4
verheven en daa*om is nevens de middelen van controle, door
mij voorgesteld openbaarheid zeer nuttig. Men moge 't al weêr
niet aangenaam vinden als de gedane opgaaf gepubliceerd wordt,
ieder belastingschuldige heeft er belang bij dat een ander niet
te weinig betaalt, en het is hem wel eenige opoffering waard,
dat daartegen van alle kanten gewaakt wordt en dat hij zelf in
dien zin kan medewerken. Maar het credietdat „opbeuring
en versterking" behoeft Het crediet van eerlijke lieden kan
slechts winnen bij openbaarheid dat der oneerlijke lieden er
schade door lijden. Het kolossale misbruik, in de laatste jaren
van het crediet gemaakt getuige de veie faillissementen
mocht er wel toe leiden elk middel toe te juichen om het cre
diet op beter grondslagen te vestigen en het te bemoeilijken
voor onwaardigen, ten gevolge van wier handelingen het dikwerf
voor lieden die 't wel verdienen onverkrijgbaar wordt.
Wat nu de opgaaf der inkomsten aangaat in veelvouden van
f 50100, 200 en f 300zijn de grenzen daarbij te eng
gesteld? Yerdeeling van de inkomens in klassen is noodig bij eene
progressieve inkomstenbelasting, zulk eene, bij welke van de groo-
te inkomens hoogere percenten geheven worden dan van de klei
ne maar waar geen verschil in de percentage wordt gemaakt
dienen klassen tot niets. De belastingschuldige kan als vrucht
zijner boekhouding, berekening of overdenking tot niets anders
komen dan tot één cijferen dit cijfer is dat zijner aangifte. Hoe
kom ik dan aan mijne veelvouden van 50, 100 enz.? Alleen
om het den belastingschuldige gemakkelijk te maken. Van hem
wordt eene gemoedelijke, geene angstvallige berekening, geen
doodblijven op eenige guldens gewenscht. Maar hem wordt ook
geen ruime speling vergund, welke het mogelijk maakt, dat een
betrekkelijk belangrijk deel zijner inkomsten aan de belasting ont
snapt. Ik zie trouwens niet indat het voor den belastingschul
dige moeilijker of pijnlijker is, zich aan te geven op een inkomen
van b.v. 1600 of 1700, dan in eene kiasse, welke strekt van
1500 tot 1800.
De heeren Martini v, Geffen en v. d. Tak verdienen allen lof,
dewijl zij niet slechts de door B. en W. en door mij gedane
voorstellen bestrijden, maar ook andere plannen aan de hand doen.
Of die meer aannemelijk zijn Eerstgenoemde geeft zelfs keuze
tussehen eene inkomstenbelasting „op loyalen en milden grond
slag" en eene verteringsbelasting. Tot betere kennis van de eerste
verwijst hij naar eene den leden der commissie van financiën
toegezonden, brochure. Het publiek heeft recht om te weten wat
daarin aanbevolen wordt en ik schrijf dus af van bl. 18 en 19:
„Wanneer men b.v. eene belasting wenscht te heften van de in
komsten uit roerende en onroerende goederen uit handels- en
nijverheid en dergelijke ondernemingen (naamlooze maatschappijen
daaronder te begrijpen), uit militaire of burgerlijke ambten en
bedieningen betrekkingen wachtgelden pensioenen uit open
bare kassenhandenarbeid beroepen en bedrijven, dan moet men
daarbij in de eerste plaats op den voorgrond stellen eenen maatstaf die