7 voorspiegelt. Hun bezwaar is van anderen aardzij ontraden dergelijke belasting inzonderheid op grond van den exceptioneelen toestandwaarin de gemeente Alkmaar h. i. verkeert. In de memorie van toelichting tot hun ontwerpontwikkelen zij dit bezwaar in de volgende woorden „In Alkmaar toch maakt het marktwezen het hoofd- zoo niet het eenig middel van bestaan der ingezetenen uit; het grootste gedeelte der belastingschuldigen behoort tot de nij veren winkelstand wier meerdere of mindere welvaart in onmiddelijk verband staat met veel of weinig markt bezoek. Indien men nu de opbrengst der belastingen tot heffing van marktgelden gedurende de laatste jaren nagaat, dan blijkt daaruit overtuigend, dat die zeer veranderlijk is en geheel afhangt van de meer of min gunstige weersgesteldheid; die veranderlijkheid staat bij gevolg in dezelfde reden tot de jaarlijksche inkomsten der ingezetenen, zoodat, werd in deze gemeente de income-tax ingevoerd duidelijk zou blijken dat het jaarlijks op te maken kohier der plaatselijke directe belasting eene geheele omwerking zou mceten ondergaan in jaren dat de landbouw kwijnt, hetwelk zeer drukkend zou kunnen zijn voor de weinige ingezetenen, die van een bepaald inkomen moeten leven en waarvan de meesten zonder, sommigen met een gering fortuindoor den druk der tijden met veel moeite en zorg in de behoeften van hunne huis gezinnen voorzien," Ik ben de eerste cm te erkennen dat het marktwezen de hoofdbron van het bestaan onzer burgerij is maar dit erkennen de wensch ik mij te wachten voor overdrijving. Het is der moeite waard eens bedaard na te gaan hoe vele ingezetenen in hunne financiën niet van het marktwezen afhankelijk zijn, men zal er dan niet „weinige" maar zeer vele vinden; of die lieden nu in zoo kommerlijken toestand verkeeren, als B. en W. bewe ren, wil ik in het midden laten; maar wel wil ik opkomen tegen het vermoedenalsof de toestand der neringdoende ingezetenen zooveel schitterender zou zijn en alsof deze geen kennis maken met „den druk der tijden." Ook wil ik waarschuwen tegen het te veel gewicht hechten aan „jaren dat de landbouw kwijnt." Eene slechte oogst van één jaar verdeelt zich steeds over twee jaren; een goed kaasjaar, zegt men weieens, is een slecht graan- jaar, en omgekeerd; kleine productie wordt doorgaans opgewogen door hooge prijzen, lage prijzen worden het door groote productie; voor een slecht boerenjaar zouden mislukking van veeteelt en graanbouw van zuivel-gewin, van wol, van aard- en boomvruch ten, veeziekte en handelsstilstand moeten samenwerken, en deden zij 't, de landlieden zouden hunne uitgaven van weelde beperken en de neringen, die van hunne weelde moeten bestaan, in de eerste plaats lijdenmaar het platteland zou zijne nooddruft niet kunnen missen en om te weten wat dat beteekentbehoeft men slechts een blik te slaan op de volgeladen huiswaarts keerende markt schuiten en vrachtwagens. Maar gesteld eenser kwam een werkelijk slecht boerenjaar en de neringdoenden hadden eene min dere som van inkomen aan te geven "dan gewoonlijkzoodat de percentage der belasting verhoogd moest Wofdendan zouden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1878 | | pagina 13