No. 6 Negenenzeventigste Jaargang. 1877. ZONDAG Art. 194 dor Grondwet. Bij deze Courant behoort een bijblad, bevattende wekelijkscbe berichten en advertentiën. ©fftciëcl (Sc&eeltc ©EïckcHjfiscfic föcridïtcu itiiincnland. Jksaczouöcn Stukken. Hog een pans* auiHrekeningcn Siet schrfiven van M. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 utcÈ Prijs per kwartaal Ö,Ö5, franco per post ©,SCk afzonderlijke netnmers Cents. Sneven franco aan de Uitgevers HERM". COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat ieder bevoegd is zich van de dienst bij het brandwezen vrij te koopen tegen be taling van f 3,vóór de loting in de maand Februari en van f 6,na de loting in de maand April e.k. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 1 Febr. 1877. üe Secretaris, NUHOUT van dee VEEN. PUBLICATIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met de bijlagenvan AUGUST SPELTEN te Alkmaar, om vergunning tot het oprigten van eene Kleerenverwerij in het perceel aan de Voormeer, Wijk D, No. 194, en dat op Donderdag, 22 Februari 1877, 's namiddags ten één uren, ten raadhuize gelegenheid wordt gegeven om tegen het oprigten van die kleerenverwerij bezwaren in te dienen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 8 febr. -1877. Be Secretaris, NUHOUT van dee VEEN. NATIONALE MILITIE. De BURGEMEESTER van ALKMAAR; Gezien de missive van den Heer Commissaris des Konings in Noord-Holland van 31 Januari 1877 4e afdeeling No. 1 en 15/145 M/S. Brengt ter openbare kennis dat de milicien-verlofgangers van de ligting 1875, behoo- rende tot de regimenten vesting-artillerie, krachtens de arti kelen 123 en 124 der militiewet, tegen 1 Maart aanstaande onder de wapenen zijn geroepen en tot 27 April d.a. in werkelijke dienst zullen gehouden worden. Voornoemde miliciens behooren zich op den dag der op roeping vóór des namiddags vier ure bij hun korps te ver voegen, voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken door hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, zoomede hun zakboekje en verlofpas. Ingeval hunne woonplaats meer dan 30 kilometers (ongeveer 6 uren gaans) van de plaats der opkomst is gelegen, kunnen zij, zulks den dag te voren verzoekende, vrij transport en dag geld bekomen. Be Burgemeester voornoemd Alkmaar, 8 Februari 1877- A. MACLAINE PONT. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag den 14 Februarij 1877, des middags ten 12 ure. A amens den Foorzitter van den Baad, De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. Johanna Clasina Koopmanlaatste woonplaats Haarlem- meer; Leendert Zomerdijklaatst gewoond te Schagen wor den verzocht zich ter gemeente-secretarie aantemelden. P O L I C 1 E. Ter terugbekoming aan het Commissariaat van Policie voorhanden het navolgende gevondene, als: een ring met sleuteltje, een kinderzak, een tafel, twee kisten, een mandje, een blikken trommel. Verder zijn aldaar inlichtingen te bekomen omtrent een kalfshuid en een jongensjas. Wat bepaalt art, 194 der Grondwet omtrent de oprichting van openbare scholen? Niets anders dan dit: „Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhou dende zorg der Regeering. „De inrichting van het openbaar onderwijs wordtmet eerbiediging van ieders godsdienstige begrippendoor de wet geregeld. „Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven." Het heeft reeds de aandacht getrokkendatwanneer in de memorie van toelichting gevoegd bij het ingediende wets ontwerp tot herziening der wet op het lager onderwijsaan dit artikel der Grondwet wordt herinnerd telkens liet woordje overal in de pen is gebleven. Toch was het van belang er den nadruk op te leggen omdat dit woordje voor vele tegenstanders van de gemengde openbare school sedert jaren een steen des aanstoots is. In de memorie van toelichting der bestaande wet op het lager onderwijs van 1857 vindt men daaromtrent het volgende opgemerkt: „Hoe het voor schrift dat er overal van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs moet worden gegevenin art. 194 der Grond wet een plaats heeft gekregen, is bekend. Aanvankelijk werd bet er niét, in gevonden: op herhaalden aandrang der Kamer gaf de Regeering eindelijk toe. Niet dan schoorvoetend ging de groote meerderheid der Katner over tot de erkentenis van het beginsel van vrijheid van onderwijsin allen geval wilde zij die toetreding ondergeschikt maken aan het verkrijgen van waarborgen, dat daardoor het voortdurend bestaan van een goed lager schoolwezen niet in de waagschaal werd ge steld. Zij verlangde alzoo in de Grondwet de verplichting geschreven te zien tot het aannemen bij de wet van het be ginsel, dat overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs zou worden gegeven. Daarmede werd bedoeld het openstellen der gelegenheid tot bet erlangen van voldoend openbaar lager onderwijs voor de tot iedere gemeente behoorende jeugd." In elke gemeente behoort alzoo ten minste ééne openbare lagere school te worden opgericht. Zelfs al wordt een bij zondere school door de gemeente of de provincie gesubsidi eerd enovereenkomstig de daarvan onafscheidelijke voor waarde voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdien stige gezindheid toegankelijk en op godsdienstig gebied even onpartijdig als de openbare schooltoch is de gemeente daardoor niet ontslagen van haar verplichting om ten minste ééne openbare school te stichten en te onderhouden. Ééne uitzondering laat de bestaande wet toein zooverre zij vrij heid geeft, dat naburige gemeenten zich kunnen vereenigen tot het oprichten en in stand houden van gemeenschap- p e 1 ij k e scholen. Maar ééne openbare school is in de meeste gemeenten niet voldoende. D-aarom bepaalde art. 15 van het ontwerp, dat later art. 16 der wet van 1857 is geworien: „In elke gemeente wordt lager onderwijs gegeven in een voor de bevolking en de behoefte voldoend getal scholen." Nn ontstond van zelf de vraag: wat moet voor de ge meentebesturen de maatstaf zijn hij de bepaling van dit getal? In de memorie van toelichting bij het laatste ontwerpdat in 1857 tot wet werd verheven, schreef de toenmalige Re geering daaromtrent het volgende „Zoowel bij de toelichting van het ontwerp van 1854 als van dat van 1855 heeft de Regeering uitdrukkelijk te ken nen gegevendat zij zieh niet vereenigen kon met het stel sel dat de overheid zooveel lagere scholen moet oprfohten als met het oog op de bevolking en dus op het geheele aan tal kinderen die in de jaren vallen om onderwijs te ontvan gen wordt vereiseht, dat zij daarentegen het stelsel voor stoud orn ook (-enigermate bij de regeling van het openbaar onderwijs na te gaanof reeds op"andere wijze in de behoefte is voorzien. Met dit laalste s:elsel heelt de groote meerder heid der Kamer zich vereenigd en uitvoerig de redenen doen kennendie daaraan boven het andere de voorkeur moeten doen geven. Ook thans is de Regeering dezelfde zienswijze toegedaan. Naar haar gevoelen behoort een gemeentebestuur, geroepen om uitvoering te geven aan het nu behandelde ar tikel in de eerste plaats te onderzoeken op welke wijze reeds zoo van overheidswege als door het bijzonder onderwijs in de behoefte is voorzien. Wat. het bijzonder onderwijs be- Ireft, behooren alleen zoodanige scholen in aanmerking te komenwelke men verwachten kandat ook bij het verme nigvuldigen der gelegenheden om openhaar onderwijs te ontvangen, bij de verbetering van dat onderwijs en bij den meer voordeeligen toestandwaarin het in een geldelijk op zicht geraken zalin stand zullen blijven. Zoodanige scholen zijn bijv. die der maatschappij tot Nut van 't Algemeen, van diakoniën, godshuizen, liefdadige ver- eenigingen en dergelijke, voor zooverre zij op goede grond slagen gevestigd zijn en zieh in een gunstigen st.aat. bevinden. Verder de bloeiende instituten en goede bijzondere scholen, hoedanige er hier te lande vele gevonden worden die voor de openbare scho.en geenszins onderdoenintegendeeel deze in meer dan één opzicht overtreffen. Al deze en dergelijke scholen behoorennaar inzien der Regeeringdoor het ge meentebestuur beschouwd te worden als op een voldoende wijze voorziende in een gedeelte dier behoeftezoodat dit bestuur slechts heeft te zorgen, dat, indien de reeds be staande openbare scholen het dan nog overblijvende aantal in de schooljaren vallende kinderen niet kunnen bevatten voor dat aantal de gelegenheid worde geopendlager onder wijs van overheidswege te ontvangen. Dit algemeen begin sel moet zich uit den aard d- r zaak wat de bijzonderheden betreftregelen naar plaatselijke behoeften en omstandighe-^ dende wet. kan dienaangaande onmogelijk voorschriften" gevend*e gemeentebesturen moeten in de eerste pl ats be- oordeelen hoe het bedoelde beginsel in het belang hunner gemeente uitvoering kan erlangen en indien hunne hande lingen door kooger macht onvoldoende worden geacht, worden zij door deze verbeterd of aangevuld. De Regeering meent, hiermede hare bedoeling voldoende te hebben toegelicht, en tevens te hebben doen zien dat zij geenszins van oordeel isdat alle tijdens de uitvoering der wet bestaande scholen in aanmerking mogen komen bij de bepaling van het getal waarvoor de overheid zorgen moet en dat in hare opvatting geen sprake kan zijn van het over vleugelen van het openbaar onderwijs door bet bijzondere. Het openbaar onderwijs moetook baars inzieushoofd zaak blijven maar het goede bijzondere mag tot aanvulling dienen." Naar aanleiding van deze toelichting werd in het vooiloo- pig verslag van het door de Tweede Kamer gehouden on derzoek het volgende opgemerkt,„Ook de uitgestrektheid van den plicht der gemeentelijke overheid omtrent, bet. open baar onderwijs kwam bij dit artikel op nieuw ter sprake. Op één punt heersebte daarbij volkomene overeenstemming namelijk dat in elke gemeente, bet geval van bet laatste lid van art. 15 alleen uitgezonderd minstens één openbare lagere school moet bestaan. De gemeente die zich aan liet, vervul len van dien plicht onttrokzou in strijd handelen niet slechts met de tegenwoordige wetmaar met het duidelijk gebod der Grondwet. Tevens erkende men even als bij een vroegere gelegenheid, dat art. 15 hier duidelijk genoeg spreekten dat elke aanvulling der daarin vervatte bepaling deze noodeloos verzwakken zou. Moeielijker is zeker het vraagstukin hoe verre de gemeentelijke overheid bij het bepalen van het getal en het regelen der inrichting harer scholen op de bestaande bijzondere scholen letten n ag Het denkbeeld om die laatste scholen geheel niet, in aanmerking te nemenkon bij geen voorstander van het hoofdbeginsel der tegenwoordige wet. bijval vinden. Zoo iets zou strekken om het bijzonder onderwijs te doodenen tevens om aan vele gemeenten een last op te leggen die ligt. bare krachten te boven zou gaan. Nochtans gaat de Regeering naar bet gevoelen der meerderheidin baar beschouwingen over de bijzondere scholen, welker bestaan op de regelingen van bet openbaar onderwijs in de gemeente van invloed kan en moet zijnte ver. Bij geheel die redeneering worden de bijzon dere scholendie. het hoofdkarakter van openbare bezitten op één lijn gesteld met de zoodanigewelke tot vervulling in een bijzondere behoefte zijn opgericht. De gemeentelijke overheid zou de ware strekking der wet miskennen indien zij hier niet onderscheidde. Men wil niet zoo ver gaan van te bewerendat het bestaan van de bijzondere scholen der laatste categorie op de beraadslaging van het gemeentebe stuur in 't geheel niet van invloed zou mogen zijnmaar het aanwezig zijn dier scholen moet toch daarbij veel min der wegen. Het gevaar moet niet kunnen ontstaan, dat ouders die hunne kinderen naar een school willen zenden beheer,scht door de hoofdgedachte der openhare lagere school, daarvoor geeue' gelegenheid kunnen vinden." De regeering antwoordde: „Ook hetgeen hier voorkomt schijnt in 't algemeen geen na der antwoord van regeermgsvéege te vereischen. Men heeft er kend, dat art- 15 (thans art. 16) duidelijk genoeg voorschrijft, dat in elke gemeentehet geval van het iaatste lid alleen uitge zonderd ,ten minste één openbare lagere school moet bestaan. Ook de zienswijze der Regeering over het vraagstukin hoe verre de gemeentelijke overheid bij het bepalen van bet getal en bet, regdlen der inrichting harer scholen, op de beslaande bijzondere scholen letten mag. schijnt bijval te hebben ge vonden. Alleen is de meerderheid van gevoelendat de Regeerinc te ver is gegaan door de bijzondere scholen, die het hoofdkarakter van openbare bezitten, op één lijn te stel len met de zoodanige, welke tot vervulling in een bijzondere behoefte zijn opgerichtzoodanige gelijkstelling is nochtans door de Regeering niet verlangd. Al neemt men aan en dit behoort naar inzien zoo der Regeering als der meerder heid te geschieden dat in het algemeen het, bestaan van bijzondere scholen op de beraadslaging van bet gemeente bestuur van invloed moet zijn dan is het toch voor hem die met, plaatselijke omstandigheden en behoeften niet geheet bekend is, onmogelijk aan te duiden met welks bijzondere scholen dit het geval mag zijn De Regeering heeft dan ook gemeend zich te moeten bepalen bij een algemeene aan wijzing der bijzondere scholendie baar voorkwamen ten deze in aanmerking te kunnen komenen zij gelooft niet daardoor aanleiding te hebben gegeven tot de bedoelde ge volgtrekking. In allen geval kunnen de beschouwingen in de rnemoriën van toelichting en in de voorloopige verslagen nimmer ten gevolge hebben dat de gemeentebesturen zieh onttrekken aan het naleven der weten deze schrijft uit drukkelijk voor, dat in elke gemeente een voldoend getal openbare lagere scholen moet aanwezig zijn, terwijl aan Ge deputeerde Staten en den Koning de bevoegdheid is toege kend dat, getal te vermeerderen zoo het onvoldoende wordt geacht. Mocht dus onverhoopt eenig gemeentebestuur zich bij de bepaling van het getal te zeer door de bijzondere scholen hebben laten leidende middelen tot herstel liggen voor de hand." Prins Hendrik hseft het presidium aanvaard van een neder- landsch comitéin aansluiting tot de door den Koning van Belgie gevormde internationale commissietot bevordering van de afschaffing van den slavenhandel in Africa en tot het oprichten van stations voor wetenschappelijke onderzoe kingen betreffende land- en volkenkunde in dat werelddeel. 'L. K. H. heeft, een aantal landgenooten doen uilnoodigen om met hem werkzaam te zijn. Staten-Genekaal. De regeering heeft bij de 2e Kamer een nieuw ontwerp ingediend tot regeling van het onderwijs aan de K. Militaire Academie. De hoofdbepalingen daarvan zijn de volgende: toelating van knapen van 15—18 jaren, na afgelegd t.oelatings-examenin verband met dien leeftijd ingekrompen zonder aansluiting aan eenigen bepaalden cur sus. Jaarlijkscbe bijdrage van f 3< 0. De cursus duurt 4 jaren. Een daarna afgelegd eind examen wordt vereiseht, voor de benoeming tot 2en luitenant. De 2e luitenants, ook die uit de corpsen, kunnen na drie jaren offieiersdienst examen afleggen om terstond tot ltn luitenant te worden aangesteld. Anders kan de le luitenants-rang eerst worden verkregen na 5 jaren offieiersdienst. Ook zijn bij de Kamer ingekomen wetsontwerpen tot invoering van bronzen pasmunt (stukken van 2 y2 1 eQ cent)en tot wijziging van bet wetboek van bnrg. rechtsvordering. De Kamer heeft den 5 hare werkzaamheden hervat. Tot rapporteur^ over de onderwijswet zijn gekozen de heeren Mees, Rugper, Kappeyne (voorzitter), Jonckbloet en Messchert v. Pollenhoven. Bij het onderzoek in de aideelingen is door de antirevolutionaire leden mededeeling gedaan van eene collectieve nota, waarbij zij zich verklaren legen de strekking van genoemd ontwerp en waarin ten slotte een voorstel wordt geformuleerd houdende o. a. de gewichtige bepaling, dat aan de onderwijzers van de bijzondere scholen bezoldiging en pensioen van Rijkswege zal worden toegekend. Militaike zaken. Bij de officieren van gezondheid der landmacht is het aantal majoors met 5 het aantal kapiteins met 8 vermeerderd, het getal luitenants met 15 verminderd bij de mililaire apothekers dat der kapiteins met 2 vermeer derd en dat der luitenants met, 2 verminderd. Ook aan apothekers l'. kl. en paardenartsen le. kl wordt, na 25 jaren offieiersdienst de jaarlijkscbe toelaag van f 600tn aan apothekers en paardenartsen 2". kt. na 15 jaren offieiersdienst die van f 300 verleend. Voorts is het tractement van alle militaire apothekers met den rang van kapitein of luitenant met 100 verhoogd. Bij kon. besluit is thans bepaalddat de pupillenschool zal worden gevestigd te Nieuwersluis. Ondeewijs. De cursus der Rxjks-kweekscbool voor on derwijzers te Deventer is den 6 geopend met 20 leerlingen. Bevolking. Op 1 Januari 1876 telde bet, Rijk 3,809,527 inwoners, waarvan 1,884,417 van bet mann. en 1,925,110 van het vrouw, geslacht. Feesten. De gemeenteraad van Rotterdam beeft aan B. en W. een crediet van f 10000 toegestaan voor de feestelijke viering der opening van den spoorweg van het Mallegat naar de Delftsche poort. Aanbestedingen. Den 5 te Amsterdam door de Holl. Spoorwegmaatschappijhet bouwen van eene goederenloods op de station Schagenminste inscbr. Gebr. Moormante Nieuwediep, voor 4190. Den 5het verbeteren der vestingwerken te Naarden, be groot op f 550,000, minste insehr. Selersvoor 604,000. Nooedzeekanaal. Het groote stoomschip Stad Amster dam, van de Kon. Ned. Stoombootmaatschappijis den 4 van Marseille door het nieuwe kanaal te Amsterdam gearriveerd. Rampen. Nadere opgaven omtrent den storm van 30 Jan. en het hooge water in den daarop volgenden nacht doen het volgende kennen: Te IJmuiden steeg de Noordzee tot 3.12 boven A. P.; de werken aldaar hielden zich uitstekend. Aan den Hoek van Holland is het strand op sommige plaatsen wel 30 ellen verbreed; ook van de Westduinen op Schier monnikoog is ruim 30 ellen weggeslagen. In denWestfrie- schen dijk tusschen Aartswoud en Lammerschaag zijn 4 ga ten geslagen van 2 a 3 ellen breed een van 20 a 25 ellen lang. In de buitengronden van Vlieland is een schip met rogge met man en muis vergaanen desgelijks op den Noordvaarder een schip met stukgoederen, waarvan op Terschelling voorwerpen zijn aangespoeld. Te Ameland sloegen de 2 postschepen en 1 inklaringsvaartuig van hunne ankers en werd een der postschepen verbrijzeld. De viscli- logger Prins van Oranje, van de Maatschappij „Recht door zee" te Vlaardingenis met 24 man vergaanmen vreest hetzelfde van de sloeplogger Maria van de Maatschappij „het Noordeu" aldaar, liet eiland Marken is geheel over stroomd geweest; de bewoners van sommige huizen werden door de zoldervensters met schuiten geredde zeeweringen der terpen zijn allen weggeslagen61 woningen beschadigd en 7 bijna geheel vernield. De begraafplaats werd door de golven omgewoeld en de doodkisten dreven weg. De dijk om bet noordelijk gedeelte van Rozenburg is op verschillende piaatsen doorgebroken en dat eiland voor een deel onder water gezet. De Vanderduynspolder bij Bergen op Zoom liep door bet doorbreken van den Scheldedijk voor het grootste gedeelte onder. De vrachtrijder van Leeuwarden naar Beetgumdie zijn voertuig had moeten verlatenis 's morgens verkleumd op den weg gevonden en spoedig daarna bezweken. De schade aan de zeeweringen van bet Oude Bildt in Friesland wordt op ongeveer f 100000die aan de eigendommen der gemeente Groningen toegebracht op/T50,000, en die aan de eigendommen der gemeente Kampen op/300,000 geschat. De schade aan den Eemspolder wordt op 2 a 3 ton begroot. Aldaar is meer dood dan levend op een st.uk hout een man komen aandrijven van een op de hoogte van Schier monnikoog totaal verongelukt engelsch barkschip, van Genua en Livorno naar Hamburg bestemd. Bij de doorbraak van den Westpolder zijn 14 mensehen omgekomen. Ook zijn op 2 plaatsen in Groningen 2 personendie bij doorbraken hulp boden verdronken. Te Borgercompngnie is een vee schuur ingestort, waarin zich 50 ossen bevonden; 3 ervan werden gedood en 5 zwaar verwond. De dienst op den spoorweg NieuweschansIhrliove is ten gevolge van eene doorbraak bij WTeener gestaakt geweest. De stoomboot Willem lil is op het Fluessenmeer gezonken (zie ons vorig Nr.) door het breken der kajuitsraampjes, waardoor het water binnendrong; de opvarenden vluchtten naar bet dek, en brachten daarop door van 's middags 4 a 5 tot. den volgenden morgen 9 uren, toen er redding opdaagde, maar reeds 17 personen door de koude bezwëken of verdronken waren. De Algemeene Vereenigde Commissie voor den Watersnood te Amsterdam heeft zieh den 5 op nieuw geconstitueerd. De watersnoodcommissie te Gorincliem heeft f 1000 opgezonden naar de noodlijdenden in Groningen. Alkmaarsche Courant van 28 Januari 1877. Na het degelijk antwoord van een zieh noemende geheel onpartijdige op het schrijven in de Alkm. Courant van 28 Jan. 1877 door Af., kan het mijns bedunkens toch zijn nut hebben, een paar aanmerkingen op het schrijven van M. te maken, en daardoor te trachten aan te toonenhoeveel onjuistheid, ja, ik geloof niet te veel te zeggen indien ik zeide onwaar heid,. daarin wordt gevonden. Ware de marktkwestiewaar over dit geschrijf loopt, niet eene levensvraag voor de ge heele burgerij van Alkmaar, men zoude M. veilig in zijne re deneeringen laten juichen en zijn schrijven laten voor wat het is. M. begint met te zeggen: als liet getij verloopt, moet men de bakens verzetten. Zeer waar 1 maar nu zegt M. verder, dat de veestapel van N. Hollandwat het rundvee betreft, in de laatste 25 jaren bijna met een derde is ver meerderd dat is niet waar. Indien hij zeide, dat het getal schapen in dien tijd verhonderdvoudigd isdan zoude hij nader bij de waarheid zijn. Onze marktruimte is bij die voortdurende uitbreiding van den veestapel dezelfde gebleven. Of eigenlijk heeft Alk maar tot nog toe geen veemarkt gehad, zegt M. Alkmaar beeft den roem zijner markt, toch (zonder markt) dan al op zeker voor M. onbegrijpelijke wijze, honderden jaren, tot genoegen en gemakzoo voor koopers als verkoo|>ers, staan de gehouden en houdt die nog met goed gevolg staande ondanks al die nauwe stegen en straten in het oog van M, Wrie of M. is weet ik niethij kan zeer geoefend zijn in kantoon- ja zelfs in rechtszaken, maar dan zou ik hem ra den, het spreekwoord te gedenken: „Schoenmaker, hou je bij je leest." Trouwens van markten of marktwezen heeft iïij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1877 | | pagina 1