4 „Daar gints, in 't lage veld van Oudorp, waait de vlag" „Van tpnt en toren die den Spanjaard 't hoofdgezach" „Doet kennen: daar klopt nn het harte van den sterken" „En wreeden roofdraak, die met uitgespannen vlerken" „De scherpgenagelde en gespierde klauwen strekt:" „Daar throont de Veldheer, Don Eadrique." uit Oudorp, dat op den dag zeiven van het opbreken van het beleg, door gewapende burgers en soudeniers uit de stad bezocht werd, die, om den vijand het wëderkeeren te beletten, buiten last der overheidhet doör ouderdom eerwaardige d<?rp in brand staken. uit Oudorp eindelijk, waarheen de opgeheven hand wijst der faam, in uw lommerrijk plantsoen tusschen de friesche poort en den rooden toren, opgericht ter herinnering aan d.en 8sten Oktober 1573. Tochhoe aantrekkelijk dit alles ook was het zou wel eens kunnen blijken, dat het een oogenblik van'zwakheid was, waarin ik van harte toestemmend antwoordde pp de zoo vereerende uif- noodiging; wellicht zal mijn spreken blijven beneden de eischen van een dag als dezen. Welnu, in mijn zucht om waarachtige volks kracht te doen aangroeien en liefde yoor den geboortegrond tq vermeerderen door het huldigen der deugden van een wakker en vrijheidlievend voorgeslacht, zij mijne verontschuldiging te vinden: in de uitvoering moge berispelijks gevonden worden, in het pogen zelf ligt immers niets afkeurenswaardigs? Het huldigen der deugden van een wakker en vrijheidlievend voorgeslacht! Wie waren zij dan, aan wie wij heden bij ver nieuwing onze hulde brengen? En als wij dat: vragen, dan iq het óns immers niet te doen om een opsomming hunner namen, die elk van ons even góed Weet te noemen dan is het óns im mers er niet om te doen om nog eens voor de zooveelste maal elkaar te gaan verhalèn wat er meer dan 300 j aren geleden iu Alkmaar's veste' is geschiedniet waar? het zou een beleediging moeten geacht worden ieder uwer aangedaante durven voorr onderstellen, dat het tafereel van dien grooten kampstrijd niet, ten minstë in grove trekken, (en meer dan dat zouden wij hier nU toch niet kunnen geven) u staat voor den geest. De grootstep éllëen te noemen, wier namen het geschiedboek ons bewaarde, zou bovendien wezen een voorbijzien van de groote verdiensten der kleineren, wier namen sinds lange zijn vergeten, dpr kleineren zonder wier krachtigen bijstand het voltooien van het gijoptsch geheel een onmogelijkheid ware geweest, want

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1878 | | pagina 10