Zesenzeventigste Jaargang. 1874. N i» AC 27 D E C M B E R. (Officieel Q5cbccltc OVBBZIOHT. £2llc&e!ij!$se!tc BcHcMcu -ijjlagoai al) tia n-mgo-3 niattvi na(|i|Bls aiajtoi ioob aiiinqH 1007 gUIMOlI Uob'lü sJjiluLa' -ie!' fea i i 5>t> BÜuj^fc'i' nailtl: -o<l i'i'ili at, J lijfg nO-ma na-fclM i-iav/xi aiasb Jill) blaLiohfiomv biail .(IBBfix) iiafnow nabuos lab giiiïlniqo lot itolol -5(1179 obalo?) s" p Jail it «a ab 9f> giLuioIimiavo .puiso! sfmf) (id loo oos tip ,(te'"r ab qo lav/ ab imbgibniBvbg'i/■- '^/tlélinïP V P llaima'fl I liaoil na i, noO fail iiaU -a;! (ill nab m;7 pni'th ab b'la.v tot .nsiaM nab ananui" -Btiafiiirn-' A A S A A1 T Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f ik ,65, franco per post f OySO, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers KERM". COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels f 0.75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in bet eerstvolgend noramer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats blad No. 72). Roepen bij deze op: Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Janus rij 1875 hun negentiende jaar zijn ir.ge'.reden (mitsdien alle mannelijke geborenen van 1S56), om zich, ingevolge art. 15 en 20 der aangehaalde wet, in het daartoe gereed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen inschrijven. De inschrijving begint op 1 Januari) 1875 en moet afge- loopen zijn den 31 dier maand, behoudens de uitzondering bij art 20 der gemelde wet. omschreven. De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van het raadhuis alhier, op alle Dingsdagen en Vrijdagen in de maand Januarij, des avonds van 5 tot 7 ure. De verpligting tot het doen der aangifte berust op den militiepligtige zeivenbij ongesteldheid, afwezigheid of ont stentenis op zijn vaderis deze overleden, op de moeder, en, zijn beide overleden, op den voogd. Burgemeester en Wethouders maken, tot regt verstand van het voorgaandede ingezetenen opmerkzaam op de volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingen, als: k oor ingezeten wordt gehouden 1°. hij wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beide overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de wet van 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44); 2» hij, die geen ouders of voogd hebbende gedurende de laatste 18 maanden voor 1°. Januarij 1S75 binnen Ne derland verblijf hield 3». hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf boude. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdelingbe- hoorende tot een Staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen, oi, waar ten aanzien der dienstpligtigheidhet beginsel van wederkoerigheid is aangenomen. De inschrijving geschiedt I". van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, ot is deze overleden, de moeder, of, zijn beide overleden, de voogd woont; 2°. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hij woont 3°. van hem, die geen vader, moeder of voogd heelt ot door deze is achtergelaten, of. wiens voogd buiten 's lands ge vestigd is. in de gemeente waar hij woont; 4-, van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder lander, die, ter zake van 's lands dienst, in een vreemd land woont, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst gewoond heeft. Voor de Militie wordt niet ingeschreven: J°. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in gezeten, die geen Nederlander is; 2°. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van eén vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten;^ 3°. de zoon van een Nederlander, dieter zake van s lands dienst, in 's Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont. En vermanen al de ingezetenen dezer gemeente, wien dit mogt aangaan, zoo mogelijk in eigen persoon de aangifte te doen en daarmede niet tot bet einde van J&nuarijte wachten, terwijl zij voorts herinneren aan de straf waarmede de nala- tigen ter inschrijving bij de art. 183 en 188 der wet bedreigd wm-den Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 18 Dec. 1874. De Secretaris NUHOUT VAN DEK VEEN. BRANDWEER. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR. Gelet op de bepalingen van liet reglement op het beheer en het behandelen der brandbluschmiddelenvastgesteld G Maart 1872 (Gemeenteblad n°. 101); Roepen bij deze op alle manspersonen «.in den loop van het jaar 1874 20 jaar oud geworden; h. zich tusschen den ouderdom van 20 en 60 jaren sedert 1 Eebruarij 1874 binnen deze gemeente gevestigd hebbende; om zich in 'januarij 1875 voor de dienst van het brandwezen te doen inschrijven, waartoe de gelegenheid zal bestaan ter secretarie der gemeente, op Maandag, Woensdag en Vrijdag van iedere week, van des voormiddags 10 t.ot's namiddags 2 ure. Zij berinneren verder belanghebbenden dat: Verzuim dier inschrijving indienststelling zonder loting ten gevolge heeft. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 18 Dec. 1874. De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. POSTER IJ EN. VERBËTGR» bericht. Het vertrek van het stoomschip MADURA naar Ned. Oost-Indië is nader bepaald op 5 Januari a.s. De daarmede te verzenden correspondentie behoort den 4 Januari a.s., uiterlijk te 5 u. 's avonds, ter post bezorgd te zijn. De met het stoomschip KONING DUR. NEDERLAD DEh. te verzenden correspondentie, voor Ned. Oost-Indie, behoort den 8 Januari a.s., uiterlijk te 5 uren des avonds, ter post hpzoro-tl te ziin De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar, D J GOUWE. Wanneer men tegen het einde van dit. jaar een blik terug werpt op zijn geschiedenis, dan blijkt zij geen groote gebeui- tenissen op te leverenwaardoor omkeeringen of belangrijke veranderingen zijn gebracht in de ontwikkeling der mensch- lieid en de lotgevallen der volken. Br was dan ook kortte voren zooveel en zooveel belangrijks gebeurd, dat er althans eenige jaren moeten verloopen, waarin de nieuwe toestanden zich behoorlijk kunnen vestigen. Er is tijd noodig om de gevolgen en uitkomsten der groote veranderingen te kun nen overzienom zich rekenschap te kunnen geven van de nieuwe verhoudingen, om op te merken wat voor goed is tot stand gekomen, zoodat er ook voor hen, tegen wier wensch en wil de nieuwe toestand is geborepniets anders overblijft dan er in te berusten, en wat geacht, zou kunnen worden vaste grondslagen en levensvatbaarheid te missen, zoodat de tegenstanders een poging zouden kunnen wagen om het weer omver te werpen of te doen mislukken. Ook zij die, met het verkregene niet, tevreden meer verlangen en verder wen- schen te gaan, dienen onder zulke omstandigheden geduld te oefenen en af te wachten wat zich uit de nieuw verwor ven resultaten ontwikkelt. Eindelijk hebben menschen en vol ken rust noodig. De twee groote gebeurtenissen van de laatste jarenin wier uitkomsten dan ook nog geenszins algemeen wordt berust,zijn^ontegenzeggelijk het 1,ot stand komen der eenheid van Italië en van Dititschland. Sedert eeuwen was dit het droombeeld van enkelensedert een halve eeuw was het het ideaal geworden van een steeds toenemende menigte. De politieke eenheid van deze twee staten is een feit ge worden maarzoo als het bijna altijd pleegt te gebeuren op andere wijze, door andere middelen en onder andere om standigheden dan men verwacht en gewenscht lmd. Het groote bezwaar voor de Italiaansehe eenheid was de omstandigheid dat de stad, die tot hoofdstad van het nieuwe Koninkrijk was aangewezen, tevens was de zetel van het hoogste gezag der Katholieke Kerk. Volkomen vrijheid en onafhankelijkheid is voor dit gezag onmisbaar, eu zoo deed zich de groole vraag voor: is die volstrekte onaftankelijkheid mogelijk wanneer de drager van dat hoogste gezagwanneer de Paus ophoudt wereldlijk vorst te zijn Het is bekend dat de Paus zelf die vraag ontkennend heeft beantwoord, en zoo blijven de aanhangers van het Pauselijk gezag onverzoenlijk gekant tegen het Koninkrijk Italië; de inlijving van den Kerkelijken Staat eu de verheffing van Rome tot hoofdstad van het ge meenschappelijk vaderland der Italianen blijven inhunoogen een roof aan de Kerk gepleegd, en Victor Emmanuel blijft een roover-koning keeteu. Eenmaal zal ook deze kwestie worden opgelost,ofschoon de Kerk haar aanspraken misschien in eeuwen nog niet zal opgeven en ze van tijd tot tijd uit drukkelijk in herinnering zal brengen, zal er een tijd komen waarin 'althans feitelijk' ook in deze omkeering zal worden berust, en een regeling van zaken getroffen zal worden die den feitelijken toestand ook al wordt zijn rechtmatigheid betwist, tot grondslag zal hebben. Voor verbreking dei- eenheid en herstel der vroegere Italiaansehe staatjes schijnt niet gevreesd behoeven te worden. De bezwaren waarmee het nieuwe Koninkrijk te worstelen heelt zijn van an deren aard. Er moet evenwicht gebracht worden tusschen de ontvangsten en de uitgaven van den staat, en de openbare veiligheid moet verzekerd worden. Met beide zaten houdt, de tegenwoordige Regeering zich ernstig bezig, en zij blijkt niet tegen afdoende maatregelen op te zien. Er bestaat geenerlei grond om aan een goeden uitslag te wanhopen, wanneer eenige jaren met kracht op den goeden weg wordt voortgegaan. Eenige jaren; want, een financieel herstelals waaraan Italië behoefte heeft, wordt niet in korten tijd bewerkt, en een nationale verwildering, zooals zich in het roovershandwerk openbaart, kan wel worden bedwongen en onderdruktmaar kan eerst bij een volgend geslacht voor beter beginselen plaats maken. Weet de Regeering echter het openbaar gezag te doen eer biedigen en komt zij den bestendigen geldnood te boven, dan heeft zij ook zeker minder te vreezen van de republikeinsche partijdie slechts wint wanneer de Regeering zwak is en nalatig in de ijverige vervulling der vele en moeilijke plich ten die op haar rusten. Al heeft het Ouitsche Rijk geen grondgebied van de Kerk moeten innemen om zijn eenheid te vestiaron, toch heeft het zijn voornaamst.cn tegenstander in hetzelfde gezagdat te Rome tegen de Italiaansehe eenheid protesteert. Het is met de Katholieke geestelijkheid in een strijd gewikkeldwaarvan het einde niet is te voorzien en wel in een strijd op zuiver kerkelijk gebied. Het heeft zich niet vergenoegd met, zijn staat kundige instellingen zoo gezond en sterk te makendat het den strijd op geestelijk gebied veilig kon aanzien en van het gezond verstand der natie en de door goed onderwijs gesteunde beschaving en toenemende verlichting.de zegepraal der waar heid kon afwachten; maar het heeft zieli een voogdijschap aangematigd over de Kerkwaartoe geen staat bevoegd is. Vooral hier, meer nog dan in Italië, mag men met bezorgd heid vragenhoe dit zal eindigen. Hier zal de Kerk nooit kunnen toegevennoch in den feitelijken toestand kunnen berusten. Zij zal de vervolgde blijven; priesters zullen voortdurend veroordeeld en gevangen gezet, kerkelijke be trekkingen niet vervuld worden. Zullen de leden dier Kerk niet, mét bitterheid worden vervuld tegen den staat Zullen zij zich niet eerder gevoelen als ouder vreemde overheersching dan in hun eigen vaderland Het Duitsche Rijk kan den tegenwoordigen toestand niet aannemen ais een normalen, een blijvenden toestand. Dat is in een beschaafden staat van den tegenwoordigen tijd onmogelijk. Wat thans geschiedt,, is mogelijk als tijdelijke maatregei, even als bij voorbeeldde invoering van den staat van beleg. Zoo moet dan ook de Regeering den tegenwoordigen staat van zaken ziek voor stellen als een tijd van overgang; maar hoe zal die eindigen? Men zal zich toch wel niet voorstellen dat de geestelijkheid zich eindelijk ?al onderwerpen uit vrees voor een dagvaar ding een vonniseen geldboete of een gevangenisstraf Die dat denkt, kent de Katholieke geestelijkheid niet. Mis schien verkeerde de Katholieke Kerk nooit in veeger toestand dan in de laatste helft der vorige eeuw; misschien waren de geestelijken in Frankrijk nooit vadsiger en onverschilliger nooit meer ongeloovig en minder zedelijk. Daar begint de revolutie de Kerk met geweld te vervolgen en, zoo als som migen zich voorstelden te vernietigenen diezelfde gede moraliseerde geestelijkheid door de vervolging gelouterd eu gestaaldverhief zich tot geloofshelden en martelaren. Toen Napoleon aan de Kerk haar voormaligen uitwendigen luister eu oude eereplaats hergaf, was zij sterk genoeg om zijn oppergezag te weigeren en weldra als zijn openlijken tegen stander op te treden. Met liet oog op dit voorbeeld vraagt men met klimmende belangstellingwat zal het einde zijn van dezen strijd? Nog altijd houdt, dón Carlos zich in het noorden van Spanje staande, en levert hij niet zelden met goed geluk gevechten met de regeeringstroepen. Tegen het einde van het vorige jaar werd gemeld dat de troepen van beide zijden de winterkwar tieren hadden betrokken; ook thans spreken de berichten van een schorsing der vijandelijkheden wegens de hevige stormen en demassa gevallen sneenw. De stand der zaken is on geveer gelijk aan den toestand bij den aanvang van dit jaar, be halve dkt, de opstanden in het, zuiden, waar de commune zich te gen het staatsgezag verzette, zijn onderdrukt. Serrano, de man aan wien hel, gezag met dictatoriale macht is opgedragen, heeft thans echter het kloek besluit genomen zelf bet, opperbevel over de gezamenlijke legers op zich te nemen. Dit beteekent, dat Spanje eindelijk alie krachten zal inspannen om aan den opstand een einde' te maken, en dat het tegenwoordig hoofd van clen staat goeden moed heeft om in die onderneming te slagen. Na de laatste nederlaag begrijpt: Serrano ook wellicht, dat, alleen de verdrijving der Carlisten zijn gezag kan staande houden. In Frankrijk keersclit nog steeds het Mac-Mahonaat, en regeert een „President van de Republiek'' over een staat, die weigert te erkennen dat hij een Republiek is. België blijft verdeeld in de twee vijandige kampen van liberalen en elericalen, en Nederland is een nieuw politiek jaar ingetreden onder een conservatief Ministeriedat zich zeker allerminst kan beklagen over de wijze waarop het door de liberale meer derheid in de Staten-Géneraal is ontvangen. W. v. d. K. fllliiNClllUSHi De kapt. ter zee Werner, die door den krijgsraad vrijge sproken is wegens zijne handelingen voor Carthagenais thans tot chef der marine-station van de Oostzee benoemd. De Bondsraad heeft het den 8 Dec. met Rusland gesloten consulaire verdrag goedgekeurd voorts het wetsontwerp 't, welk de met liet, einde dezer maand afloopende wet op de uitgifte van bankbiljetten tot 31 December 1875 verlengt. Dit ontwerp verplicht tevens de Banken, die vóór 1 Januari 1876 hare biljetten beneden 100 mark moesten intrekken, om deze na 1 Juli 1875 niet meer uit te geven en dezelfde biljetten van andere -Banken welke bij haar inkomen, alleen aan die Banken zeiven jn betaling te geven. De aanneming der motie-Iloverbeck door den Rijksdag heeft prins Bismarck zoo onaangenaam getroffen, dat hij den Keizer voorgesteld heeft om of die vergadering te ontbinden of 'hem zijn ontslag als Rijkskanselier te geven. Dit is al thans door verschillende bladen gemeld. De zaak schijnt echter tot zijn genoegen geschikt te zijn ten gevolge van het votum vau den Rijksdag op 18 Dee. De Bondsraad heeft genoemde motie verzonden naar de commissie voor de rechtszaken cn voor de constitutie. Volgens de aan de Rijksdag-commissie voor de Bankwet, voorgelegde besluiten van den Bondsraadwordt eene Rijks- Baukals eene Bank op aandeelenmet een kapitaal van 120 miljoen Rijksmarkenvoor ien tijd van 15 jaren opge richt; van dién tijd af kan haar bestaan telkens voor 10 jaren verlengd worden. De eigenaars van aandeelen in de pruisische Bank kunnen aan de inteekening deelnemen. De Rijks-Bank staat onder toezicht en beheer van het Rijkde aandeelen zullen eene rente van 6 p.c. afwerpende overige winst wordt tusschen het Rijk en de aandeelhouders gelijke lijk verdeeld. De overgangsperiode wordt voor de particu liere Banken tot 1891 verlengd. De circulatie der bankno ten is zoodanig ingericht, dat, tegen'eene belasting van 1 p.e., zonder dekking kunnen circuleeren voor 250 miljoen Rijksmarken aan banknoten van de Rijks-Bankvoor 32 miljoen van de beiersche Bank, voor 12,988,000 van de pruisische particuliere Banken, voor 24 miljoen van de saksische Bank, voor 40 miljoen van de zuidduit.sche Ban ken en voor 21 miljoen van de Banken der kleine Staten. Pruisen ontvangt voor de winstderving welke deze regeling dien Staat door de opheffing der pruisische Bank berokkent, eene schadeloosstelling van 5 miljoen tb. De nieuw benoemde japansche gezant bij het duitsche hof, de heer Aoki, heeft den 16 zijne geloofsbrieven aar den Keizer overhandigd. De Rijks-kanselier heeft de toestemming van den Bonds raad gevraagd tot het sluiten van een uitleverings-verdrag met de Ver. Staten van Noord-Amerieater vervanging der verdragentusschen de Unie en de afzonderlijke duitsche Staten gesloten. De regeering der Unie heeft zich bereid verklaard om over een zoodanig tractaat te onderhandelen. De rechtsgeleerde commissie van den Bondsraad is gereed gekomen met haar wetsontwerp tot invoering van het ver plichte burgerlijk huwelijk en der registers van den burger lijken stand. De bepalingen omtrent deze registers komen in hoofazaak met de pruisische overeenmaar laten aan de regeeringen der verschillende Staten zekere vrijheid, b.v. omtrent het toezicht op het houden der registers, de aan de geestelijkheid te verleenen schadevergoeding enz. Het ont werp stelt voorts vast, welke omstandigheden aan bet sluiten van een huwelijk in den weg staanals de graden van bloedverwantschap enz. Het gemis dezer bepalingen maakte het onmogelijk om het ten vorige jare door den Rijksdag aangenomen ontwerp tot wet te verheffen, dewijl in verscheidene Stateno.a. in Beierenten dezen de bepalingen van het canonieke recht gelden en aan de geestelijkheid de beslis:ing of het verleenen van dispensatie toegekend wordt. Hierm verandering te brengen zou vooral bij den beierschen Land dag moeilijkheid ontmoeten. Rijksdag. Oe commissie, in welker handen de begrooting en hét leeningsontwerp voor Elzas en Lotharingen zijn gesteld, heeft laatstgenoemd ontwerp verworpen en besloten dat in de ongedekte uitgaven voor 1874 en 75 door de uitgifte van schatkistbiljetten voorzien moet worden. Voorts heeft de commissie het subsidie van 40000 fr. voor het theater te Straatsburg van de begrooting geschrapt, maar dat voor de universiteit aldaar geheel goedgekeurd. Den 15 is de Rijksbegrooting voor 1875 bij tweede lezing goedgekeurdevenzoo het wetsontwerp betreffende de com missie voor de judiciëele wetten. Den 16 is beraadslaagd over het rapport van de oommis sie betreffende het voorstel-Z/«sfer omtrent de gevangenne ming van den Afgevaardigde Majunke. De pruisische mi nister van justitie ar. Leonhardt gaf te kennen, dat Majunke reeds in September veroordeeld, maar, wijl hij zich toen op reis bevond, eerst thans op besluit der rechtbank, waarop hij minister geen inbreuk maken mag, gearresteerd iswel zou hij hem zijne vrijheid kunnen hergeven indien de ver oordeelde gratie wilde vragen [Art. 31 der Rijksconstitutie verbiedt wel het instellen van strafvervolgingen tegen Afge vaardigden gedurende de zitting van den Rijksdag, maar niet het toepassen van een geslagen vonnis]. Aangenomen is de motie van het lid der Fortschritts-partij Iioverbeck, volgens welke de waardigheid van den Rijksdag eisebtdat door een besluit of door eene verandering der grondwet de gevan genneming van een Afgevaardigde tijdens de zitting van den Rijksdag onmogelijk gemaakt wordt. Den 17 is deze motie bij tweede stemming wederom aan genomen. Vóór stemden de Fortschritts-partij, het centrum en de helft der nationaal-liberale partij. Denzelfden dag is het voorstel van den heer Winterer, Afgevaar digde voor Elzasstrekkende tot intrekking der elzas- lotharingsehe schoolwet (afschaffing der schoolplichtigheid bedoelende) met eene groote meerderheid verworpen. De Afgevaardigde Tellkampf heeft het voorstel ingediend om den Rijkskanselier te verzoeken, overeenkomstig art. 4 No. 13 der Rijksconstitutiehet ontwerp eener gevangeniswetbe treffende de regeling der strafvoltrekking en de hervorming van de inrichting der gevangenissen, zoo spoedig mogelijk aan den Rijksdag te laten voorleggen. De begrooting voor Elzas-Lotharingen werd na tweede lezing aangenomen, en het voorstel betreffende eene leening voor het Rijksland na tweede lezing verworpen. Den 18 is de begrooting van buit. zaken mot alg. st. be halve die van het centrum en der sociaal-democraten aange nomen. Door den beer Windthorst was nog voorgesteld om het zoogenaamde geheime fonds te schrappen maar het was met 199 tegen 71 st,. van bovengenoemde fraetiën onder daverend gejuich verworpen, nadat de heer v. Bennigsen betoogd had dat de Rijksdag zijn volle vertrouwen in de staatkunde des Rijkskanseliers niet beter aan den dag kon leggen dan door verwerping van dit voorstel. Prins Bismarck was onmiddelijk daarop binnengekomen en had den voorzit ter begroetten blijke dat hij dit votum als een geschikt middel tot oplossing van de crisis beschouwde. De Rijks begrooting en die voor het Rijksland werden den 18 en 19 in derde lezing afgedaan. Op laatstgenoemde is het door de commissie geschrapte subsidie voor de duitsche theaters te Metz en te Straatsburg met 156 tegen 88 st. hersteld. De post van 45000 mark ten behoeve der „Landcommissie" werd bestreden door den heer Windthorstdie de instelling dezer commissie als eene ongelukkige poging welke slechts den schijn eener Vertegenwoordiging gaf, beschouwde, maar met overgroote meerderheid goedgekeurd. Op de begrooting van marine is geschrapt de daarop gebrachte post voor de op richting van 5 nieuwe compagniën zee-artillerie. De Rijksdag is tot, 7 Jan. uiteengegaan. Pkuisen. Den 14 heeft in het geAmg-vArnim het O.M., na een pleidooi van 2% uren, waarin het vooral op de verzwarende omstandigheden wees die gelegen zijn in het ambtdoor den beklaagde bekleeden het groole aantal en het gewicht van de verduisterde beseheideneene ge vangenisstraf van 2% jaren geëisehtmaar, aangezien de beklaagde niet bedoeld had zich te verrijkenafgezien van den eisch, dat den beklaagde zijne burgerlijke rechten zou den worden ontnomendaar het' de bewering niet wilde volhouden dat de beklaagde baatzuchtige oogmerken heeft gehad. Vervolgens heeft prof. Jioltzendorjf (van Mun- chen), ter verdediging van graaf Arnim, de wetenschappelijke zijde der zaak toegelicht. Hij betoogde, dat graaf Arnim zélfs indien de aanklacht volledig werd toegegeven, op zuiver juridische gronden vrijgesproken behoorde te worden. „Oor konden," waarvan de verduistering strafbaar gesteld is, kon den de „verplaatste," „disciplinaire en „vermiste" stukken niet genoemd worden; een recht van eigendom en burgerrech telijken zin kon het Rijk er niet op doen geldenof de pruisische regelen voor het archiefwezen in de diplomatieke dienst op de dienst der duitsche diplomatie zijn overgegaan was niet zekerteen gezant moest zekere vrijheid van han delen bezitten en kon zelfs verplicht zijn om sommige be langrijke stukken, ter geheimhouding van den inhoud, niet in het, archief te bergen; en het onderscheid van officiëele en niet-officiëele stukken viel niet te zamen met dat tusschen Staats- en particulier eigendom. Het overige gedeelte dei- verdediging liet Holtzendorff aan zijne; ambtgenooten over. Den 15, na repliek van het O. M. en dipliek van prof. Holtzendor/f, heeft de advocaat Dockhorn zijn pleidooi ge houdentot vrijspraak concludeerendeomdat dp ter zake afdoende punten der acte van beschuldiging nieten de bewezene niet zoodanig bewezen zijn als voor eene veroor deeling noodig is. De advocaat Munkel heeft in eene vrij be knopte rede slechts enkele punten der verdediging nader toegelicht. Den 19 heeft de rechtbank uitspraak gedaan ep, graaf

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1874 | | pagina 1