15
onze ondernemingsgeest tevens verloren. Dan zijn wij geen volk
meer, maar een aanfluiting der natiën, de ligt te veroveren, maar
weinig begeerlijke buit van den eersten den besten geweldenaar.
Dan woekeren onkunde, ruwheid, onbeschaafdheid al weliger voort.
Dan wordt vroomheid een naam een vormeen klank en de
vrijheid, eenmaal voor ons volk het hoogste en heiligste, waar
voor zij alles opofferden ligt dan geminacht en vertreden neêr.
Geen handel, geen nijverheid geen kunst, geen volkstaal; ontzenu
wing, verslapping, zedeloosheid, karakterloosheid, neen, neen, zoo
kan, zoo mag, zoo zal het niet zijn. Maar hoe dan? O, eene
andere, gansch andere toekomst is 't, niet waar? waarvan wij
heden droomen, waarop wij heden hopen, waarvoor wij met groo-
ter moed en volharding, met warmer bezieling en vuriger geest
drift van nu af leven werken strijden willen Ons kleine va
derland steeds grooter, niet in grondgebied, maar in al het goede
dat een land werkelijk groot maakt; ons kleine volk steeds hoo-
ger plaats innemende in der volkeren rij, ontzien geëerd ge
acht geliefd, ten voorbeeld gesteld der overigenuwe in ver
gelijking van zoovele anderenmaar kleine staddesniettegen
staande niet achterblijvendemaar moedig mede voorwaarts
strevende in den edelen wedstrijd Alkmaar de Alcmaria Victrix
niet te schande makende maar haar zustersteden den weg wij
zende en banende naar nieuwe overwinningen. Door kennis
voorgelichtdoor ontwikkeling geschraagddoor beschaving
gevormddoor vroomheid gestevigddoor vrijheid bezieldde
volkskracht aangroeiende de handel vermeerderende de nijver
heid grootere vlucht nemende, de kunst al meer aan hare ver
hevene, hare goddelijke roeping beantwoordende de volksopvoe
ding behartigd, de volkstaal meer nationaal eigendom wordend;
de lauwheid afgeschud, de onverschilligheid verbannen, de zorge
loosheid bezworen daarheen ligt de weg daarheen wijst ons
verleden, daartoe roepen ons de schimmen der van Teylingen's,
der Cabeliau's, der van dee Mey's, daartoe dringt ons de dank
bare herinnering aan hun groote en grootsche daden van voor
drie eeuwendat is de toekomst waarvoor wij moeten leven
die wij moeten helpen verwezenlijkenwij Neêrlands zonen en
dochteren, gij Alkmaar's burgers en burgeressen.
Niet waar dat willen dat zullen wij Als Flobis van Tey-
niNGENvoor Oranje, 't Vaderland en de burgerij leven en sterven;
als Jacob Cabeliau 't niet goede coop geven> maar den viant
vromelick wederstaen
als van deb Mey zorgen, dat wie als Ducq d'Alva's der 19de