproken is wegens zijne handelingen voor Carthagenais
thans tot chef der marine-station van de Oostzee benoemd.
De Bondsraad heeft het den 8 Dec. met Rusland gesloten
consulaire verdrag goedgekeurd voorts het wetsontwerp
't, welk de met liet, einde dezer maand afloopende wet op de
uitgifte van bankbiljetten tot 31 December 1875 verlengt.
Dit ontwerp verplicht tevens de Banken, die vóór 1 Januari
1876 hare biljetten beneden 100 mark moesten intrekken,
om deze na 1 Juli 1875 niet meer uit te geven en dezelfde
biljetten van andere -Banken welke bij haar inkomen, alleen
aan die Banken zeiven jn betaling te geven.
De aanneming der motie-Iloverbeck door den Rijksdag
heeft prins Bismarck zoo onaangenaam getroffen, dat hij den
Keizer voorgesteld heeft om of die vergadering te ontbinden
of 'hem zijn ontslag als Rijkskanselier te geven. Dit is al
thans door verschillende bladen gemeld. De zaak schijnt
echter tot zijn genoegen geschikt te zijn ten gevolge van
het votum vau den Rijksdag op 18 Dee.
De Bondsraad heeft genoemde motie verzonden naar de
commissie voor de rechtszaken cn voor de constitutie.
Volgens de aan de Rijksdag-commissie voor de Bankwet,
voorgelegde besluiten van den Bondsraadwordt eene Rijks-
Baukals eene Bank op aandeelenmet een kapitaal van
120 miljoen Rijksmarkenvoor ien tijd van 15 jaren opge
richt; van dién tijd af kan haar bestaan telkens voor 10
jaren verlengd worden. De eigenaars van aandeelen in de
pruisische Bank kunnen aan de inteekening deelnemen. De
Rijks-Bank staat onder toezicht en beheer van het Rijkde
aandeelen zullen eene rente van 6 p.c. afwerpende overige
winst wordt tusschen het Rijk en de aandeelhouders gelijke
lijk verdeeld. De overgangsperiode wordt voor de particu
liere Banken tot 1891 verlengd. De circulatie der bankno
ten is zoodanig ingericht, dat, tegen'eene belasting van 1
p.e., zonder dekking kunnen circuleeren voor 250 miljoen
Rijksmarken aan banknoten van de Rijks-Bankvoor 32
miljoen van de beiersche Bank, voor 12,988,000 van de
pruisische particuliere Banken, voor 24 miljoen van de
saksische Bank, voor 40 miljoen van de zuidduit.sche Ban
ken en voor 21 miljoen van de Banken der kleine Staten.
Pruisen ontvangt voor de winstderving welke deze regeling
dien Staat door de opheffing der pruisische Bank berokkent,
eene schadeloosstelling van 5 miljoen tb.
De nieuw benoemde japansche gezant bij het duitsche hof,
de heer Aoki, heeft den 16 zijne geloofsbrieven aar den
Keizer overhandigd.
De Rijks-kanselier heeft de toestemming van den Bonds
raad gevraagd tot het sluiten van een uitleverings-verdrag
met de Ver. Staten van Noord-Amerieater vervanging der
verdragentusschen de Unie en de afzonderlijke duitsche
Staten gesloten. De regeering der Unie heeft zich bereid
verklaard om over een zoodanig tractaat te onderhandelen.
De rechtsgeleerde commissie van den Bondsraad is gereed
gekomen met haar wetsontwerp tot invoering van het ver
plichte burgerlijk huwelijk en der registers van den burger
lijken stand. De bepalingen omtrent deze registers komen in
hoofazaak met de pruisische overeenmaar laten aan de
regeeringen der verschillende Staten zekere vrijheid, b.v.
omtrent het toezicht op het houden der registers, de aan de
geestelijkheid te verleenen schadevergoeding enz. Het ont
werp stelt voorts vast, welke omstandigheden aan bet sluiten
van een huwelijk in den weg staanals de graden van
bloedverwantschap enz. Het gemis dezer bepalingen maakte
het onmogelijk om het ten vorige jare door den Rijksdag
aangenomen ontwerp tot wet te verheffen, dewijl in verscheidene
Stateno.a. in Beierenten dezen de bepalingen van het
canonieke recht gelden en aan de geestelijkheid de beslis:ing
of het verleenen van dispensatie toegekend wordt. Hierm
verandering te brengen zou vooral bij den beierschen Land
dag moeilijkheid ontmoeten.
Rijksdag. Oe commissie, in welker handen de begrooting en
hét leeningsontwerp voor Elzas en Lotharingen zijn gesteld,
heeft laatstgenoemd ontwerp verworpen en besloten dat in
de ongedekte uitgaven voor 1874 en 75 door de uitgifte van
schatkistbiljetten voorzien moet worden. Voorts heeft de
commissie het subsidie van 40000 fr. voor het theater te
Straatsburg van de begrooting geschrapt, maar dat voor
de universiteit aldaar geheel goedgekeurd.
Den 15 is de Rijksbegrooting voor 1875 bij tweede lezing
goedgekeurdevenzoo het wetsontwerp betreffende de com
missie voor de judiciëele wetten.
Den 16 is beraadslaagd over het rapport van de oommis
sie betreffende het voorstel-Z/«sfer omtrent de gevangenne
ming van den Afgevaardigde Majunke. De pruisische mi
nister van justitie ar. Leonhardt gaf te kennen, dat Majunke
reeds in September veroordeeld, maar, wijl hij zich toen
op reis bevond, eerst thans op besluit der rechtbank, waarop
hij minister geen inbreuk maken mag, gearresteerd iswel
zou hij hem zijne vrijheid kunnen hergeven indien de ver
oordeelde gratie wilde vragen [Art. 31 der Rijksconstitutie
verbiedt wel het instellen van strafvervolgingen tegen Afge
vaardigden gedurende de zitting van den Rijksdag, maar niet
het toepassen van een geslagen vonnis]. Aangenomen is de
motie van het lid der Fortschritts-partij Iioverbeck, volgens
welke de waardigheid van den Rijksdag eisebtdat door
een besluit of door eene verandering der grondwet de gevan
genneming van een Afgevaardigde tijdens de zitting van den
Rijksdag onmogelijk gemaakt wordt.
Den 17 is deze motie bij tweede stemming wederom aan
genomen. Vóór stemden de Fortschritts-partij, het centrum
en de helft der nationaal-liberale partij. Denzelfden
dag is het voorstel van den heer Winterer, Afgevaar
digde voor Elzasstrekkende tot intrekking der elzas-
lotharingsehe schoolwet (afschaffing der schoolplichtigheid
bedoelende) met eene groote meerderheid verworpen. De
Afgevaardigde Tellkampf heeft het voorstel ingediend om
den Rijkskanselier te verzoeken, overeenkomstig art. 4 No. 13
der Rijksconstitutiehet ontwerp eener gevangeniswetbe
treffende de regeling der strafvoltrekking en de hervorming
van de inrichting der gevangenissen, zoo spoedig mogelijk
aan den Rijksdag te laten voorleggen. De begrooting voor
Elzas-Lotharingen werd na tweede lezing aangenomen, en
het voorstel betreffende eene leening voor het Rijksland na
tweede lezing verworpen.
Den 18 is de begrooting van buit. zaken mot alg. st. be
halve die van het centrum en der sociaal-democraten aange
nomen. Door den beer Windthorst was nog voorgesteld om
het zoogenaamde geheime fonds te schrappen maar het was
met 199 tegen 71 st,. van bovengenoemde fraetiën onder
daverend gejuich verworpen, nadat de heer v. Bennigsen
betoogd had dat de Rijksdag zijn volle vertrouwen in de
staatkunde des Rijkskanseliers niet beter aan den dag kon
leggen dan door verwerping van dit voorstel. Prins Bismarck
was onmiddelijk daarop binnengekomen en had den voorzit
ter begroetten blijke dat hij dit votum als een geschikt
middel tot oplossing van de crisis beschouwde. De Rijks
begrooting en die voor het Rijksland werden den 18 en 19
in derde lezing afgedaan. Op laatstgenoemde is het door de
commissie geschrapte subsidie voor de duitsche theaters te
Metz en te Straatsburg met 156 tegen 88 st. hersteld. De
post van 45000 mark ten behoeve der „Landcommissie" werd
bestreden door den heer Windthorstdie de instelling dezer
commissie als eene ongelukkige poging welke slechts den
schijn eener Vertegenwoordiging gaf, beschouwde, maar met
overgroote meerderheid goedgekeurd. Op de begrooting van
marine is geschrapt de daarop gebrachte post voor de op
richting van 5 nieuwe compagniën zee-artillerie.
De Rijksdag is tot, 7 Jan. uiteengegaan.
Pkuisen. Den 14 heeft in het geAmg-vArnim het O.M.,
na een pleidooi van 2% uren, waarin het vooral op de
verzwarende omstandigheden wees die gelegen zijn in het
ambtdoor den beklaagde bekleeden het groole aantal
en het gewicht van de verduisterde beseheideneene ge
vangenisstraf van 2% jaren geëisehtmaar, aangezien de
beklaagde niet bedoeld had zich te verrijkenafgezien van
den eisch, dat den beklaagde zijne burgerlijke rechten zou
den worden ontnomendaar het' de bewering niet wilde
volhouden dat de beklaagde baatzuchtige oogmerken heeft
gehad. Vervolgens heeft prof. Jioltzendorjf (van Mun-
chen), ter verdediging van graaf Arnim, de wetenschappelijke
zijde der zaak toegelicht. Hij betoogde, dat graaf Arnim
zélfs indien de aanklacht volledig werd toegegeven, op zuiver
juridische gronden vrijgesproken behoorde te worden. „Oor
konden," waarvan de verduistering strafbaar gesteld is, kon
den de „verplaatste," „disciplinaire en „vermiste" stukken
niet genoemd worden; een recht van eigendom en burgerrech
telijken zin kon het Rijk er niet op doen geldenof de
pruisische regelen voor het archiefwezen in de diplomatieke
dienst op de dienst der duitsche diplomatie zijn overgegaan
was niet zekerteen gezant moest zekere vrijheid van han
delen bezitten en kon zelfs verplicht zijn om sommige be
langrijke stukken, ter geheimhouding van den inhoud, niet in
het, archief te bergen; en het onderscheid van officiëele en
niet-officiëele stukken viel niet te zamen met dat tusschen
Staats- en particulier eigendom. Het overige gedeelte dei-
verdediging liet Holtzendorff aan zijne; ambtgenooten over.
Den 15, na repliek van het O. M. en dipliek van prof.
Holtzendor/f, heeft de advocaat Dockhorn zijn pleidooi ge
houdentot vrijspraak concludeerendeomdat dp ter zake
afdoende punten der acte van beschuldiging nieten de
bewezene niet zoodanig bewezen zijn als voor eene veroor
deeling noodig is. De advocaat Munkel heeft in eene vrij be
knopte rede slechts enkele punten der verdediging nader
toegelicht.
Den 19 heeft de rechtbank uitspraak gedaan ep, graaf