No. 32.
Eenentachtigste Jaargang.
1879.
ZONDAG
10 AUGUSTUS.
mnciïel (ScbceUc
Gelegenheid tot kostelooze bezichtiging van
het Museum te Alkmaar, op Zondag, 17 Augus
tus 1879, tusschen 1 en 3 uur 's namiddags.
Afhalen der daarvoor gevorderde toegangskaart
jes Donderdag14 Augustus 1879, 's namiddags
2 uur ten Raadhuize.
P O L I C I E.
De bepalingen der Grondwet omtrent
de samenstelling der Staten-Generaal.
i.
SlStlefcelijkdche Berichten.
Dultschland.
Beieren, De Kamer heeft besloten de 4%0/« spoorweg
Relgie.
Frankrjfk.
Den 31 is met 159 tegen 120 st, verworpen het voorstel
Ciroot-lirlttanfe en Ierland.
ALK1IAARSC
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,93, franco per post f O,HO,
afionderlijke nommers 3 Cents.
Brieven franco aan de Uitgever HERM-. COSTER ZOON.
A T.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor da plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het IJKK.AN-
TOOR te Alkmaar van 1 Augustus a.s. voor het publiek zal zijn
geopend op Maandag, Woensdag, Vrijdag en Za
terdag van iedere week, van des voormiddags 9 tot des
namiddags 1 uur.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLA1NE PONT.
30 Juli 1879. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS vanALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat zij in hunne vergadering van 6 Augustus 1879, gun
stig hebben beschikt op het aan hen ingediende verzoek van:
a. A. J. Landmankoperslager alhier, om vergunning tot
het oprigten van eene koperslagerijin het perceel aan
den AchterdamWijk C, No. 4144.
b. J. van Amsteltimmerman alhierom vergunning tot
het oprigten van eene brood- en besohuitbakkerij in het
perceel aan het bouwterrein aan de Oudegracht, nabij de
Keetkolkkadastraal bekend in Sectie B, onder No. 2622.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
7 Auq. 1879. De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, 13 Augustus 1S79, des middags ten
1 ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie
het volgende voorhanden, als: een blikken kaneen ramme
laar, een kaart met witte kanteen zilveren sigarenpijpje, een
bruine dames-parapluieeen wit katoenen zakje, een geruit
boezelaartje een zilveren knipje met eenig geld, een mast, een
tabaksdooseen vreemdsoortige tangeen brillendoos met bril.
De Grondwetsherziening door de meerderheid van
het Ministerie noodzakelijk geacht en door twee leden
wel wenschelijk, maar voor het oogenblik ontijdig
geoordeeld bepaalt zich in de eerste plaats tot de
voorschriften omtrent de samenstelling van de Staten-
Generaal.
Wat de Eerste Kamer betreft, zijn de voorgestelde
wijzigingen zeer eenvoudig Haar ledental zou van
39 op 50 worden gebrachten wat van meer be-
teekenis is zij zouden niet meer behoeven gekozen
te worden uit de hoogst aangeslagenen in de rijks
directe belastingen. Overigens zouden zijevenals
thansgekozen worden door de Provinciale Staten
die door dezelfde kiezers worden benoemd als de
leden der Tweede Kamer. Het verschil tusschen de
benoeming van de leden der beide Kamers zou dus
alleen hierin bestaan, dat die der Tweede Kamer
rechtstreeks, en die der Eerste Kamer met een trap
zouden gekozen worden. Wenscht men naast de
rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van het volk
nog een andere vergaderingen wil men dietot
waarborg van goedewel doordachte keuzendoen
verkiezen door een politiek lichaamdat mede zijn
aanzijn aan de kiezers verschuldigd isdan is het
zeker geheel overbodig nog andere eischen voor de
benoembaren te stellen; de geschiktheid voor de be
trekking te zoeken in het bezit van een groot ver
mogen of ruime inkomstenis echter zoo weinig
verdedigbaar, dat het behoud van deze bepaling wel
niet sterk meer verdedigd zou worden wanneer een
maal het voorstel tot haar opheffing werd gedaan
Inderdaad moet erkend worden, dat het voorschrift
der Grondwet van 1815 dat de leden der Eerste
Kamer zouden gekozen worden uit hen die door
diensten aan den Staat bewezen door hunne geboorte
of gegoedheid tot de aanzienlijksten des lands gere
kend moeten worden, in beginsel de voorkeur ver
dient boven de enkele voorwaarde van gegoedheid
die in 1848 is aangenomen. Dat overigens een der
gelijke bepaling in de praktijk van geenerlei betee-
kenis kan zijnligt voor de hand daar de Provin
ciale Staten zeiven zouden hebben te beslissenwie
aan deze vereischten voldedenen volkomen vrij
zouden zijn in het gebruik dat zij van deze vinger
wijzing der Grondwet geliefden te maken.
Yan meer ingrijpenden aard zijn de wijzigingen
in de Grondwetsbepalingen omtrent de samenstelling
der Tweede Kamer Dat de kiezer een som in de
directe rijksbelastingen moet betalen, die overeen
komstig met de plaatselijke gesteldheid, doch niet
beneden het bedrag van 20,noch boven dat
van 1G0 moet zijnis een erkende belemmering
niet alleen voor een goede regeling van het kies
recht maar ook voor elke hervorming van ons be
lastingstelsel. Bij elke wijziging toch van onze di
recte belastingen, op zich zelve reeds geen gemakkelijke
taak heeft men tevens met de vraag te doen, welke
verandering daardoor in de kiesbevoegdheid wordt
gebracht Een aantal personen toch, die tot nog toe
geen kiezers warenkunnen door een verandering
in de directe belastingen des rijks die bevoegdheid
verkrijgenen anderen die de bevoegdheid bezaten
kunnen haar verliezen. De opneming van het land
bouwbedrijf in de patentwet, zou, om iets te noemen,
een aantal nieuwe kiezers ia het leven kunnen roe
pen en toen men bij de afschaffing der plaatselijke
accijnsen het grootste deel der personeele belasting
aan de gemeenten overdroegheeft men deze zaak
niet anders kunnen regelendan door het geheele
bedrag dezer belasting voortdurend als rijksbelasting
te heffen en vier vijfden daarvan aan de gemeenten
uit te keeren. Bij eiken stap dien de wetgever op
het gebied van belastinghervorming wil doen, wordt
hem steeds door het gebiedend voorschrift der grond
wet toegeroepen bedenk dat gij niet alleen met een
fiuanciëelen maatregel te doen hebt, maar dat gij
te gelijkertijd de kiesbevoegdheid wijzigten zoo zal
dikwijls wat ten aanzien van het eerste algemeene
belang alle aanbeveling verdient, met het oog op het
tweede hoogst bedenkelijk kunnen zijn. Nog sterker
doet dit bezwaar zich gevoelen door een andere grond
wettige bepaling dat de belastingsom, die gevorderd
wordt om kiezer van den gemeenteraad te zijn de
helft bedraagt van hetgeen geeischt wordt voor de
kiesbevoegdheid voor de Tweede Kamer. Niet alleen
kan daardoor een verlaging van den census, die voor
sommige gemeenten zonder bezwaar zou kunnen wor
den ingevoerd en zelfs hoogst wenschelijk zou zijn
ten aanzien van de kiezers van de Tweede Kamer,
verwerpelijk schijnen om de groote uitbreiding van
de kiesbevoegdheid voor den gemeenteraad die zij
om deze bepaling der grondwet ten gevolge moet
hebben maar daarenboven mogen voor de vereischten
om kiezer van den gemeenteraad te zijnook geen
andere dan «//«belastingen in aanmerking komen.
Nu de directe gemeentebelastingen meer en meer in
gebruik komen, wordt deze toestand werkelijk onhoud
baar. Het gaat toch niet aan dat iemand, die een be
langrijke som in de gemeentelasten draagt, evenwel
aan de verkiezing van de vertegenwoordiging zijner
gemeente geen deel mag nemen, omdat hij, ofschoon
overigens alle vereischten daartoe bezittendeniet
genoeg in de directe n/'&sbelastingen betaalt.
Het vereischte cijfer van schatplichtigheid is daar
enboven slechts een teekenen dikwijls een zeer
bedriegelijk teeken van vermoedelijke geschiktheid
voor de vervulling van den keizersplicht. Men heeft
het alleen aangenomenen zal het ook in het ver
volg moeten behouden bij gebreke van een beter,
alzoo in alle gevallen waar geen zekerder vermoeden
of meer dan een vermoeden bestaatmaar waar dit
laatste aanwezig ishandelt men inderdaad onrede
lijk met ook nog, het minder zekere, het gebrekkige
en bedrieglijke te eischen. De staatscommissie voor
de herziening der Grondwet in 1848 benoemd, had dan
ook in haar ontwerp de bepaling opgenomen dat
zij die den graad van docter aaneen Nederlandsche
hoogeschool hadden verworvenvan de voorwaarde
der schatplichtigheid zouden zijn vrijgesteld. Thor-
becke had nog verder willen gaan, en te recht. ,,Hoe
talrijker" schreef hij in zijne Bijdrage tot de herzie
ning der Grondwet „althans geruimen tijd nog
onder hen die hun titel aan de betaling der gevor
derde som ontleenen kiezers zullen zijn zonder be
grip, zonder wil en burgerzin, des te ijveriger dient
de wet hen te zoeken, welke de betrekking van den
burger tot den Staat kennen en weten te waardeeren.
Tan dezen zijn de gepromoveerden slechts ééne klasse;
allen die proeven van eenige bekwaamheid hebben ge
geven zooveel zij door de wet duidelijk kunnen wor
den omschreven hebben gelijke aanspraak en wel
licht zou de Grondwet eene volmacht tot opneming
van zoodanige klassen aan de wet kunnen geven.
Met betrekking tot de bepaling der Grondwet
omtrent de gevorderde som in de rijksbelasting schreef
Mr Olivier in zijn vóór drie jaren verschenen werk
van de Staten-Generaal„Wat eerst in de Grondwet
voor eene ruime en vrijgevige bepaling gold wordt
allengs eene te enge en belemmerende bepaling
Gevoelt het volk dat het dit nauwsluitend kleed
dat hem begint te knellen ontgroeid is dan laat
het zich op den duur door het doode woord niet
terughouden. Hoe meer de Grondwet in bijzonder
heden treedthare beginselen uitwerktbepaald en
regeltdes te eerder veroudert zij en maakt wijzi
ging harer voorschriften noodig." De kundige schrij
ver, wien niemand de noodige bezadigdheid zal ont
zeggen en wiens verklaring in de voorrededat de
studie der Grondwet en onzer grondwettige instel
lingen voor hem steeds een liefhebberij-studie is ge
weest wel door niemand in twijfel zal worden ge
trokken, komt dan ook tot deze slotsom „De ver
eischte van het kiesrecht te omschrijven is de eigen
aardige roeping der kieswet, niet die der Grondwet,
en dat onze Grondwet dit gedaan heeft, is alleen
aan tijdelijke redenenin 1848 bestaandetoe te
schrijven." Hij zou gewenscht hebben alleen bepaald
te zien, dat de leden der Tweede Kamer rechtstreeks
gekozen worden door de kiezers daartoe door de wet
bevoegd verklaard. Alzoo regeling van de kiesbevoegd
heid door de gewone wet, niet door de Grondwet.
De heer Kappeyne wenscht niets anders.
De minister van landbouw, de heer dr. Lucius, was afge
vaardigde van Erfürt voor den rijksdag en moest zich door
het aannemen der ministeriële benoeming aan eene herkiezing
onderwerpenmet 5050 van de 9398 geldige stemmen werd hij
den 1 Aug. herkozen. De candidaat der fortsehritts-partij
Trager bekwam 2267 en de sociaal-democraat Kapell 1648
stemmen. De Kólnische Zeitung acht den uitslag dezer
eerste verkiezing na de aanneming van het toltarief zeer
opmerkelijkomdat bij vorige gelegenheden de heer Lucius
steeds met groote meerderheid herkozen was.
Dë eenige zoon van den afgetreden minister Falk is in
den adelstand verheven om der familie een bestendig aan
denken te verschaffen van de getrouwe diensten, den Koning
en den lande bewezen door dr. Falk in liet door hem be-
kleede ambtonder moeijelijke omstandigheden en met zelfop
offerende toewijding.
schuld van 816 miljoen mark te converteeren in 4°/0 schuld
en de begrooting van oorlog goedgekeurd tot een bedrag
van 42 miljoen mark.
Elzas-Lotharingen. Generaal van Manteuffel is tot kei
zerlijk stadhouderde heer Karl Herzog tot minister, de
heeren Albert van Pommer EscheMaximiliaan van Puttkamer
en Dr. Georg Mayr tot vice-ministers benoemd.
Den 30 werd bij de Kamer ingediend een wetsontwerp
tot verhocging der militaire pensioenen. Na eene langdurige
beraadslaging over een nieuw voor het paleis van justitie
te Brussel aangevraagd credietdat tegenstand ondervond
omdat dit paleis reeds zooveel gekost heeftwerd met 67
tegen 31 stemmen een door de regeering mede aangevraagd
crediet toegestaan voor den aankoop der schilderij van den
beroemden Quentin Matsijstot heden aanwezig in de St..
Pieterskerk te Leuven. De kerkfabriek meent het stuk te
moeten verkoopen en door eene copij te doen vervangen
om zich uit geldelijke moeilijkheden te redden en nu was
de vraagwie eigenaar zou worden de Staat of de Stad
Leuven. De stad Leuven beweerde een zedelijk recht op dat
stuk te hebben en wensebte het in haar museum te plaatsen,
dat echter niet meer dan 10 dagen in het jaar voor het
publiek openstaat en waarvan het bestaanvolgens den mi
nister Rolin aan verscheidene inwoners niet eens bekend
washij althans had de grootste moeite gehad om het te
ontdekken toen hij daarheen was gereisdom het te zien.
Zulk een meesterstuk moest niet in zulk een museum ten
toongesteld of liever verborgen wordenmaar behoorde eene
plaats te bebben in het Rijks museum te Brussel. Leuven's
afgevaardigden verzetten zich tegen den aankoop, evenals de
heer Delaetdie de regeering zelfs bijna beschuldigde van
plannen van kerkenroof.
Den 31 hield zij hare laatste zitting. Daarin eindigde de
beraadslaging over het ontwerp betreffende de openbare
werkenwaarna het met 59 tegen 7 stemmen 28 leden
onthielden zich werd aangenomen. Met 64 stemmen
tegen ééne werd ook nog toegestaan het door de regeering
aangevraagde crediet van 4,870,000 frs. voor de viering der
feesten van 1880. Onlangs was in de dagbladen de vraag
besproken, of de clerieale partijna de aanneming der on
derwijswet, zich niet aan de deelneming behoorde te ont
trekken bij wijze van manifestatie. Bij de behandeling van
dat crediet in den Senaat den len legde de heer de Mérode-
Westerloouit naam der vertegenwoordigers dier partij de
verklaring af, dat zij met een vaderlandlievenden geest zou
den stemmen voor de aangevraagde credieten ten behoeve
van feesten, bestemd om het halve eeuwfeest van Be'igië's
onafhankelijkheid de vestiging zijner vrije instelling en de
opkomst van zijn regeerend stamhuis te vieren dat zij zich
eenstemmig in die weldaden wilden verblijdenvergetende
wat aanleiding tot verdeeling en droefenis gafalleen ge
dachtig aan hetgeen hen als trouwe burgers van het dierbaar
vaderland vereenigde. Zoowel dat crediet als iiet wets-
werp betreffende de uitvoering van openbare werkenwerd
aangenomenwaarna de zitting van den Senaat mede ge
sloten werd.
Den 3 werd het standbeeld van Thiers te Nancy onthuld
in tegenwoordigheid van mevrouw Thiers, hare zuster mej.
Dosneverscheidene ministersden voorzitter van den Senaat
en van ODgeveer 20000 belangstellenden. De Voorzitter
van den Senaat Martelde minister van binnenlandsche
zaken Jjepere en Jules Simon (namens mevrouw Thiers)
voerden het woord. De minister voerde o. a. aan dat
Thiers door zijn gezond verstand, zijn moedigen geest,
zijn stout doortasten de republiek gemaakt had tot een zin
nebeeld van krachtvan vrijheidvan vredelievende een
dracht dat alle franschen voor den roem en de eer van
Frankrijks alouden naam vereenigen moet: dat niet beter
zou kunnen worden gedaan dan getrouw te blijven aan
die verheven denkbeelden en die grootsche politiek te vol
gen de regeeringuit wier naam hij sprakhad althans
besloten in dien geest te handelen. Jules Simon, van wien men
een manifest verwacht had in naam der gematigde tegen de
uiterste republikeinen, heeft alleen eene lofrede op Thiers
gehouden en ten slotte zelfs verklaarddat de tegenwoor
dige republiek zoo behoudend en vrijzinnig tevens was, als
die staatsman haar gewild en tot stand gebracht had-
Aan eenen spoortrein die reizigers uit, Nancy naar Ve-
zelise vervoerde is een ongeluk overkomenwaardoor 5
personen gedood en 31 waarvan 11 ernstig, gewond zijn.
Er wordt aan kwaadwilligheid gedacht.
In het 8e arrondissement van Parijssedert geruimen tijd
door een Bonapartist in de Kamer vertegenwoordigdis
den 3 de heer Riant, conservatief, verkozen tot lid van
den Gemeenteraad met 1438 stemmen tegenover 1179, op
twee republikeinen uitgebracht. De verkozene had zich in
zijn manifest aan de kiezers voorgesteld als bestrijder der
onderwijswet van den heer Ferry eu zijne mededingers als
voorstanders dier wetéén hunner was vroeger in die wijk
bovendien verkozen geweestmaar wegens eene onregelma
tigheid niet toegelaten.
Bij eene prijsuitdeeling in bet Lycée Eontanes den 5
weigerde de leerlingwien een prijs voor de vakken der
wijsbegeerte was toegekend die te komen aannemen omdat
de heer Paul Bert, kamerlid en ijverig voorstander van het
wetsontwerp-.f'«n-yde plechtigheid leidde. Een jong man
heeft, toen de Marseillaise voor het eerst bij deze gelegen
heid weer gespeeld werddat door het algemeen beantwoord
werd met de kreet „leve de republiek", met forscbe stem
uitgeroepen „vive le roi", waarop de Marseillaise nogmaals
gevraagd en gespeeld werd.
De President der republiek heeftnaar men zegt. op ver
zoek van den heer üérold, prefect der Seine, geweigerd zijne
goedkeuring te hechten aan drie naamsveranderingen van
straten te Parijswaartoe de raad onlangs besloten had.
Het zijn de boulevard Haussmann, de rue Bonaparte en de
rue Cambacérès die hunne namen zullen behouden.
De gemeenteraad van Parijs heeft besloten bij de aan
staande heropening der scholenalle onderwijzers en onder
wijzeressen tot eene congregatie behoorendete vervangen
door leeken.
Te Belfort zal een standbeeld worden opgericht voor den
verdediger dier vesting in den fransch-duitschen oorlog,
Üenfert-Rochereau. In den ministerraad is beslotendat de
regeering zich niet officieel zal laten vertegenwoordigen bij
de onthulling, ter vermijding van het geven van aanstoot
zoo dicht bij de grenzen.
Senaat. De bezwarendie Jules Simon tegen art. 7 der
wet op het ho iger onderwijs in de commissie deed gelden
kwamen hierop neder: dit tegen de jesuiëten gerichte artikel
behoorde in deze wet niet te huishet was een inbreuk op de
beginselen van vrijheidhet zou een verderfelijken invloed
op de verkiezingen uitoefenenomdat de republiek daardoor
werd voorgesteld als eene vijandin van het eatholicisme
j het beste wapen tegen congreganistiscli onderwys was ver-
j betering der staatsscholen want, deze inrichtingen steunende
j op de schatkistkonden gemakkelijk de mededinging vol-
j houden tegen scholendie niet over eene zoo rijke bron
i van inkomsten konden beschikken. Nadat de minister Ferry
op enkele ondergeschikte punten gehoord was, had de reeds
medegedeelde verwerping plaats.
der commissie om voor de verlenging der bestaande
handelsverdragen aan de regeering slechts machtiging te
verleenen tot 30 Juni 1880; even zoo een voorstel van den
heer Testelin die den 31 October wilde aangewezen zien.
Met 227 tegen 51 stemmen werd de door de Kamer vast
gestelde wet aangenomenwaarbij overeenkomstig het ver
langen der regeering was bepaalddat die verdragen van
kracht bleven tot zes maanden na de aanneming van het
algemeen tarief. De ministers toonden aan, dat dit onont
beerlijk wasdaar de handel zekerheid moest hebben en in
ieder geval tijdig gewaarschuwd moest kunnen worden.
Het nieuwe tarief was stellig niet voor Maart of April
gereed en bleven de verdragen tot 30 Juni van krachtdan
wist de handel slechts 2 a 3 maanden te vorenwaaraan
hij zich te houden had en dit was te kort. De meerderheid
der Kamers van Koophandel en der raadgevende Kamers
had het regeeringsvoorstel afgekeurd.
Den 1 werd het wetsontwerp betreffende de normaalscholen
voor meisjes aangenomen met 159 tegen 109 stemmen, De
heer Chesnelong bestreed dat ontwerp hij hield een lofspraak
op de geestelijke onderwijzeressen, betoogde, dat het ontne
men van een werkelijk monopolie aan de geestelijke genoot
schappen in het lager onderwijs der meisjes gelijk staat met
een vervolgingsmaatregel en herhaalde de beschuldiging tegen
de regeeringdat zij de godsdienst uit de school verdrong
en aan iedereen het ongeloof opdrong. De minister Ferry
hem wederleggende, verklaarde, dat die wet een zuiver staat
kundig karakter had en volstrekt niet tegen den godsdienst
gericht was. Hij riep alle mannen van goede trouw tot ge
tuigen, dat de Staat, om goed lager onderwijs voor meisjes
te verkrijgenmoest beginnen normaalscholen te stichten
opdat hij een voldoend aantal goede onderwijzeressen zou
hebben. Dit was duidelijk voor iedereendie niet zijne
geheime partijbedoelingen in de zaak mengde zooals ge
noemde spreker, waarna eene groote opschudding ontstond.
De Voorzitter trachtte te vergeefs de orde te herstellen en
toen de minister liet volgen, „uwe woede bewijst, dat ik juist
getroffen heb, verlieten verscheidene leden der rechterzijde
de zaal. De minister verklaarde daarop het recht te hebben
aldus te spreken tegen de regeering waren in den laatsten
tijd veel krasser uitdrukkingen gebezigd. De heer Chesnelong
antwoordde kort, waarna' de heer Kolb-Bernard (de rechter
zijde was teruggekeerd) eene motie van orde voorstelde tegen
den minister en den voorzitter. „Wij protesteeren „zeide
hij tegen den jegens ons gerichte» uitval en tegen de wijze,
waarop hij die ons verdedigen moestons verlaten heeft."
De Voorzitter nam diepgetroffen het woord: hij zeidedat
hij in zijn parlementair leven sedert 3D jaren vele stormen
had bijgewoondmaar nimmer zulk eeue hartstochtelijkheid.
Zijn geweten gevoelde geen behoefte aan rechtvaardiging
hij zou zich zeiven miskennenwanneer hij zich rechtvaar
digde. Verder zette hij het gebeurde uiteen. De linkerzijde
diende eene motie van vertrouwen indienadat de heer
de Kerdrel herhaald had de besehuldiging van niet bescher
ming, aangenomen werd met 179 stemmen. De rechterzijde
onthield zich. De zitting is tot November a.s. gesloten.
Kamer van Afgevaardigden. Bij de beraadslaging over
de begrooting voor buitenl. zaken verklaarde de minister
Waddington, dat de regeering eene vredelievende staatkunde
volgt en de uitmuntende betrekkingen, welke met alle mo
gendheden bestaanwenscht te behouden.
De regeering der republiek volgde Frankrijk's tradition-
neele staatkunde, door ten gunste van Griekenland het
initiatief te nemen. Toch staat Frankrijk in zijne pogingen
ten behoeve van Griekenland niet alleenmaar vindt het
steun bij onderscheidene mogendhedendie het berlijnsch
verdrag onderteekenden. De regeering hoopt in het ooster-
sche vraagstuk eene spoedige beslissing, welke echter door
de mmisteriëele crisis in Turkije is vertraagd geworden.
Wat Egypte betreft, was het steeds Frankrijk's doel om
in dat land een goed eerlijk beheer te voeren en de mi
nister hoopt, dat dit doel bereikt zal worden. Tegen de
firmans van 1866 en 1873 had de Porte bezwaar; de mo
gendheden verlangdendat de voornaamste bepalingen der
oude firmans in een nieuwen firman zouden opgenomen wor
den en aan dit verlangen is voldaan.
Den 1 werd de begrooting van uitgaven in haar geheel
aangenomen en vastgesteld op 2750 miljoen voor de gewone,
560 miljoen voor de buitengewone uitgaven 406 miljoen
voor de uitgaven der departementen, 54 miljoen voor bi-
zondere diensten en 6 miljoen voor verschillende kleinere
uitgaven. Ook de begrooting van de ontvangsten werd
aangenomen. Een amendement, om de conversie der 5 'j0
schuld binnen 6 maanden te doen plaats hebben, werd
verworpen.
Den 2 werd o.a. het wetsontwerp betreffende den gene-
ralen stafgelijk bet bij eerste lezing was aangenomen
met eene enkele wijziging nog goedgekeurd en de zitting
geslotennadat Gambetta had medegedeelddat zij in het
eind van November te Parijs weder bijeengeroepen zou worden.
Bij het den 6 ter eere van het ministerie gegeven feest
maal heeft lord Beaconsfield, in antwoord op een dronk aan
de ministerso. a. verklaarddat het Berlijnsche verdrag
door de tegenstanders voor geheel onuitvoerbaar gehou
den volkomen is uitgevoerd. Rusland is zijne verplich
tingen trouw nagekomen en werkt thans met Engeland en
andere mogendheden samen tot bevestiging en handhaving
van den vrede. Aan Turkije wordt verwelen dat bet niet
even getrouw zijne verplichtingen nakomt, doch men be
hoort in aanmerking te nemendat eerst sedert weiuige
dagen het land van vijandelijke bezetting is bevrijd en de
Sultan sedert het sluiten van het Berlijnsche verdrag onder
moeielijkheden gebukt gaat. Het verdrag heeft de verzeke
ring van den algemeene» vrede ten doel. Mochten nieuwe
gevaren ontstaan dan zijn de bepalingen van het verdrag
van dien aard om alle gebeurtenissen bet hoofd te bieden.
De „wetenschappelijke grenzen" van Indië zijn tot stand
gekomen. Eene bevredigende oplossing der moeielijkheden
in Zuid-Africa wordt spoedig verwacht. Het uitzicht op ver
levendiging van den handel bestaaten wanneer hij door
een rijken oogst ondersteund word, zijn de moeielijkste
tijden voorbij. Eene door hem gebezigde uitdrukking, dat
hij in langen tijd de gelegenheid niet zou hebben tot zijne
landgenooten te spreken nadat, hij bestreden had het onlangs
door lord Hartington ontwikkelde gevoelen, dat het tegen
woordige stelsel van grondbezit in Engeland moest veran
derd wordenheeft zeer de aandacht getrokken en bij
sommigen het vermoeden doen ontslaandat hij voornemens
is zich uit bet ministerie terug te trekken.
Hoogerhüis. Den 1 vroeg lord Dunraven aan de regee
ring inlichting omtrent de verhouding van prins A apoleon
in bet, leger in Zuid-Africa en of hij het bevel over de
verkenning had of niet.
Lord Canbroock stelde den 4 voor aan lord Lyttonden
officieren en het leger in Afghanistan dank te betuigen, welk
voorstel zonder stemming aangenomen werd.
Lagerhuis. Den 4 heeft de minister Bourke op eene
vraag van den heer Ch. Dilke verklaard dat de Porie nog
geen stellig antwoord gegeven hsd op de nota van 27 Juui
betreffende de hervormingen. Wel had zij verklaardzich
niet te zullen onttrekken aan de verplichtingen haar door
liet berlgusohe verdrag opgelegd; de hervormingen waren