No. 6
Negenenzeventigste Jaargang.
1877.
ZONDAG
Art. 194 dor Grondwet.
Bij deze Courant behoort een bijblad,
bevattende wekelijkscbe berichten
en advertentiën.
©fftciëcl (Sc&eeltc
©EïckcHjfiscfic föcridïtcu
itiiincnland.
Jksaczouöcn Stukken.
Hog een pans* auiHrekeningcn
Siet schrfiven van M.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 utcÈ Prijs per kwartaal Ö,Ö5, franco per post ©,SCk
afzonderlijke netnmers Cents.
Sneven franco aan de Uitgevers HERM". COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat ieder bevoegd is zich
van de dienst bij het brandwezen vrij te koopen tegen be
taling van f 3,vóór de loting in de maand Februari en
van f 6,na de loting in de maand April e.k.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
1 Febr. 1877. üe Secretaris,
NUHOUT van dee VEEN.
PUBLICATIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd
het aan hen ingediende verzoek met de bijlagenvan AUGUST
SPELTEN te Alkmaar, om vergunning tot het oprigten
van eene Kleerenverwerij in het perceel aan de Voormeer,
Wijk D, No. 194, en dat op Donderdag, 22 Februari
1877, 's namiddags ten één uren, ten raadhuize gelegenheid
wordt gegeven om tegen het oprigten van die kleerenverwerij
bezwaren in te dienen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
8 febr. -1877. Be Secretaris,
NUHOUT van dee VEEN.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR;
Gezien de missive van den Heer Commissaris des Konings
in Noord-Holland van 31 Januari 1877 4e afdeeling No. 1
en 15/145 M/S.
Brengt ter openbare kennis
dat de milicien-verlofgangers van de ligting 1875, behoo-
rende tot de regimenten vesting-artillerie, krachtens de arti
kelen 123 en 124 der militiewet, tegen 1 Maart aanstaande
onder de wapenen zijn geroepen en tot 27 April d.a. in
werkelijke dienst zullen gehouden worden.
Voornoemde miliciens behooren zich op den dag der op
roeping vóór des namiddags vier ure bij hun korps te ver
voegen, voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken door
hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, zoomede
hun zakboekje en verlofpas.
Ingeval hunne woonplaats meer dan 30 kilometers (ongeveer
6 uren gaans) van de plaats der opkomst is gelegen, kunnen
zij, zulks den dag te voren verzoekende, vrij transport en dag
geld bekomen. Be Burgemeester voornoemd
Alkmaar, 8 Februari 1877- A. MACLAINE PONT.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag den 14 Februarij 1877, des middags
ten 12 ure. A amens den Foorzitter van den Baad,
De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
Johanna Clasina Koopmanlaatste woonplaats Haarlem-
meer; Leendert Zomerdijklaatst gewoond te Schagen wor
den verzocht zich ter gemeente-secretarie aantemelden.
P O L I C 1 E.
Ter terugbekoming aan het Commissariaat van Policie
voorhanden het navolgende gevondene, als: een ring met
sleuteltje, een kinderzak, een tafel, twee kisten, een mandje, een
blikken trommel.
Verder zijn aldaar inlichtingen te bekomen omtrent een
kalfshuid en een jongensjas.
Wat bepaalt art, 194 der Grondwet omtrent de oprichting
van openbare scholen? Niets anders dan dit:
„Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhou
dende zorg der Regeering.
„De inrichting van het openbaar onderwijs wordtmet
eerbiediging van ieders godsdienstige begrippendoor de
wet geregeld.
„Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend
openbaar lager onderwijs gegeven."
Het heeft reeds de aandacht getrokkendatwanneer in
de memorie van toelichting gevoegd bij het ingediende wets
ontwerp tot herziening der wet op het lager onderwijsaan
dit artikel der Grondwet wordt herinnerd telkens liet woordje
overal in de pen is gebleven. Toch was het van belang
er den nadruk op te leggen omdat dit woordje voor vele
tegenstanders van de gemengde openbare school sedert jaren
een steen des aanstoots is. In de memorie van toelichting
der bestaande wet op het lager onderwijs van 1857 vindt
men daaromtrent het volgende opgemerkt: „Hoe het voor
schrift dat er overal van overheidswege voldoend openbaar
lager onderwijs moet worden gegevenin art. 194 der Grond
wet een plaats heeft gekregen, is bekend. Aanvankelijk werd
bet er niét, in gevonden: op herhaalden aandrang der Kamer
gaf de Regeering eindelijk toe. Niet dan schoorvoetend ging
de groote meerderheid der Katner over tot de erkentenis van
het beginsel van vrijheid van onderwijsin allen geval wilde
zij die toetreding ondergeschikt maken aan het verkrijgen
van waarborgen, dat daardoor het voortdurend bestaan van
een goed lager schoolwezen niet in de waagschaal werd ge
steld. Zij verlangde alzoo in de Grondwet de verplichting
geschreven te zien tot het aannemen bij de wet van het be
ginsel, dat overal in het Rijk van overheidswege voldoend
openbaar lager onderwijs zou worden gegeven. Daarmede
werd bedoeld het openstellen der gelegenheid tot bet erlangen
van voldoend openbaar lager onderwijs voor de tot iedere
gemeente behoorende jeugd."
In elke gemeente behoort alzoo ten minste ééne openbare
lagere school te worden opgericht. Zelfs al wordt een bij
zondere school door de gemeente of de provincie gesubsidi
eerd enovereenkomstig de daarvan onafscheidelijke voor
waarde voor alle kinderen zonder onderscheid van godsdien
stige gezindheid toegankelijk en op godsdienstig gebied even
onpartijdig als de openbare schooltoch is de gemeente
daardoor niet ontslagen van haar verplichting om ten minste
ééne openbare school te stichten en te onderhouden. Ééne
uitzondering laat de bestaande wet toein zooverre zij vrij
heid geeft, dat naburige gemeenten zich kunnen vereenigen
tot het oprichten en in stand houden van gemeenschap-
p e 1 ij k e scholen. Maar ééne openbare school is in de meeste
gemeenten niet voldoende. D-aarom bepaalde art. 15 van het
ontwerp, dat later art. 16 der wet van 1857 is geworien:
„In elke gemeente wordt lager onderwijs gegeven in een
voor de bevolking en de behoefte voldoend getal scholen."
Nn ontstond van zelf de vraag: wat moet voor de ge
meentebesturen de maatstaf zijn hij de bepaling van dit getal?
In de memorie van toelichting bij het laatste ontwerpdat
in 1857 tot wet werd verheven, schreef de toenmalige Re
geering daaromtrent het volgende
„Zoowel bij de toelichting van het ontwerp van 1854 als
van dat van 1855 heeft de Regeering uitdrukkelijk te ken
nen gegevendat zij zieh niet vereenigen kon met het stel
sel dat de overheid zooveel lagere scholen moet oprfohten
als met het oog op de bevolking en dus op het geheele aan
tal kinderen die in de jaren vallen om onderwijs te ontvan
gen wordt vereiseht, dat zij daarentegen het stelsel voor
stoud orn ook (-enigermate bij de regeling van het openbaar
onderwijs na te gaanof reeds op"andere wijze in de behoefte
is voorzien. Met dit laalste s:elsel heelt de groote meerder
heid der Kamer zich vereenigd en uitvoerig de redenen doen
kennendie daaraan boven het andere de voorkeur moeten
doen geven. Ook thans is de Regeering dezelfde zienswijze
toegedaan. Naar haar gevoelen behoort een gemeentebestuur,
geroepen om uitvoering te geven aan het nu behandelde ar
tikel in de eerste plaats te onderzoeken op welke wijze reeds
zoo van overheidswege als door het bijzonder onderwijs in
de behoefte is voorzien. Wat. het bijzonder onderwijs be-
Ireft, behooren alleen zoodanige scholen in aanmerking te
komenwelke men verwachten kandat ook bij het verme
nigvuldigen der gelegenheden om openhaar onderwijs te
ontvangen, bij de verbetering van dat onderwijs en bij den
meer voordeeligen toestandwaarin het in een geldelijk op
zicht geraken zalin stand zullen blijven.
Zoodanige scholen zijn bijv. die der maatschappij tot Nut
van 't Algemeen, van diakoniën, godshuizen, liefdadige ver-
eenigingen en dergelijke, voor zooverre zij op goede grond
slagen gevestigd zijn en zieh in een gunstigen st.aat. bevinden.
Verder de bloeiende instituten en goede bijzondere scholen,
hoedanige er hier te lande vele gevonden worden die voor
de openbare scho.en geenszins onderdoenintegendeeel deze
in meer dan één opzicht overtreffen. Al deze en dergelijke
scholen behoorennaar inzien der Regeeringdoor het ge
meentebestuur beschouwd te worden als op een voldoende
wijze voorziende in een gedeelte dier behoeftezoodat dit
bestuur slechts heeft te zorgen, dat, indien de reeds be
staande openbare scholen het dan nog overblijvende aantal
in de schooljaren vallende kinderen niet kunnen bevatten
voor dat aantal de gelegenheid worde geopendlager onder
wijs van overheidswege te ontvangen. Dit algemeen begin
sel moet zich uit den aard d- r zaak wat de bijzonderheden
betreftregelen naar plaatselijke behoeften en omstandighe-^
dende wet. kan dienaangaande onmogelijk voorschriften"
gevend*e gemeentebesturen moeten in de eerste pl ats be-
oordeelen hoe het bedoelde beginsel in het belang hunner
gemeente uitvoering kan erlangen en indien hunne hande
lingen door kooger macht onvoldoende worden geacht, worden
zij door deze verbeterd of aangevuld.
De Regeering meent, hiermede hare bedoeling voldoende
te hebben toegelicht, en tevens te hebben doen zien dat zij
geenszins van oordeel isdat alle tijdens de uitvoering der
wet bestaande scholen in aanmerking mogen komen bij de
bepaling van het getal waarvoor de overheid zorgen moet
en dat in hare opvatting geen sprake kan zijn van het over
vleugelen van het openbaar onderwijs door bet bijzondere.
Het openbaar onderwijs moetook baars inzieushoofd
zaak blijven maar het goede bijzondere mag tot aanvulling
dienen."
Naar aanleiding van deze toelichting werd in het vooiloo-
pig verslag van het door de Tweede Kamer gehouden on
derzoek het volgende opgemerkt,„Ook de uitgestrektheid
van den plicht der gemeentelijke overheid omtrent, bet. open
baar onderwijs kwam bij dit artikel op nieuw ter sprake.
Op één punt heersebte daarbij volkomene overeenstemming
namelijk dat in elke gemeente, bet geval van bet laatste lid
van art. 15 alleen uitgezonderd minstens één openbare lagere
school moet bestaan. De gemeente die zich aan liet, vervul
len van dien plicht onttrokzou in strijd handelen niet
slechts met de tegenwoordige wetmaar met het duidelijk
gebod der Grondwet. Tevens erkende men even als bij
een vroegere gelegenheid, dat art. 15 hier duidelijk genoeg
spreekten dat elke aanvulling der daarin vervatte bepaling
deze noodeloos verzwakken zou. Moeielijker is zeker het
vraagstukin hoe verre de gemeentelijke overheid bij het
bepalen van het getal en het regelen der inrichting harer
scholen op de bestaande bijzondere scholen letten n ag Het
denkbeeld om die laatste scholen geheel niet, in aanmerking
te nemenkon bij geen voorstander van het hoofdbeginsel
der tegenwoordige wet. bijval vinden. Zoo iets zou strekken
om het bijzonder onderwijs te doodenen tevens om aan
vele gemeenten een last op te leggen die ligt. bare krachten
te boven zou gaan. Nochtans gaat de Regeering naar bet
gevoelen der meerderheidin baar beschouwingen over de
bijzondere scholen, welker bestaan op de regelingen van bet
openbaar onderwijs in de gemeente van invloed kan en moet
zijnte ver. Bij geheel die redeneering worden de bijzon
dere scholendie. het hoofdkarakter van openbare bezitten
op één lijn gesteld met de zoodanigewelke tot vervulling
in een bijzondere behoefte zijn opgericht. De gemeentelijke
overheid zou de ware strekking der wet miskennen indien
zij hier niet onderscheidde. Men wil niet zoo ver gaan van
te bewerendat het bestaan van de bijzondere scholen der
laatste categorie op de beraadslaging van het gemeentebe
stuur in 't geheel niet van invloed zou mogen zijnmaar
het aanwezig zijn dier scholen moet toch daarbij veel min
der wegen. Het gevaar moet niet kunnen ontstaan, dat
ouders die hunne kinderen naar een school willen zenden
beheer,scht door de hoofdgedachte der openhare lagere school,
daarvoor geeue' gelegenheid kunnen vinden."
De regeering antwoordde:
„Ook hetgeen hier voorkomt schijnt in 't algemeen geen na
der antwoord van regeermgsvéege te vereischen. Men heeft er
kend, dat art- 15 (thans art. 16) duidelijk genoeg voorschrijft,
dat in elke gemeentehet geval van het iaatste lid alleen uitge
zonderd ,ten minste één openbare lagere school moet bestaan.
Ook de zienswijze der Regeering over het vraagstukin hoe
verre de gemeentelijke overheid bij het bepalen van bet getal
en bet, regdlen der inrichting harer scholen, op de beslaande
bijzondere scholen letten mag. schijnt bijval te hebben ge
vonden. Alleen is de meerderheid van gevoelendat de
Regeerinc te ver is gegaan door de bijzondere scholen, die
het hoofdkarakter van openbare bezitten, op één lijn te stel
len met de zoodanige, welke tot vervulling in een bijzondere
behoefte zijn opgerichtzoodanige gelijkstelling is nochtans
door de Regeering niet verlangd. Al neemt men aan en
dit behoort naar inzien zoo der Regeering als der meerder
heid te geschieden dat in het algemeen het, bestaan van
bijzondere scholen op de beraadslaging van bet gemeente
bestuur van invloed moet zijn dan is het toch voor hem
die met, plaatselijke omstandigheden en behoeften niet geheet
bekend is, onmogelijk aan te duiden met welks bijzondere
scholen dit het geval mag zijn De Regeering heeft dan
ook gemeend zich te moeten bepalen bij een algemeene aan
wijzing der bijzondere scholendie baar voorkwamen ten
deze in aanmerking te kunnen komenen zij gelooft niet
daardoor aanleiding te hebben gegeven tot de bedoelde ge
volgtrekking. In allen geval kunnen de beschouwingen in
de rnemoriën van toelichting en in de voorloopige verslagen
nimmer ten gevolge hebben dat de gemeentebesturen zieh
onttrekken aan het naleven der weten deze schrijft uit
drukkelijk voor, dat in elke gemeente een voldoend getal
openbare lagere scholen moet aanwezig zijn, terwijl aan Ge
deputeerde Staten en den Koning de bevoegdheid is toege
kend dat, getal te vermeerderen zoo het onvoldoende wordt
geacht. Mocht dus onverhoopt eenig gemeentebestuur zich
bij de bepaling van het getal te zeer door de bijzondere
scholen hebben laten leidende middelen tot herstel liggen
voor de hand."
Prins Hendrik hseft het presidium aanvaard van een neder-
landsch comitéin aansluiting tot de door den Koning van
Belgie gevormde internationale commissietot bevordering
van de afschaffing van den slavenhandel in Africa en tot
het oprichten van stations voor wetenschappelijke onderzoe
kingen betreffende land- en volkenkunde in dat werelddeel.
'L. K. H. heeft, een aantal landgenooten doen uilnoodigen
om met hem werkzaam te zijn.
Staten-Genekaal. De regeering heeft bij de 2e Kamer
een nieuw ontwerp ingediend tot regeling van het onderwijs
aan de K. Militaire Academie. De hoofdbepalingen daarvan
zijn de volgende: toelating van knapen van 15—18 jaren, na
afgelegd t.oelatings-examenin verband met dien leeftijd
ingekrompen zonder aansluiting aan eenigen bepaalden cur
sus. Jaarlijkscbe bijdrage van f 3< 0. De cursus duurt 4
jaren. Een daarna afgelegd eind examen wordt vereiseht, voor
de benoeming tot 2en luitenant. De 2e luitenants, ook die
uit de corpsen, kunnen na drie jaren offieiersdienst examen
afleggen om terstond tot ltn luitenant te worden aangesteld.
Anders kan de le luitenants-rang eerst worden verkregen
na 5 jaren offieiersdienst. Ook zijn bij de Kamer ingekomen
wetsontwerpen tot invoering van bronzen pasmunt (stukken
van 2 y2 1 eQ cent)en tot wijziging van bet wetboek
van bnrg. rechtsvordering.
De Kamer heeft den 5 hare werkzaamheden hervat.
Tot rapporteur^ over de onderwijswet zijn gekozen de
heeren Mees, Rugper, Kappeyne (voorzitter), Jonckbloet en
Messchert v. Pollenhoven. Bij het onderzoek in de aideelingen
is door de antirevolutionaire leden mededeeling gedaan van
eene collectieve nota, waarbij zij zich verklaren legen de
strekking van genoemd ontwerp en waarin ten slotte een
voorstel wordt geformuleerd houdende o. a. de gewichtige
bepaling, dat aan de onderwijzers van de bijzondere scholen
bezoldiging en pensioen van Rijkswege zal worden toegekend.
Militaike zaken. Bij de officieren van gezondheid der
landmacht is het aantal majoors met 5 het aantal kapiteins
met 8 vermeerderd, het getal luitenants met 15 verminderd
bij de mililaire apothekers dat der kapiteins met 2 vermeer
derd en dat der luitenants met, 2 verminderd. Ook aan
apothekers l'. kl. en paardenartsen le. kl wordt, na 25 jaren
offieiersdienst de jaarlijkscbe toelaag van f 600tn aan
apothekers en paardenartsen 2". kt. na 15 jaren offieiersdienst
die van f 300 verleend. Voorts is het tractement van alle
militaire apothekers met den rang van kapitein of luitenant
met 100 verhoogd.
Bij kon. besluit is thans bepaalddat de pupillenschool
zal worden gevestigd te Nieuwersluis.
Ondeewijs. De cursus der Rxjks-kweekscbool voor on
derwijzers te Deventer is den 6 geopend met 20 leerlingen.
Bevolking. Op 1 Januari 1876 telde bet, Rijk 3,809,527
inwoners, waarvan 1,884,417 van bet mann. en 1,925,110
van het vrouw, geslacht.
Feesten. De gemeenteraad van Rotterdam beeft aan B.
en W. een crediet van f 10000 toegestaan voor de feestelijke
viering der opening van den spoorweg van het Mallegat
naar de Delftsche poort.
Aanbestedingen. Den 5 te Amsterdam door de Holl.
Spoorwegmaatschappijhet bouwen van eene goederenloods
op de station Schagenminste inscbr. Gebr. Moormante
Nieuwediep, voor 4190.
Den 5het verbeteren der vestingwerken te Naarden, be
groot op f 550,000, minste insehr. Selersvoor 604,000.
Nooedzeekanaal. Het groote stoomschip Stad Amster
dam, van de Kon. Ned. Stoombootmaatschappijis den 4 van
Marseille door het nieuwe kanaal te Amsterdam gearriveerd.
Rampen. Nadere opgaven omtrent den storm van 30 Jan.
en het hooge water in den daarop volgenden nacht doen het
volgende kennen: Te IJmuiden steeg de Noordzee tot 3.12
boven A. P.; de werken aldaar hielden zich uitstekend. Aan
den Hoek van Holland is het strand op sommige plaatsen
wel 30 ellen verbreed; ook van de Westduinen op Schier
monnikoog is ruim 30 ellen weggeslagen. In denWestfrie-
schen dijk tusschen Aartswoud en Lammerschaag zijn 4 ga
ten geslagen van 2 a 3 ellen breed een van 20 a 25 ellen
lang. In de buitengronden van Vlieland is een schip met
rogge met man en muis vergaanen desgelijks op den
Noordvaarder een schip met stukgoederen, waarvan op
Terschelling voorwerpen zijn aangespoeld. Te Ameland
sloegen de 2 postschepen en 1 inklaringsvaartuig van hunne
ankers en werd een der postschepen verbrijzeld. De viscli-
logger Prins van Oranje, van de Maatschappij „Recht door
zee" te Vlaardingenis met 24 man vergaanmen vreest
hetzelfde van de sloeplogger Maria van de Maatschappij
„het Noordeu" aldaar, liet eiland Marken is geheel over
stroomd geweest; de bewoners van sommige huizen werden
door de zoldervensters met schuiten geredde zeeweringen
der terpen zijn allen weggeslagen61 woningen beschadigd
en 7 bijna geheel vernield. De begraafplaats werd door de
golven omgewoeld en de doodkisten dreven weg. De dijk
om bet noordelijk gedeelte van Rozenburg is op verschillende
piaatsen doorgebroken en dat eiland voor een deel onder
water gezet. De Vanderduynspolder bij Bergen op Zoom
liep door bet doorbreken van den Scheldedijk voor het
grootste gedeelte onder. De vrachtrijder van Leeuwarden
naar Beetgumdie zijn voertuig had moeten verlatenis
's morgens verkleumd op den weg gevonden en spoedig
daarna bezweken. De schade aan de zeeweringen van bet Oude
Bildt in Friesland wordt op ongeveer f 100000die aan de
eigendommen der gemeente Groningen toegebracht op/T50,000,
en die aan de eigendommen der gemeente Kampen op/300,000
geschat. De schade aan den Eemspolder wordt op 2 a 3 ton
begroot. Aldaar is meer dood dan levend op een st.uk hout
een man komen aandrijven van een op de hoogte van Schier
monnikoog totaal verongelukt engelsch barkschip, van Genua
en Livorno naar Hamburg bestemd. Bij de doorbraak van
den Westpolder zijn 14 mensehen omgekomen. Ook zijn
op 2 plaatsen in Groningen 2 personendie bij doorbraken
hulp boden verdronken. Te Borgercompngnie is een vee
schuur ingestort, waarin zich 50 ossen bevonden; 3 ervan
werden gedood en 5 zwaar verwond. De dienst op den
spoorweg NieuweschansIhrliove is ten gevolge van eene
doorbraak bij WTeener gestaakt geweest. De stoomboot
Willem lil is op het Fluessenmeer gezonken (zie ons vorig
Nr.) door het breken der kajuitsraampjes, waardoor het
water binnendrong; de opvarenden vluchtten naar bet dek, en
brachten daarop door van 's middags 4 a 5 tot. den volgenden
morgen 9 uren, toen er redding opdaagde, maar reeds 17
personen door de koude bezwëken of verdronken waren. De
Algemeene Vereenigde Commissie voor den Watersnood te
Amsterdam heeft zieh den 5 op nieuw geconstitueerd. De
watersnoodcommissie te Gorincliem heeft f 1000 opgezonden
naar de noodlijdenden in Groningen.
Alkmaarsche Courant van 28 Januari 1877.
Na het degelijk antwoord van een zieh noemende geheel
onpartijdige op het schrijven in de Alkm. Courant van 28 Jan.
1877 door Af., kan het mijns bedunkens toch zijn nut hebben,
een paar aanmerkingen op het schrijven van M. te maken,
en daardoor te trachten aan te toonenhoeveel onjuistheid,
ja, ik geloof niet te veel te zeggen indien ik zeide onwaar
heid,. daarin wordt gevonden. Ware de marktkwestiewaar
over dit geschrijf loopt, niet eene levensvraag voor de ge
heele burgerij van Alkmaar, men zoude M. veilig in zijne re
deneeringen laten juichen en zijn schrijven laten voor wat het is.
M. begint met te zeggen: als liet getij verloopt, moet
men de bakens verzetten. Zeer waar 1 maar nu zegt M.
verder, dat de veestapel van N. Hollandwat het rundvee
betreft, in de laatste 25 jaren bijna met een derde is ver
meerderd dat is niet waar. Indien hij zeide, dat het getal
schapen in dien tijd verhonderdvoudigd isdan zoude hij
nader bij de waarheid zijn.
Onze marktruimte is bij die voortdurende uitbreiding van
den veestapel dezelfde gebleven. Of eigenlijk heeft Alk
maar tot nog toe geen veemarkt gehad, zegt M. Alkmaar
beeft den roem zijner markt, toch (zonder markt) dan al op
zeker voor M. onbegrijpelijke wijze, honderden jaren, tot
genoegen en gemakzoo voor koopers als verkoo|>ers, staan
de gehouden en houdt die nog met goed gevolg staande
ondanks al die nauwe stegen en straten in het oog van M,
Wrie of M. is weet ik niethij kan zeer geoefend zijn in
kantoon- ja zelfs in rechtszaken, maar dan zou ik hem ra
den, het spreekwoord te gedenken: „Schoenmaker, hou je
bij je leest." Trouwens van markten of marktwezen heeft iïij