Ieder rad
Besloeg zijn plaats in' dat gtoot raderwerktuig, dat
Ten taak had om een arfh der tyrannie te plettren.
Toeh daar trekken ze in bonte rijen onzen geest voorbij, de gestalten
der mannen, die het zeerst en meest zich onderscheidden. Wij
brengen u hulde, wakkere' I-r.oitrs Vift TEmraaiJNl toen anderen
weifelden op Ruychavers woord,,'ti en is nu geen tijd om langer
te beraden: zegt kort af wat gij doen of laten wilt f hoe fier en on
verschrokken klonk het toen van uw lippen, neen uit uw hart.^
„ik wil voor den Prins van Oranje, en de burgerij leven en sterven."
Met niet minder eerbied groeten wij u Jonkheer Jacob Cabeliax
gij wildet liever sterven, niet waar? dan de stad verlaten, en
hoe spreken zich uw onvertSaagde' moed, uw onwankelbaar geloofs
vertrouwen- uit in' uw schrijvêndencld nietdat wij H goede coop
geven zullen God almachtic/i will u. I. ende ons allen bewaeren end'e
sulken moet geven, dat wij den viant vromelick mogken wcederstaen."
Den viant'vromelick wederstaeü ja en wij weten het immers hoe
hij woord heeft gehouden? Ook dreunt ons nog als het ware uw
bijlslag op de friesche poört in de oorenMaarten Pieteesen tan
oer Meyonder Alkmaar's wakkere burgers uit die dagen, de
wakkerste wellichtvoor zoo groot een deel heeft Alkmaar, heeft
ganscfl het vaderlahd het u te danken, dat, zooals er een uit
dien tijd het uitdrukt„op deze stadt dien btfaemden Generaal Dücq
d'Alva zijn gróótste credit verloormeer dan hij gewonnen hadde in
andere steden sicMend dat hij] de Wapenen gevoerl hadde, daerin hij
nit 60 jaren in geoeffent was." En al wederom, wij weten het im
mers" wat heilrijke gevolgen uw burgermoed en burgertrouw den
nageslachten hebben aangebracht.
Gijedel drietalen om u henen scharenneen verdringen
zich de gestalten der ouden eh jongender rijken en armender
grooten en kléinen „der kriigsïifeden endé der burgeren niet alleen,
maar ook der vrouwen endè der' kinderen", zooals Cabeliau het
uitdrukte, die fechtmatigen aanspraak hébben op onze hulde, op
oflfce dankbaarheid. TTw vrijheidslieMe uw vrome zin, uw on-
bézweken volhardhri', uwe onuitputtelijke veerkracht wezen daarna
wijzen beden nog aan Alkmaar's burgers, aan Neerland's volk de
wegén aan, dié zij te bewandelen hebben om een goed en daar
door'een groot volk te zijn.
EU dusrii'ét om hh'n namen is het ons in de allereerste plaats
te doen, maar om hun daden, of liever om den geest, die in hen
woonde eh'idioot zultee daden zich naar buiten openbaarde. Wij