gevoelen hoe schoon, maar novenal hoe waar het is gezegd „onze
verplichting wordt zwaarder naarmate wij hun deugden hooger
verheffen." Wij aanvaarden de ons door hen nagelaten erfenis
niet om er alleen mede te pronkennog minder om er op in te
sluimerenmeenende dat er nu voor goed genoeg gedaan ismaar
om er mede te woekeren, haar aan te doen groeien en op onzen
feestdag mogen ja moeten wij het herinneren
O Alkmaar! dat
Gij nimmer dan vergeet wat kostelijken schat
De kloeke voorzaat u als kostbare erfenisse
Vermaakte en achterliet.
Wie waren zij aan wie wij heden onze hulde brengen Het waren
de groote mannen der 16e eeuwde wegbereiders eener nieuwe
toekomst! de baanbrekers voor een nieuwe en betere richting.
Wat zijn groote mannen? Vraagt het aan een uit onze dagen
die in dit opzicht recht heeft van zich te laten hooren 1), en hij
zegt ons: „dat zijn de mannen van genie, maar het genie is alles
„niet. Geen groot man zonder energiej, aan zijn genie evenredig.
„Deze zien wij bij allenofschoonnaar den aard hunner roeping
„en den omvang van hun arbeidsveld, met verschillende toepas-
„sing en in onderscheiden vorm. Hier, als ontembare ondernemings-
„geestdaar als onverstoorbare volharding; bij dezen als onuitputtelijk
geduldbij genen als rmtelooze werkzaamheidbij allen als het heilig
„vuur bij het geheimzinnige licht. Sterke wilskracht, werkkrachtdraag
kracht, die de grootste bezwaren overwint, de dreigendste gevaren
„trotseert, zich de sterkste verloocheningen getroosten kan, het pijn
lijkste verdragen; veerhacht, die door geen teleurstellingen of
„hooge jaren verlamd wordt: ziedaar wat gij by de groote mannen der
„geschiedenis ontmoet, om u altijd met bewondering, dikwijls
met eerbied te vervullen." Welnu, zij, die wij heden bewonde
ren, voor wie wij eerbied gevoelen, waren zij, met dien juisten
maatstaf gemeten, niet groot? Was in hen niet dat alles, wat
^i) plegen saam te vatten in het éene woord energie, waarvoor
wij in onze taal geen eigen woord schijnen te bezitten Ontem
bare ondernemingsgeest, en een volk van boter ondernam het zich
te verzetten tegen den ijzeren malienkolder en het metalen harnas
des Spanjaards. Onverstoorbare volharding, en tijden aaneen geen
duimbreed oogensehijnlijk winnende, was het genoeg zich dan
maar in de eenmaal ingenomen stellingen (e handhaven. Onuit-
1) Nikolaas Bkets, in Groote Mannen en Ware Grootheid, p. 19 enz.