No. 32. Eenentachtigste Jaargang. 1879. ZONDAG 10 AUGUSTUS. mnciïel (ScbceUc Gelegenheid tot kostelooze bezichtiging van het Museum te Alkmaar, op Zondag, 17 Augus tus 1879, tusschen 1 en 3 uur 's namiddags. Afhalen der daarvoor gevorderde toegangskaart jes Donderdag14 Augustus 1879, 's namiddags 2 uur ten Raadhuize. P O L I C I E. De bepalingen der Grondwet omtrent de samenstelling der Staten-Generaal. i. SlStlefcelijkdche Berichten. Dultschland. Beieren, De Kamer heeft besloten de 4%0/« spoorweg Relgie. Frankrjfk. Den 31 is met 159 tegen 120 st, verworpen het voorstel Ciroot-lirlttanfe en Ierland. ALK1IAARSC Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,93, franco per post f O,HO, afionderlijke nommers 3 Cents. Brieven franco aan de Uitgever HERM-. COSTER ZOON. A T. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor da plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het IJKK.AN- TOOR te Alkmaar van 1 Augustus a.s. voor het publiek zal zijn geopend op Maandag, Woensdag, Vrijdag en Za terdag van iedere week, van des voormiddags 9 tot des namiddags 1 uur. Burgemeester en Wethouders voornoemd, AlkmaarA. MACLA1NE PONT. 30 Juli 1879. De Secretaris, NUHOUT VAN DER VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS vanALKMAAR brengen ter algemeene kennis dat zij in hunne vergadering van 6 Augustus 1879, gun stig hebben beschikt op het aan hen ingediende verzoek van: a. A. J. Landmankoperslager alhier, om vergunning tot het oprigten van eene koperslagerijin het perceel aan den AchterdamWijk C, No. 4144. b. J. van Amsteltimmerman alhierom vergunning tot het oprigten van eene brood- en besohuitbakkerij in het perceel aan het bouwterrein aan de Oudegracht, nabij de Keetkolkkadastraal bekend in Sectie B, onder No. 2622. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 7 Auq. 1879. De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, 13 Augustus 1S79, des middags ten 1 ure. Namens den Voorzitter van den Raad, De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het volgende voorhanden, als: een blikken kaneen ramme laar, een kaart met witte kanteen zilveren sigarenpijpje, een bruine dames-parapluieeen wit katoenen zakje, een geruit boezelaartje een zilveren knipje met eenig geld, een mast, een tabaksdooseen vreemdsoortige tangeen brillendoos met bril. De Grondwetsherziening door de meerderheid van het Ministerie noodzakelijk geacht en door twee leden wel wenschelijk, maar voor het oogenblik ontijdig geoordeeld bepaalt zich in de eerste plaats tot de voorschriften omtrent de samenstelling van de Staten- Generaal. Wat de Eerste Kamer betreft, zijn de voorgestelde wijzigingen zeer eenvoudig Haar ledental zou van 39 op 50 worden gebrachten wat van meer be- teekenis is zij zouden niet meer behoeven gekozen te worden uit de hoogst aangeslagenen in de rijks directe belastingen. Overigens zouden zijevenals thansgekozen worden door de Provinciale Staten die door dezelfde kiezers worden benoemd als de leden der Tweede Kamer. Het verschil tusschen de benoeming van de leden der beide Kamers zou dus alleen hierin bestaan, dat die der Tweede Kamer rechtstreeks, en die der Eerste Kamer met een trap zouden gekozen worden. Wenscht men naast de rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van het volk nog een andere vergaderingen wil men dietot waarborg van goedewel doordachte keuzendoen verkiezen door een politiek lichaamdat mede zijn aanzijn aan de kiezers verschuldigd isdan is het zeker geheel overbodig nog andere eischen voor de benoembaren te stellen; de geschiktheid voor de be trekking te zoeken in het bezit van een groot ver mogen of ruime inkomstenis echter zoo weinig verdedigbaar, dat het behoud van deze bepaling wel niet sterk meer verdedigd zou worden wanneer een maal het voorstel tot haar opheffing werd gedaan Inderdaad moet erkend worden, dat het voorschrift der Grondwet van 1815 dat de leden der Eerste Kamer zouden gekozen worden uit hen die door diensten aan den Staat bewezen door hunne geboorte of gegoedheid tot de aanzienlijksten des lands gere kend moeten worden, in beginsel de voorkeur ver dient boven de enkele voorwaarde van gegoedheid die in 1848 is aangenomen. Dat overigens een der gelijke bepaling in de praktijk van geenerlei betee- kenis kan zijnligt voor de hand daar de Provin ciale Staten zeiven zouden hebben te beslissenwie aan deze vereischten voldedenen volkomen vrij zouden zijn in het gebruik dat zij van deze vinger wijzing der Grondwet geliefden te maken. Yan meer ingrijpenden aard zijn de wijzigingen in de Grondwetsbepalingen omtrent de samenstelling der Tweede Kamer Dat de kiezer een som in de directe rijksbelastingen moet betalen, die overeen komstig met de plaatselijke gesteldheid, doch niet beneden het bedrag van 20,noch boven dat van 1G0 moet zijnis een erkende belemmering niet alleen voor een goede regeling van het kies recht maar ook voor elke hervorming van ons be lastingstelsel. Bij elke wijziging toch van onze di recte belastingen, op zich zelve reeds geen gemakkelijke taak heeft men tevens met de vraag te doen, welke verandering daardoor in de kiesbevoegdheid wordt gebracht Een aantal personen toch, die tot nog toe geen kiezers warenkunnen door een verandering in de directe belastingen des rijks die bevoegdheid verkrijgenen anderen die de bevoegdheid bezaten kunnen haar verliezen. De opneming van het land bouwbedrijf in de patentwet, zou, om iets te noemen, een aantal nieuwe kiezers ia het leven kunnen roe pen en toen men bij de afschaffing der plaatselijke accijnsen het grootste deel der personeele belasting aan de gemeenten overdroegheeft men deze zaak niet anders kunnen regelendan door het geheele bedrag dezer belasting voortdurend als rijksbelasting te heffen en vier vijfden daarvan aan de gemeenten uit te keeren. Bij eiken stap dien de wetgever op het gebied van belastinghervorming wil doen, wordt hem steeds door het gebiedend voorschrift der grond wet toegeroepen bedenk dat gij niet alleen met een fiuanciëelen maatregel te doen hebt, maar dat gij te gelijkertijd de kiesbevoegdheid wijzigten zoo zal dikwijls wat ten aanzien van het eerste algemeene belang alle aanbeveling verdient, met het oog op het tweede hoogst bedenkelijk kunnen zijn. Nog sterker doet dit bezwaar zich gevoelen door een andere grond wettige bepaling dat de belastingsom, die gevorderd wordt om kiezer van den gemeenteraad te zijn de helft bedraagt van hetgeen geeischt wordt voor de kiesbevoegdheid voor de Tweede Kamer. Niet alleen kan daardoor een verlaging van den census, die voor sommige gemeenten zonder bezwaar zou kunnen wor den ingevoerd en zelfs hoogst wenschelijk zou zijn ten aanzien van de kiezers van de Tweede Kamer, verwerpelijk schijnen om de groote uitbreiding van de kiesbevoegdheid voor den gemeenteraad die zij om deze bepaling der grondwet ten gevolge moet hebben maar daarenboven mogen voor de vereischten om kiezer van den gemeenteraad te zijnook geen andere dan «//«belastingen in aanmerking komen. Nu de directe gemeentebelastingen meer en meer in gebruik komen, wordt deze toestand werkelijk onhoud baar. Het gaat toch niet aan dat iemand, die een be langrijke som in de gemeentelasten draagt, evenwel aan de verkiezing van de vertegenwoordiging zijner gemeente geen deel mag nemen, omdat hij, ofschoon overigens alle vereischten daartoe bezittendeniet genoeg in de directe n/'&sbelastingen betaalt. Het vereischte cijfer van schatplichtigheid is daar enboven slechts een teekenen dikwijls een zeer bedriegelijk teeken van vermoedelijke geschiktheid voor de vervulling van den keizersplicht. Men heeft het alleen aangenomenen zal het ook in het ver volg moeten behouden bij gebreke van een beter, alzoo in alle gevallen waar geen zekerder vermoeden of meer dan een vermoeden bestaatmaar waar dit laatste aanwezig ishandelt men inderdaad onrede lijk met ook nog, het minder zekere, het gebrekkige en bedrieglijke te eischen. De staatscommissie voor de herziening der Grondwet in 1848 benoemd, had dan ook in haar ontwerp de bepaling opgenomen dat zij die den graad van docter aaneen Nederlandsche hoogeschool hadden verworvenvan de voorwaarde der schatplichtigheid zouden zijn vrijgesteld. Thor- becke had nog verder willen gaan, en te recht. ,,Hoe talrijker" schreef hij in zijne Bijdrage tot de herzie ning der Grondwet „althans geruimen tijd nog onder hen die hun titel aan de betaling der gevor derde som ontleenen kiezers zullen zijn zonder be grip, zonder wil en burgerzin, des te ijveriger dient de wet hen te zoeken, welke de betrekking van den burger tot den Staat kennen en weten te waardeeren. Tan dezen zijn de gepromoveerden slechts ééne klasse; allen die proeven van eenige bekwaamheid hebben ge geven zooveel zij door de wet duidelijk kunnen wor den omschreven hebben gelijke aanspraak en wel licht zou de Grondwet eene volmacht tot opneming van zoodanige klassen aan de wet kunnen geven. Met betrekking tot de bepaling der Grondwet omtrent de gevorderde som in de rijksbelasting schreef Mr Olivier in zijn vóór drie jaren verschenen werk van de Staten-Generaal„Wat eerst in de Grondwet voor eene ruime en vrijgevige bepaling gold wordt allengs eene te enge en belemmerende bepaling Gevoelt het volk dat het dit nauwsluitend kleed dat hem begint te knellen ontgroeid is dan laat het zich op den duur door het doode woord niet terughouden. Hoe meer de Grondwet in bijzonder heden treedthare beginselen uitwerktbepaald en regeltdes te eerder veroudert zij en maakt wijzi ging harer voorschriften noodig." De kundige schrij ver, wien niemand de noodige bezadigdheid zal ont zeggen en wiens verklaring in de voorrededat de studie der Grondwet en onzer grondwettige instel lingen voor hem steeds een liefhebberij-studie is ge weest wel door niemand in twijfel zal worden ge trokken, komt dan ook tot deze slotsom „De ver eischte van het kiesrecht te omschrijven is de eigen aardige roeping der kieswet, niet die der Grondwet, en dat onze Grondwet dit gedaan heeft, is alleen aan tijdelijke redenenin 1848 bestaandetoe te schrijven." Hij zou gewenscht hebben alleen bepaald te zien, dat de leden der Tweede Kamer rechtstreeks gekozen worden door de kiezers daartoe door de wet bevoegd verklaard. Alzoo regeling van de kiesbevoegd heid door de gewone wet, niet door de Grondwet. De heer Kappeyne wenscht niets anders. De minister van landbouw, de heer dr. Lucius, was afge vaardigde van Erfürt voor den rijksdag en moest zich door het aannemen der ministeriële benoeming aan eene herkiezing onderwerpenmet 5050 van de 9398 geldige stemmen werd hij den 1 Aug. herkozen. De candidaat der fortsehritts-partij Trager bekwam 2267 en de sociaal-democraat Kapell 1648 stemmen. De Kólnische Zeitung acht den uitslag dezer eerste verkiezing na de aanneming van het toltarief zeer opmerkelijkomdat bij vorige gelegenheden de heer Lucius steeds met groote meerderheid herkozen was. Dë eenige zoon van den afgetreden minister Falk is in den adelstand verheven om der familie een bestendig aan denken te verschaffen van de getrouwe diensten, den Koning en den lande bewezen door dr. Falk in liet door hem be- kleede ambtonder moeijelijke omstandigheden en met zelfop offerende toewijding. schuld van 816 miljoen mark te converteeren in 4°/0 schuld en de begrooting van oorlog goedgekeurd tot een bedrag van 42 miljoen mark. Elzas-Lotharingen. Generaal van Manteuffel is tot kei zerlijk stadhouderde heer Karl Herzog tot minister, de heeren Albert van Pommer EscheMaximiliaan van Puttkamer en Dr. Georg Mayr tot vice-ministers benoemd. Den 30 werd bij de Kamer ingediend een wetsontwerp tot verhocging der militaire pensioenen. Na eene langdurige beraadslaging over een nieuw voor het paleis van justitie te Brussel aangevraagd credietdat tegenstand ondervond omdat dit paleis reeds zooveel gekost heeftwerd met 67 tegen 31 stemmen een door de regeering mede aangevraagd crediet toegestaan voor den aankoop der schilderij van den beroemden Quentin Matsijstot heden aanwezig in de St.. Pieterskerk te Leuven. De kerkfabriek meent het stuk te moeten verkoopen en door eene copij te doen vervangen om zich uit geldelijke moeilijkheden te redden en nu was de vraagwie eigenaar zou worden de Staat of de Stad Leuven. De stad Leuven beweerde een zedelijk recht op dat stuk te hebben en wensebte het in haar museum te plaatsen, dat echter niet meer dan 10 dagen in het jaar voor het publiek openstaat en waarvan het bestaanvolgens den mi nister Rolin aan verscheidene inwoners niet eens bekend washij althans had de grootste moeite gehad om het te ontdekken toen hij daarheen was gereisdom het te zien. Zulk een meesterstuk moest niet in zulk een museum ten toongesteld of liever verborgen wordenmaar behoorde eene plaats te bebben in het Rijks museum te Brussel. Leuven's afgevaardigden verzetten zich tegen den aankoop, evenals de heer Delaetdie de regeering zelfs bijna beschuldigde van plannen van kerkenroof. Den 31 hield zij hare laatste zitting. Daarin eindigde de beraadslaging over het ontwerp betreffende de openbare werkenwaarna het met 59 tegen 7 stemmen 28 leden onthielden zich werd aangenomen. Met 64 stemmen tegen ééne werd ook nog toegestaan het door de regeering aangevraagde crediet van 4,870,000 frs. voor de viering der feesten van 1880. Onlangs was in de dagbladen de vraag besproken, of de clerieale partijna de aanneming der on derwijswet, zich niet aan de deelneming behoorde te ont trekken bij wijze van manifestatie. Bij de behandeling van dat crediet in den Senaat den len legde de heer de Mérode- Westerloouit naam der vertegenwoordigers dier partij de verklaring af, dat zij met een vaderlandlievenden geest zou den stemmen voor de aangevraagde credieten ten behoeve van feesten, bestemd om het halve eeuwfeest van Be'igië's onafhankelijkheid de vestiging zijner vrije instelling en de opkomst van zijn regeerend stamhuis te vieren dat zij zich eenstemmig in die weldaden wilden verblijdenvergetende wat aanleiding tot verdeeling en droefenis gafalleen ge dachtig aan hetgeen hen als trouwe burgers van het dierbaar vaderland vereenigde. Zoowel dat crediet als iiet wets- werp betreffende de uitvoering van openbare werkenwerd aangenomenwaarna de zitting van den Senaat mede ge sloten werd. Den 3 werd het standbeeld van Thiers te Nancy onthuld in tegenwoordigheid van mevrouw Thiers, hare zuster mej. Dosneverscheidene ministersden voorzitter van den Senaat en van ODgeveer 20000 belangstellenden. De Voorzitter van den Senaat Martelde minister van binnenlandsche zaken Jjepere en Jules Simon (namens mevrouw Thiers) voerden het woord. De minister voerde o. a. aan dat Thiers door zijn gezond verstand, zijn moedigen geest, zijn stout doortasten de republiek gemaakt had tot een zin nebeeld van krachtvan vrijheidvan vredelievende een dracht dat alle franschen voor den roem en de eer van Frankrijks alouden naam vereenigen moet: dat niet beter zou kunnen worden gedaan dan getrouw te blijven aan die verheven denkbeelden en die grootsche politiek te vol gen de regeeringuit wier naam hij sprakhad althans besloten in dien geest te handelen. Jules Simon, van wien men een manifest verwacht had in naam der gematigde tegen de uiterste republikeinen, heeft alleen eene lofrede op Thiers gehouden en ten slotte zelfs verklaarddat de tegenwoor dige republiek zoo behoudend en vrijzinnig tevens was, als die staatsman haar gewild en tot stand gebracht had- Aan eenen spoortrein die reizigers uit, Nancy naar Ve- zelise vervoerde is een ongeluk overkomenwaardoor 5 personen gedood en 31 waarvan 11 ernstig, gewond zijn. Er wordt aan kwaadwilligheid gedacht. In het 8e arrondissement van Parijssedert geruimen tijd door een Bonapartist in de Kamer vertegenwoordigdis den 3 de heer Riant, conservatief, verkozen tot lid van den Gemeenteraad met 1438 stemmen tegenover 1179, op twee republikeinen uitgebracht. De verkozene had zich in zijn manifest aan de kiezers voorgesteld als bestrijder der onderwijswet van den heer Ferry eu zijne mededingers als voorstanders dier wetéén hunner was vroeger in die wijk bovendien verkozen geweestmaar wegens eene onregelma tigheid niet toegelaten. Bij eene prijsuitdeeling in bet Lycée Eontanes den 5 weigerde de leerlingwien een prijs voor de vakken der wijsbegeerte was toegekend die te komen aannemen omdat de heer Paul Bert, kamerlid en ijverig voorstander van het wetsontwerp-.f'«n-yde plechtigheid leidde. Een jong man heeft, toen de Marseillaise voor het eerst bij deze gelegen heid weer gespeeld werddat door het algemeen beantwoord werd met de kreet „leve de republiek", met forscbe stem uitgeroepen „vive le roi", waarop de Marseillaise nogmaals gevraagd en gespeeld werd. De President der republiek heeftnaar men zegt. op ver zoek van den heer üérold, prefect der Seine, geweigerd zijne goedkeuring te hechten aan drie naamsveranderingen van straten te Parijswaartoe de raad onlangs besloten had. Het zijn de boulevard Haussmann, de rue Bonaparte en de rue Cambacérès die hunne namen zullen behouden. De gemeenteraad van Parijs heeft besloten bij de aan staande heropening der scholenalle onderwijzers en onder wijzeressen tot eene congregatie behoorendete vervangen door leeken. Te Belfort zal een standbeeld worden opgericht voor den verdediger dier vesting in den fransch-duitschen oorlog, Üenfert-Rochereau. In den ministerraad is beslotendat de regeering zich niet officieel zal laten vertegenwoordigen bij de onthulling, ter vermijding van het geven van aanstoot zoo dicht bij de grenzen. Senaat. De bezwarendie Jules Simon tegen art. 7 der wet op het ho iger onderwijs in de commissie deed gelden kwamen hierop neder: dit tegen de jesuiëten gerichte artikel behoorde in deze wet niet te huishet was een inbreuk op de beginselen van vrijheidhet zou een verderfelijken invloed op de verkiezingen uitoefenenomdat de republiek daardoor werd voorgesteld als eene vijandin van het eatholicisme j het beste wapen tegen congreganistiscli onderwys was ver- j betering der staatsscholen want, deze inrichtingen steunende j op de schatkistkonden gemakkelijk de mededinging vol- j houden tegen scholendie niet over eene zoo rijke bron i van inkomsten konden beschikken. Nadat de minister Ferry op enkele ondergeschikte punten gehoord was, had de reeds medegedeelde verwerping plaats. der commissie om voor de verlenging der bestaande handelsverdragen aan de regeering slechts machtiging te verleenen tot 30 Juni 1880; even zoo een voorstel van den heer Testelin die den 31 October wilde aangewezen zien. Met 227 tegen 51 stemmen werd de door de Kamer vast gestelde wet aangenomenwaarbij overeenkomstig het ver langen der regeering was bepaalddat die verdragen van kracht bleven tot zes maanden na de aanneming van het algemeen tarief. De ministers toonden aan, dat dit onont beerlijk wasdaar de handel zekerheid moest hebben en in ieder geval tijdig gewaarschuwd moest kunnen worden. Het nieuwe tarief was stellig niet voor Maart of April gereed en bleven de verdragen tot 30 Juni van krachtdan wist de handel slechts 2 a 3 maanden te vorenwaaraan hij zich te houden had en dit was te kort. De meerderheid der Kamers van Koophandel en der raadgevende Kamers had het regeeringsvoorstel afgekeurd. Den 1 werd het wetsontwerp betreffende de normaalscholen voor meisjes aangenomen met 159 tegen 109 stemmen, De heer Chesnelong bestreed dat ontwerp hij hield een lofspraak op de geestelijke onderwijzeressen, betoogde, dat het ontne men van een werkelijk monopolie aan de geestelijke genoot schappen in het lager onderwijs der meisjes gelijk staat met een vervolgingsmaatregel en herhaalde de beschuldiging tegen de regeeringdat zij de godsdienst uit de school verdrong en aan iedereen het ongeloof opdrong. De minister Ferry hem wederleggende, verklaarde, dat die wet een zuiver staat kundig karakter had en volstrekt niet tegen den godsdienst gericht was. Hij riep alle mannen van goede trouw tot ge tuigen, dat de Staat, om goed lager onderwijs voor meisjes te verkrijgenmoest beginnen normaalscholen te stichten opdat hij een voldoend aantal goede onderwijzeressen zou hebben. Dit was duidelijk voor iedereendie niet zijne geheime partijbedoelingen in de zaak mengde zooals ge noemde spreker, waarna eene groote opschudding ontstond. De Voorzitter trachtte te vergeefs de orde te herstellen en toen de minister liet volgen, „uwe woede bewijst, dat ik juist getroffen heb, verlieten verscheidene leden der rechterzijde de zaal. De minister verklaarde daarop het recht te hebben aldus te spreken tegen de regeering waren in den laatsten tijd veel krasser uitdrukkingen gebezigd. De heer Chesnelong antwoordde kort, waarna' de heer Kolb-Bernard (de rechter zijde was teruggekeerd) eene motie van orde voorstelde tegen den minister en den voorzitter. „Wij protesteeren „zeide hij tegen den jegens ons gerichte» uitval en tegen de wijze, waarop hij die ons verdedigen moestons verlaten heeft." De Voorzitter nam diepgetroffen het woord: hij zeidedat hij in zijn parlementair leven sedert 3D jaren vele stormen had bijgewoondmaar nimmer zulk eeue hartstochtelijkheid. Zijn geweten gevoelde geen behoefte aan rechtvaardiging hij zou zich zeiven miskennenwanneer hij zich rechtvaar digde. Verder zette hij het gebeurde uiteen. De linkerzijde diende eene motie van vertrouwen indienadat de heer de Kerdrel herhaald had de besehuldiging van niet bescher ming, aangenomen werd met 179 stemmen. De rechterzijde onthield zich. De zitting is tot November a.s. gesloten. Kamer van Afgevaardigden. Bij de beraadslaging over de begrooting voor buitenl. zaken verklaarde de minister Waddington, dat de regeering eene vredelievende staatkunde volgt en de uitmuntende betrekkingen, welke met alle mo gendheden bestaanwenscht te behouden. De regeering der republiek volgde Frankrijk's tradition- neele staatkunde, door ten gunste van Griekenland het initiatief te nemen. Toch staat Frankrijk in zijne pogingen ten behoeve van Griekenland niet alleenmaar vindt het steun bij onderscheidene mogendhedendie het berlijnsch verdrag onderteekenden. De regeering hoopt in het ooster- sche vraagstuk eene spoedige beslissing, welke echter door de mmisteriëele crisis in Turkije is vertraagd geworden. Wat Egypte betreft, was het steeds Frankrijk's doel om in dat land een goed eerlijk beheer te voeren en de mi nister hoopt, dat dit doel bereikt zal worden. Tegen de firmans van 1866 en 1873 had de Porte bezwaar; de mo gendheden verlangdendat de voornaamste bepalingen der oude firmans in een nieuwen firman zouden opgenomen wor den en aan dit verlangen is voldaan. Den 1 werd de begrooting van uitgaven in haar geheel aangenomen en vastgesteld op 2750 miljoen voor de gewone, 560 miljoen voor de buitengewone uitgaven 406 miljoen voor de uitgaven der departementen, 54 miljoen voor bi- zondere diensten en 6 miljoen voor verschillende kleinere uitgaven. Ook de begrooting van de ontvangsten werd aangenomen. Een amendement, om de conversie der 5 'j0 schuld binnen 6 maanden te doen plaats hebben, werd verworpen. Den 2 werd o.a. het wetsontwerp betreffende den gene- ralen stafgelijk bet bij eerste lezing was aangenomen met eene enkele wijziging nog goedgekeurd en de zitting geslotennadat Gambetta had medegedeelddat zij in het eind van November te Parijs weder bijeengeroepen zou worden. Bij het den 6 ter eere van het ministerie gegeven feest maal heeft lord Beaconsfield, in antwoord op een dronk aan de ministerso. a. verklaarddat het Berlijnsche verdrag door de tegenstanders voor geheel onuitvoerbaar gehou den volkomen is uitgevoerd. Rusland is zijne verplich tingen trouw nagekomen en werkt thans met Engeland en andere mogendheden samen tot bevestiging en handhaving van den vrede. Aan Turkije wordt verwelen dat bet niet even getrouw zijne verplichtingen nakomt, doch men be hoort in aanmerking te nemendat eerst sedert weiuige dagen het land van vijandelijke bezetting is bevrijd en de Sultan sedert het sluiten van het Berlijnsche verdrag onder moeielijkheden gebukt gaat. Het verdrag heeft de verzeke ring van den algemeene» vrede ten doel. Mochten nieuwe gevaren ontstaan dan zijn de bepalingen van het verdrag van dien aard om alle gebeurtenissen bet hoofd te bieden. De „wetenschappelijke grenzen" van Indië zijn tot stand gekomen. Eene bevredigende oplossing der moeielijkheden in Zuid-Africa wordt spoedig verwacht. Het uitzicht op ver levendiging van den handel bestaaten wanneer hij door een rijken oogst ondersteund word, zijn de moeielijkste tijden voorbij. Eene door hem gebezigde uitdrukking, dat hij in langen tijd de gelegenheid niet zou hebben tot zijne landgenooten te spreken nadat, hij bestreden had het onlangs door lord Hartington ontwikkelde gevoelen, dat het tegen woordige stelsel van grondbezit in Engeland moest veran derd wordenheeft zeer de aandacht getrokken en bij sommigen het vermoeden doen ontslaandat hij voornemens is zich uit bet ministerie terug te trekken. Hoogerhüis. Den 1 vroeg lord Dunraven aan de regee ring inlichting omtrent de verhouding van prins A apoleon in bet, leger in Zuid-Africa en of hij het bevel over de verkenning had of niet. Lord Canbroock stelde den 4 voor aan lord Lyttonden officieren en het leger in Afghanistan dank te betuigen, welk voorstel zonder stemming aangenomen werd. Lagerhuis. Den 4 heeft de minister Bourke op eene vraag van den heer Ch. Dilke verklaard dat de Porie nog geen stellig antwoord gegeven hsd op de nota van 27 Juui betreffende de hervormingen. Wel had zij verklaardzich niet te zullen onttrekken aan de verplichtingen haar door liet berlgusohe verdrag opgelegd; de hervormingen waren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1879 | | pagina 1