Tweeëntachtigste Jaargang.
1880.
WOENS I) X G
23 JUNI.
FEUILLETON,
No. 26.
li
Prijs der gewone Advertentiën:
De ALKMAARSCHE COURANT ver
schijnt in het tegenwoordige formaat van af heden
driemaal per weekdes DinsdagsDonderdags-
en Zaterdagsavonds de prijs wordt van af 1 Juli
f 0,80, franco per post f 1,per kwartaal.
Enkele Nos. kosten 3 cents.
Door hen die gewoon waren wekelijks te betalen,
wordt het nummer van Zaterdag met 6 cents betaald
en worden de Nos. van Dinsdag en Donder dag
gratis afgegeven. Op verlangen wordt de Courant
ook bezorgd aan hendie ze tot heden afhaalden.
Voortdurend zal worden getracht onzen lezers
het belangrijkste nieuws ten spoedigste mede te
deelenen verbeteringen aan te brengen waardoor
aan verschillende belangen wordt tegemoet gekomen.
Voor ons feuilletonwaarvoor Mejuffrouw
M. W. Maclaixe Pont wel de eerste bijdrage
heeft willen leverenzal de meest mogelijke zorg
worden gedragen.
Aan de markt- en beursberichten zal die uitbrei
ding gegeven worden als gewenscht blijkt te zijn
terwijl wij ons verder aanbevolen houden t oor
mededeélingen van algemeen belangwaarvoor
onze meerdere ruimte thans gelegenheid aanbiedt.
Advertentiën gelieve men in te zenden liefst
vóór Dinsdags-, Donderdags- en Zaterdags
namiddags één uur, om in het No. van dien
dag te worden opgenomen. Omtrent voordeelige
abonnementsvoorwaarden voor H.H. Handelaars
en Industriëelen worden door ons gaarne inlich
tingen verstrekt.
Van dit en de volgende Nos. dezer Courant
in dit kwartaal verschijnendewordt een groot
aantal exemplaren boven onze gewone oplage
qratis verspreid. De Uitgevers
HERM'. COSTER ZOON.
tiuitcnlanb
DOMINÉ MEINDERTS NICHTJE,
«Neem mij niet kwalijk, Cornelis," zeide Mevrouw
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdag-avond uitgegeven. Abonnementsprijs
per drie maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers ƒ0,03.
Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer/0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Voor artikel 1 van het kerkelijk wetsontwerp stem
den de twee conservatieve partijen en een deel der
nationaal-liboralen waaronder von Bennigsen. Aan de
beraamDging wordt het volgende ontleend: Reichen-
spemer (Ölpe) bestreedt de meening, dat het der regee
ring met dit voorstel ernst was; dat zij werkelijk daar
aan zoo groot gewicht hechtte, als zij beweerde. Dit
bleek uit de houding der liberalen en vrij conserva
tieven. Het centrum wenschte zeer de verlichtingen
in het voorstel ten behoeve der Katholieken opgenomen,
maar bedenkingen, uit de dictatuur der regeering ont
staande, moesten tot verwerping der voordracht leiden.
Öneist, niet namens zijne partij sprekende, zeide, dat
de strijd ontstaan was door het verzet der Kerk tegen
de verplichting tot kennisgeving van do benoeming der
gee telijken, welke de Staat onvoorwaardelijk vorderen
moest. Het gold hier geen geloofszaak: de kerk had
zich zelve de treurige gevolgen te wijten. Met art. 1
kon hij zich vereenigen; hij en zijne vrienden zouden
voor de wet stemmenwerden de artikelen 4 en 9
daaruit gelicht.
De minister van eeredienst verklaarde, dat het voor
stel alleen ten doel had aan het volk den vrede te
hergeven; de wet zo - niet tot arglistige doeleinden ge
bruikt, maar op eerlijke wijze uitgevoerd worden. De
Meiwetten schreven geen vervolging der Katholieke
kerk voor; dezelfde bepalingen werden elders ook rustig
toegepast. Alle amendementen ten doel hebbende op
heffing der Meiwetten, waren onaanneeml aar. De re
geering had niet met het centrum maar met de Ka
tholieke bevolking te doen, wier grieven zij gaarne
wilde wegnemen. Over art. 1 was verstandhouding
bereikbaar, wanneer eene bepaling werd opgenomen,
volgens welke de regeering de voorwaarden kon vast
stellen waaronder aan geestelijken, in buitenlandsche
inrichtingen opgeleid, het bekleeden van een ambt ver
boden kon worden.
Een in dien geest voorgedragen amendement werd
zelfs aangenomen na verwerping van alle andere amen
dementen werd art. 1, zooals gemeld is, met 26 stem
men meerderheid verworpen. Den 19 viel aan art. 2
hetzelfde lot te beurt, terwijl art. 3 volgens het ont
werp aangenomen werd. Art. 4 kwam den 21 in be
handeling Bennigsen verklaarde dat de nationaal-libe-
rale partij dit artikel kon aannemenwant het was
onhoudbaar, dat bisschoppen, wegens verzet tegen de
rijkswetten bij rechterlijk vonnis afgezetteruggeroepen,
kouden worden. In de eerstev plaats had hij daarbij
het oog op den aartsbisschop van Keulen wegens bij
na 40 vergrijpen tegen die wetten veroordeeld. Door
enkele in art. 1 en 5 opgenomen bepalingen was hij
tot onderhandelen bereid en bij art. 9 zou hij het
amendement der conservatieven steunen.
De conferentie te Berlijn kwam den 19 des morgens
bijeen terwijl 3 gevolmachtigden des namiddags nog
eene bijeenkomst hielden. Voortdurend wordt verzekerd,
dat overeenstemming tusschen de gevolmachtigden blijft
bestaan. Inmiddels heeft de grieksche regeering, om op
iedere gebeurtenis voorbereid te zijn, de reserve opge
roepen ter vorming van een leger van 38000 man.
Den 14 antwoordde de onder-minister van buiten
landsche zaken op eene vraag, dat de regeering met an
dere mogendheden onderhandelde over gemeenschappe
lijke vertoogen aan de regeering van Marokko tot in
voering van godsdienst-vrijheid in dat rijk en op de
door het iersche lid O'Donnell ingebrachte bedenkingen
tegen de benoeming van Challemel Lacour tot ge
zant te Londen, o. a. of hij dezelfde wasdie als
prefect der voorloopige regeering van 4 September
1870 last gegeven had tot het vermoorden van een
geheel bataillonzooals in een rapport aan de natio
nale vergadering vermeld stond, en die later bij von
nis tot 36000 schadeloostelling was veroordeeld als
medeplichtig aan de plundering van een klooster en
of men niet afgezien had van zijne benoeming tot ge
zant te Berlijn, op grond van een protest der duitsche
regeeringdat de moord van het bataillon nimmer
plaats bad gevondendat de bedoelde schadeloos
stelling eene geheele andere oorzaak had gehad
dat hij nimmer bestemd was geweest voor gezant te
Berlijn doch dat de duitsche gezant te Londen ver
klaard had dat hij met de meeste hartelijkheid zou zijn
ontvangen ware hij benoemd met welk antwoord O'
Donnel niet tevreden washij wilde zijne uitgebrachte
beschuldigingen staven. Gladstone stelde voor, dien spre
ker het woord te ontnemenwaarover levendige be
raadslaging ontstond twee motiën tot sluiting der be
raadslaging werden verworpen met 245 tegen 106 en
224 tegen 58 st., waarna Gladstone herhaalde dat naar
zijne meening gezanten in bescherming moesten worden
genomen. Een derde voorstel tot sluiting der beraad
slaging werd gedaan waarop Gladstone verklaarde zijne
motie in te trekken wanneer de interpellant zich ver
bond zijne interpellatie aan te kondigen zonder verdere
toelichting. Deze verklaarde daarop haar den 17 te
zullen houden. Nadat diezelfde minister den 15 op
eene gedane vraag in het lagerhuis had geantwoord
dat de conferentie te Berlijn alleen bijeengeroepen
was over de turksch-grieksche grensregeling, stelde
een lid voordat stappen zouden worden gedaan
om tot eene gelijktijdige ontwapening in Europa
te geraken. Gladstone merkte op dat sedert 3d
jaren juist door oorlog in Europa verscheidene ver
anderingen tot stand waren gekomen welke tot het
vestigen van eenen duurzamen vrede tusschen de volken
moesten leiden. Als voorbeelden haalde hij aan de
eenheid van Italië de vervorming van Duitschland en
de eerst onlangs plaats gehad hebbende bevrijding der
slaven. Hij laakte ten sterkste alle onrechtvaardige
oorlogen doch niet den strijd om de vrijheid hoewel
ook hij een redelijker en minder kostbaar middel dan
oorlog wenschte te vinden ter beslechting der geschillen
tusschen de volken. Bij een onderwerp van zóó teederen
aard moest de regeering evenwel met den tijd en de
omstandigheden te rade gaan. De heer Courtney stelde
daarop als amendement de volgende motie van orde
voordat het de plicht der regeering waselke ge
schikte gelegenheid aan te grijpen om bij de vreemde
mogendheden op ontwapening aan te dringen. Na
Gladstone's verklaring dat dit amendement hem on
verschillig was werd het na intrekking van eerstge
noemd voorstel aangenomen.
O'Donnell's interpellatie over de benoeming van
DOOR
2) M. W. MACLAINE PONT.
{Vervolg.)
«Ik wilde eens zien of hij mij ook zou herkennen,
verontschuldigde zich Berta, die nu ook half verlegen
was met het geval. »Maar ik moet zeggen," en de oude
lach kwam weer boven«hij heeft de proef prachtig
doorstaan."
Ik jou niet herkennen?" en toen, mij tot den dominé
wendende, vervolgde ik: «Verbeeld u mijnheer, hare oudei s
hebben vijftien jaren naast de mijne gewoond en toen
zij een klein kind was en nauwelijks praten kon, haal
den wij haar al bij ons in den tuin en speelden wij met
haar. Zij was een groote vriendin van mijne zusters.
«Dan verwondert het mij te meer" zei mevrouw Mein-
derts, «dat u zoo weinig op de hoogte waart van de te
genwoordige verblijfplaats van mijn nichtje.
«Jamijne zusters hebben mij al heel slecht op de
hoogte gehouden," gaf ik ten antwoord. «Ongeveer een
jaar voor den dood van Berta's vader heb ik het huis verla
ten en na dien tijd ben ik er eigenlijk niet veel meer
geweest,"
«En je schrijft zeker nog even trouw als in den eer
sten tijd van je vertrek? vroeg Berta spottend.
«Ik schrijf niet dikwijls, dat moet ik bekennen, en
dan nog het meest aan Nelly, zooals je begrijpen kunt.
Maar zij is nu ook getrouwd en kan mij dus moeielijk meer
inlichtingen geven omtrent de zaken, die het ouderlijk
huis betreffen. Van haar hoorde ik, dat je een poosje
in Amsterdam geweest zijt, nadat.
«Ja, na Papa's dood ben ik een paar jaar in Amster
dam geweest, daarna een tijdlang in Groningenbij
een oude nicht, die nu gestorven is.en nu ben ik hier,
sedert een half jaar."
»Ja," zei mevrouw Meinderts, «ik kon het niet over
mijn hart krijgen om mijn broers' eenig kind onder
vreemden te laten gaan. En dan nog wel een bedorven
kindje, zooals zij is. Als je zoo goed met de familie be
kend zijt, mijnheer van Houten, dan zult ge dat ook
wel weten. Mijn hemelik denk dat ze gestorven was
van verdriet, als wij haar dadelijk in eene betrekking
hadden laten gaan. Gelukkig voor haar, dat wij er nog
zijn en dat dus ten minste voor eerst (zij legde eeni-
gen nadruk op deze beide woorden) nog niet hoeft te
gebeuren. Maar het valt haar wel eens een beetje af,
bij wat zij thuis gewend is. 't Is hier maar een gewoon
burgerlijk huishoudenwaar men leeren moet de han
den uit de mouw te steken."
Dominé nam hier voor het eerst zoolang ons gesprek
geduurd had de pijp uit den mond.
«Ja ja," zeide hij goedig, »'t is hier een heel verschil
voor haar, niet waar Bertje? En daarom ben ik heel
blij dat ze eens een ouden kennis ontmoet, met wien
ze over haars vaders huis kan spreken. Van Houten,
je zult mij pleizier doen, als je recht dikwijls bij ons
komt. Kom, maak het je wat gemakkelijk. Wij zijn
maar eenvoudige mcnschen, zooals je ziet, heel eenvou
dige menschen. Blijf wat bij ons zitten praten van
avond." Hier zag ik dat mevrouw Meinderts haar echt
genoot zeer nadrukkelijke en veelzeggende wenken gaf,
waarvan de goede mandie zeker wat bijziende was
niets bemerkte. »'t Zal Berta ook pleizier doen als je
blijft," en eenigszins aarzelend voegde hij er bij«Blijf
dan een boterham eten.'
Meinderts, die bij de laatste woorden van haar echtge
noot luid gekucht had, hetgeen haar echter even weinig
gaf als het wenken van zoo even. «Als mijnheer van
Houten op een anderen avond komen wil, dan zal het
mij veel pleizier doen, maar van avond schikt het mij
in 't geheel niet." «Kom, kom, Lise-lief," zei dominé,
wien het bijzijn van vreemden nog wel eens moed gaf,
«Waarom zou het ons niet schikken? Wij hebben
niets ter wereld te doen en
«Maar de meiden wel, Cornelis. Je denkt alleen
maar aan je zelf en vergeet dat zij den geheelen dag
druk bezig zijn met den schoonmaak. Zulke menschen
worden toch ook wel eens moe en ik vind het niet
Christelijk en ook niet liefdevol om ze, als ze den hee-
len dag druk gewerkt hebben, 's avonds nog uit te
sturen om boodschappen te doen en haar binnen te la
ten komen om te dienen."
Hoe gelukkig dat het zoo donker was geworden dat
Berta en ik elkaar in 't geheel niet konden zienIk
was zeker dat zij doodelijk verlegen was met het geval.
Ik stond op.
«Mijnheer," zei ik, «Het spijt mij, dat ik van uwe
vriendelijke uitnoodiging geen gebruik kan maken
maar het is mij onmogelijk hier langer te blijven. Ik
heb een afspraak van avond, om bij een vriend van mij
een uurtje te komen praten." «Nu, het spijt mij zei
de dominé, mij herhaaldelijk de hand schuddend, «Ik
hoop maar dat je eens gauw terug zult komen. Ik
hoop dat je niet afgeschrikt zult zijn," voegde hij er
meer goedig dan politiek bij.
{Wordt vervolgd.)