Plaatselijke directe belasting. BIJBLAD, bchoercude lol de Alkmaarsclie Couranl van 2» Augustus 1878. De heeren Martini v. Oeffen en v. d. Talc hebben hunne bezwa ren openbaar gemaakt tegen mijn voorstel tot wijziging der plaat selijke directe belasting en alle aanspraak op eene toetsing hunner bedenkingen mijnerzijds. Die van den heer v. d. Tak zijn gekant tegen het denkbeeld van inkomstenbelasting in het algemeen volgens hem in theorie de beste maar in praktijk de slechtst werkende van alle belastingenwelke de daaraan jaarlijks te besteden moeite niet loont en tot de grootste onbillijkheden haat en nijd onder de gemeentenaren aanleiding geeft; en daarenboven trekt hij te velde tegen de door mij voorgestelde publicatie der aangiften en aanslagen. Wat het laatste betreft is hij eenstem mig met den heer Martinidie niet zoozeer afkeerig van eene inkomstenbelastingmeer dan hij in bijzonderheden treedt over de bepalingen van mijn voorstelen alzoo beter gelegenheid tot repliek opent dan de heer v. d. Tak. Diens verzekering dat de inkomstenbelasting overal, waar zij is ingevoerd onpartijdig be schouwd slecht werktbehoeft zonder nader bewijs niet aange nomen te worden; zeker is het, dat het aantal gemeenten waar zij toegepast wordt, langzamerhand toeneemt, en dat gemeenten, die haar eenmaal ingevoerd hebbenniet weder tot een vorig stelsel terugkeeren. Óver het al of niet wenschelijke van een in come-tax voor onze gemeente zal ik nader mijne meening te ken nen geven. Ik oordeel het best om de bedenkingen van den heer Martini op den voet te volgen die van den heer v. d. Tak zullen dan niet onbeantwoord blijven. Een gewichtig bezwaar, door laatstgenoemde in zijn schrijven aan de commissie van finan ciën geopperd zou ik gaarne uitvoerig wederleggen maar aan gezien hij het niet in de Alkm. Ct. herhaald heeftvermoed ik dat hij bij nadere overweging het onhoudbare er van heelt in gezien. Ik laat dus telkens het woord aan den heer Martini. De omschrijving van het zuiver inkomen der neringdoen den is van dien aard, dat er ten slotte behoudens enkele uitzonderingen weinig belastbaar inkomen zal overschie ten en de teboekstelling zal neerkomen op 3 2 1, of 9 6 3, terwijl die geheel niets te boek stolt er nog beter aan toe schijnt. De van bezoldiging levende ambte naren [wier inkomen wil de heer M. zeggen, bekend, niet voor verduistering vatbaar is] zijn van slechter conditie dan de neringdoenden en hun wordt geen andere aftrek king toegestaan dan de inhouding voor hun pensioenfonds. Eene betere omschrijving van het zuiver inkomen der nering doenden moge de heer M. aan de hand doen ik geloof, dat er voor zaken van handel en bedrijf geene andere dan de door mij gegevene mogelijk is. ZEd. legt allen nadruk op „het te boek gestelde", maar ziet over het hoofddat aan die uitdrukking voorafgaat: „de omzet of." Komt de boekhouding neder op de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1878 | | pagina 7