t
Mil
il
No. 31.
Achténzevenligsle jaargang.
J 876.
ZONDAG
30 JULI.
(Dfficiccl (ftcbccltc
Lalljnsche School Ie iHkuiaar.
Engeland en Turkije.
SSiijckclijfcscfte Berichten
Frankryk.
E COII
A
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f O,BH, franco per post f 0,8®,
afzonderlijke nommers Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM". COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15
Centsgroote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in bet eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden bericbten een dag vroeger.
Bij deze Courant behoort een bijvoegsel.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
vestigen de aandacht van eigenaren van gebouwen, op ar-
kel 2 der verordening van politie op het nummeren der ge
bouwen en bet bijhouden der bevolkingregisters alhier, door
den Gemeenteraad vastgesteld 12 Juli en afgekondigd 27
Juli j.l., luidende als volgt: De eigenaar van een gebouw,
die het geheel of gedeeltelijk wegbreekt of doet wegbreken,
die van dat gebouw twee of meer gebouwen maakt of doet
makenen ieder, die een gebouw sticht of van verschillende
gebouwen één gebouw maakt of doet makenis verpligt
daarvan kennis te geven aan Burgemeester en W ethouders
en uittevoeren hetgeen hem in het belang der nummering
wordt opgedragenzijnde strafbaar gesteld bij art. 7 met
geldboete van f 1,50.
Burgemeester en W ethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
29 Juli 1876. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
Ter gemeente-secretarie is verkrijgbaar:
1°- Politieverordening op de jaar- en weekmarkten a 10 ets.
2°. Id. op het nummeren der gebouwen en het bijhouden
der bevolkingregisters a 5 ets.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Dingsdag den 1 Augustus 1876, des middags
ten 12 ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
Ouders of voogdendie hunne zonen of pupillen met
aanvang van den nieuwen cursusop Maandag 4 September
1876, uitsluitend het eenige tijdstip van toelating gedurende
dien cursus, het onderwijs op de Latijnsclie School wensehen
te doen genietenworden uitgenoodigd naam eu ouderdom
dezer jongelieden vóór of uiterlijk op den 12 Augustus 1876
aan den ondergeteekende op te geven. Aan jongelieden, die
noch schriftelijk bewijs van vroegere toelating tot. eenige Ne-
derlandscke Latijnsclie school of Gymnasiumnoch een ge
tuigschrift, kunnen overleggen, dat zij ten minste het onderwijs
op de laagste klasse eener Openbare Hoogere Burgerschool
met voldoend gevolg genoten en alzoo tot de tweede klasse
reeds bevorderd zijnzal de dag van het examen ter toe
lating vereischt (zie art. 5 Gemeenteblad van Alkmaar 1868
No. 57) tijdig worden medegedeeld.
De Rector der Latijnsclie School,
Dr. J. J. DE GELDER.
POSTER IJ EN.
De correspondentie voor Ned. Oost-Indiete verzenden
per stoomschip CONRAD, behoort den 4 Augustus a.s., ui
terlijk te 9 uren 's avonds, ter post bezorgd te zijn.
De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar,
GOUWE.
De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar brengt ter
algemeene kennisdatte rekenen van 1 Augustus a.s.,
naam- of zoogenaamde visitekaartjes weder op den voet van
gedrukte stukken ter verzending met de post worden toe
gelaten mits zij onder kruisband zijn en niet in open brief
omslagen.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden over de 2e. helft der maand Juni 1876.
SchouieTer Kuile Stronk, Amsterdam; vanderMoo-
lenHeer Hugo Waard; Mejw. G. Hille, Huizum; A. Zon
neveld, Nieuwediep, R. Groot, SchagenA. Brommer, de
Stroet.
Van liet hulpkantoor te Oterleek
J. KomenAlkmaar.
Briefkaart, H. B. Voorman, 's Gravenhage.
P O L I C 1 E.
Ter terugbekoming aan het Commissariaat van Policie
voorhanden het navolgende gevondene alseen vat kootteer.
Verder zijn aldaar inlichtingen te bekomen omtrent een
zwart schootje van een damesjapon, een schootje van een dames-
japon, een smoushondjeeen wit hondje (gele gloed).
Van alle groote Europeesclie mogendheden heeft Engeland
sedert vele- jaren de gunstigste gezindheid jegens Turkije
aan den dag gelegd. Bij verschillende gelegenheden trad de
Eugelsche regeering ten behoeve van de Porte vergoelijkend,
verdedigendbemiddelendraadgevend of feitelijk onder
steunend op. En wat heeft daardoor uitgewerkt Waar
schijnlijk heeft zij de ontbinding van het Turksche rijk
eenige tientallen van jaren tegengehouden; maar in zijn jam
merlijken onboudbaren toestand heeft zij geen enkele ver
betering kunnen brengen. Veel bloed is er reeds vergoten
bij verschillende pogingen van de niet Mohammedaanscbe
onderdanen der Porte om zich aan haar gezag te ontrukken,
en aan Engeland vooral was het te wijten, als die pogingen
vruchieloos bleven of tot een onvoldoende uitkomst leidden
waarvan nienwe opstanden en nieuwe gruwelen binnen kor
ter of langer tijd bet gevolg moesten zijn. Opstanden en oor
logen zijn altijd treurige zaken maar bovenal zijn ze treu
rig en pijnlijk om aan te zien, wanneer ze geen verbetering
brengen'in den bestaanden toestand. De mogendheid die
daarvan gedeeltelijk de schuld draagt, heeft juist geen reden
om zich te beroemen op een schoone rol in de wereldge
schiedenis.
Toch schonk Engeland zijn bijval aan menige vrijheidsbe
weging van onderdrukte volken tegen hun overheerschers.
De bevrijding van Lombardije uit de macht der Oostenrij
kers heeft het toegejuicht, den val der Napelsche Bourbons
heeft het met vreugde gezienen het stond aan de zijde
der Hongarentoen dezen zich een behoorlijke plaats in de
monarchie waarvan zij deel uitmakenen een billijk aandeel
in het bestuur des lands trachtten te verwerven. Maar wat
doet deze natie terugschrikken en aarzelen wanneer het op
standen en oorlogen in Turkije geldt Over het antwoord
op deze vraag bestaat geen verschil. Kortzichtige vrees voor
de overmacht van Rusland in bet Oosten. Dat die vrees
ongegrond is, willen wij niet beweren. Maar kortzichtig
mag zij genoemd wordenwanneer zij tot niets anders leidt
dan tot het op allerlei wijzen steunen van een op den duur
toch ontkoudbaren toestandtot het zoolang mogelijk te
genhouden van den ondergang van een staatwaarin het
bederf tot zulk een hoogte is geklommen dat geen ernstig
man aan de mogelijkheid van genezing gelooften waarvan
elk deel dat nog eenige levenskracht bezit, zich noodzakelijk
moet afscheiden wil het niet door de algemeene verrotting
worden aangetast. Zoo hebben zich dan ook in den loop
dezer eeuw Egypte TunisSamosGriekenland Servie
Montenegro en Roemanië een zelfstandig bestaan verzekerd.
Bosnië en de Herzegowina zouden gaarne dat voorbeeld
volgen, en ook bet mishandelde Bulgarije zou zeker niets
liever willenwanneer voor de wapenlooze Bulgarente
midden van de tegen hen gewapende Circassiërs en onge
regelde troepeneen opstand slechts tot de mogelijkheden
behoorde. Een politiekdie verder zag dan den dag van
morgen, zou, in plaats van het instortende gebouw te stut
ten en aldus te trachten zijn val zoo lang mogelijk tegen
te houden zich inspannen om bet door een ander, aau de
eiscken des tijds voldoend gebouw te vervangen. Zij zou
iu plaats van den dank der Turken te verdienen en hun
bloeddorst,igen overmoed tegen de Christenen op te wekken,
haar best doen om de verdrukten aan zieb te verbinden en
zich de goede gezindheid te verwerven van de nieuwe min
of meer onafhankelijke deelen die zich van het Turksche rijk
afscheiden. Dit zou te gelijk de beste manier zijn om de.
aan Rusland toegeschreven plannen tegen te gaan, en de
nieuwe Staten waarin Europeesck Turkije zich vroeger of
later zal moeten oplossen, aan de voogdij en den invloed
van dien gevreesden mededinger in bet oosten te onttrekken.
De vriendschappelijke verstandhouding tusschen Engeland
en Turkije dagteekent reeds van den opstand in Morea van
1821die de stichting van het Koninkrijk Griekenland ten
gevolge had. Ook toen weigerden de Europeesche mogend
heden niet alleen alle hulpmaar ook alle voorspraak en
allen zedelijken steun. Rusland en Oostenrijk veroordeelden
openlijk den opstandFrankrijk bewaarde een strenge on
zijdigheid maar geen staat was den Grieken vijandiger dan
Engeland. Eerst nadat de strijd tusschen Grieken en Tur
ken eenige jaren op onmenschelijke wijze had gewoedna
dat een leger hulptroepen uit Egypte Morea verwoest had
en de bevolking bij geheele scheepsladingen als slaven was
weggevoerd noodzaakte de algemeene verontwaardiging der
Europeesche natiën haar regeeringen ten behoeve der Grieken
tusschen beide te komen. Toen zag Engeland indat Rus
land eindelijk onder de toejuiching van ganscb Europa tegen
de Turken zou kunnen te velde trekken, en de toenmalige
ministerie Canning was wakker genoeg om aanstonds onder
handelingen te Petersburg te openendie tot een bondge
nootschap leidden, waarbij zich later Frankrijk aansloot en
dat de stichting van bet Koningrijk Griekenland tengevolge
bad. Onge'ukkig maakte later de bekrompenheid en schroom
valligheid zijner stichters en voogden het nieuwe rijk te klein
en te zwak om de rol, waartoe het geroepen scheen, op
eenigszins waardige en voldoende wijze te vervullen.
De moorden en verwoestingen in Bulgarije en de vijandige
gezindheid der Turken tegen de niet-Mokammedaansche be
volking die op verschillende plaatsen het ergste doet vreezen,
zijnhelaasgeen nieuwegeen ongewone verschijnselen.
Op de eerste berichten van den opstand in Griekenland,
hadden te Konsiantinopelte Smyrnaop Cyprus en op
Kreta menschenslachtingen op groote schaal plaats. En wan
neer thans de oorlog van Servië tegen de Porte onzinnig en
misdadig genoemd wordt omdat de krachten en de hulp
middelen des lands ontoereikend zijn om den strijd met,
eenigszins gegronde hoop op een goeden uitslag te voeren
niets minder werd in 1821 en de eerstvolgende jaren den
Grieken en hun aanvoerders verweten. Dat eerzucht en
heerschzucht ook in dezen oorlog een rol spelenzal wel
waar zijn. Bij welke groote bewegingen onder de volken
zijn die ooit uitgebleven Maar de hoofden van opstande
lingen zijn in de schatting van sommige lieden altijd eer
zuchtige woelgeesten of eigen voordeel zoekende avonturiers.
Vraag maar eens aan sommige Nederlanders, wie de leiders
van onzen opstand tegen Spanje waren. Nu wordt wel zeer
bepaaldelijk verzekerdeu voor wie geen feiten loochenen
wil schijnt het vast te staan, dat niet de Vorst en niet de
regeering van Servië den oorlog in dollen overmoed is be
gonnen maar dat het Servische volk zelf zijn regeering tot
den oorlog heeft gedwongen, maar op dergelijke feiten wordt
weinig acht geslagenals de wereld niet loopt zooals mi
nisters en diplomaten meenen dat het behoort. Men laat
ook niet na reeds te wijzen op verdeeldheid onder de aan
voerders, op ontevredenheid bij een deel des volks, op gebrek
aan geldmaar toen de Grieksche opstand uitbarsttewas
'er noch een leger, noch een schatkist, noch een hoofd ter
wijl daarentegen de verdeeldheid en de onderlinge naijver
zoo groot warendat zij in openlijke tegenwerking en zelfs
in verraad ontaardden.
Een welmeenend maar tamelijk oppervlakkig Europeesch
diplomaat te Konstantinopel verzekert aan de Eögelsche
bladendat de verhalen van de gruwelen in Bulgarije niet
verzonnen, niet overdreven, maar integendeel volkomen juist
zijn. Er zijn daar wreedheden gepleegdschrijft hijte
verschrikkelijk om er aan te denken, en er heersokt ook nu
nog een sebrikbewind vau de ergste soort. Tochen wel
juist daarom, noemt hij de pogingen van sommigen om in
Bulgarije een opstand te verwekken misdadig, en den oorlog
van Servië onzinnig. Immers die pogingen en die oorlog
makei» de zaken des te erger. Maar als deze redeneering
juist is, dan is een opstand des te meer te veroordeelen
naarmate de overheerschers wreeder en onmenscbelijker zijn;
dan hebben bij voorbeeld de hoofden van den opstand der
Nederlanders tegen Spanje een misdaad gepleegd, want hun
werk had de strafoefeningen van Alva ten gevolge. Merk
waardig is het evenweldat dezelfde diplomaat te gelijker
tijd schrijft, dat Engeland alleen invloed genoeg heeft om
terstond aan dat schrikbewind een eind te makenen dat
de Baski-Bazoeks die de bedoelde gruwelen pleegdenin
de stellige overtuiging verkeerden, dat zij door Engeland
betaald zouden worden en zich zelf reeds bij den Engelsoben
consul om soldij hebben aangemeld. Als men zoo iets leest,
is men geneigd te vragenof niet misschien Engeland zelf
hier een deel van de schuld moet dragenen of niet veel
voorkomen had kunnen worden, wanneer zijn gezanten de
Turksche regeering ernstig verantwoordelijk hadden gesteld
voor hetgeen op haar grondgebied gebeurde. Men verbaalt,
dat het een Europeesch diplomaat is geweestdie indertijd
aan de Porte den raad heeft gegevenom de Circassiërs
die in Turkije een toevlucht zochten nadat hun land door
Rusland veroverd wasniet naar Klein-Azie te doen ver
huizen zooals aanvankelijk het plan was, maar dit Aziatisch
en Mohammedaansch ras over te brengen naar Europa en
er in Bulgarije een heilzaam tegenwicht van te maken tegen
de zich aldaar zoo voorspoedig ontwikkelende Slavische en
Christelijke bevolking. Die diplomaat,, die vriend der Porte,
heeft wel reden om zich te beroemen op dien gelukkigen inval.
Na den vreeseljjken Krim-oorlog, ook al ten behoeve van
Turkije gevoerdvaardigde de Porte de beroemde Hat.ti-
Hoemayoem uitdie proclamatie des Sultanswaarbij een
volkomen vrijzinnig staatsbestuur werd aangekondigd en aan
al zijn onderdanen gelijke burgerlijke en politieke rechten
werden beloofd. De op verovering, verschil van ras en on
derdrukking gegrondveste en naar willekeur geregeerde staat
zou hervormd worden in een land van vrijheid en gelijkheid.
Het recht zou het geweld vervangen. Thans, twintig jaren
later, wordt algemeen erkenddat van dat alles niets ge
komen is. Engeland, dat toch wel eenig recht van spreken
had het had deelgenomen aan den Krim-oorlog heeft
daarin berust, en schijnt wel min of meer verwonderd, dat
de overheerschteonderdrukte en geplaagde christenbevolking
van Turkije ook maar niet in haar toestand berust. Als die
bevolking verbetering in haar toestand moet wachten van de
goede gezindheid der Turksche regeering of van de bescher
ming der Europeesche mogendheden dan hebben de klein
kinderen van de tegenwoordige strijders weinig kans om den
dag der bevrijding té zien aanbreken. Er blijft dus voor
deze ongelukkige bevolking niets anders over dan de keus om
zich stilzwijgend te onderwerpen aan haar lot of de hache
lijke kans van een opstand te wagen. Doet zij bet laatste
dan moet baar toestand wel rampzaligwel ondraaglijk zijn.
Er is toch heel wat noodig om een volk tot zulk een schier
wanhopig besluit te doen overgaan. Bespottelijk echter en
aanmatigend tevens is het, wanneer anderen, die over hun
eigen toestand volkomen tevreden zijndien opstand dwaas
of misdadig noemen. Ook voor deze bevolking schijnt lijden
en strijden, wie weet hoe lang nog, de weg ter bevrijding
te moeten zijn.
Het hof van assises te Finistère heeft tot 20 jaren dwang
arbeid veroordeeld den nederlander v. d. Noot, wegens den
moord gepleegd op den kapitein aan boord van de fransche
brik H. L. De duitsehe matroos Carl Joly is tot levens
langen dwangarbeid verwezen.
De legatie te Rome is tot ambassade verheven en de mar
kies de Noailles aldaar tot ambassadeur benoemd.
Voor de leening ten behoeve der stad Parijs is aldaar
54- en in de departementen 25maal het verlangde bedrag
ingeschreven.
Den'21 is de stad Gavray (Manche) door een brand ge
teisterd gewordenwaarbij 100 huizen eene prooi der vlam
men werden.
De maarschalk Mac Mahon en zijne gemalin hebben den
26 een bezoek gebracht aan den grootvorst en de groot
vorstin Constantijn van Rusland.
Senaat. Bij de voortgezette beraadslaging over het wets
ontwerp betreffende deacademische graden, den 19, heeft.de lieer
Foucher-Careil op de rede van den oud-minister IPallon ge
antwoord. De bisschop van Orleans sprak tegende heer
Jules Simon voor het ontwerp. Eerstgenoemde leverde daarbij,
tegenover den heer Challemel-Lacour, een pleidooi voor de
verdraagzaamheid der roomsche Kerk, zich daartoe beroepende
op bet voorbeeld van Belgie. Hij ver'angde dat de Senaat
het ontwerp als de vrucht eener revolutionaire politiek ver
werpen en verkregen rechten handhaven zouopdat de ou
ders niet zouden gelooven in een land te wonen waar de
wetten slechts gemaakt worden om het volk te bedriegen,
De eatholieke universiteiten konden zonder het recht om gra
den toe te staan niet leven, en hierin lag juist de schrikke
lijke onrechtvaardigheid van het ontwerp. De heer Simon
beweerde dat bij de verkiezingen, bij welke niet de radicale
maar de gematigde constitutioneele partij gezegevierd had
uitspraak was gedaan tegen bet stelsel der gemengde examen-
commissiën, en dat. de minister Waddington met de indiening
van zijn ontwerp dus niet aan den drang der radicale partij
had gehoorzaamd. Protesteerende tegen hen, die den Staat
zonder God verlangdenmeende hij echter, da' die Staat
daarom niet clericaal behoefde te zijn. De iprekei' werd
meermalen in de rede gevallen door den lieer de Qavardie
die ook in woordenwisseling geraakte met den heer Testelin,
euherhaaldelijk door den voorzitter gewaarschuwdein
delijk tot de orde geroepen werd.
Den 20 heeft de heer Laboulayezeer ten genoegen der
rechter- en tot ongenoegen der linkerzijde, het ontwerp be
streden. Hij wilde geene oppositie tegen de regeering voe
ren maar zijne vrijheidlievende beginselen getrouw blijven.
Vrijheid van hooger onderwijs zonder het recht tot bet
toekennen van graden noemde bij eene herscliensckim. De
Staat kon zich genoegzame waarborgen geven door ambte
naars-examens in te voeren. Het verwonderde hem dat, zij,
die de benoeming der maires aan het volk wilden overlaten,
de vrijheid van onderwijs bestreden. De aanneming van liet
ontwerp zou eene partij-overwinning zijnop de roomschen
in het algemeen, niet enkel op de strijdlustige partijgroep
onder hen, behaald.De minister Ikaddington verklaarde,
dat de regeering aeht geslagen had op het door de natie hij
de verkiezingen uitgesproken verlangen en niet voor den
druk der linkerzijde gezwicht wasmaar handelde als de
bewaardster der oude fransche parlementaire en gouverne-
menteele traditiën. Zij dachtdat. de fransehen van gods
dienst catholiek en op politiek gebied neutraal waren. Hij
herinnerde ookdat het bewuste artikel der wet van 1875
met niet meer dan 25 st. meerderheid aangenomen was.
De hertog de Broglie betwistte vooral de aan de verkiezin
gen gegeven beteekenis, wees op bet karakter van den Se
naat als conservatief lichaamwraakte het, beroep op de
aloude traditiën des lands, daar men toch niet tot den vroe-
geren staat van zaken zou willen terugkeeren, en wees er
op, dat het ontwerp niet slechts de ijverigste verdedigers
vond iu mannen als Jules Simon en Challemel Lacour, maar
toegejuicht werd door alle bladen der radicale godloochenaars
en vrijdenkers.
Den 21 hebben de beer Bertauld en de minister Dufaure
bet ontwerp verdedigd en de heer de Belcastel en de rap
porteur de heer Paris, het bestreden. De minister toonde
aan dat de tegenstanders van het ontwerp de strekking er
van zeer overdreven hadden en zeide dit de bewering van
den heer de Broglieals zou het slechts een eerste stap zijn
op een weg, welke tot allerlei radicale uitspattingen leiden
moesteene versleten methode was om denkbeeldige vrees
aan te jagen. Een voorstel van den heer IVallon om de
zaak een jaar uit te stellen, waarmede de regeering zich
niet vereenigdevieldoordat de stemmen staakten. De
vraag, of men tot de behandeling der artikelen zou over
gaan, werd met 144 tegen 139 st. ontkennend beantwoord.
6 Leden waren afwezig en 7 onthielden zich. Van de 75—
eigenlijk thans 74 onafzetbare Senaatsleden hebben niet
meer dan 17 tegen het ontwerp gestemd.
Den 24 heeft de genl. Chanzygouverneur van Algiers
verklaarddat hijware het hem mogelijk geweest den 21
te Versailles te komen, voor het wetsontwerp betreffende de
academische graden zou hebben gestemd. De heer Krantz
bracht verslag uit over het wetsontwerp betreffende de tentoon
stelling t,e Parijs, hetgeen op voorstel van den minister van
koophandel spoedvereischend verklaard eu vervolgens met
alg. st. aangenomen werd.
Kamer van Afgevaardigden. Den 20 is het wetsvoor
stel van den heer Lisbonne in overweging genomen, strekkende
om de bestaande wetten omtrent de drukpersvrijheid te her
zien en te codiflceeren en daartoe eene parlementaire commissie
te benoemen, welke volgens besluit der Kamer uit 22 ledeu
zal bestaan. Een voorstel van den Cunéo d' Ornanoom
5 artikelen der drukperswet van 29 December 1875 in te
trekken en te vervangen door de vroegere bepalingen, waar