No. 30. Eenentachtigste Jaargang. 1879. ZONDAG 27 JULI. ©fficiëel Oebeelte. Gelegenheid tot bezigtiging van het Museum op Zondag, 27 Juli 1879, tus- schen 1 en 4 uur 's namiddags, tegen betaling van 10 ct. de persoon. Het voorstel tot grondwetsherziening. SSXckclijksche Berichten. ItuHschland. Etelgie. Frankr||k. AIKM AA R SMl II MlII T. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal 1 O,SS, franco per post f 0,8O, afzonderlijke nommers S Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR Gezien de beschikking van den heer Provincialen Inspec teur der Directe Belastingen. Invoerrechten en Accijnsen te Amsterdam van 12 Juli 1879 No. 157. Brengen ter kennis van de ingezetenen dat het kantoor van den Ontvanger der Rijks Directe Belastingen en Accijnsen alhier met ingang van 1 Augustus 1879 voor de ontvangst van directe belastingen zal geopend zijn op MaandagDinsdagWoensdag en Donderdag van iedere weekvan des voormiddags negen tot des namiddags één ureonverminderd de verplichting van den Ontvanger om ook de overige werkdagen van de week belasting aan te nemen van elders wonende belastingplichtigen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAlNE PONT. 14 Juli 1879 De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS vanALKMAAR brengen ter algemeene kennis Dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met de bijlagenvan A. J. LANDMAN, koperslager te Alkmaar, om vergunning tot het oprigten van eene koperslagerij in het perceel aan den Achterdam, Wijk C, No. 414b en dat op Maandag, den 4 Augustus 1879, 's middags ten 12 uren, ten raadhuize gelgenheid wordt gegeven om tegen het oprigten van die koperslagerij bezwaren in te dienen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAlNE PONT. 21 Juli 1879. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. KENNISGEVING. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt op grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats blad n'. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge meente dat het kohier voor de belasting op het Personeel, voljaars, dienst 1879/80, voor de wijken E en F, op 19 Juli 1879 door den Heer Provincialen Inspecteur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaard op heden aan den Heer Ontvanger der Rijks directe belas tingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, ten einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit nalatig heid zouden voortvloeijente voorkomen. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voornd, 21 Juli 1879- A. MACLAlNE PONT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis Dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met de bijlagenvau J. van AMSTEL timmerman te Alkmaar, om vergunning tot het oprigten van eene brood- en beschuitbakkerij, in het perceel aan het bouwterrein aan de Oudegracht, nabij de Keetkolk, kadastraal bekend in sectie B, onder No. 2622, en dat op Dingsdag den 5 Augustus 1879, 's middags ten twaalf uren ten raadhuize gelegenheid wordt gegeven om tegen het oprigten van die brood- en beschuitbakkerij bezwaren in te dienen. Burgemeester en Wethouders voornoemd A. MACLAlNE PONT. Alkmaar, De Secretaris 22 July 1879. NUHOUT van der VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis Dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met de bijlagen, van A. H. J van DAALHOFF kruidenier te Alkmaar, om vergunning tot het vestigen eener bergplaats van petroleum in het per ceel aan de ChoorstraatWijk A, No. 183, en dat op Zaterdag den 9 Augustus 1879, 's middags ten twaalf uren, ten raadhuize gelegenheid wordt gegeven om tegen het ves tigen dier bergplaats van petroleum bezwaren in te dienen. Burgemeester en IVethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAlNE PONT. 26 Juli 1879. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN LATIJNSCHE SCHOOL te ALKMAAR. Ouders of voogdendie hunne zonen of pupillen met den aanvang van den nieuwen cursus, Maandag den 1 September 1879uitsluitend het eenige tijdstip van toelatinghet on derwijs op ééne der klassen van de Latijnsche School ver langen te doen volgenworden uitgenoodigd naam en ouder dom dezer jongelieden, uiterlijk vóór den 25 Augustus 1879, aan den ondergeteekenden op te geven. Aan hen dievoor zooveel de laagste klasse betreft, noch een getuigschrift kunnen overleggen, dat zij de laagste klasse eener openbare Hoogere Burgerschool met voldoend gevolg hebben doorge- loopennoch op een ander Gymnasium of Latijnsche School reeds zijn toegelatenzal de dag van het admissie-examen nader worden medegedeeld. De Rector, Dr. J. J. DE GELDER. P O L I C I E, Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het volgende voorhanden, als: een lederen sigarenkoker, inhoudende een sigarenpijpjeeen gouden zijnaaldeen étui van een sigarenpijpjeeen wit 'ueenen duimstokjeeen sigaren koker van indisch matwerkeen blikken doosinhoudende dauwwormeneen geruiten zakjeinhoudende eenig geld en een onderstuk van een kinder-oorbelletje. Wanneer men eenvoudig de vraag stelt, of voor een betere regeling van ons kiesrechtvan onze strijdkrachten en onze belastingen wijziging van de grondwet noodig iskan men er bijna zeker van zijn een toestemmend antwoord te ontvangen, 't Is dan ook reeds herhaaldelijk aangetoond en of de schrijver over deze onderwerpen BuysOlivier of Heemskerk heetde slotsom zijner beschouwingen isdat het wenschelijk zou. zijn de grondwet te herzien. Wanneer zoodanige herziening in geen der tig jaren heeft plaats gehadkan men het volk dat onder die grondwet leeftook bezwaarlijk van wis pelturigheid of groote beweeglijkheid beschuldigen. Men wenscht vrij algemeen verbetering van ons kies stelsel, beweert dat de regeling onzer strijdkrachten geen langer uitstel duldteu roept luide om her vorming van ons belastingstelsel. Men erkent tevens, dat voor dat alles wijziging der grondwet noodig is men verneemt dat de Minister van Binnenlandsche Zaken daartoe machtiging van den Koning heeft aan gevraagd en men is uiterst verbaasd. Toch is die verbazing ten deele wel verklaarbaar. Als er geen miDisteriëele crisis was geweest, als het Ministerie rustig zijn arbeid had vervolgd en bij de opening der aanstaande zitting grondwetsherziening op een paar bepaalde punten had aangekondidg zou men waarschijnlijk van die verbazing minder ge hoord hebben. Maar nu hebben*wij een vrij lang durige crisis; wij meenen dat zij met behoud van het Ministerie zal eindigenmaar eensklaps vernemen wij dat de kansen weer b>;zonder slecht staan en wel omdat het Ministerienog zoo even gereed om af te tredenzich tot den Koning heeft gewend om machtiging tot „groote maatregelen", tot grondwets herziening Dat schijnt bij den eersten aanblik in derdaad vrij zonderling, en wij kunnen ons zeer goed voorstellen dat meenigeentoen dat bericht zoo onverwacht tot hem kwam, groote oogen heeft opge zet, en met een bedenkelijk gezicht heeft gevraagd: ernst of scherts? Maar even verklaarbaar als wij die eerste verbazing vinden even ongegrond meenen wij na eenig nadenken haar voortbestaan te mogen noemen. De Minister kon onder de tegenwoordige omstandig heden toch wel niets anders dan aanstonds met zijn plannen voor den dag komen. Toen hij, nadat hem openlijk in de Eerste Kameren door zoo velen en van zoo verschillende zijden op minder officiëele maar daarom niet minder duidelijker wijze was te kennen gegeven dat uit verwerping van art. 1 der Kanalenwet niet was gebleken dat op de ondersteu ning der vertegenwoordiging voor groote regeerings- maatregelen niet te rekenen vielhad besloten te berusten in de weigering des Konings om hem het gevraagde ontslag te verleenen, steunende op dezelfde gronden en overeenkomstig het advies van zes zijner ambtgenooten toen kon de Minister toch moeilijk eenvoudig zijn taak weder opnemen, om na vier- of zestal weken bij den Koning te komen met een ver zoek om machtiging tot het voordragen der bedoelde grondwetsveranderingenop het gevaar af dat op nieuw een crisis werd geboren. Die zaak moest te gelijk beslist worden. De Koning behoorde met zijne plannen volledig bekend te wezen en ze goed te keu ren, voor hij de regeeringstaak op nieuw aanvaardde. Maar van wanneer dagteekenen die plannen? wordt gevraagden sommigen schijnen niet wel te kun nen gelooven, dat zij sinds lang beraamd en behoor lijk overlegd waren. Het feit, dat de Minister van Koloniën er geen kennis van droeg, is wel geschikt om dit ongeloof te voeden. Toch heeft het geen recht van bestaan. Dat op bet punt van de legerorgani- satie de Minister de Roo zoowel als de tegenwoor dige Minister van Oorlog wijziging der grondwet volstrekt noodig achtten schijnt een algemeen er kend feit. Toen de heer van Rees den heer van Bosse als Minister van Koloniën opvolgdehad on getwijfeld zijn oordeel ook over deze plannen gevraagd moeten worden. Waarschijnlijk hebben toen de on derlinge besprekingen zich te uitsluitend bepaald tot het departement waarvoor de nieuwe Minister ge roepen werd. In elk geval wist men sinds lang hoe de heer Kappeijne over de regeling van ons kiesrecht dacht. In zijn bekende redevoering bij de behandeling der Staatsbegrooting voor 1875 heeft hij reeds zijn meening ontwikkeld dat een behoorlijke regeling zonder grondwetsherziening onmogelijk is. In een Kamerverslag van 1873 onder het Ministerie- Geertsema, had men trouwens bereids kunnen lezen: ,,Er waren leden in wier schatting aan het aannemen van een beter kiesstelsel zoo wezenlijke behoefte be stond, dat zij tegen bet beproeven eener grondwets herziening op dit enkele punt niet zouden opzien." Toen de Minister Heemskerk in 1879 zijn wetsvoor stel tot herziening van de kieswet indiendewerd in de afdeelingen „vrij algemeen" de grondwettige bepaling omtrent de kiesbevoegdheid „op den duur onhoudbaar" geoordeelden onder de rapporteurs die het verslag van dit onderzoek in de afdeelingen uitbrachten merken wij op de heeren Kappeijne, Tak en de Roo. Bij de beraadslaging over de „kiezers- fabriek" te Eist, zooals één der leden deze knoeierijen noemdehadden de heeren Kappeijne en Tak de meening verdedigd, dat ook daartegen zonder grond wetswijziging niet behoorlijk kan worden gewaakt Toen bij het antwoord op de Troonrede in de zit ting van 23 September van het vorige jaar de heer van Houten aandrong op grondwetsherziening met het oog op het kiesrechten onder zekere beper kingen het algemeen stemrecht verdedigde, verklaarde de Minister Kappeijne niet gaarne den dag te zullen beleven waarop in Nederland het algemeen stem recht, zij het dan ook met eenige beperkingen, zou worden ingevoerd maar omtrent een herziening merkte hij op, dat het toch begrijpelijk is, dat om trent een dergelijk gewichtig punt de Regeering heeft overwogen wat haar te doen stond", en deelde hij aan de vergadering mede„dat de Regeering geen uitzicht durfde openen, dat nog in deze zitting een voor stel tot herziening van ons kiesrecht zal worden gedaan Iü het voorloopig verslag van het onderzoek in de afdeelingen over het eerste hoofdstuk der staatsbe grooting voor het loopende jaar lezen wij alweder „Verscheidene leden waren het daarover eens, dat zonder herziening der Grondwet het kiesrecht niet op wezenlijk goede en duurzame grondslagen kon worden gevestigd." En daarop wordt door de Re geering geantwoord„Een voorstel tot hervorming van het kiesrecht verdient rijpe overweging. Men mag zich toch niet vleien door een betrekkelijk een voudige verbetering of verlaging van census daar waar deze stellig te hoog iseen oplossing te ver krijgen waarin voor de naaste toekomst algemeen zou worden berust. Te recht doet het voorloopig verslag uitkomendatzoodra men aan de hervor ming van het kiesrecht denktde vraag rijstof niet herziening der Grondwet, waar deze door al te beperkende bepalingen den wetgever de handen te zeer bindtzou behooren vooraf te gaan, en of niet, wordt deze vraag in toestemmenden zin beantwoord, dergelijke herziening ook tot andere bepalingen der Grondwet zou moeten worden uitgestrekt. Gaarne neemt de Regeering de aanbeveling dezer allerbe langrijkste aangelegenheid aan hare overwegingen ernstig ter harte. Zij wenscht evenwel zich hare vrij heid van handelen ten volle voor te behouden. En nu op nieuw blijkt, dat in den boezem der Kamer de meeningen nog zeer uiteenloopen verwacht zij dat men geenszins algemeen er haar een grief van zal maken dat zij op de verklaring op 23 Septem ber j.l. afgelegd, niet terugkomt." Wat die verklaring van 23 September was, heb ben wij gezien dat de Regeering wed degelijk had overwogen wat haar in dit opzicht te doen STOND MAAR DAT ZIJ GEEN UITZICHT DURFDE OPENEN DAT NOG IN DEZE ZITTING EEN VOORSTEL TOT HER ZIENING VAN ONS KIESRECHT ZAL WORDEN AANGEBO DEN. In deze zitting dus nietmaar wat zou men gezegd hebbenwanneer de Regeering bij de ope ning der volgende zitting hetzelfde had gezegd en de volgende zitting wordt geopend over zeven weken. Het werd inderdaad hoog tijddat de Minister 's Konings machtiging aanvroeg, en alleen door de voorafgegane crisis is men thans door het bericht van die aanvrage eenigszins verrast. Bij de herstemming voor een lid van den Rijksdag te Breslau den 18 werd gekozen de sociaal-democraat Hasen- clever met 7589 st. tegen 6390 op den nationaal-liberaal Leonhardt. In 1878 is aan gouden rijksmunt (dubbele, enkele en halve kroonen) te zamen voor 124,699,465 mark geslagen verder 349,578 zilveren stukken van 2 mark, 5,485,584 stukken van 1 mark en 575,403 stukken van 50 pf. Zilveren 5 mark stukken en stukken van 20 pf. werden niet geslagen. Prins v. Bismarck en de zijnen werden bij de aankomst te Kissingen door eene talrijke menigte met toejuichingen ontvangen. 2 dagen vroeger waren aldaar op last van den Koning van Beijeren 2 lakeijen2 koetsiers, 2 rijtuigen, een pakwagen en 5 paarden uit de koninklijke stallen aan gekomen, ter voorziening'in den dienst van den rijkskanse lier gedurende zijn verblijf in die badplaats. De voormalige bisschop v. Paderborn, mgr. Konrad Martin, die door de Pruisische regeering indertijd van zijn ambt ontzet isoverleed in het buitenland aan een borstziekte. Zooals men zich herinneren zalhad hij, tijdens het onder gaan der vesting straf te Wezel, gebruik gemaakt van de hem toegestane vrijheid en was hij naar het buitenland ge gaan, zonder dat zijne verblijfplaats ooit bekend was geworden. Keizer Wilhelm kwam in welstand den 22 te Gastein aan, hartelijk begroet door de talrijke badgasten. Prüisen. Het centrale bureau voor de verkiezingen van de partij van vooruitgang heeft reeds een „beroep op de kie zers met het oog op de aanstaande verkiezing van leden voor bet Pruisische Huis der Afgevaardigden in het licht heeft gezonden. Daarin wordt onder meer gezegd dat ten gevolge van de overeenkomst tusschen de ultra- montanen en conservatieven, het dringend noodzakelijk wordt dat de vrijzinnige kiezers alle middelen aanwendenom te verhoeden, dat de reeds besnoeide constitutionneele rechten en vrijheden des volks ook door het Huis der Afgevaar digden nog meer worden verkort, dan door de heerschende partijen in den Rijksdag het geval is geweest; dat een dam moet worden opgeworpen ter beteugeling van de reactie, die ook op gebied der Pruisische wetgeving en het binnenlandsch bestuur dreigt dat de wijzigingen, dezer dagen in het Pruisische kabinet plaats gehad, wel in staat zijn om de oogen van den meest benevelde te openen dat op kerkelijk gebied zich het steilste confessionalisme verheft met het doel om heerschappij te gaan voeren in kerk en school; dat van den kant der ambtenaarsstand nu reeds pogingen worden aangewend, om de pas in werking getreden wetten, strekkende om het zelfbeheer des volks uit te breiden, zoo veel doenlijk te beperken dat de besluiten door den Rijksdag genomen op het volk en voornamelijk op de mindere klassen nieuwe lasten hebben gelegd en dat toch reeds nieuwe plannen worden ontworpen, om daaraan nog verdere uitbreiding te.geven; dat niettegenstaande de geldmiddelen des lands op een onzekeren grondslag berusten, men tracht een gedweeë meer derheid te erlangen, ten einde over te kunnen gaan tot het aankoopen van bizondere spoorwegen tot uitbreiding van het staatsspoorwegnet dat, mochten die plannen gelukken daardoor een macht in den Staat zal worden gestichtwaardoor de regeering in de gelegenheid wordt gesteld om de oeconomische ontwikke ling des lands aan haar natuurlijken loop te ontwringen en de staatkundige vrijheid te breidelen. Het Huis van Afgevaardigden is feitelijk ontbonden vóór de aanstaande bijeenkomst in October moeten nieuwe ver kiezingen plaats hebben en de vraag isof de liberalen de meerderheidzooals nu in den Rijksdagzullen verlie zen tegenover de vereenigde conservatieven en ultramonta- nen. Van de 432 leden behooren nu 63 tot de fortsehritts- partij 168 tot de nationaal-liberalen met 12 liberale wilden, te zamen 243 of 26 boven de meerderheid. Het centrum telt 89, de vereenigde conservatieven 83, te zamen 172 leden. Verder zijn er 2 deensche en 15 poolsche afgevaar digden. De conservatieven moeten dus 45 zetels winnen, om met het centrum zonder de Polen de meerderheid te verkrijgen. Den 17 beantwoordde de minister van financiën de rede van den vorigen president-minister Malou. Schreef deze het tekort aan de crisis van handel en nijverheid toe, hij merkte daartegen opdathoewel geheel Europa onder die crisis geleden had, alle begrootingen daarom nog niet met tekorten sloten. Zijne te zwaartillend geachte ramingen waren gegrond volgens de regelen van een goed beheer op de gemiddelde opbrengst der laatste 5 jarende heer Malou had bij zijne berekeningen ongemeen voordeelige jaren geno nen. Het was wel degelijk het gemaklievend stelsel der clericale ministers geweest, de uitgaven op te drijven en aan hunne liberale op volgers over te laten het opsporen van de middelen ter be taling. Daardoor hadden zij een zekere populariteit verworven, die zij als oppositie nu weder wilden verwerven. De re geering wenschte een andere politiek te volgen dan die van het vorige ministeriezij wenschte zooveel mogelijk even wicht tusschen inkomsten en uitgaven zonder daarom noo- dige of nuttige uitgaven na te laten. Van de aangeprezen belastingen op zout en graan wilde hij niets wetenom dat de armen daardoor nog meer zouden gedrukt worden dan de rijkendie op de roerende goederen stond hem wel aan, maar moest eerst rijp overwogen en naauw- keurig onderzocht worden. Onmisbare zaken moesten niet getroffen worden en dit had de regeering op den voor grond gesteldde voortreffelijkste aller belastingen was die op de tabak en de door hem voorgestelde verbooging van rechten was zoo gering, dat een bizonder sterk rooker niet meer dan ly2 tr. per jaar zou moeten betalen. De herziening der spoorweg tarieven was noodig, zouden de spoorwegen de daarvoor gedane uitgaven kunnen goed maken, doch die herziening, strekkende om den kilometer tot een heid aan te nemen, werd vervolgens door den heer d asseige bestreden, op grond dat zij die kleine reizen deden, dus juist de minder gegoede standbet meest daardoor zouden ge troffen worden. Den 18 voerde de minister van o. w. het woord ter ver dediging dier tarief-herziening. De ontvangsten der spoor wegen namen steeds toedit, jaar zelfs zouden zij 5 a 6 miljoen meer bedragen dan in 1878, doch de uitgaven zouden naar verhouding nog meer stijgen en bovendien zou de ver meerdering der ontvangsten als gevolg van de uitbreiding der waterwegengeen stand houden. Het tarief voor rei zigers was in Belgie lager dan in andere landen, waaraan sommigen juist den bloei van het spoorwegverkeer toeschrijven. Dat de voor spoorwegen aangegane leeningen afgelost moeten wordenwas zoowel zijn gevoelen als dat van den minister van financiën. De rechterzijde had dit ontkend en beweerd, dat er geen reden was om dergelijke geschenken aan het nageslacht te doen. Den 22ea werd bij de voortzetting van de behandeling dezer wetsontwerpen door den heer Kervijn o. a. de nood zakelijkheid betoogd om den eigen landbouw te beschermen. Hij wees op bet voorbeeld van Engeland, waar de regeering evenzeer de noodzakelijkheid tot bescherming van den en- gelschen landbouw erkend had. De minister van buitenlandsehe zaken verklaardedat voor een terugkeer tot het besehermende stelsel geene reden bestond. De Kamer nam daarop het ontwerp betreffende de nieuwe belastingen met 60 tegen 42 stemmen aan. De minister van financiën diende drie ontwerpen in, als 1°. tot conversie der 4£ pet. belgische schuld in een 4 pets. fonds2°, tot het verleenen van een crediet van ruim 4 miljoen, ten behoeve van de feesten in 1880; 3°. eene additioneele bepaling tot, de muntovereenkomst. Den 23 werd de wet tot conversie der schuld, tot de dadelijke behandeling waar van besloten was, met algemeene stemmen, uitgezonderd 2 ledendie buiten stemming blevenaangenomen. Aan den Koninklijken Schouwburg te Luik is weder een biljet aangeplakt gevonden, waarin de Koning met een aan slag op zijn leven bedreigd wordt. Het luidde: Leopold is geoordeeld. Hij beeft de wet des ongeluks geteekend. Een dolksteek of een kogel uit een revolver zal hem het ver diende loon geven. Een persoon, v. Hamme genaamd, is in hechtenis genomen als sehuldigaan het aanplakken der bekende biljetten te Brussel, waarin het leven van den Koning bedreigd werd. Genoemde per soon, van beroep behanger, voormalig bankroetier; een ongere geld leven leidende en misbruik makende van sterken drank meermalen werkzaam geweest als verkiezingsageut voordecleri- ealen had dezer dagen aan een rekestenscbijver een biljet als het bedoelde ter band gesteld, om daarvan 4 afschriften te schrijven, waarvoor bij 50 fr. zou ontvangen bij hem of bij pater Nicolai in het jezuieten-eollegië St. Michel. De schrijver gaf daarvan kennis aan de politie, die hem verzocht het biljet te schrijven en zijnen lastgever uit te noodigen het op een bepaalde plaats in ontvang te nemen. v. Hamme liep in den val en kwam in handen der justitie. Hij ver klaarde daarip, dat hij 250 fr. van genoemden Nicolai ont vangen zou voor ieder door zijne zorg te schrijven en aan te plakken biljet. Bij een huiszoeking in dat jezuieten-col- legie, welke dientengevolge plaats vond, werd Aicolai volgens sommigen een priester, volgens anderen een leekebroeder in hechtenis genomen, doch den 21 is hij weder op vrije voeten gesteld, elke medeplichtigheid aan het feit ontkennende. Het schijnt, dat v. Hamme uit wraak Nicolai beschuldigd heeft. De Voorzitter van den Senaat, prins de Ligne, heeft zijn ontslag gevraagd. De onder-voorzitter van dat lichaam deelde mede dat pogingen werden gedaan om den prins te bewegen op dat besluit terug te komen. Den 24 is echter een brief van den prins bij den Senaat ingekomen, waarin bij te kennen geeft te volharden bij zijn voornemen om af te treden. Te Ath (door welk district prins de Ligne afgevaardigd is)is de burgemeester Dnrieu (liberaal) met 196 stem men meerderheid verkozen tot lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers tegenover den zich onafhankelijk noemendendoch werkelijk cleriealen eandidaat den heer Duroy de Blicqui. Deze verkiezingde eerste na de afkon diging der nieuwe onderwijswethad nog al de belangstel ling opgewekt. De geheele waarde van den invoer in de eerste helft van 1879 beliep 2,232,468,000 fr., die van den uitvoer 1,530,494,000 fr., alzoo een verschil van 7ol miljoen fr. tegen 433 miljoen in gelijk tijdvak van 1878. De invoer was verdeeld als volgt, voedingsmiddelen 822,853,000 fr. (271 miljoen meer); ruwe stoffen 1,091,535,000 Ir.; manufacturen 212,334,000 fr.; andere zaken 105,746,000 fr.: de uitvoer manufacturen 830,038,000 fr.; ruwe stoffen en voedingsmiddelen 619,462,000 fr.; andere zaken 83,994,000 fr. In eene bijeenkomst der mereeniging voor een beroep op het volks is eene motie van orde aangenomen met algemeene stemmen op 2 nawaarbij prins Jeróme als bet hoofd en de vertegenwoordiger van liet geslacht Napoleon wordt erkend. Verder werd besloten het beginsel van bet beroep op bet volk te handhaven. Die bijeenkomst, gehouden ten huize van Routier, werd door dien heer en Paul de Cassagnac niet bijgewoond. Sommigen meenden, dat tijd van beraad noodig was en verlangden waarborgen van den prins om zijne ante cedenten doch bijna iedereen moest ten slotte toegeven, dat hij op dit oogenblik het eenig mogelijke hoofd der partij was. Na den afloop gingen de meesten naar den prins om hem het genomen besluit mede te deelen, dat zijne volkomen goedkeuring wegdroeg. Latere berichten doen echter zien, dat dit besluit niet, veel te beduiden heeft. Slechts 54 van de 115 bonapartistische senatoren en afgevaardigden (later zijn nog 10 toegetreden) waren tegenwoordigen velen schijnen met voordacht afwezig te zijn gebleven, omdat zij zich niet wilden binden door het besluitdat zij voorzagen Een voorgesteld amendement, waarin eenezijdelingsche afkeuring van des prinsen vroeger gedrag werd gezien luidende: „De vergadering aebt zich niet geroepen te oordeelen over vraagstukken, die buiten hare bevoegdheid liggen en verklaart getrouw te blijven aan het Keizerrijk eu de beginselen van staatkunde en zedelijke orde, die altijd die van het Keizzerrijk zijn geweest," werd wel verworpen, maar verkreeg toch 22 van de 52 stemmen. Velen blijven beweren, dat een deel der bonapartisten o£

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1879 | | pagina 1