No. 4.
Tweeëntachtigste Jaargang.
1880.
Watergevaar.
ZONDAG
2 5 JANUARI.
©fficiëel (Scbecllc
L
<£&Hckclijff0che Ucxichtc»
Iftuitschland
B<Vaiikr|jk.
ALK II AA
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal t O,HA, franco per post f O,SO,
afzonderlijke nommers A Cents.
Brieven franco aan de Uitgever HERM». COSTER ZOON.
C 0 It A T
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan
ingezonden berichten een dag vroeger.
Bij deze Courant behoort een bijbladbevattende
wekelijksche berichten
en het verslag van den gemeenteraad
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter openbare kennis
Dat de LOTING van de in het vorige jaar in deze Ge
meente voor de Militie ingeschrevenen zal geschieden op
ZATURDAG, 21 FEBRUARI aanstaandeten Raadhuize
der gemeente Alkmaar. Zij worden mitsdien opgeroepen
om op dien dag, des voormiddags ten 9 ure, zich aldaar
te bevinden om te loten en opgave te doen van de rede
nen van vrijstellingdie zij ter zake van de Militie ver-
meenen te moeten inbrengen.
Indien zij vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen we
gens BROEDERDIENST of opgrond van te zijn EENIGE
WETTIGE ZOON, moeten zij zich binnen drie dagen
na de loting ter secretarie vervoegen om de noodige
opgave te doen en bovendien op Vrijdag, 27 Februari e.k.,
des namiddags ten 6 ure, aldaar verschijnen, vergezeld van
twee bij den Burgemeester bekende en ter goeder naam en
faam staande meerderjarige ingezetenendie het vereischte
getuigenis kunnen afleggen en het aldaar op te maken ge
tuigschrift onderteekeuen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
21 Jan. 1880. De Secretaris,
NU HOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen naar aanleiding van art. 265 4e. lid der Gemeen
tewet. ter openbare kennis: dat het suppletoir kohier voor
de plaatselijke direct e-belasting dienst 1879, op 21 dezer
door den Gemeenteraad vastgesteldop heden ter gemeente
secretarie gedurende 8 dagen ter lezing is nedergelegd,
binnen welken tijd daartegen op ongezegeld papier bezwaren
kunnen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van Noord
holland.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
22 Jan. 1880. De Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
REKENINGEN wegens leverantiën enz. ten dienste der
gemeente Alkmaar, over 1879 worden ten spoedigste in
gewacht bij den gemeente-architect of ter gemeente-secretarie.
Ter gemeente-secretarie is tegen betaling van 15 cents ver
krijgbaar het GEMEENTEBLAD No. 61, behelzende de
verordening op de heffing en invordering der plaatselijke
directe-belasting.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan l et Commissariaat van Policie
het volgende voorhanden alseen kleine stede, twee sleutels,
een rozenkranstwee gouden oorbelleneen onderstuk van een
gouden oorhanger, een wit boordje, twee ruige zakken, twee
bankbiljetteneen onderbroekeen gaar mofjes en een ivoren
doekspeld.
O land van mest en mistvan vuilen kouden regen
Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen!
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!
gewijde grond der vaderen
Gy niet op mijn verzoek ontwoekerd aan de zee.
Wie onzer beeit zich over ons dierbaar vaderland
wel niet eens in denzelfden geest uitgelaten, zij liet
dan ook iets minder geestig dan de G-enestet in deze
„boutade"? Toch was liet, wel de moeite waard
en wij erkenden het zoodra de booze bui over was
dit „stukske grond" op het water te veroveren; want
het is over het algemeen land dat door zijn hoeda
nigheid en zijn ligging uitmunt. Met het „ontwoe
keren" was echter het werk niet af; wij hebben
steeds onze krachten moeten inspannen om het ont
woekerde te behouden, en daarmee zal men moeten
voortgaan zoolang hier raenschen zullen wonen Zelfs
is het niet genoeg onze verdedigingswerken tegen
het water, onze dammen en dijken, onze kribben
en overlaten behoorlijk te onderhouden. De bestaande
toestand is op vele plaatsen onvoldoende. Wij moe
ten hier en daar verbeteren of zelfs een geheel an
dere wijze van werken aannemen. Of zouden wij
kunnen berusten in den treurigen toestand van Noord
Brabant, die zich dezen winter alweder op zoo droe
vige wijze en niet voor de eerste maal heeft
geopenbaard Mogen wij ons nog eens blootstellen
aan het groote gevaar, waaraan wij ditmaal op nieuw
gelukkig zijn ontkomen: aan een doorbraak van den
noorder Lekdijk
Wat zou er gebeuren indien ons vaderland het
ongeluk trof dat de noorder Lekdijk doorbrak? Op
het antwoord dat op die vraag gegeven moet worden,
heeft men in den laatsten tijd herhaaldelijk met
grooten ernst gewezen. Als die dijk bij hoogen wa
terstand doorbreektworden ongeveer het geheele
vasteland van Zuid-Holland, ruim de helft van Utrecht
en het zuidelijk deel van Noord-Hol land tot aan de
noordelijke dijken van den IJ-polder overstroomd
met de steden Amsterdam Rotterdam den Haag
UtrechtLeiden Haarlem Gouda en Schiedam
dan komen duizenden menschenlevens in gevaar, en
zou een schade aangericht worden die letterlijk on
berekenbaar is. Maar hoe is het mogelijk, zal men
vragen, dat wij onder dit gevaar zoo kalm zijn?
Omdat het meer dan honderd jaren is geleden dat
de bedoelde dijk voor de laatste maal is doorgebro
ken, namelijk in L747, en toen nog wel onder gun
stige omstandigheden bij lagen waterstand. Men
gewent aan alles en zoo is men er allengs toege
komen aan een doorbraak van den Lekdijk wan
neer men er aan herinnerd wordt, en anders niet
te denken als aan een van die dingen, die kunnen
gebeuren en dan ongetwijfeld verschrikkelijke ge
volgen zouden hebben maar die dan toch hoogst
waarschijnlijk niet zullen gebeuren, en waartegen
ten slotte geen maatregelen kunnen genomen worden
die ons onder alle omstandigheden tegen alle gevaar
volkomen beveiligen. Met deze beschouwing sou men
vrede kunnen hebben, wanneer wij die maatregelen
tegen het gevaar hadden genomen die in ons ver
mogen zijn en in bet besef van onzen plicht te
hebben gedaan, ons konden troosten met de gedachte
dat niemand meer behoeft te doen dan hij kan en
er gevaren bestaan waartegen geen menschelijke macht
ons geheel kan beveiligen. Maar dat is geenszins het
geval. Alle deskundigen zijn het er over eensdat
het gevaar in de laatste jaren is toegenomen en dat
voorziening dringend noodig is. Er kunnen zich
omstandigheden voordoen, bij snellen dooi en ijsver
stopping in de rivier dat het water tot de kriim
van den dijk stijgt en er over loopt, en dan Ic
de dijk altijd groot gevaar van afspoeling aan dé
binnenzijde, doorweeking en verzakking. Een door
braak hier of daar is dan bijna onvermijdelijk. Hier
of daar; want het is natuurlijk volstrekt niet on
verschillig, op welk punt of aan welke zijde een
rivier door den dijk breekt en hare wateren over het
achterliggende land doet stroomen. Uaarotn had men
tot voor een vijftiental jaren steeds gezorgd dat de
dijk langs den noordelijken oever van de Lek zwaar
der en hooger was dan die langs den zuidelijken oever
Kon men dan al niet alle gevaar voor een doorbraak
afwenden men had althans maatregelen genomen
om in het uiterste geval van twee kwaden het ergste
te vermijden. Immers bij een doorbraak van deri
zuider Lekdijk zouuen de schade en het gevaar voor
menschenlevenshoewel belangrijkechter niet in
verge ijking komen met het nadeel en het gevaar bij
een doorbraak van den n o o r d e r Lekdijk te vreezen.
Maar ziet, de waterschappen ten zuiden van de Lek
hebben in de laatste jaren hun dijk aanmerkelijk
vers erkt en verhoogd zoodat hij zijn overbuur over
het hoofd is gewassen. Nu was Holland in last
Ten minste sedert een viertal jaren erkent men den
gevaarlijken toestand Dit neemt echter niet weg
dat er nog geen spa in den grond is gestoken om
het gevaar te keeren. Men heeft steeds getwist over
de vragen wat moet er gedaan w irden wie moei
het doen? en vooral: wie moet het betalen?.
Eerst is men begonnen met overleg en minnelijke
schikking tusschen de belanghebbenden de provin
ciën Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Holland en de
waterschappen Rijnland, Delfland, Schieland Arn-
stelland enz. Die pogingeu zijn mislukt. Daarop heeft
men de wet te baat genomen. Het gedeelte van
len noorder Lekdijk, dal, versterking behoeft, staat
onder beheer van het Collegie Lekdijk-Bovendams. Dit
waterschap is azoo verplicht te zorgen dat de dijn
-teeds in behoorlijken toestand verkeert, en aan zijn
bestemming voldoet. Bevreemdend is het echter niet,
■lat zijn bestuur, bedenken le dat een zoo uitgestrekt
en aanzienlijk deel des lands althans evenveel belang
heelt bij het tegengaan van het gevaar van een door
braak als de eigenaars van de onmiddelijk achter
den dijk gelegen landen niet aanstonds bereid was
het belangrijk werk en de groote kosten voor zijn reke
ning te nemen Vandaar proces, en wel in twee
erlei vorm Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben
als de bevoegde macht aan het college van den
Lekdijk-Bovendams, als naar hunne meening daartoe
verplicht, de uitvoering van eenige door hen nood
zakelijk geachte werken bevolen In de eerste plaats
heeft het dijkseollege de noodzakelijkheid van het be
volen werk betwist. Overeenkomstig de wettelijke
oorschriften heeft het daarom, wat dit punt betreft,
lezen het bevel voorziening gevraagd bij den Koning,
maar een Koninlijk besluit van 3 December I 1 heeft
het bevel van Gedeputeerde Staten gehandhaafd Al
is echter een werk noodzakelijk een tweede vraag
is wie moet het uitvoeren en betalen Het dijks-
collegie beweert daartoe niet verplicht te zijn en
heeft gebruik gemaakt van zijn recht om den (Com
missaris des Konings in de provincie Utrecht voor
de rechtbank te dagvaarden ten einde die kwestie
te doen uitmaken. Maar terwijl daarover geproce
deerd wordt, kan onderwijl de dijk doorbieken en
het land overstroomd worden Ook dit gevaar heef"
de wet voorzien en de Regeering is bevoegd als
zij meent dat het werk geen uitstel duldthet voor
iekening van het rijk te doen uitvoeren, met het
recht om de kosten op de dijkplichtigen te verhalen,
wanneer het dijkscollegie in het ongelijk wordt gesteld
Maar er is een ander bezwaar. Volgens het ge
voelen van de provinciale hoofdingenieurs van Utrecht,
Zuid-Holland en Noord-Holland is het door Gedepu
teerde Staten van Utrecht bevolen werk tot verster
king van den dijk niet voldoende, en kan het alleen
als voorloopige maatregel dienen in afwachting van
hetgeen „tot wegneming' of althans merkelijke ver
mindering van het gevaar" noodig is en door hen
in hun verslag van 18 October 11. wordt voorgesteld.
Niet alleen de provincie Utrecht heeft bij deze zaak
belang; Zuid- en Noord-Holland zijn er evenzeer bij
betrokken en nu bepaalt art. 28 der wet van i2
Juli 1855 (Staatsblad No. 102J, die deze zaken re
geltover de belangen van waterstaatdie verschil
lende provinciën aangaan de Staten van die provin
ciën zich onderling moeten verstaan, en dat, wanneer
zij dit niet of naar de meening der Regeering niet
behoorlijk doen, de zaak door de Regeering zelve
wordt geregeld. Daarom hebben dan ook Gedepu
teerde Staten van Zuid Holland zich niet alleen tot
den Koning gewend met het verzoek om, hangende
het proceshet door de Staten van Utrecht bevolen
werk alvast door het rijk te doen uitvoeren maar
tevens hunne ambtgenooten in Utrecht en Noord-
Holland uitgenoodigd, machtiging, van den Koning
te verzoeken om hun gemeenschappelijk belang bij
den walerkeerenden toestand van den noorder Lek
dijk in onderling overleg te regelen waarvan dan
het noodzakelijk gevolg zou zijn dat, wauneer die
regeling niet tot stand komt of door de Regeering
niet. voldoende wordt geoordeeld de Regeering de
zaak zelve zal regelen.
Wegens het spoedeischende van de zaak is tevens
liet verzoek gedaan om zoodra mogelijk buitengewone
vergaderingen van de staten der drie provinciën te
mogen uitschrijven. De zaak is op den goeden weg,
en men schijnt vast besloten niet langer te talmen
De dagbladen laten zich in het algemeen zeer gunstig uit
over de verklaring van het fransclie ministerie. De hordd
Allg. Zeit. zegt, o. a., dat, zij blijkbaar met de meeste zorg
gesteld is, zooals geschieden moest door een ministerie,
dat de natie voeren wil op den weg van stellige hervormin
genzonder de voorzichtigheid en kalmte uit. het oog te
verliezen welke noodig zijn om de republikeinsclie instel
lingen in het buitenland het vertrouwen te gevendat eene
der voorwaarden is van haar bestaan.
Bij den Bondsraad kwam den 22 een voorstel in volgens
hetwelk van 1 April 1881 zal worden overgegaan tot de
nieuwe vorming van II regimenten infanterie, 1 nieuw
pruisiseh regiment veldartillerie, 1 pruisisch regiment ar
tillerie te voet,1 pruisisch bataljon pioniers en de reeds
bestaande artillerie met 32 batterijen veldgeschut zal ver
meerderd worden. De daardoor veroorzaakte duurzame uit
gaven bedragen 17,160,242, de uitgaven voor s26,713,166M.
Het, ontwerp bepaalt, verder, dat de sterkte van het leger in
vredestijd van 1 April 1881 tot 1 April 1888 1 pet. van de
bevolking zal bedragen en dus van 401,000 tot op 427,250
za' verhoogd worden. In de memorie van toelichting wordt
gewezen op de groote lege-hervormingen van naburige Staten,
bij welke Uuitsehland nog achterblijft, wat de artillerie en
infanterie betreftook zelfs wanneer dit ontwerp wet wordt.
De locrdracht is naar de commissie verzonden.
Pruisen, huis vun Afgevaardigden. De commissie, die
onderzocht heeft de voordracht, tot hei helen eener belas
ting op het tappen en verknopen van sterke dr&„k«u is
tot de slotsom gekomendat alleen belasting moet worden
geheven op het tappen van brandewijn en dat die belasting
slechts geheven moet worden tot de helft van het oorspron
kelijk door de regeering voorgestelde bedrag. De regee-
ringscommissarissen die de beraadslagingen der commissie
hebben bijgewoond, verklaarden herhaaldelijk, dat de re
geering hare oorspronkelijke voordracht, handhaafde.
Den 21 werd art. 1 dier voordracht hij tweede lezing verwor
pen, zoowel irt den door de regeering voorgestelden zin, waarhij
alle gelegenheden tot. het schenken van geestrijke dranken
werden getroffen als in den zjo even vermelden zin der
commissie; laatstgenoemd voorstel met 192 tegen 175 stem
men. Op verlangen der regeering stelde de voorzitter voor.
de beraadslaging over de volgende artikelen toch voort te
zettenopdat de wet ook nog bij 3e lezing in behandeling
zou kunnen komen. Dit voorstel vond grooten tegenstand
en de afgevaardigde Eirchow beschuldigde de regeering
zelfs, dat. zij der meerderheid een valstrik spande, voor
welke uitdrukking hij door den voorzitter berispt werd. De
behandeling ging echter dooralle artikelen en de considerans
zelfs werden verworpenzoodat van eene 3' lezing niets
komen kan.
Den 17 werd bij tweede en den 19 bij derde lezing het
wetsontwerp tot leniging van den nood in Silezië aangeno ,eu.
Den 19 werd het ingediende wetsontwerp tot aankoop
van den Rheinischen en BerlijnPotsdamMaagdenburger
Spoorweg voor de eerste maal gelezen. De koopsom werd
zoowel door de fortschrittspartij als het, centrum te hoog
geachtmaar overigens verklaarde de woordvoerder van het
centrum, dat zijne partij, na de aanneming der vorige spoor-
wet deze wet zou goedkeuren omdat de naasting dezer
spoorwegen onvermijdelijk was na het overnemen der vier
vorige lijnen door den 8laat. Eerstgenoemde partij ziet in
deze en dergelijke wetten aanmoediging van beursspeculatiën.
De regeering antwoorddedat nu geene verdere spoorwe
gen aangekocht zouden worden voordat gebleken was het
gevolg van de naasting dezer 6 wegen. De Berlijn Anhal-
ter Spoorwegmaatschappij verwierp het haar door de regee
ring gedaan aanbod, waarna de onderhandelingen gestaakt,
waren. Aau den aandrang tot verdere aankoopen zou niet
toegegeven wordenvoordat de vruchten dezer staatkunde
voor liet geheele land zichtbaar waren. Ten slotte werd het
naar de spoorweg-commissie verzonden om te worden onder
zocht vóór de tweede lezing,
In eene den 10 te Marseille gehouden vergadering van
1500 houder van turksche schuldbrieven, deelde de heer
Baragnon, lid van den Senaat, het, onderhoud mede, dat hij met
den afgetreden minister Waddington had. Deze verklaarde, dat
de laatste schikking tusschen de Porte en de bankiers geen
zins schijnt te gemoet te komen aan de bedreigde belangen
van hendie bij de turksche leening betrokken zijn. De
gezantde heer Fourrder, had bij het ontvangen der mede-
deeling over de schikking gezegd dat zij door Erankrijk
zou worden beschouwd overeenkomstig het 13e protocol
van het berlijnsche verdrag. De heer Baragnon deelde ver
der mededat de regeering zich aan deze verklaring zal
houden bij het antwoordin den Senaat te geven mocht
zij over dit onderwerp geïnterpelleerd worden. De vergade
ring besloot der regeering te verzoekende laatst getroffen
schikking niet te erkennen, en de benoeming te vragen eener
internationale commissie overeenkomstig de bepaling van het,
berlijnsche verdrag.
Onlangs had eene verkiezing te Guingamp plaats welke
aanleiding heeft gegeven tot een reetitsgeding. De heide
tegenover elkander gestaan hebbende candidatenOllivier,
conserv., en le Huéronrepub., werden bescuuldigd van de
kiezers te hebben omgekocht. De broeder van laatstgenoem
den en de zwager van eerstgenoeraden candidaat erkennen
gelduitdeelingen te hebben gedaan volgens een overoud ge
bruik. üc heer Ollivier schijnt 21,200 frs en de ander min
der dan de helft te hebben uitgegeven. Den 13 werden de
twee candidaten ieder tot 20065 omkoopers van kiezers
tot tusschen de 16 en 50 fr. en 9 omgekochten tot gelijke
boeten veroordeeld; 98 anderen werden in de kosten veroor
deeld. Het bleek, dat sommige kiezers van de beide partijen
geld of drank hadden aangenomen.
Onder het korps prefeeten had eene groote wijziging plaats:
verscheidene werden ontslagen of erplaat.st en door anderen
vervangen. Deze maatregel, welke niet minder dan 17 pre
fecten, 50 onder-prefecten en 64 prefectuurraden betrof,
geeft aan het Journal des Débats aanleiding tot, de opmer
king, dat de minister Lepere, ongeveer eene maand geleden,
in eene belangrijke zitting der kamer verklaarde, dat hij
in zijn ambtenaarspersoneel al die veranderingen gebracht
had welke men recht had van hem te verwachten en dat
hij voortaan voor dat personeel instond. Het vraagt thans,
zon de minister sedert het tot stand komen van bet nieuwe
ministerie van gevoelen veranderd zijn De lezing dier be
sluiten zou zulks doen vermoeden in ieder geval slaat hei
vast, dat bij van vice-minister veranderd is. Later is eene
wijziging onder de rechterlijke macht gevolgd, te samen meer
dan 80 personen rakendewaaronder twee proeureurs-geue
raai, eenige advocaten-generaal, een -natal raadsheeren, offi
cieren van justitie enz.
De door de regeering afgelegde verklaring wordt door de
republikeinscbe bladen gunstig ontvangen. De République
Frangaise voegt daaraan echter toe, dat zij spoedig niets
meer waard zal zijnindien de regeering zich niet krachtig
aan de uitvoering zet. Zal het ministerie zich niet staande
kunnen houden, indien het zijne beloften niet uitvoert, het
zal ook niet kunnen besta-n, zoo de meerderheid niet krach
tig aaneengesloten is en zich onthoudt van alles, wat het
noodeloos belemmeren en bemoeielijken zou. Dat het punt
der amnestie niet aangeroerd is, begrijpt dat blad zeer goed.
De meerderheid en de meeste ministers waren op dit punt
gebonden het hoopt evenwel, dat deze zaak vóór de alge-
meene verkiezingen nog dit, jaar in orde kome. Het beveelt
der regeering aan ruimschoots gebruik te maken van haar
recht van gratie: zijn de thans uitgeslotenen eenmaal terug
gekeerd, dan kunnen zij ook gemakkelijk in het volle genot
hunner burgerrechten hersteld worden. Volgens de organen
der uiterste linkerzijde beteekent deze geheele verklaring
niets en is dit ministerie volkomen gelijk aan het vorige.
Het nieuwe blad van den heer Clémenceau, de Justice, ver
klaart dat de illusiën van hendie ze nog koesterden
vervlogen waren toen de minister naauwelijks 2ü seconden
gesproken had. De verklaringen der regeering komen hierop
neer, dat hetzelfde staatsbeleid zal worden gevoerd als door
het vorige ministerie tegenover dezelfde meerderheid of liever
dezelfde ontstentenis eener meerderheid. Het ontbreken eener
duurzame meerderheid is volgeus het Journal des Débats,
dat, overigens de verklaring goedkeurt, het groote gevaar en
de vorming van zulk eene meerderheid de regeeringstaak
waarop het aanko ut. De Parlement, liet orgaan van den oud-
miuister Du'aure verklaart zich ongerustomdat door die
verklaring niemand wijzer is geworden en er volstrekt niet
uit blijkt, door welke staatkundige hoofdgedachte het minis
terie tot eenheid bezield wordt. De bladen der rechterzijde
vragen ook waartoe dit nieuwe ministerie opgetreden is
een, de Frangaisspreekt van de onbeschaamde leegte der
verklaring.
Jules Favre, de uitnemende redenaar enadvokaat, de be
kende afgevaardigde der oppositie gedurende het 2e keizer
lijk en na den val daarvan de minister van buitenl. zaken
der republiek, is den 20 te Versailles in ruim 70jarigen
ouderdom overitd-n. Den 22 werd hij begravenvele aan
zienlijke personen en j-c-rLementsleden waren tegenwoordig
overeenkomstig zijn verlangen wtrd bij zijn graf niet gesproken.
De hertog de Gramont, minister van buitenl. zaken in 1870
toen de oorlog uitbrak, overleed plotseling den 17 te Parijs.
Senaat. Den 16 las de voorzitter van den ministerraad
de Freycinet de toegezegde verklaring der regeering vnor.
Zij hield hoofdzakelijk in, dat de verandering van ministerie
niet de beteekenis tieeftdat afgezien wordt van eene ver
standige gematigde staatkunde en evenmindat er veran
dering was gekomen in de betrekkingen tusschen de verschil
lende groepen der republikeinsche meerderheid. Zij beteekende
eenvoudig, dat Frankrijk voortaan vastberaden zal voortgaan
op den weg van noodzakelijke hervormingen en trapsgewijze
verbeteringen, die de regeering zonder overhaasting, maar
ook zonder zwakheid zal tot stand brengenrekenende op
de trouwe medewerking en krachtige ondersteuning der Kamer.
Er zijn een aantal vraagstukken, die zonder nadeel nietlan-
ger onopgelost, kunnen blijven. Het ministerie zal den Senaat
de aanneming vragen van het door de Kamer reeds aange
nomen wetsontwerp op het hooger onderwijsdat gevolgd
zal worden door eene wet op het lager onderwijs, overeen
komstig de wenschen des lands. De rechterlijke macht zal
hervormd moeten woiden opdat zij sterk, geacht, onafhan
kelijk en vol achting voor de staats-instellingen zij. De
hervorming van het, administratief-personeel is in uitvoering.
Verder wordt verklaard, dat het wetsontwerp op het recht
van vereeniging en vergadering van het vorige ministerie
overgenomen wordtdat onverwijld een wetsontwerp op
de pers zal ingediend worden, waarbij het beginsel van vrij
heid ten volle gehuldigd wordt, doch zonder straffeloosheid
te gedoogen; dat de voortdurende vermeerdering van de op
brengst der belastingen toelaat hef indienen van voorstellen
tot aanmerkelijke verlichting van lasten, zonder iets af te
nemen van de voor openbare werken bestemde sommen; dat
het tariefstelsel en nog verscheidene gewichtige militaire wet
ten behandeld moeten worden. Door den ernst harer beraad
slagingen zal de Kamer het haar opgedragen werk kroonen
en het tegenwoordig wetgevend tijdvak waardig beslniten:
het ministerie zal daarentegen als trouwe uitvoerders barer
besluitende wetten met gematigdheid en onpartijdigheid
uit voeren en trachten in liberalen geest aan de natie te
verschaffen twee grootevoor haar zoo noodzakelijke wel
daden, te weten, rust en vrede. Zonder zwak te zijn, zal
het verzoeningsgezind optreden: het wil niet uitsluiten, maar
vereenigen en eene republiek vestigen, waarin alle franschen
zich langzamerhand kunnen laten opnemen.
Daarna werd tegen den 22 aan de orde gesteld het wets
ontwerp op den hoogen raad voor het onderwijs en tot 4™
onder-voorzitter verkozen de candidaat der linkerzijde Barthe-
lemy St. Hilaire met J 16 stemmen tegen 87 op den candidaat
der rechterzijde de Larcywaardoor alle onder-voorzitters
tot. de linkerzijde behooren.
Kamer der Afgevaardigden. Na afloop van de benoeming
van graaf de Durfort de Civrac (recliterzijde) tot onder
voorzitter met 240 van de 286 st., en van de secretarissen
en questoren den 15, hield Gambetta eene korte toespraak,
waarin hij zijn dank betuigde voor zyne verkiezing tot voor
zitter en de vezekering gat van zijne toewijding en onpartij
digheid. De heer Baudry d' Asson vroeg verlof om de re
geering te interpelleeren over het ontslag van 68 burgemeesters
in de Vendée wegens het bijwonen van legitiinistische feest
malen dat dadelijk verleend werd. Hij betoogdedat dit
ontslag geheel wederrechtelijk wasomdat zij onder de
bescherming der wet, deel hadden genomen aan geheel bl-
zondere bijeenkomsten en dat deze houding moeielijk overeen
was te brengen met de onverschillige lijdelijkheid, ten aanzien
dier feestmalen zeiven voorgewend. Er was met, zulk eene over
ijling te werk gegaan dat er burgemeesters afgezet waren, die
volstrekt geen deel liadden genomen aan dergelijke feesten en in
wier plaats anderen benoemd waren, die lang dood waren, zoo
dat de president der republiek belachelijk was gemaakt tiij
wenschte te weten, krachtens welk beginsel en op grond
van welke wet ambtenaren ontslagen waren, die, liet ver
trouwen hunner medeburgers genietende, niets anders ge aan
hadden dan gebruik maken van hun ontwijfelbaar burgerree
Minister Lepere, den interpelLnt beantwoordende, verdedig e
het recht der regeering om ambtenaren te ontslaan, die ee
namen aan mamfestaliën tegen het bestuur waarvan zij e
vertegenwoordigers warenal hadden zij het recht unu
persoonlijke overtuiging getrouw te blijven. Eene mo ie,
om tot de eenvoudige orde van den dag over te gaan, wer
aangenomen met 354 tegen 81 stemmen: 9o leden on te e
zicb. Op den interpellant werd de eenvoudige eensuur toe-
nadat hij tweemaal tot. de orde was geroepen, omdat
hij, het woord verkregen hebbende voor een perso
gepast, nadat hij tweemaal tot. de orde was geroepen, om a
hij, het woord verkregen hebbende voor een persoon lijK ten,
den minister toevoegdeAu gij bankroet gemaakt hebt
met al uwe al' staatsman afgelegde beloftennu gij mt
burgerlijke beg afenis al uwe liberale programma s ™<*en9r°™
hebt gestopt", eilieveschrap nu ook eens voorgoeddeJew
uit, die op al ome openbare gebouwen te lezen staa e j>
E rilheid. Gelijkheid en Broederschap en heb den moed, om O
te vervangen door eene andere, welke bij uweregeennas
Vingen alken past: Staat"schheidRooflust, Onrecht.