van Zondag 16 Mei 1880.
Gladstone weer aan 't roer.
gigHefcclijksctte Berichten.
Duitschland.
Belgie»
Bijblad van de Alkmaarsche Courant
het
be-
De groote omkeering in Engeland heeft gansch
Europa verrast. Lord Beaconsfield steeds door de
meerderheid in de beide Huizen gesteund en bij
nieuwe verkiezingen gewoonlijk door nieuwe geest
verwanten of de handhaving van oude bondgenooten
versterkt, kondigt eensklaps de ontbinding van het
Parlement aan, en verklaart een beroep op het volk
noodzakelijk. Hij wijst op het gevaar waarmee
vereenigde Koninkrijk bedreigd wordt door de
weging om de grondwettige banden te verbreken,
die Ierland aan Engeland en Schotland binden, be
schuldigt de liberalen van het streven om de kolo
niën van het moederland te vervreemden en laat
de vrees doorschemeren dat zij ook de beweging in
Ierland zullen steunen. Yan het tegenwoordig Mini
sterie getuigt hij, dat het den algemeenen vrede heeft
verzekerd door in plaats van zich buiten de Euro-
peesche verwikkelingen te houden partij te kiezen
en de stem van Engeland krachtig te doen gelden
De macht van Engeland en de vrede van Europa
beweert hijzullen afhangen van het oordeel dat
het Britsche volk bij de verkiezingen zal uitspreken.
Het Britsche volk heeft gesproken, maar in een an
deren geest, dan de eerste Minister voor de grootheid
van Engeland en den vrede van Europa wenschelijk
achtte. Het heeft een indrukwekkende meerderheid
van liberale leden naar het Parlement afgevaardigd,
en daarmee de politiek der laatste jaren veroordeeld.
Yoor die ondubbelzinnige verklaring is het Ministerie
geweken en Gladstone is met de vorming van een
nieuw Kabinet belast. Het Ministerie-Disraelidat
de Koningin tot Keizerin van Indië verhief, dat de
Transvaalscbe republiek onder Britsche heerschappij
brachtCyprus bij de buitenlandsche bezittingen
voegde, de voogdij over Klein-Azië aanvaardde, door
het°congres van Berlijn den vrede bevestigde Bus-
land in° toom hielden in Midden-Azië veiliger
grenzen veroverdehet blinkende en klinkende,
schitterende en schetterende Ministerie Disraëli is
gevallen. Het Engelsche volk blijkt eindelijk genoeg
te hebben van die woelige bemoeiziekeroemzuch
tige avontuurlijke staatkunde die de lasten en zor
gen de verbintenissen en verplichtingen van het
land steeds uitbreidde en aan Engeland een taak
opdroeg, waarvoor het, bij alle besef van rijkdom
en kracht, ten slotte terugdeinst.
Aan Gladstone is het vormen van een nieuw Ka
binet opgedragen. Ofschoon na zijne aftreding als
Minister in 1874 op eigen verlangen niet meer het
officiëele hoofd der liberale partij ofschoon aanvan
kelijk verklarende, dat bij liever een ander als hoofd
van het nieuwe Kabinet zag optreden heeft hij niet
geaarzeldtoen zijue geestverwanten bij de Konin
gin ontboden hem aanwezen als den man
toestand eischte. Zoowel in als buiten het Parlement
is dan ook zijn invloed te groot geweesten bij de
verkiezingen heeft hij zich te veel op den voorgrond
o-esteldte zeer den toestand beheerschtdan dat
hij zich thans zou kunnen terugtrekken tot den
tweeden rang. Hij is zeventig jaar oud maar deze
staatsman, die bij al de inspanning van den geest
de oefening des lichaams nooit verzaakte die niet
minder boomen velde dan staatkundige tegenstan
ders heeft bij zijn tocht door Schotland tijdens de
verkiezingen getoond een krachteen gehardheid
een onvermoeidheid en een trischheid te bezitten
die menig jeugdig man hem moet benijden. Het is
duidelijk? dat zoo iemand zich aan den plicht dien
het algemeen belang hem oplegt niet kan onttrekken
door een beroep op zijn leeftijd. Hij zal het hootd
de leider zijn van het nieuwe Ministerie en daar
enboven heeft hij zich het departement van financiën
voorbehouden waarvoor zijn uitnemende geschikt
heid zelfs door zijn tegenstanders wordt erkend. Door
tal van hervormingen heeft hij, gedurende zijn vytjarig
ministerie dat in 1874 een einde nam zonder ei
genlijke verhooging van belastingen de inkomsten
van den staat aanzienlijk doen vermeerderen, zonder
den kleinen burger te drukkenzonder handel en
nijverheid te belemmeren integendeel door aan beide
grootere vrijheid te verleenen. Hoe ver staat in dit
opzicht een staatsman als Bismarck beneden hem
Vrijheid van handel en nijverheid was steeds zijn leus.
Aan Ierland bewees hij üe groote weldaad eener
nieuwe regeling van het grondbezit een werk van
rechtvaardigheid en staatsmanswijsheid, dat voor- en
tegenstander tot bewondering dwong. Het Katholieke
Ierland heeft hij van den last der ProLestantsehe
Staatskerk verlost, en daardoor een einde gemaakt
aan de schromelijkste ongerechtigheid. Leger en
vloot heeft hij verbeterd en versterkt en den oihciers-
•ranc toegekend aan bekwaamheid en geschiktheid u
plaats van aan het betalen der gevorderde koopsom
Het onderwijs heeft hij verbeterd, en voorrechten
van rang en geboorte waar hij vermocht, atgeschatt.
In dezelfde richting zal hij op nieuw de zaken be
sturen Nu reeds is uitbreiding van het kiesrecht
op het platteland aangekondigd en verbetering van
liet kiesrecht in Ierland. Hervorming van het plaat
selijk bestuur en van het Engelsch grondbezit wordt
noodig verklaard. Verkoop van grond en splitsing
van den grondeigendom zullen gemakkelijker gemaakt
worden. Wat in Engeland te aristocratisch is ge
bleven mag in Gladstone een ijverig bestrijder ver
wachten, en zal onder zijn bestuur, voor aooveel hij
voor hetgeen de rechtvaar-
had zich van dit vertoon onthoudenofschoon hij
inderdaad zee- en landmacht had versterkt. De naam
van Engeland werd zelden genoemd bij de regeling
der geschillen van het vasteland, en het scheen dat
de Britsche leeuw zich op zijn eiland terugtrok en
zijn brullen verleerde. Wij behoeven er ons dan ook
niet over te verwonderen dat lord Beaconsfield, die
dat gebrul ongeveer over de geheele aarde deed
hooren in Azië en aan de Kaap aan den Bospo
rus en op het congres te Berlijn een tijd lang de
ijdelheid des volks heeft gestreeld en zijn bijval heeft
mogen verwerven. Allengs schijnt men echter min
der ingenomen te zijn geworden met de wijze waarop
hij zich van zijn taak kweet, en te hebben ingezien
dat het aanzien van den Britschen naam door al die
bemoeiingen niet steeg in verhouding tot de kosten
en de lasten en verplichtingen die het land
door noodwendig op zich nam.
daar-
zich nam. Er kwam behoefte
aan verademing en' aan een Minister die zijn zorg
meer in 't bizonder zou wijden aan de financiën en
de huishoudelijke belangen van land en volk. Zulk
een Minister heeft Engeland in Gladstone gevonden,
en men mag daarom verwachten dat het zijn taak
buiten het vereenigd Koninkrijk in beperkter zin zal
opvatten. Een bondgenootschap met Duitschland en
Oostenrijk ligt dan ook geenszins in de bedoeling
de verhouding tot Rusland zal minder gespannen
worden en er is grond voor de hoopdat bij de
regeling der zaken in Turkije meer gelet zal worden
op de belangen en de toekomst van de bewoners
dier geteisterde gewesten en de vijandschap tegen
Rusland of de vriendschap voor Oostenrijk daarbij
minder gewicht in de schaal zal leggen. 01 Glad
stone er in slagen zal de Porte tot wezenlijke, dege
lijke hervormingen te brengen, zal de toekomst moeten
leeren. Dat het zijn voornemen is uit de verwar
ring in Afghanistan zoo spoedig mogelijk een houd
baren orde en veiligheid waarborgenden toestand
te scheppen zonder meer uitbreiding van grondge
bied dan door de omstandigheden volstrekt noodza
kelijk is geworden, mag worden aangenomen en bij
den Nederlander vooral komt de vraag op de lippen,
of deze staatsman wiens eerlijkheid en goede trouw
inzonderheid worden geroemdiets zal doen tot her
stel van het onrecht en het geweld in Zuid-Afrika
gepleegd en tot het vestigen van een zooveel mu
gelijk zelfstandig en onafhankelijk bestuur, overeen
komstig het karakter en den aard der bevolking
in overeenstemming met zijn wenschen en behoeften.
vermag moeten wijken
dig'neid en de billijkheid eischen. De bev0ürreclltmg
van den oudsten zoon van bij de ertoPvolgiuë 18
reeds door hem afgekeurd.
Zooveel blijkt reeds dat de binnenlandsche be
langen de regeling der eigen huishouding weer op
den voorgrond zal komen. Daardoor onderscheidt
zich Gladstone's politiek op kenmerkende wijze van
die van lord Beaconsfield. Het is gebleken dat er
in Engeland genoeg nationale ijdelheid schuilt om
tijdelijk een Minister mogelijk te maken die zich
toelegt op vermeerdering van den uiterlijken glans
van den staat; die met luiden stem aan Europa toe
roept dat het niet moet vergeten dat Engeland er
ook is, die de vloot nu hier dan daar doet verschij
nen en zooveel mogelijk vertooning van macht maakt,
om Engelands stem gewicht bij te zetten. Gladstone
Uit Hamburg werd een door 57847 burgers onderteekend
adres aan den Bondsraad verzonden tegen de inlijving der
voorstad St. Pauli in het duitscbe tolgebied. Uit St. Pauli
werden twee door 7219 inwoners onderteekende adressen
ingezonden aan den Senaat van Hamburg waarbij zij ver
zochten hun angstkreet ter keunis van den Bondsraad te
hrengen.
Prins Bismarck verzond eene circulaire over het Ham-
burgsche vraagstuk aan de pruisische gezanten bij de duitsclie
regeeringen, waarbij mededeeling geschiedt van liet eenparig
besluit der commissiën van den Bondsraadom alleen over
de techuische, niet over de grondwettelijke zijde van het vraag
stuk rapport aan den Bondsraad uit te brengen. Hij betoogt
daarin de noodzakelijkheid, om zooveel mogelijk grondwet
telijke beschouwingen te vermijdenin het belang der een
dracht. De Bondsraad kan, zonder door zoodanige beschou
wingen het vraagstuk tot een onderwerp van strijd te maken,
eene beslissing over de tolgrens nemen. De regeering en
die door de inlijving van" St. Pauli het grondwettelijke
recht van Hamburg geschonden achtenkunnen tegen hei
voorstel stemmen. Verder komt hij *,en sterkste op tegen
eene motiveering der uit te brengen stemmendoor eene
olgens Pruisen's oordeel onjuiste uitlegging der rijksgrond-
wet. In dergelijk geval zou hij den keizer niet aanbevelen
van de handhaving van den duidelijken zin der grondwet
afstand te doen. Ongestoorde handhaving der eendracht
onder de regeeriugen is noodig. Pruisen zal gaarne elk
voorstel in overwegiug nemendat zich binnen de grenzen
der grondwet beweegt, indien de overige regeeringen het
daarover eens worden, doch het zal zich krachtig verzetten
tegen de pogingen van eenige leden van den Rijksdag, om
het grondwettelijk gezag van den Bondsraad te beperken.
De kiezers van den heer Mosle te Bremen hebben m eene
door ongeveer 8000 personen bijgewoonde vergadering met
algemeene stemu.en eene motie aangenomen, waarbij zij
wegens zijn stemmen voor prins Bismarck's voorstel in zake
het tolverbond verklaren, dat hij door die houding hun
vertronwen verloren heeft en dat zij daarom verwachten
dat hij zijn mandaat zal nederleggen.
Rijksdag. Den 1 werd de regeering geïnterpelleerd door
den heer Wolffson over het door Pruisen gedane voorstel
om Altona en de Hamburgsche voorstad St. Pauli in het
tolverbond op te nemen. Die opneming was niet in het belang
van Altona en St. Pauli behoorde in alle opzichten tot de
stad Hamburg. De onder-secretaris van staat Schots beves
tigde de juistheid dier opgaven, maar verklaarde tevens,
dat, hij namens den rijkskanselier niet meer dan dit mocht
zeggen. Geheimhouding der feiten was niet noodzakelijk
maar indien de rijkskanselier in bespreking wilde treden over
een door Pruisen in ...en Bondsraad voorgestelden maat
regel, voor zoover de staatkundige zijde en het feitelijk
belang daarvan betrof, dan zou hij de grondwettige stelling
van den Bondsraad met handhaven en den schijn wekken,
alsof invloed werd uitgeoefend op zijne beraadslagingen. Dit
antwoord lokte eene langdurige beraadslaging uit, waaraan
o.a. deelnamen de heeren Karsten, Richter, RickerIPindt-
horst en Lasker, die allen deden uitkomendat genoemde
voorstad tot Hamburg behoorde en niet zonder schorsing
der grondwet daarvan kon worden afgescheiden. Over het
ontnemen der rechten als vrijhaven aan Hamburg kon de
Bondsraad alleen niet beslissen: daartoe was ook goed
keuring van den Rijksdag noodig. Baron von Minnigerodc
verklaarde zich namens de conservatieven tegen de interpel
latie en de daarop gevolgde beraadslaging, die tot. niets zou
kunnen leiden dan tot het uitoefenen van een onrecht.matigen
druk op den Bondsraad. Den 3 werd het ontwerp tot ver
lenging van het voorloopige handelsverdrag met Oostenrijk-
Hongarije aangenomenw»arna in behandeling kwam het
voor° eenige weken door den heer Lasker ingediende voor
steldat ten doel had handhaving van het recht van den
Rijksdag, om dergelijke overeenkomsten aan zijne goedkeu
ring onderworpen te zien. Op voorstel van den afgevaardigde
IPmdthorst werd ten aanzien van dat voorstel overgegaan
tot de orde van den dag, uit overweging dat de regeering
door de indiening van het thans aangenomen ontwerp erkend
had, dat zulke overeenkomsten volgens de grondwet aan de
goedkeuring van den Rijksdag onderworpen waren. Lasker
had zich met die motie vereenigdwaartegen
conservatieven stemden.
Den 4 werd het wetsontwerp tot verlenging der socialis
tenwet bij 3e lezing aangenomen met 191 tegen 94 stemmen.
alleen de
zooals het bij 2e lezing was goedgekeurd. Een voorstel van
Reichenspergerom den duur dier wet slechts met een jaar
te verlengenwerd verworpen. Bij de beraadslaging ver
klaarde de sociaal-democratische afgevaardigde Rasselmann,
dat zoowel de wet zelve als hare toepassing groote verbit
tering onder die partij had doen ontstaan en wel in die
matedat de duitsche arbeiders weldra evenzoo zouden han
delen als de nihilisten in Rusland en de communards in
Frankrijk. De herziene Elbe-scheepvaartacte werd naar eene
commissie van 14 leden verzonden en goedgekeurd werden
het handelsverdrag met Belgie en de voorstellen over de
consulaire rechtsbevoegdheid in Bosnië, de Herzegowina en
Egypte.
Den 7 werd het voorstel van den afgevaardigde Lasker
om zijn voorstel betreffende het Hamburgsche vraagstuk den
8 aan de orde te stellenverworpen.
Den 8 kwam de wet betreffende de regeling der scheep
vaart op de Elbe in behandeling welke regelingzich aan
sluitende aan het met Oostenrijk gesloten handelsverdrag
op 7 Maart 1880 te Weenen onderteekend was en zeker geene
aanleiding tot zulk eene belangrijke beraadslaging zou ge
geven hebbenzoo niet de commissie in wier handen dat
wetsontwerp was gesteld, voorgesteld had, het goedtekenren,
onder voorbehoud, dat de tegenwoordige tolgrens op de Elbe,
boven Hamburg door de rivier loopende, slechts bij de wet
op een lager aan de rivier gelegen punt zou kunnen worden
verlegd. Zij wenschte alzoo het recht van den Rijksdag
om de grenzen van het tolgebied te bepalen, te handhaven,
in strijd met het gevoelen der regeeringbewerende dat
dit vraagstuk volgens de grondwet tot de bevoegdheid van
den Bondsraad behoort.
De heer Delhrück verdedigde het standpunt der commissie,
waarop prins Bismarck het woord nam om de wet onver
anderd aangenomen te krijgen. Hij begon met op te komen
tegen den toeleg om gebruik te maken van een voorstel
waartegen op zich zelf niets te zeggen was, om op de re
geering invloed uit te oefenen te meer omdat de voorge
stelde bijvoeging aan de goedkeuring niets beduidde. Het
geen men den Rijksdag wilde doen besluiten, was öf be
staand rechtof nietin het eerste geval was het besluit
overbodigin het tweede ging hij zijne bevoegdheid te
buiten, want alleen kon hij geen nieuw recht maken. Bi-
zondere wetten die in strijd waren met de rijkswet, konden
nooit bestaan. De staatsregeling bepaalde uitdrukkelijk, dat
de grenzen van het tolgebied samenvallen met de grenzen
van het Rijk en handhaafde daardoor voor de bewoners van
het duitsche Rijk een hunner gewichtigste rechten, namelijk
die van onderling vrij verkeer. Wat thans nog van dezen
grondregel afwijkt, bestond slechts met vergunning van den
Bondsraaddie ongetwijfeld gerechtigd was tot verandering,
maar van dit recht nog geen gebruik had gemaakt en naar
hij hoopte ook geen gebruik maken zou. In bizonderheden
toonde hij uit de geschiedenis dier Staatsregeling zulks aan.
Daarop besprak hij de verhouding der partijen De geest
drift voor de duitsche eenheid was verflaauwd het particu
larisme aangegroeid de partijstrijd toegenomen. En wanneer
men hem nu vroeg, waarom hij aan de beraadslaging deel
nam dan kon hij antwoorden dat hij behoefte gevoelde om
van de plaats, waar bij nu stond, nog eenmaalgelijk hij
reeds zoo dikwerf gedaan had, getuigenis af te leggen voor
het nationale streven en tegen het particularisme en alle
partij bedoelingen, aan de ontwikkeling van het Rijk inden
weg staande. En wanneer hij dat getuigenis niet meer van
die plaats kon doen hoorendan zou hij nog wel in staat
zijn, om als lid der vergadering het grootsche denkbeeld
der nationaliteit, waarvoor nagenoeg allen voor een tien
tal jaren vol geestdrift wareDook dan nog te verkon
digen wanneer men voor eene particularistische opvatting
der rijksgrondwet stond die dan misschien werd verdedigd
van de plaats, waar hy nu stond. Zijne bezorgdheid voor
de verdere ontwikkeling en de behoefte om te waken tegen
teruggang hadden hem in de vergadering gebrachten wan
neer hij nu zagdat hijdie bij de samenstelling der rijks
grondwet zijn ijverigste medewerker was Delbrückthans
natid aan hand ging met het centrum en de partijen, toen tegen
de regeering gestemd, dan moest hij tot zijn leedwezen er
kennen, dat' de teruggaande beweging reeds een zeer grooten
weg had afgelegd. Hij kon die beweging niet tegenhouden,
maar moest toch van zijne plaats, waar hij verzekerd waste
worden gehoord, zijne stem er tegen doen opgaan. Hij
wist niet, of de bodem, waarin de rijksgrondwet wortelde
stevig genoeg was, om reeds zulke worstelingen te kunnen ver
dragen. Het was toch voor de eerste maaldat men stond
voor een grondwettigen strijd tusschen den Rijksdag en den
Bondsraad. Vervolgens wilde hij spreken over een eigen
aardig verschijnsel in dit zittingjaar. De hoofdtegenstander
was het centrumdat sedert maanden in alle belangrijke
zaken tegen de regeering stemde en met zijne 100 leden
een aanzienlijk aandeel leverde voor het kleine aantal leden,
gewoonlijk ter vergadering aanwezig. In de zaak der Samoa-
eilanden was het juist de helft der meerderheid en zijne leden
zullen wel wetenwat zij met hun tegenstemmen ten doel
hadden. Zijn bezwaar was meer gericht tegen de aanhang
sels van het centrum, die vaD dsn belegeringstoren, dien
het vormtgebruik maakten om de stormrammen tegen de
regeering in werking te brengen en steunende op dat bond
genootschap haar aan 'te vallen en tegen haar te stemmen.
Vroeger waren het de centrum partijde Polen en de
Fortschritts-mannendie nagenoeg alles verwierpen maar
sinds eenigen tijd zijn ook de voorstanders van vrijen han
del er bij gekomen en evenals bij de Samoa-zaak gaan ook
in andere zaken het centrum, Fortschrittspartij Polen en
vrijhandelsmannen, zelfs tot uit de conservatieve kringen,
aaneengesloten. Waarom het centrum aldus handelde, zou
het zelf wel weten en kon hij wel gissen. Maar hij kon slechts
rekenschap geven van den indruk, dien het op hem gemaakt
had en van de wijzewaarop het op zijne practische werk
zaamheid invloed uitoefende. In 1879 verliet hij den rijks
dag, vast overtuigd, dat het centrum toenadering tot de regee
ring beoogde en eeu verbond van vrede met haar wilde sluiten,
niet enkel over invoerrechten, maar ook over andere, hier
niet aan de orde zijnde zaken, waarover binnen veertien dagen
de Pruisische Lauddag zou oordeelen. Hij gevoelde zich daar
door aan"emocdigd. om vol vertrouwen met de RoomscheCune
in onderhandeling te treden, want hij geloofde toen wezen-
luk dat dit tot iets zou leiden. Dat vertrouwen was ech
ter 'inmiddels in den Rijks- en den Landdag geschokt door
de houding van het centrum. In het optreden dier partij
tegenover de regeering lag voor hem eene vingerwijzing om-
trent de voornemens van den Pauseen barometerdie
aanwijst, welk weder uit Rome te wachten was. Ja, mijne
heeren, „vervolgde hij", velen onder u zijn priesters en som
migen,'ik geloof wel de meesten, zijn onder priesterlijken in
vloed 'gekozen. Uw uitroep „oh! oh is dus niet gansch billijk.
Gij allen moet het gevoelen van den Paus in aanmerking nemen
en wanneer de bedoeling was vrede te sluilen, danzoudtgij
niet de rol hebben kunnen sjielen, die gij sinds den vorigen
herfst in Rijks- en Landdag gespeeld hebt, maar de andere
van den vorigen zomer. Intusschen dit is uwe zaak en
gij zult, uwe staatkunde volgen gelijk gij kunt. Bij de groote
getalsterkte van het centrum echter en de geringe opkomst
der leden is slechts een klein getal tegenstanders van een
voorstel noodigom eene meerderheid tegen de regeering
te verkrijgen. Maar al die partijen, die hebben geholpen,
om het Rijk tot stand te brengen kunnen toch geen bond
genooten van het centrum zijn. Wat kunnen zij winnen bij
d't bondgenoot schap met een element,, dat het nog geen
tijd achtvrede te sluiten. Hebben de heeren wel een dui
delijk inzicht omtrent, de gevolgen van zulk een bondge-
noots hap? Daarop richt:e hij tot de .iberalepartij de vraag
of het nuttig was een geschil op te werpen en tot het uiterste
door te drijven en of het noodig was het particularisme te
ondersteunen, dat toch reeds sterk genoeg was zonder dien
steun Er zijn regeeringendie om particularistische rede
nen zeggen„ieder bizonder recht willen wij gaarne be
schermen want wij hebben zelve ook bizondere rechten
en daarom willen wij het met de letter der grondwet niet
zoo nauw nemenwij zijn bereid om de oppositie in den
Rijksdag onverschillig van wie zy uitgaat, te ondersteunen;
het hemd is nader dan de rok." Er zijn ook regeeringen,
die voor den Rijksdag bang zijn. De vrees voor parlemen
taire twisten is bij de meeste menschenbehalve bij hen die,
evenals ikhun geheele leven daarmede te doen hebben
zeer groot. Hij hoopte echter nog op zijn tegenwoordigen
leeftijdal waren de lichaamskrachten verzwaktin staat
te blijven om elke poging tot eene teruggaande beweging tegen
te werken. Voor den binnenlandschen toestand was het be
denkelijk wanneer de regeeringen tegen elkander in het
harnas werden gejaagd. Goede verstandhouding der regee
ringen was de zekerste en noodzakelijke waarborg voor de
staatsregeling. In nuttigheidsvraagstukken konden de regee
ringen tegen elkander stemmen zooveel zij wildenmaar
het was zeer bedenkelijk bij de vraag „wat is grondwettig
recht Pruisen in de minderheid te willen brengenmet
het oog op de geheele geschiedenis, die hij sinds dertig
jaren mede had doorleefd. Als hij zeide „bedenkelijke zijde"
dan was dit niet om dat hij voor iets bedenkelijks bang
was of terugdeinsde. Thans zoo min als vroeger.
Daarop kwam hij terug op de beweringwaarom hij dit
samengaan van partijen met het centrum, waarmede zij niets
gemeen hadden, in haar eigen belang bedenkelijk vond. Der
tig jaren achtereen had hij voor de Duitsche eenheid gestre
den. Voor nagenoeg dertig jaar werd hij lid van den Bonds
raad, en voor achttien jaren en reeds tweemaal kwam
hij aan het hoofd der pruisische regeering. Dat was een
standpuntwaarvan men met recht kon zeggen, wat hij in een
slapeloozen nacht had gelezen in een werk van een fransch
geschiedschrijver over een staatsman die aanspraak had op
veel grooter verdiensten dan hij. Hij moest bezwijken onder
het gewicht van die alles overweldigende haat, die zich te samen
pakt boven het hoofd van iederen minister, die te lang aan
het bewind blijft. Achttien jaren minister te zijnalle par
tijen te hebben gekend, bij elke partij personen te hebben
waarmede men eenmaal een heftigen strijd heeft gehad, dit
gaf die haat. Hij was niet jong meer en kon zeggen ge
leefd, lief gehad en gestreden te hebben. De wil des Keizers
was 'voor hem als minister het eenige beslissende en wanneer
hij nog niet afgetreden wasdan was dit alleenomdat hij
den Keizer op zijnen hoogen ouderdom niet tegen zijn zin
mocht verlaten. Dikwijls had hij het beproefdhij kon ech
ter zeggen dat bij moededood moede waswanneer hij
zagmet welke hindernissen hij te kampen hadzoodra
hij voor de duitsche eenheid opkwam. Wanneer hij dien
last niet meer dragen kon en zag, dat hij in andere handen
moest overgaan, dan zou hij toch een bepaald voorstel moeten
doen, overtuigd dat de Keizer zoodanig voorstel wel in
overweging zou nemen. Wanneer hij zag, dat de macht
van het centrum onoverkomelijk was en alle overige partijen
verval warenzou hij voorstellen het ministerie samen
in JP
te stellen uit leden van een kring, waarin het mogelijk zou
zijn de wenschen van het centrum en der conservatieven
met elkander te vereenigen. Aan de tegenwoordige wenschen
van het centrum kon hij zich niet ouderwerpen en hij ge
loofde ook niet aan de voortdurende handhaving van vrede in
Pruisen zoo het centrum zijne eischen niet eenigsins wij
zigde. Hij wilde dat wenschen: overigens was het hem
onverschillig, of later fortschritts- met vrijhandelsmannen
zijne opvolgers op den weg naar Canossa zouden dringen. Een
audere weg was mogelijkwanneer alle niet met het cen
trum instemmenden voorloopig alle onderlinge geschillen lie
ten rusten en de liberale partijen konden besluiten, nooit
met het centrum mede te gaan. Konden zij dat niet, dan
waren zijne vooruitzichten somber: in het andere geval zou
hij met zijne beste krachten daartoe bevorderlijk zijn. Hij
kon den achteruitgang van het duitsche rijk, dat hij met
opoffering van alle krachten tot stand had helpen brengen,
niet rustig aanzien al werd hij op zijn leeftijd veel stiller,
rustiger, en bedaarder,zoo behoefde men nooit op zijne medewer-
king^te rekenen, wanneer ieder het recht meende te hebben en
zich geroepen achtte, de grondslagen van het rijk in gevaar te
brengen. De heer U'indthorst antwoordde, dat het een feestdag
voor het centrum was: nooit was het zooveel hulde bewezen.
Hij en zijne vrienden waren even warm voor het duitsche rijk
gestemd als Bismarckhet bewijs daarvoor was, dat zy het
rijk toen het in geldverlegenheid verkeerde, 130 miljoen
mark bezorgden. Zij verdedigden het rijk tegen iederen
aanval op den grondslag der tegenwoordige grondwet en
op dat standpunt stoDd het sterk door den wil der kiezers,
die deze houding volkomen zouden goedkeuren, werd een
beroep op hen gedaan. Een groot nadeel voor de rijksbe
langen lag in den zonder noodzaak aangevangen strijd met
de katholieke bevolkingtoen zij de meerderheid had
eischten en verkregen de protestanten met recht waarborgen
voor de vrijheid hunner kerk. Haar had men daarentegen
de Meiwetten gegeven en een ernstig krachtig woord om
daaraan een einde te makenwas nog met gehoord. Werd
de kerk beschermd, dan werd het rijk sterker dan door alle
grondwetsbepalingen. Bij ieder vraagstuk stemde het centrum
alleen, zooals het de zaak zelve beoordeelde: vandaar haar mede
gaan dan eens met de eene en dan met de andere partij.
Wat den strijd met Rome betreft, herinnerde hij, dat met
den Paus en niet met het centrum vrede moest worden ge
sloten. De rede van den rijkskanselier kwam hierop neder:
wacht u voor het centrum! Ten slotte betoogdehij het wen-
schelijke van het sluiten van vrede met de kerk in het belang
van de eenheid.
Den 10 werd na eene beraadslaging van 7 uren met J 25
tegen 125 stemmen verworpen een voorstel van den heer
v. Bennigsenom de akte op nieuw naar de commissie te
verzenden. Art. 4 bepalende, dat de op de Elbe inkomende
goederen ten aanzien van de douane op dezelfde wijze be
handeld zouden worden als de over de landgrens aangevoerde
goederen werd verworpen met 134 tegen 114 stemmen: even
zoo het laatste artikel. Vervolgens werd met 138 tegen 110
stemmen verworpen het nog nader door den heer üelbriick
breedvoerig verdedigde voorstel der commissiebil welke
stemming geene der partijen aaneengesloten voor ot tegen
stemde. In de des avonds gehouden zitting werd bij de
3e. lezing op het vernieuwd voorstel van den heer trinat-
horst het wetsontwerp naar de commissie teruggezonden.
Nadat de Voorzitter een overzicht der behandelde zaken
had gegeven en de heer b. Bennigsen den voorzitter en ver
der den leden van het bureau dank betuigd had voor hunne
leiding, werd door den vice-kanselier, graaf Stolberg, de kei -
zerlyke boodschap tot sluiting der zitting voorgelezen.
De gemeenteraad te Brussel heeftin het nieuwe reglement
op de begraafplaatsen verboden bet hegraven van lijken in
zinken kisten, tenzij met bizondere vergunning van Burge
meester en Wethouders. Uit de tot dat verbod gegeven
toelichting bleekdat de ondervinding geleerd haddat
zinken kisten de onthinding der lijken tegengaan. Bij e
laatste ruiming van het kerkhof waren in zulke kisten volkomen
gave lijken gevonden, hoewel zij reeds meer dan
geleden begraven waren. Daarom moest het gebrul"
kisten bejierkt en alleen toegestaan wordenwanneer het
lijk in zulk eenen staat van ontbinding verkeerdeda
leen een metalen kist te gebruiken was. L„„jt
De in 1877 verlengde vreemdelingenwet van 18b5 houdt
17 Juli a.s. op vau kracht te zijn, waarom de regeering
had voorgesteld, haar op nieuw te verlengen me„ e
der in 1871 en 1874 aangeno en wijzigingen. Over dit
voorstel ontstond den 7 eene onstuimige beraadslaging m
verband met de in het verslag der centrale afdeeling gedane
dacht te handelen met
vraag hoe de regeermg
de
die zich in Belgie
leden van geestelijke congregatiën, ---- -
kwamen nederzetten als gevolg van de in zekerMand eno-
men maatregelen. De verklaring der regeermg, dat die leden