No. 29.
Eenentachtigste Jaargang.
1879.
De Ministeriëele crisis.
ZONDAG
20 JULI.
(Officieel (Sebeeltc
en 1880 bij gebreke van vernieuwing bin
nen dien tijd houdt de vroegere inschrij
ving op van kracht te zijn en kan zij niet
meer worden vernieuwd.
Juli 1679. A, MACliAlNE FONT,
KENNISGEVING.
ëlglefcelijfescftc öcricHten.
lilnnenlnnd.
föocfcaanfconbtgingctt.
4
ÜM—
L k A A I! S (I II E
A RIT
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f O,SS, franco per post f ®,SO,
afzonderlijke nommers 3 Cents.
Brieven franco aan de UHgevers HERM". COSÏER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan
ingezonden berichten een dag vroeger.
Bij deze Courant behoort een bijbladbevattende
wekelijksche berichten.
De Uitgevers der Alkmaarscke Courant berichten,
naar aanleiding van de annonce van den Heer
J. HOOGVORST Az., voorkomende in het Nieuws
van den Dagvan Donderdag 17 dezer, ook voor
deze Courant aangeboden maar later ingetrokken,
dat de annonce, door de H H. IJAL&NBLRG en
HOOGVORST geteekend en geplaatst in het No
van 13 dezer, hun door een zeer vertrouwd persoon
is gedicteerd
HERMs. COSTER ZOON.
MINISTERIE YAN JUSTITIE.
De Minister van Justitie vestigt nader de aandacht van
belanghebbenden op de bij de wet van 5 .Tunij 1878 (Staats
blad No. 90), voorgeschrevene VERNIEUWING van alle op
1 Januarij 1879 bestaande HYPOTHECAIRE INSCHRIJ
VINGEN.
De aanvraag tot vernieuwing moet geschieden door den
hypothecairen schuldeisoher of door een derde namens hem
op de wijzein artikel 2 der genoemde wet omschreven.
Alle vernieuwingen moeten plaats hebben in de jaren 1879
Thans staat alzoo nog gedurende achttien maanden
de gelegenheid tot." vernieuwing opendoch de VERMIN
DERING van het salaris des hypotheekbewaarders voor de
vernieuwing MET DE HELPTheeft nog plaats slechts
gedurende zes maanden tot het einde van het nu loopende
jaar 1879.
Toeziende voogden en toeziende curators zijn op straffe
van vergoeding van kosten schaden en interessenverpligt
toe te zien dat de hypothecaire inschrijvingen tot zekerheid
van het beueer van den voogd of curator, binnen den boven
vermelden tijd worden vernieuwd.
De overschrijving van processen-verbaal van beslag op
onroerende goederen, die niet in 1879 of 1880 zal zijn ver
nieuwd zal daarna van regtswege vervallen zijn en ambts
halve worden doorgehaald.
's Gravenhage De Minister van Justitie
den 1«™ Julij 1879.H. J. SMIDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
noodigen de ingezetenen uitde stratenriolengoten
en uitwateringen, tot het schoonhouden waarvan zij ver
pligt zijnbehoorlijk schoon te maken en voortdurend
schoon te houdenter voorkoming dat de bij de politie
verordening bepaalde straffen worden toegepastwanneer bij
de wekelijks op Woensdag door de politie te houden schouw
blijktdat, aan die verpligting niet wordt voldaan zullende
de eerste schouw plaats vinden op Woensdag 16 Julij e.k.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
11 Juli 1879. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTERen WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien de beschikking van den heer Provincialen Inspec
teur der Directe Belastingen. Invoerrechten en Accijnsen
te Amsterdam van 12 Juli 1879 No. 157.
Brengen ter kennis van de ingezetenen
dat het kantoor van den Ontvanger der Rijks Directe
Belastingen en Accijnsen alhier met ingang van 1 Augustus
1879 voor de ontvangst van directe belastingen zal geopend
zijn op MaandagDinsdagWoensdag en Donderdag van
iedere week van des voormiddags negen tot des namiddags
één ureonverminderd de verplichting van den Ontvanger
om ook de overige werkdagen van de week belasting aan te
nemen van elders wonende belastingplichtigen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
11 Juli 1879 De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR;
Gezien de missive van den Heer Commissaris des Konings
in Noordholland van 19 Mei 1879, 4e. afdeeling, No. 1 en
15 821 M/S., geleidende de aanschrijving van ZB. den
Minister van Oorlog van 15 Mei, IIe, afdeeling, Generale
Staf No. 79, waarbij krachtens K.K. beschikking verschillen
de verlofgangers der nat. militie in dit jaar onder de wapenen
worden geroepen.
Brengt ter openbare kennisdat die oproeping zich be
paalt tot de volgende
I. INFANTERIE.
Van 18 Augustus tot 20 September, de verlofgangers der
ligting van 1876, die behooren tot het regiment Grenadiers
en Jagers en tot de acht regimenten Infanterie.
II. HOSPITAAL-SOLDATEN.
Van 18 Augustus tot 20 September, de verlofgangers der
ligting van 1876, die behooren tot de kompagniën Hospi
taal-soldaten.
III. CAVALERIE.
Van 18 Augustus tot 20 September, de verlofgangers der
ligting van 1876, die behooren tot de regimenten Hussaren.
IV. ARTILLERIE.
a. Vesting-artillerie.
De verlofgangers der ligtingen van 1876 en 1877, te weten:
van 2Aug.tot 30 Aug. die der 6e, 8e, 28e en 40e kompagnie;
n 8 6 Sept. I9e, 21e, 22e, 35e en 36e
e 20 e 18 nu 26e kompagnie;
1 Sept.* 30 u nu 5e, 7e, 13e, 14e en 37 e
b. Bereden-artillerie.
van 10 Julij tot 12 Augustus, de verlofgangers der ligting
van 1876, die behooren tot de kompagnie transporttrein van
het 2e. regiment Veldartillerie
van 1 Augustus tot 3 September, de verlofgangers der
ligting van 1876, die behooren tot de 5e en de 6e batterij
van het le. regiment V eldartillerie
van 18 Augustus tot 20 September de verlofgangers der
ligting van 1876, die behooren tot de hiervoren nog niet
genoemde onderdeelen van de regimenten Veldartillerie en
tot het regiment Rijdende Artillerie.
Dat de opgeroepen verlofgangers zich vóór 4 ure van den
dag der oproeping bij hun korps moeten vervoegen en regt
hebben op vrij transport, benevens daggeld a 25 cents,
bijaldien de plaats van opkomst minstens 30 kilometers van
hier ligteen en ander tijdig ter gemeente-secretarie alhier
aan te vragen, terwijl aldaar, desnoodigbetreffende de
oproeping of de plaats van bestemming inlichtingen kunnen
worden verkregen.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter openbare kennis
Dat zij in hunne vergadering van 8 Juli j.l. gunstig heb
ben beschikt op het aan hen ingediende verzoek van BER-
NARDUS STEEEENS, fabriekant van houtskoolbriquetten
alhier, tot het oprigten van eene briquettanfabriek waarin
te plaatsen eene locomobile van 7 paardenkracht, in het per
ceel gelegen aan de Keetsloot, Wijk D, No. 238.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
16 Juli 1879. De Secretaris,
NUHOUT^ VAN DE<| VEEN.
Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengt op grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats
blad n". 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge
meente, dat het kohier voor de belasting op het Personeel,
No. 2, voor de wijken C en D, over de dienst 1879,80,
op 12 Juli 1879 door den Heer Provincialen Inspecteur der
directe belastingen in Noordholland executoir verklaard,
op heden aan den Heer Ontvanger der Rijks directe belas
tingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven,
ten einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit nalatig
heid zouden voortvloeijen te voorkomen.
Alkmaar, Eet Hoofd van het Bestuur voornd.,
14 Juli 1879. A. MACLAINE PONT.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden geweest gedurende de le. helft der maand Juni 1879.
S. de Leeuw, Kloppenburg, J. Voltelen, Wed. Dowe
ter Voort, H. van der Weijer, Jan Roos, H. Schwartz,
A. Nievaart, B. de Jong, J. D. J. Huger, B. Kiefers,
Amsterdam; J. Boon, Bennenbroek J. Jansen, 's Graven
hageGoedhart, GorinchemJan C. Bakker, den Helder;
C. GeuwertHelenaveenG. Bronkhorst't HoefD.
EallinkLimmen H de Groot, Schermer; M. J. Beuningen,
Vlissingen; J. Braszien, Clemens Brokhof,
Van de Hulpkantoren
Eeilo W. Olij Alkmaar.
KoedijkK. MussenAmsterdam.
SchermerhornH. Dennemag Amsterdam.
POLICI1
Ter teruebekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende voorhanden, als: een paar witte kousen, een
rozenkranseen manchet met paarlmoeren knoop, een geelbonte
hond, een diamant van een schilder, een portemonnaie met geld,
eemg breiwerk, en een onderstel van een gouden oorbelletje met
zwart steentje.
W aarom hebbeu de munsters aan Z- M. den Ko
ning hun ontslag gevraagd Het antwoord is namens
de Regeering door den Minister van Binnenlandsche
Zaken gegeven in de zitting van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal van 19 Juni 1.1. Niet voor alle
Ministers golden precies dezelfde redenen.
Na de verwerping van art 1 der Kanalenwet vroeg
de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid
aan Z. M. zijn ontslag. Hij alleen. Hij gaf daarbij
schriftelijk aan den Ministerraad te kennen, dat hij
bij dit besluit moest volharden omdat zijns inziens
die verwerping door de Tweede Kamer na de be
raadslaging die daaraan voorafging onmogelijk anders
kon beschouwd worden dan als een afkeuring van de
financiëele en economische politiek namens de Re
geering door hem met warme overtuiging voorge
staan. Wat die financiëele en economische po
litiek was, is bekend. Zij was door de Regeering
reeds bij haar optreding uiteengezet en naar het
scheen, ook door de meerderheid der Tweede Kamer
omhelsd. Ofschoon de ongunstige financiëele toestand
waarin wij tegenwoordig verkeerenons verplicht
door invoering van nieuwe belastingen de staatsin
komsten te verhoogen opdat de gewone uitgaven
door de gewone ontvangsten gedekt kunnen worden,
gaf de Regeering als hare overtuiging te kennen
dat wij niet moesten sehroomen die werken van open
baar nut aan te leggen die door de eischen des
tijds werden gevorderd, en door vermeerderd verkeer
de welvaart en tevens de draagkracht der bevolking
konden verhoogen, en gelden daartoe vereischt door
leeningen te vinden. Die politiek had in de Kamer
sterke bestrijding gevonden. Thans nu aan de natie
nieuwe lasten werden opgelegd en wij nog altijd een
kostbaren oorlog in Indië hebben te voerenwas
naar veler oordeel de tijd gekomen om ons van alle
niet onvermijdelijke uitgaven te onthouden. Het
voorstel om de Kanalenwet aan de orde te stellen
ondervond zoo heftige tegenkanting, dat de Minister
van Waterstaat moest opmerkendat uitstel van
behandeling voor de Regeering ten eenen male
onaannemelijk was. De wet kwam in behandeling
en art. 1 werd verworpen. De Minister van Water
staat die zijne plannen op de door de Regeering
aangenomen financiëele politiek gebouwd had, meende
nu niet meer de rechte man op de rechte plaats te
zijn en vroeg zijn ontslag.
Hem volgde de Minister van Binnenlandsche Zaken.
Ook hij vroeg den Koning zijn ontslag, „omdat, naar
zijn oordeel, de stemming van 20 Mei (waarbij art.
1 der Kanalenwet werd verworpen) het bewijs had
opgeleverd dat de zekerheid om voor groote maat
regelen die van wege de tegenwoordige Regeering
mochten worden voorgesteldde noodige overeen
stemming met de Vertegenwoordiging te verkrijgen,
ontbreekt." Niet de verwerping van art. 1 der
Kanalenwet op zich zelf was alzoo voor dezen Mi
nister de reden om zijn ontslag te vragen, ofschoon
zij hem een hoog gewaardeerd en moeilijk te ver
vangen ambtgenoot deed verliezen, maar de toestand
die door die verwerping openbaar werd. Hij meende
op de meerderheid der Kamer te kunnen bouwen
bij de „groote maatregelen" die de Regeering voor
nemens was voor te stellenen nu ontzonk hem
eensklaps dat onmisbaar vertrouwenom voor de
grootste onzekerheid plaats te maken. Meenden an
dere Ministeries aan het bewind te moeten blijven
zoolang het maar eenigzins mogeljjk wastotdat al
hunne plannen één voor één schipbreuk hadden ge
leden zijns inziens behoorde een Minister, wiens
vertrouwen op den vereischten steun voor zijne plan
nen dermate was geschoktden Koning zijn ont
slag te vragen.
De overige ministers waren het met hunne ambt-
genooten niet eens. Zij meenden den Koning niet
te mogen adviseeren den Minister van Binnenland
sche Zaken te ontslaan, maar achtten te gelijk tevens
dat ontslag voor het Ministerie een zoo groot verlies,
datwerd het verleend, ook zij zich verplicht zagen
insgelijks van Z.M. hun ontslag te vragen.
Het behaagde den Koning het ontslagdoor den
Minister van Waterstaat aangevraagd, niet te ver-
leenen, en ook den Minister van Binnenlandsche Zaken
het gevraagd ontslag te weigeren. Daardoor verviel
natuurlijk het verzoek der overige Ministers.
Zoo stonden de zaken op 19 Juni. Er was toen
nog niets verder voorgevallen. De Minister bepaalde
zich in de Eerste Kamer tot de mededeeling van deze
feiten, en onthield zieh van alle verdere inlichtingen.
Welke „groote maatregelen" zou de Regeering willen
voorstellen? mocht men vragen, maar naar het ant
woord op die vraag kon men slechts gissen. Het
bericht in de dagbladen dat Z. M. tot zijn leedwezen
geen tijd had kunnen vinden om de Ministers te ont
vangen toen zij een audiëntie van rouwbeklag bij
gelegenheid van het overlijden van den Prins van
Oranje hadden aangevraagd, stemde de verwachting
omtrent den stand der onderhandelingen niet hoog,
maar licht kwam er niet totdat wij dezer dagen ver
namen dat het Ministerie van Z. M. niet de ver-
eisebte machtiging kon erlangen voor „de groote
maatregelen" die het in de volgende zitting wenschte
voor te stellen, en daarom zijn ontslag had gevraagd.
Dit komt sommigen uitermate vreemd onbegrij
pelijkschier ongelooflijk voor. Waarom? Het
hoofd van het Kabinet had toen een zijner ambt-
genooten het Ministerie meende te moeten verlaten
den Koning zijn ontslag verzochtomdat hij na de
opgedane ondervinding niet meer meende te kunnen
rekenen op den onmisbaren steun der Vertegenwoor
diging voor de „groote maatregelen" die door de Re
geering mochten worden voorgesteld. De Minister had
daarbij natuurlijk het oog op bepaalde maatregelen die
hij en dit begrijpt ieder, want hij verklaarde uitdruk
kelijk geenerlei discussie te willen uitlokken niet
noemde. De Koning had het ontslag niet aangeno
men en dus te kennen gegevendat zijns inziens
bet belang des lands het aanblijven van den Minister
wenschelijk maakte. Na dit woord des Konings
moesten de Ministers andermaal beraadslagen over
hetgeen hierna te doen stond. Daó daarbij „de groote
maatiegelen", waarop in de Eerste Kamer was ge
doeld ernstig ter sprake moesten komenlijdt geen
twijfel. En nu ligt onzes inziens deze onderstelling
voor de hand de Ministers hebben aan den Koning
verklaarddat zij na het antwoord van Z. M. niet
nader op hun verzoek om ontslag wenschten aan te
dringenen de proef wilden nemen om de mede
werking der Staten-Generaal te verkrijgen voor de
groote maatregelen die zij alsnog wenschten voor te
stellen. Maar aan den Koning behoorden zij dan
ook die maatregelen te noemen en te gelijk mach
tiging te vragen om ze voor te stellen. Hun ant
woord zon in het kort dan hierop zijn neergekomen:
na de vernieuwde verklaringdat wij naar het oor
deel van Uwe Majesteit in het belang des lands
kunnen werkzaam blijven, willen wij alsnog beproe
ven de noodige overeenstemming met de Vertegen
woordiging te verwerven voor de groote maatregelen
die wij wenschen voor te stellen en waarvoor wij
dan ook thans uwe machtiging vragen namelijk tot
grondwetsherziening, om de kiesbevoegdheid der bur
gers niet meer uitsluitend athankelijk te stellen van
het betalen eener zekere som in de belastingen
tot wijziging van die bepalingen der grondwetdie
ons beletten, 's lands verdediging zoo sterk en zoo
min kostbaar te makenals wij mogelijk en wen
schelijk achten.
Ziedaar een gissing niets meer dan een gissing
maar die dunkt ons, voor de hand ligt, en waarin
wij niets vreemds niets onverklaarbaars kunnen vin
den. Is het waar, dat den Ministers de gevraagde
machtiging niet is verleend, dan wordt de toestand
ernstiger, en dan kan in plaats van de gevraagde
machtiging, hun niets anders worden gegeven dan
het vroeger gevraagde ontslag. Maar laat ons de
gebeurtenissen niet vooruitloopen. De algemeene
belangstelling is in hooge mate gevestigd op hetgeen
thans tusschen Kroon en Ministers omgaat, en in
gespannen verwachting ziet de natie de nadere be
slissing te gemoet.
De Koning heeft den 14 op het Loo in plechtig gehoor
ontvangen den javaanschen prins Ario Gondosiwoyo en zijn
zoon, die door den gepens. luit.-genl. Ferspyckvan het
indische leger, aan Z. M. werden voorgesteld. De prins was
belast met het aanbieden van de eerbiedige hulde zijns vaders,
den zelfstandigen Vorst Mangko Negoro, en van prachtige
geschenkenbestaande uit een kriseen hartsvanger en een
spies, allen rijk versierd met diamanten en andere edelge
steenten en gezamenlijk geschat op eene waarde van
f 13000. De Koning droeg op de hartelijkste wijze den
prins opzijnen vader dank te betuigen en wijdde uit over
de trouw en de gehechtheid van den Vorst en zijne voor
ouders aan den nederlandschen opperheer. Z. M. benoemde
den prins tot ridder van den Gouden Leeuw van Nassau en
diens zoon tot ridder van de Eikenkroon. De prinsen namen
deel aan het diner en keerden 's avonds naar den Haag terug.
Staten-Generaal. Bij de 2e. Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot onteigening van 4 perceelen voor de uit
breiding van de station Kindhoven van den Staatsspoorweg.
Het ministerie heeft den 11 op zijn collectief ontslag
nader bij den Koning aangedrongenen zulks omdat de
Koning niet wilde treden in de voorstellen tot herziening der
grondweto. a. wat betreft kiesrecht en defensie. Z. M.
heeft aan de heeren Fransen v. d. Putte en E. Cremers de
samenstelling van een ministerie opgedragen. Beide heeren
hebben zich den 18 naar het Loo begeven.
Benoemingen. Dr. 1. J. Cornelissen is benoemd tot hoog
leeraar in de faculteit der letteren en wijsbegeerte aan 's Rijks
universiteit te Leiden.
Verkiezingen voor de gemeenteraden. Te Akersloot
herkozen J. v. d. Oord en E. Bessete Egmond aan Zee
herkozen Jac. Koemangekozen E. Conijn Jbz., te Graft
J. Blaauw Az. en H. Schoehuys te Haringcarspel herstem
ming tusschen W. Keesom JKooyP. Berkhouwer, C. Bij-
post, J. Keelewoudt en J. Groot, te Schermerhorn herkozen
Dekker en 8ley, herstemming tusschen P. Smit en E. Dekema,
te Ursem herkozen VéldboerKoppes en Kuyper, te War-
menhuizen herstemming tusschen C'. de Moor en G. Seven-
huysen en te Zuidscharwoude tusschen Pieter de Boer Jsz.
en Klaas Vink.
Belastingen. Gedep. Staten van Noordholland hebben
den minister van binn. zaken geadviseerd tot goedkeuring
der verordening tot heffing van een straatgeld te Amsterdam.
's Rijks Middelen hebben gedurende de eerste 6 maanden
dezes jaars opgebracht f 45,801,115, tegen 45,131,203 in
hetzelfde tijdvak van 1878. Het 6/i2 der raming bedraagt
f 49,454,281.
Leger. De minister van oorlog heeft bepaald, dat, zoo
mogelijk, voor de corveediensten geene manschappen worden
aangewezen dan zijdie zieh tot het verrichten daarvan be
reid hebben verklaardofontbreken deze voor de onreine
corveeëndan burgerpersonenin beide gevallen onder het
genot der voordeelenontstaan door de bijdragen van hen
die er zich van vrij koopen.
Eene door de mininisters van oorlog en koloniën benoemde
commissie houdt zich bezig met bet ontwerpen van eene wet
tot regeling der staatsrechterlijke verhouding tusschen de
nederlandsche en ned.- indische legers. Aan haar is mede
opgedragen het doen van voorstellen tot vermeerdering van
het nederlandsch element in bet. indische leger.
Sïoorwegen. De gemeenteraad van Vlissingen heeft den
12 aan den heer J. L. Gruber te Utrecht de gevraagde concessie
verleend voor een stoomtramweg naar Middelburg.
Landverhuizing. In 1878 zijn van Rotterdam als land
verhuizers vertrokken 2781 personen, waarvan 2218 vreem
delingen en 563 nederlanders. 2669 Daarvan begaven zich
naar Noord-America (In 1877 beliep het aantal landverhui
zers 2373, waaronder iets meer nederlanders dan in 78). Uit
of over Amsterdam was het aantal verscheepte landverhui
zers weder zeer geringuit Harlingen niet meer dan 2.
Scheepvaart. Het op de Haaks gestrande schip Grevin
de fV edel Jarlsberg is den 11 bij vloed en harden n. w. wind,
in ontredderden staat en met verlies van de bezaansmast,
vlot en over de bank geraakt, en vervolgens, drijvende op
de lading, door de sleepboot Amsterdam te Nieuwediep bin
nengebracht.
Het bij Rammekens gezonken stoomschip Houthandel is
door den heer F. Kamermanste Vlissingen gelicht en den
10 aldaar binnengebracht.
Handel. Den 14 vertrok van Amsterdam over den Rijn
spoorweg een door 3 locomotieven getrokken frein van 80
waggons geladen niet tabak bestemd voor Duitscbland
om aldaar aan te komen vóór de invoering der verhoogde
belasting.
Geldleening. Aan Gedep. Staten van Noordholland is
een adres gericht door 275 slagers, kooplieden in- en aan
voerders van veebelastingplichtige ingezetenen van Am
sterdam, waarin deze tegen het leeningsplan opkomen, vooral
wegens de beraamde uitgaaf van/"900,000 voor de oprichting
van een abatoir en de verplaatsing der veemarkt.
Onderwijs. Bij kon. besluit van 10 Juli is bepaald, dat
te Nijmegen eene kweekschool voor ouderwijzers zal worden ge
vestigd, tot directeur waarvan benoemd is de heer R. R.Rijkens.
De gemeenteraad van Leiden heeft den 14, met 12 tegen
4 st.. in beginsel besloten tot de oprichting eener hoogere
burgerschool met vijfjarigen curcus voor meisjes, waarvan
de jaarlijksche kosten geraamd worden op ongeveer 1 11000.
Harddraverijen te Heerhugowaard, bij J. G. Hofdijk.
13 Juli. 16 Paarden. Prijs, marmeren pendule met coupes,
Graaf Kloris, van J. Dam, te Öchermeer, bereden door
6'. BroerspremietoilettafelEvavan C. de Witte
Zijpe bereden door A. de Wit. 15 Juli (met paard en kar),
11 paarden. Prijs, berlijnsch-zilveren theeservies, Graaf
Florisvan JDam, premie, rooktafel, Susanna, van 1.
Schilder, te Spierdijkgemend door den eigenaar.
Aanbestedingen. Den 14te Amsterdamdoor het
bestuur der vereeniging ,,de Vrije Gemeente," het maken
van een gebouw ten dienste der vereeniging, op de bestaande
fundeering, aan de Weteringschans, minste inschr. W. L.
Leibbrandtvoor f 107,265.
Den 16, te Zwolle, het bouwen van een offieiers-pavifoen
en van een laboratorium en het maken van een grindweg
in de legerplaats bij Gldebroek minste inschr. J. v. d. Braak,
te Apeldoorn voor 28,428.
Den 17, te Amsterdam door de directie der Duinwater-
maatschappij, het graven van 3320 ellen lengte kanaalhet
maken van 2 nieuwe filtreerbedden en overdekt rein-water-
reservoir, met bijbehoorende werkenonder Zandvoort en
Heemstede, minste inschr. P. lat,geveld Jr., te Amsterdam;
voor f 162,800; door de naamlooze vennootschap „Erascati,"
het verbouwen van het gebouw Frascati en der daarachter
staande huizen tot verkooplocaalminste inschr. B. v. d.
Weerden voor 55,620.
Giften. Ook aan het armen-weeshuis der herv. gemeente
te Purmerende is door wijlen den heer W. Vuyk Udes een
legaat van 3000 vermaakt.
Een badgast te Zandvoort heeft, nu reeds 5 jaren achter
een een bedrag van 500 geschonken aan het badhuis voor
minmogenden aldaar.
Geschenken. Het bestuur der Vereeniging „de Ambachts
school" te Rotterdam daartoe door een zijner ledendie
niet genoemd wil worden, in staat gesteld heeft aan cura
toren in het faillissement van L. Pincoffa voorgesteldde
waarde van de door deze aan de ambachtssehool geschonken
stoommachine ten behoeve der crediteuren uit te kteren.
Vervolg der wekelijksche berichten in het bijblad.
Nederland bij Duitschland ingelijfd, door
Mr. H. H. Noriex-lid der Tweede Kamer.
Voor rekening van den schrijver. Amsterdam
Erven H. v. Munster Sr Zoon, 1879.
De door Thorbecke in 1837 geschreven woorden: „Wij
erkennendat wij streven moeten Duitschland nader, dan
thansop zijde te komen" tot motto van zijn betoog be
zigde ontwikkelt de heer Nori de gronden waarop zijne
overtuiging steunt, dat eene aansluiting van ons vaderland
bij Duitschland meer en meer wenschelijk wordt en dat het
daartoe eenmaal komen moet. De als eene natuurwet wer
kende drang tot uitbreiding van het groote naburige Rijk
onze geografische samenhang daarmede onze stamverwant-
schapde dreigende uitsterving van ons vorstelijk Huis, onze
I partijschappende toestand onzer arbeidende klassende
kwijning van handel, scheepvaart, nijverheid, letteren en
knust, de zwakheid en kostbaarheid onzer verdedigiug, zie-