van Zondag 16 Mei 1880. Gladstone weer aan 't roer. gigHefcclijksctte Berichten. Duitschland. Belgie» Bijblad van de Alkmaarsche Courant het be- De groote omkeering in Engeland heeft gansch Europa verrast. Lord Beaconsfield steeds door de meerderheid in de beide Huizen gesteund en bij nieuwe verkiezingen gewoonlijk door nieuwe geest verwanten of de handhaving van oude bondgenooten versterkt, kondigt eensklaps de ontbinding van het Parlement aan, en verklaart een beroep op het volk noodzakelijk. Hij wijst op het gevaar waarmee vereenigde Koninkrijk bedreigd wordt door de weging om de grondwettige banden te verbreken, die Ierland aan Engeland en Schotland binden, be schuldigt de liberalen van het streven om de kolo niën van het moederland te vervreemden en laat de vrees doorschemeren dat zij ook de beweging in Ierland zullen steunen. Yan het tegenwoordig Mini sterie getuigt hij, dat het den algemeenen vrede heeft verzekerd door in plaats van zich buiten de Euro- peesche verwikkelingen te houden partij te kiezen en de stem van Engeland krachtig te doen gelden De macht van Engeland en de vrede van Europa beweert hijzullen afhangen van het oordeel dat het Britsche volk bij de verkiezingen zal uitspreken. Het Britsche volk heeft gesproken, maar in een an deren geest, dan de eerste Minister voor de grootheid van Engeland en den vrede van Europa wenschelijk achtte. Het heeft een indrukwekkende meerderheid van liberale leden naar het Parlement afgevaardigd, en daarmee de politiek der laatste jaren veroordeeld. Yoor die ondubbelzinnige verklaring is het Ministerie geweken en Gladstone is met de vorming van een nieuw Kabinet belast. Het Ministerie-Disraelidat de Koningin tot Keizerin van Indië verhief, dat de Transvaalscbe republiek onder Britsche heerschappij brachtCyprus bij de buitenlandsche bezittingen voegde, de voogdij over Klein-Azië aanvaardde, door het°congres van Berlijn den vrede bevestigde Bus- land in° toom hielden in Midden-Azië veiliger grenzen veroverdehet blinkende en klinkende, schitterende en schetterende Ministerie Disraëli is gevallen. Het Engelsche volk blijkt eindelijk genoeg te hebben van die woelige bemoeiziekeroemzuch tige avontuurlijke staatkunde die de lasten en zor gen de verbintenissen en verplichtingen van het land steeds uitbreidde en aan Engeland een taak opdroeg, waarvoor het, bij alle besef van rijkdom en kracht, ten slotte terugdeinst. Aan Gladstone is het vormen van een nieuw Ka binet opgedragen. Ofschoon na zijne aftreding als Minister in 1874 op eigen verlangen niet meer het officiëele hoofd der liberale partij ofschoon aanvan kelijk verklarende, dat bij liever een ander als hoofd van het nieuwe Kabinet zag optreden heeft hij niet geaarzeldtoen zijue geestverwanten bij de Konin gin ontboden hem aanwezen als den man toestand eischte. Zoowel in als buiten het Parlement is dan ook zijn invloed te groot geweesten bij de verkiezingen heeft hij zich te veel op den voorgrond o-esteldte zeer den toestand beheerschtdan dat hij zich thans zou kunnen terugtrekken tot den tweeden rang. Hij is zeventig jaar oud maar deze staatsman, die bij al de inspanning van den geest de oefening des lichaams nooit verzaakte die niet minder boomen velde dan staatkundige tegenstan ders heeft bij zijn tocht door Schotland tijdens de verkiezingen getoond een krachteen gehardheid een onvermoeidheid en een trischheid te bezitten die menig jeugdig man hem moet benijden. Het is duidelijk? dat zoo iemand zich aan den plicht dien het algemeen belang hem oplegt niet kan onttrekken door een beroep op zijn leeftijd. Hij zal het hootd de leider zijn van het nieuwe Ministerie en daar enboven heeft hij zich het departement van financiën voorbehouden waarvoor zijn uitnemende geschikt heid zelfs door zijn tegenstanders wordt erkend. Door tal van hervormingen heeft hij, gedurende zijn vytjarig ministerie dat in 1874 een einde nam zonder ei genlijke verhooging van belastingen de inkomsten van den staat aanzienlijk doen vermeerderen, zonder den kleinen burger te drukkenzonder handel en nijverheid te belemmeren integendeel door aan beide grootere vrijheid te verleenen. Hoe ver staat in dit opzicht een staatsman als Bismarck beneden hem Vrijheid van handel en nijverheid was steeds zijn leus. Aan Ierland bewees hij üe groote weldaad eener nieuwe regeling van het grondbezit een werk van rechtvaardigheid en staatsmanswijsheid, dat voor- en tegenstander tot bewondering dwong. Het Katholieke Ierland heeft hij van den last der ProLestantsehe Staatskerk verlost, en daardoor een einde gemaakt aan de schromelijkste ongerechtigheid. Leger en vloot heeft hij verbeterd en versterkt en den oihciers- •ranc toegekend aan bekwaamheid en geschiktheid u plaats van aan het betalen der gevorderde koopsom Het onderwijs heeft hij verbeterd, en voorrechten van rang en geboorte waar hij vermocht, atgeschatt. In dezelfde richting zal hij op nieuw de zaken be sturen Nu reeds is uitbreiding van het kiesrecht op het platteland aangekondigd en verbetering van liet kiesrecht in Ierland. Hervorming van het plaat selijk bestuur en van het Engelsch grondbezit wordt noodig verklaard. Verkoop van grond en splitsing van den grondeigendom zullen gemakkelijker gemaakt worden. Wat in Engeland te aristocratisch is ge bleven mag in Gladstone een ijverig bestrijder ver wachten, en zal onder zijn bestuur, voor aooveel hij voor hetgeen de rechtvaar- had zich van dit vertoon onthoudenofschoon hij inderdaad zee- en landmacht had versterkt. De naam van Engeland werd zelden genoemd bij de regeling der geschillen van het vasteland, en het scheen dat de Britsche leeuw zich op zijn eiland terugtrok en zijn brullen verleerde. Wij behoeven er ons dan ook niet over te verwonderen dat lord Beaconsfield, die dat gebrul ongeveer over de geheele aarde deed hooren in Azië en aan de Kaap aan den Bospo rus en op het congres te Berlijn een tijd lang de ijdelheid des volks heeft gestreeld en zijn bijval heeft mogen verwerven. Allengs schijnt men echter min der ingenomen te zijn geworden met de wijze waarop hij zich van zijn taak kweet, en te hebben ingezien dat het aanzien van den Britschen naam door al die bemoeiingen niet steeg in verhouding tot de kosten en de lasten en verplichtingen die het land door noodwendig op zich nam. daar- zich nam. Er kwam behoefte aan verademing en' aan een Minister die zijn zorg meer in 't bizonder zou wijden aan de financiën en de huishoudelijke belangen van land en volk. Zulk een Minister heeft Engeland in Gladstone gevonden, en men mag daarom verwachten dat het zijn taak buiten het vereenigd Koninkrijk in beperkter zin zal opvatten. Een bondgenootschap met Duitschland en Oostenrijk ligt dan ook geenszins in de bedoeling de verhouding tot Rusland zal minder gespannen worden en er is grond voor de hoopdat bij de regeling der zaken in Turkije meer gelet zal worden op de belangen en de toekomst van de bewoners dier geteisterde gewesten en de vijandschap tegen Rusland of de vriendschap voor Oostenrijk daarbij minder gewicht in de schaal zal leggen. 01 Glad stone er in slagen zal de Porte tot wezenlijke, dege lijke hervormingen te brengen, zal de toekomst moeten leeren. Dat het zijn voornemen is uit de verwar ring in Afghanistan zoo spoedig mogelijk een houd baren orde en veiligheid waarborgenden toestand te scheppen zonder meer uitbreiding van grondge bied dan door de omstandigheden volstrekt noodza kelijk is geworden, mag worden aangenomen en bij den Nederlander vooral komt de vraag op de lippen, of deze staatsman wiens eerlijkheid en goede trouw inzonderheid worden geroemdiets zal doen tot her stel van het onrecht en het geweld in Zuid-Afrika gepleegd en tot het vestigen van een zooveel mu gelijk zelfstandig en onafhankelijk bestuur, overeen komstig het karakter en den aard der bevolking in overeenstemming met zijn wenschen en behoeften. vermag moeten wijken dig'neid en de billijkheid eischen. De bev0ürreclltmg van den oudsten zoon van bij de ertoPvolgiuë 18 reeds door hem afgekeurd. Zooveel blijkt reeds dat de binnenlandsche be langen de regeling der eigen huishouding weer op den voorgrond zal komen. Daardoor onderscheidt zich Gladstone's politiek op kenmerkende wijze van die van lord Beaconsfield. Het is gebleken dat er in Engeland genoeg nationale ijdelheid schuilt om tijdelijk een Minister mogelijk te maken die zich toelegt op vermeerdering van den uiterlijken glans van den staat; die met luiden stem aan Europa toe roept dat het niet moet vergeten dat Engeland er ook is, die de vloot nu hier dan daar doet verschij nen en zooveel mogelijk vertooning van macht maakt, om Engelands stem gewicht bij te zetten. Gladstone Uit Hamburg werd een door 57847 burgers onderteekend adres aan den Bondsraad verzonden tegen de inlijving der voorstad St. Pauli in het duitscbe tolgebied. Uit St. Pauli werden twee door 7219 inwoners onderteekende adressen ingezonden aan den Senaat van Hamburg waarbij zij ver zochten hun angstkreet ter keunis van den Bondsraad te hrengen. Prins Bismarck verzond eene circulaire over het Ham- burgsche vraagstuk aan de pruisische gezanten bij de duitsclie regeeringen, waarbij mededeeling geschiedt van liet eenparig besluit der commissiën van den Bondsraadom alleen over de techuische, niet over de grondwettelijke zijde van het vraag stuk rapport aan den Bondsraad uit te brengen. Hij betoogt daarin de noodzakelijkheid, om zooveel mogelijk grondwet telijke beschouwingen te vermijdenin het belang der een dracht. De Bondsraad kan, zonder door zoodanige beschou wingen het vraagstuk tot een onderwerp van strijd te maken, eene beslissing over de tolgrens nemen. De regeering en die door de inlijving van" St. Pauli het grondwettelijke recht van Hamburg geschonden achtenkunnen tegen hei voorstel stemmen. Verder komt hij *,en sterkste op tegen eene motiveering der uit te brengen stemmendoor eene olgens Pruisen's oordeel onjuiste uitlegging der rijksgrond- wet. In dergelijk geval zou hij den keizer niet aanbevelen van de handhaving van den duidelijken zin der grondwet afstand te doen. Ongestoorde handhaving der eendracht onder de regeeriugen is noodig. Pruisen zal gaarne elk voorstel in overwegiug nemendat zich binnen de grenzen der grondwet beweegt, indien de overige regeeringen het daarover eens worden, doch het zal zich krachtig verzetten tegen de pogingen van eenige leden van den Rijksdag, om het grondwettelijk gezag van den Bondsraad te beperken. De kiezers van den heer Mosle te Bremen hebben m eene door ongeveer 8000 personen bijgewoonde vergadering met algemeene stemu.en eene motie aangenomen, waarbij zij wegens zijn stemmen voor prins Bismarck's voorstel in zake het tolverbond verklaren, dat hij door die houding hun vertronwen verloren heeft en dat zij daarom verwachten dat hij zijn mandaat zal nederleggen. Rijksdag. Den 1 werd de regeering geïnterpelleerd door den heer Wolffson over het door Pruisen gedane voorstel om Altona en de Hamburgsche voorstad St. Pauli in het tolverbond op te nemen. Die opneming was niet in het belang van Altona en St. Pauli behoorde in alle opzichten tot de stad Hamburg. De onder-secretaris van staat Schots beves tigde de juistheid dier opgaven, maar verklaarde tevens, dat, hij namens den rijkskanselier niet meer dan dit mocht zeggen. Geheimhouding der feiten was niet noodzakelijk maar indien de rijkskanselier in bespreking wilde treden over een door Pruisen in ...en Bondsraad voorgestelden maat regel, voor zoover de staatkundige zijde en het feitelijk belang daarvan betrof, dan zou hij de grondwettige stelling van den Bondsraad met handhaven en den schijn wekken, alsof invloed werd uitgeoefend op zijne beraadslagingen. Dit antwoord lokte eene langdurige beraadslaging uit, waaraan o.a. deelnamen de heeren Karsten, Richter, RickerIPindt- horst en Lasker, die allen deden uitkomendat genoemde voorstad tot Hamburg behoorde en niet zonder schorsing der grondwet daarvan kon worden afgescheiden. Over het ontnemen der rechten als vrijhaven aan Hamburg kon de Bondsraad alleen niet beslissen: daartoe was ook goed keuring van den Rijksdag noodig. Baron von Minnigerodc verklaarde zich namens de conservatieven tegen de interpel latie en de daarop gevolgde beraadslaging, die tot. niets zou kunnen leiden dan tot het uitoefenen van een onrecht.matigen druk op den Bondsraad. Den 3 werd het ontwerp tot ver lenging van het voorloopige handelsverdrag met Oostenrijk- Hongarije aangenomenw»arna in behandeling kwam het voor° eenige weken door den heer Lasker ingediende voor steldat ten doel had handhaving van het recht van den Rijksdag, om dergelijke overeenkomsten aan zijne goedkeu ring onderworpen te zien. Op voorstel van den afgevaardigde IPmdthorst werd ten aanzien van dat voorstel overgegaan tot de orde van den dag, uit overweging dat de regeering door de indiening van het thans aangenomen ontwerp erkend had, dat zulke overeenkomsten volgens de grondwet aan de goedkeuring van den Rijksdag onderworpen waren. Lasker had zich met die motie vereenigdwaartegen conservatieven stemden. Den 4 werd het wetsontwerp tot verlenging der socialis tenwet bij 3e lezing aangenomen met 191 tegen 94 stemmen. alleen de zooals het bij 2e lezing was goedgekeurd. Een voorstel van Reichenspergerom den duur dier wet slechts met een jaar te verlengenwerd verworpen. Bij de beraadslaging ver klaarde de sociaal-democratische afgevaardigde Rasselmann, dat zoowel de wet zelve als hare toepassing groote verbit tering onder die partij had doen ontstaan en wel in die matedat de duitsche arbeiders weldra evenzoo zouden han delen als de nihilisten in Rusland en de communards in Frankrijk. De herziene Elbe-scheepvaartacte werd naar eene commissie van 14 leden verzonden en goedgekeurd werden het handelsverdrag met Belgie en de voorstellen over de consulaire rechtsbevoegdheid in Bosnië, de Herzegowina en Egypte. Den 7 werd het voorstel van den afgevaardigde Lasker om zijn voorstel betreffende het Hamburgsche vraagstuk den 8 aan de orde te stellenverworpen. Den 8 kwam de wet betreffende de regeling der scheep vaart op de Elbe in behandeling welke regelingzich aan sluitende aan het met Oostenrijk gesloten handelsverdrag op 7 Maart 1880 te Weenen onderteekend was en zeker geene aanleiding tot zulk eene belangrijke beraadslaging zou ge geven hebbenzoo niet de commissie in wier handen dat wetsontwerp was gesteld, voorgesteld had, het goedtekenren, onder voorbehoud, dat de tegenwoordige tolgrens op de Elbe, boven Hamburg door de rivier loopende, slechts bij de wet op een lager aan de rivier gelegen punt zou kunnen worden verlegd. Zij wenschte alzoo het recht van den Rijksdag om de grenzen van het tolgebied te bepalen, te handhaven, in strijd met het gevoelen der regeeringbewerende dat dit vraagstuk volgens de grondwet tot de bevoegdheid van den Bondsraad behoort. De heer Delhrück verdedigde het standpunt der commissie, waarop prins Bismarck het woord nam om de wet onver anderd aangenomen te krijgen. Hij begon met op te komen tegen den toeleg om gebruik te maken van een voorstel waartegen op zich zelf niets te zeggen was, om op de re geering invloed uit te oefenen te meer omdat de voorge stelde bijvoeging aan de goedkeuring niets beduidde. Het geen men den Rijksdag wilde doen besluiten, was öf be staand rechtof nietin het eerste geval was het besluit overbodigin het tweede ging hij zijne bevoegdheid te buiten, want alleen kon hij geen nieuw recht maken. Bi- zondere wetten die in strijd waren met de rijkswet, konden nooit bestaan. De staatsregeling bepaalde uitdrukkelijk, dat de grenzen van het tolgebied samenvallen met de grenzen van het Rijk en handhaafde daardoor voor de bewoners van het duitsche Rijk een hunner gewichtigste rechten, namelijk die van onderling vrij verkeer. Wat thans nog van dezen grondregel afwijkt, bestond slechts met vergunning van den Bondsraaddie ongetwijfeld gerechtigd was tot verandering, maar van dit recht nog geen gebruik had gemaakt en naar hij hoopte ook geen gebruik maken zou. In bizonderheden toonde hij uit de geschiedenis dier Staatsregeling zulks aan. Daarop besprak hij de verhouding der partijen De geest drift voor de duitsche eenheid was verflaauwd het particu larisme aangegroeid de partijstrijd toegenomen. En wanneer men hem nu vroeg, waarom hij aan de beraadslaging deel nam dan kon hij antwoorden dat hij behoefte gevoelde om van de plaats, waar bij nu stond, nog eenmaalgelijk hij reeds zoo dikwerf gedaan had, getuigenis af te leggen voor het nationale streven en tegen het particularisme en alle partij bedoelingen, aan de ontwikkeling van het Rijk inden weg staande. En wanneer hij dat getuigenis niet meer van die plaats kon doen hoorendan zou hij nog wel in staat zijn, om als lid der vergadering het grootsche denkbeeld der nationaliteit, waarvoor nagenoeg allen voor een tien tal jaren vol geestdrift wareDook dan nog te verkon digen wanneer men voor eene particularistische opvatting der rijksgrondwet stond die dan misschien werd verdedigd van de plaats, waar hy nu stond. Zijne bezorgdheid voor de verdere ontwikkeling en de behoefte om te waken tegen teruggang hadden hem in de vergadering gebrachten wan neer hij nu zagdat hijdie bij de samenstelling der rijks grondwet zijn ijverigste medewerker was Delbrückthans natid aan hand ging met het centrum en de partijen, toen tegen de regeering gestemd, dan moest hij tot zijn leedwezen er kennen, dat' de teruggaande beweging reeds een zeer grooten weg had afgelegd. Hij kon die beweging niet tegenhouden, maar moest toch van zijne plaats, waar hij verzekerd waste worden gehoord, zijne stem er tegen doen opgaan. Hij wist niet, of de bodem, waarin de rijksgrondwet wortelde stevig genoeg was, om reeds zulke worstelingen te kunnen ver dragen. Het was toch voor de eerste maaldat men stond voor een grondwettigen strijd tusschen den Rijksdag en den Bondsraad. Vervolgens wilde hij spreken over een eigen aardig verschijnsel in dit zittingjaar. De hoofdtegenstander was het centrumdat sedert maanden in alle belangrijke zaken tegen de regeering stemde en met zijne 100 leden een aanzienlijk aandeel leverde voor het kleine aantal leden, gewoonlijk ter vergadering aanwezig. In de zaak der Samoa- eilanden was het juist de helft der meerderheid en zijne leden zullen wel wetenwat zij met hun tegenstemmen ten doel hadden. Zijn bezwaar was meer gericht tegen de aanhang sels van het centrum, die vaD dsn belegeringstoren, dien het vormtgebruik maakten om de stormrammen tegen de regeering in werking te brengen en steunende op dat bond genootschap haar aan 'te vallen en tegen haar te stemmen. Vroeger waren het de centrum partijde Polen en de Fortschritts-mannendie nagenoeg alles verwierpen maar sinds eenigen tijd zijn ook de voorstanders van vrijen han del er bij gekomen en evenals bij de Samoa-zaak gaan ook in andere zaken het centrum, Fortschrittspartij Polen en vrijhandelsmannen, zelfs tot uit de conservatieve kringen, aaneengesloten. Waarom het centrum aldus handelde, zou het zelf wel weten en kon hij wel gissen. Maar hij kon slechts rekenschap geven van den indruk, dien het op hem gemaakt had en van de wijzewaarop het op zijne practische werk zaamheid invloed uitoefende. In 1879 verliet hij den rijks dag, vast overtuigd, dat het centrum toenadering tot de regee ring beoogde en eeu verbond van vrede met haar wilde sluiten, niet enkel over invoerrechten, maar ook over andere, hier niet aan de orde zijnde zaken, waarover binnen veertien dagen de Pruisische Lauddag zou oordeelen. Hij gevoelde zich daar door aan"emocdigd. om vol vertrouwen met de RoomscheCune in onderhandeling te treden, want hij geloofde toen wezen- luk dat dit tot iets zou leiden. Dat vertrouwen was ech ter 'inmiddels in den Rijks- en den Landdag geschokt door de houding van het centrum. In het optreden dier partij tegenover de regeering lag voor hem eene vingerwijzing om- trent de voornemens van den Pauseen barometerdie aanwijst, welk weder uit Rome te wachten was. Ja, mijne heeren, „vervolgde hij", velen onder u zijn priesters en som migen,'ik geloof wel de meesten, zijn onder priesterlijken in vloed 'gekozen. Uw uitroep „oh! oh is dus niet gansch billijk. Gij allen moet het gevoelen van den Paus in aanmerking nemen en wanneer de bedoeling was vrede te sluilen, danzoudtgij niet de rol hebben kunnen sjielen, die gij sinds den vorigen herfst in Rijks- en Landdag gespeeld hebt, maar de andere van den vorigen zomer. Intusschen dit is uwe zaak en gij zult, uwe staatkunde volgen gelijk gij kunt. Bij de groote getalsterkte van het centrum echter en de geringe opkomst der leden is slechts een klein getal tegenstanders van een voorstel noodigom eene meerderheid tegen de regeering te verkrijgen. Maar al die partijen, die hebben geholpen, om het Rijk tot stand te brengen kunnen toch geen bond genooten van het centrum zijn. Wat kunnen zij winnen bij d't bondgenoot schap met een element,, dat het nog geen tijd achtvrede te sluiten. Hebben de heeren wel een dui delijk inzicht omtrent, de gevolgen van zulk een bondge- noots hap? Daarop richt:e hij tot de .iberalepartij de vraag of het nuttig was een geschil op te werpen en tot het uiterste door te drijven en of het noodig was het particularisme te ondersteunen, dat toch reeds sterk genoeg was zonder dien steun Er zijn regeeringendie om particularistische rede nen zeggen„ieder bizonder recht willen wij gaarne be schermen want wij hebben zelve ook bizondere rechten en daarom willen wij het met de letter der grondwet niet zoo nauw nemenwij zijn bereid om de oppositie in den Rijksdag onverschillig van wie zy uitgaat, te ondersteunen; het hemd is nader dan de rok." Er zijn ook regeeringen, die voor den Rijksdag bang zijn. De vrees voor parlemen taire twisten is bij de meeste menschenbehalve bij hen die, evenals ikhun geheele leven daarmede te doen hebben zeer groot. Hij hoopte echter nog op zijn tegenwoordigen leeftijdal waren de lichaamskrachten verzwaktin staat te blijven om elke poging tot eene teruggaande beweging tegen te werken. Voor den binnenlandschen toestand was het be denkelijk wanneer de regeeringen tegen elkander in het harnas werden gejaagd. Goede verstandhouding der regee ringen was de zekerste en noodzakelijke waarborg voor de staatsregeling. In nuttigheidsvraagstukken konden de regee ringen tegen elkander stemmen zooveel zij wildenmaar het was zeer bedenkelijk bij de vraag „wat is grondwettig recht Pruisen in de minderheid te willen brengenmet het oog op de geheele geschiedenis, die hij sinds dertig jaren mede had doorleefd. Als hij zeide „bedenkelijke zijde" dan was dit niet om dat hij voor iets bedenkelijks bang was of terugdeinsde. Thans zoo min als vroeger. Daarop kwam hij terug op de beweringwaarom hij dit samengaan van partijen met het centrum, waarmede zij niets gemeen hadden, in haar eigen belang bedenkelijk vond. Der tig jaren achtereen had hij voor de Duitsche eenheid gestre den. Voor nagenoeg dertig jaar werd hij lid van den Bonds raad, en voor achttien jaren en reeds tweemaal kwam hij aan het hoofd der pruisische regeering. Dat was een standpuntwaarvan men met recht kon zeggen, wat hij in een slapeloozen nacht had gelezen in een werk van een fransch geschiedschrijver over een staatsman die aanspraak had op veel grooter verdiensten dan hij. Hij moest bezwijken onder het gewicht van die alles overweldigende haat, die zich te samen pakt boven het hoofd van iederen minister, die te lang aan het bewind blijft. Achttien jaren minister te zijnalle par tijen te hebben gekend, bij elke partij personen te hebben waarmede men eenmaal een heftigen strijd heeft gehad, dit gaf die haat. Hij was niet jong meer en kon zeggen ge leefd, lief gehad en gestreden te hebben. De wil des Keizers was 'voor hem als minister het eenige beslissende en wanneer hij nog niet afgetreden wasdan was dit alleenomdat hij den Keizer op zijnen hoogen ouderdom niet tegen zijn zin mocht verlaten. Dikwijls had hij het beproefdhij kon ech ter zeggen dat bij moededood moede waswanneer hij zagmet welke hindernissen hij te kampen hadzoodra hij voor de duitsche eenheid opkwam. Wanneer hij dien last niet meer dragen kon en zag, dat hij in andere handen moest overgaan, dan zou hij toch een bepaald voorstel moeten doen, overtuigd dat de Keizer zoodanig voorstel wel in overweging zou nemen. Wanneer hij zag, dat de macht van het centrum onoverkomelijk was en alle overige partijen verval warenzou hij voorstellen het ministerie samen in JP te stellen uit leden van een kring, waarin het mogelijk zou zijn de wenschen van het centrum en der conservatieven met elkander te vereenigen. Aan de tegenwoordige wenschen van het centrum kon hij zich niet ouderwerpen en hij ge loofde ook niet aan de voortdurende handhaving van vrede in Pruisen zoo het centrum zijne eischen niet eenigsins wij zigde. Hij wilde dat wenschen: overigens was het hem onverschillig, of later fortschritts- met vrijhandelsmannen zijne opvolgers op den weg naar Canossa zouden dringen. Een audere weg was mogelijkwanneer alle niet met het cen trum instemmenden voorloopig alle onderlinge geschillen lie ten rusten en de liberale partijen konden besluiten, nooit met het centrum mede te gaan. Konden zij dat niet, dan waren zijne vooruitzichten somber: in het andere geval zou hij met zijne beste krachten daartoe bevorderlijk zijn. Hij kon den achteruitgang van het duitsche rijk, dat hij met opoffering van alle krachten tot stand had helpen brengen, niet rustig aanzien al werd hij op zijn leeftijd veel stiller, rustiger, en bedaarder,zoo behoefde men nooit op zijne medewer- king^te rekenen, wanneer ieder het recht meende te hebben en zich geroepen achtte, de grondslagen van het rijk in gevaar te brengen. De heer U'indthorst antwoordde, dat het een feestdag voor het centrum was: nooit was het zooveel hulde bewezen. Hij en zijne vrienden waren even warm voor het duitsche rijk gestemd als Bismarckhet bewijs daarvoor was, dat zy het rijk toen het in geldverlegenheid verkeerde, 130 miljoen mark bezorgden. Zij verdedigden het rijk tegen iederen aanval op den grondslag der tegenwoordige grondwet en op dat standpunt stoDd het sterk door den wil der kiezers, die deze houding volkomen zouden goedkeuren, werd een beroep op hen gedaan. Een groot nadeel voor de rijksbe langen lag in den zonder noodzaak aangevangen strijd met de katholieke bevolkingtoen zij de meerderheid had eischten en verkregen de protestanten met recht waarborgen voor de vrijheid hunner kerk. Haar had men daarentegen de Meiwetten gegeven en een ernstig krachtig woord om daaraan een einde te makenwas nog met gehoord. Werd de kerk beschermd, dan werd het rijk sterker dan door alle grondwetsbepalingen. Bij ieder vraagstuk stemde het centrum alleen, zooals het de zaak zelve beoordeelde: vandaar haar mede gaan dan eens met de eene en dan met de andere partij. Wat den strijd met Rome betreft, herinnerde hij, dat met den Paus en niet met het centrum vrede moest worden ge sloten. De rede van den rijkskanselier kwam hierop neder: wacht u voor het centrum! Ten slotte betoogdehij het wen- schelijke van het sluiten van vrede met de kerk in het belang van de eenheid. Den 10 werd na eene beraadslaging van 7 uren met J 25 tegen 125 stemmen verworpen een voorstel van den heer v. Bennigsenom de akte op nieuw naar de commissie te verzenden. Art. 4 bepalende, dat de op de Elbe inkomende goederen ten aanzien van de douane op dezelfde wijze be handeld zouden worden als de over de landgrens aangevoerde goederen werd verworpen met 134 tegen 114 stemmen: even zoo het laatste artikel. Vervolgens werd met 138 tegen 110 stemmen verworpen het nog nader door den heer üelbriick breedvoerig verdedigde voorstel der commissiebil welke stemming geene der partijen aaneengesloten voor ot tegen stemde. In de des avonds gehouden zitting werd bij de 3e. lezing op het vernieuwd voorstel van den heer trinat- horst het wetsontwerp naar de commissie teruggezonden. Nadat de Voorzitter een overzicht der behandelde zaken had gegeven en de heer b. Bennigsen den voorzitter en ver der den leden van het bureau dank betuigd had voor hunne leiding, werd door den vice-kanselier, graaf Stolberg, de kei - zerlyke boodschap tot sluiting der zitting voorgelezen. De gemeenteraad te Brussel heeftin het nieuwe reglement op de begraafplaatsen verboden bet hegraven van lijken in zinken kisten, tenzij met bizondere vergunning van Burge meester en Wethouders. Uit de tot dat verbod gegeven toelichting bleekdat de ondervinding geleerd haddat zinken kisten de onthinding der lijken tegengaan. Bij e laatste ruiming van het kerkhof waren in zulke kisten volkomen gave lijken gevonden, hoewel zij reeds meer dan geleden begraven waren. Daarom moest het gebrul" kisten bejierkt en alleen toegestaan wordenwanneer het lijk in zulk eenen staat van ontbinding verkeerdeda leen een metalen kist te gebruiken was. L„„jt De in 1877 verlengde vreemdelingenwet van 18b5 houdt 17 Juli a.s. op vau kracht te zijn, waarom de regeering had voorgesteld, haar op nieuw te verlengen me„ e der in 1871 en 1874 aangeno en wijzigingen. Over dit voorstel ontstond den 7 eene onstuimige beraadslaging m verband met de in het verslag der centrale afdeeling gedane dacht te handelen met vraag hoe de regeermg de die zich in Belgie leden van geestelijke congregatiën, ---- - kwamen nederzetten als gevolg van de in zekerMand eno- men maatregelen. De verklaring der regeermg, dat die leden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1880 | | pagina 5