No. 27.
Tweeëntachtigste Jaargang.
1880.
Vil IJ I) A G
25 JUNI.
FEUILLETON.
De ALKMAARSCHE COURANT ver
schijnt in het tegenwoordige formaat driemaal pet
weekdes DinsdagsDonderdags-en Zaterdags
avonds; de prijs wordt van af 1 Juli f 0,80, franco
per post f 1,per kwartaal.
Enkele Nos. kosten 3 cents.
Door hen die gewoon waren ivekelijks te betalen
wordt het nummer van Zaterdag met 6 cents betaald
en worden de Nos. van Dinsdag en Dondet dag
gratis afgegeven. Op verlangen wordt de Contant
ook bezorgd aan hen7 die ze tot heden afhaalden.
Voortdurend zal worden getracht onzen lezers
het belangrijkste nieuws ten spoedigste mede te
deelenen verbeteringen aan te brengen waardoor
aan verschillende belangen wordt tegemoet gekomen.
Voor ons feuilletonwaarvoor Mejuffrouw
M. W. Maclaine Pont wel de eerste bijdrage
heeft willen leverenzal de meest mogelijke zorg
worden gedragen.
Aan de markt- en beursberichten zal die uitbrei
ding gegeven worden als gewenscht blijkt te zijn
terwijl wij ons verder aanbevolen houden voor
mededeelingen van algemeen belangwaarvoor
onze meerdere ruimte thans gelegenheid aanbiedt.
Advertentiën gelieve men in te zenden liefst
vóór DinsdagsDonderdags- en Zaterdags-
namiddags één uur, om in het No. van dien
dag te worden opgenomen. Omtrent voordeelige
abonnementsvoorwaarden voor H.H. Handelaars
en Industriëelen ivorden door ons gaarne inlich
tingen verstrekt.
Van dit en de volgende Nos. dezer Courant
in dit kwartaal verschijnendewordt een groot
aantal exemplaren boven onze gewone oplage
gratis verspreid. De Uitgevers
IIERM'. COSTER ZOON.
Prijs der gewone Advertentiën
De maskerade le Leiden.
DOMINH MEINDERTS NICHTJE,
ALKMAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdag-avond uitgegeven. Abonnementsprijs
per drie maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Kijk f 1,
De 3 nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers f O.Od.
Yan 1—5 regels f 0,75; iedere regel meer/0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEKMs. COS-
TEK ZOON.
De grauwe, donkere lucht, waarmede uw verslagge
ver den 22 's morgens Alkmaar verliet, om de feest
viering te Leiden bij te wonen, deed reeds het ergste
vreezen en weldra bleek die vrees niet ongegrond te
zijn geweest. Nauwelijks was het station Haarlem
waar in het vroege morgenuur niet zoovele reizigers
bijeen waren als bij andere feestelijke gelegenheden
wel eens hoe geval is geweestachter de rugof
een geweldige regenbui brak los. Yervulde zij allen
met droefheid en beklaagde menigeen zich misschien
reedsdat hij op reis was gegaande aankomst te
Leiden schonk nieuwen moed, want zie, de zon brak
voor een oogenblik door en schonk door hare stralen
een vrolijk aanzien aan de Sleutelstad. De aankomst
aan het station een gebouwwaarvoor de leidenaars
zich niet meer behoeven te schamen, deed dadelijk zien,
dat er feest zou worden gevierd. Tal van lieden, ge
wapend met het op rood papier gedrukt programma
van de maskerade boden het tot in het oneindige den
vreemdelingen te koop aan: anderen waren voorzien
van feestwijzers wederom anderen van exemplaren van
het feestnummer van het algemeen Nederlandsch stu
denten weekblad Minerva waarin o. a. opgenomen wa
ren de toespraken, den vorigen dag tot en door de reu-
nisten gehouden bij hunnen feesteiijken intocht en bet
eigenaardig geschreeuw dezer personen die den vreem
delingen dadelijk de gelegenheid wilden geven, om zich
van alles op de hoogte te stellen, wedijverde met dat van
hen, die als pakjesdragers soms groote diensten kunnen
bewijzen doch ook soms door het in toepassing brengen
van het spreekwoord „een aanhouder wint den mensch
gruwelijk kunnen vervelen. De met groen en bloemen ver
sierde open tramwagens vielen dadelijk in het oog en wer
den door verscheidene personen bestormd gerust kan ik
dadelijk hierbij voegen, dat dit gedurende den tijd, dat het
rijden daarmede geoorloofd was tot zelfs laat in den
nacht, telkens het geval was. Uit een geldelijk oogpunt
beschouwd had de maatschappij allezins gelijk hare
wagens te versierenwant waarlijk zij had een goeden
dag. Dat tramwagens bij feestelijke gelegenheden ook
nog voor een ander doel met vrucht gebruikt kunnen
worden, bleek des avonds, toen in éénen wagen slechts
twee minnende paren gezeten waren. In twee hoeken
was een boertje met een boerinnetje gezeten die el
kander hartelijk omhelsden en kusten zonder te be
merken dat zij gade werden geslagen door de omstan
ders, die hartelijk om dat huiselijk tafereeltje lachten. Len
boerinnetje had het zich zelfs-zeer gemakkelijk gemaakt;
zij had hare hoed afgedaan en naast zich gelegd.
Nu weder ter zake. Uit iedere woning de neder
landsche vlag, doch niet vrolijk wapperende, omdat
het bladstil was en een der eerste versieringen die de
aandacht trok, was de krans, gehecht om het standbeeld
van Boerhave. Enkele reünisten en studenten zijn reeds
op het pad, zich dankbaar herinnerende het genoegen
den vorigen dag en de atgeloopen nacht gesmaast. Op
gewondenheid licht nog op hun gelaat te lezen en wan
neer zij iets bizonders van het genotene verhalendan
is hun aller vraag: het feestnummer der Vox Studioso-
rum (het Studenten Weekblad) al gelezen? Eu luidt
het antwoord neen zooals bij mij het geval was dan
was het, kerel, lee3 dat, al ben je geen reünist of
student of latinist, daar staat iets in van Piet Paaltjens,
dat door ieder verstaan en begrepen kan worden dat
moet je lezen en herlezen en als je nog een greintje
gevoel bezitzal het je duidelijk worden, waarom zoowel
DOOR
3) M. W. MACLAINE PONT.
Vervolg.)
Ik nam zoo snel ik kon afscheid en vertroken den
volgenden morgen aan de koffie moest ik juffrouw Blou-
huys een getrouw verhaal- doen van mijn bezoek. Jk
ontweek hare vragen ov.er Berta zorgvuldigwant de
waardige dame maakte steeds op mij den indrukalsof
ze de grootste helft van haar leven gebruikte om stof
op te zamelen voor de talrijke theepartijtjes, die de an
dere en kleinste helft daarvan in beslag namen en ik
wist dus niet hoe ik haar verbergen zou, dat ik in do-
miné Meinderts' nichtje een oude kennis had ontmoet.
Over mijnheer liet ik mij vrijer uit, maar aarzelde we
der toen zij van mij eischte, dat ik mijn oordeel over
mevrouw zou zeggen. Ik meende te merken, dat het
nog al een vriendin van haar was, aan de opgewonden
wijze, waarop zij vroeg, hoe ik haar toch wel vond.
»Het lijkt mij een cordate vrouw," zei ik een
weinig aarzelend."
»Ja dat is zij," betuigde juffrouw Blouhuys. Een flinke
verstandige vrouw. Een roijaal karakter. Men weet
zoo precies wat men aan haar heeft. Zij is er niet
iemand naar om de menschen naar den mond te pra
ten. Bij de eerste kennismaking heeft zij reeds hare
opinie over de menschen, en als zij haar niet aanstaan
toont zij het flink. Zulke vrouwen heeft men niet
veel in deze valsche huichelachtige wereld." Deze en
dergelijke opmerkingen toonden mijzoo mijn ijdel-
heid mij soms mocht verhinderd hebben het den vori
gen avond al te zien, dat ik mij gerust kon rangschik
ken onder de menschen, die het ongeluk hadden van
Mevrouw Meinderts niet aan te staan, een ongeluk
waaronder ik, verblinde, op dat oogenblik zelf zeer
kalm was.
II.
Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik in de eerst'
dagen veel aan Berta dacht. De onverwachte wijze
waarop ik haar had wedergevondenhaar welbekende
stem, die mij deden denken aan mijn jeugd en aan
mijn gelukkig tehuis, dat alles kon niet anders dan
indruk op mij maken. Daarenboven, wat ik van haar
gezien had kunnen krijgen in die akelige donkere kamer,
was verre van leelijk; ik had, door de duisternis heen,
iets meenen te bespeuren van een net figuurtjemooie
blauwe oogen en blonde krullen en was zeer verlangend
dit alles eens wat beter en dan bij het volle licht op
te nemen. Maar vooreerst zou daar niet veel van ko
men. De schoonmaak was bij mevrouw Meinderts in
vollen gang en het zou dwaasheid en bovendien volko
men nutteloos zijnom een toegang tot haar woning
te eischenschoon het nog steeds April was en vrij
koud bovendienstonden boven en beneden de ramen
open, of zagen van hunne gordijnen ontdaan schiil en
ongezellig op de voorbijgangers neer. Wittende en zelf
half gewitte mannen liepen het huis uit en inof schoven
met hunne ladders knarsende over de houten vloeren
terwijl zij benevens de dienstboden de opmerkzame be
woners van Wevershaven nauwkeurig te kennen gaven
of mevrouw Meinderts al of niet in de nabijheid was.
Was dit niet het geval dan lagen zijzooveel er maar
waren, gemakkelijk op hun armen steuneïid het xaam
uit en bliezen rustig de blauwe rookwolkjes uit hunne
korte pijpen de grauwe lucht in, terwijl zij met de
meiden, die uit een ander raam, soms op eene an
dere verdieping hingen, een vrij luid gesprek voerden
over de straat heen. Was de vrouw des huizes echter
reünisten als studenten voor het door hem geschrevene
zooveel gevoelen. Spoedig een exemplaar gekocht en
gelezen. Het bedoelde stuk luidt Reume. Zie hier
de eerste coupletten.
De feestlijk getooide straten
Der jubelende Sleutelstad
Verheffen de blijde tonen
Yan het eeuwig Io vivat.
En op die tooverklanken
Ontwaken wijd en zijd
Van Dollart tot aan Schelde
Studenten van vroeger tijd.
Het wordt hun zoo wonder om 't harte
Zij weten zelf niet hoe
Zij moeten en zij zullen
Nog eens naar Leiden toe.
Noff eens weer moeten hun stemmen
De straten der Sleutelstad
Doen daveren van het oude
Het eeuwig Io vivat.
Na in eenice coupletten verscheidene bizonderheden
in herinnering te hebben gebracht, welke voor de lezers
der Alkmaarsehe Courant minder waarde hebben als
niet bekend met de omstandighedenwaarop gedoeld
wordt en na bet leedwezen te hebben uitgedrukt, da
reeds verscheidene broeders gemist worden, «eens van
de besten," vervolgt hij:
Maar neen, gedroogd de tranen!
We wisten het toch vooraf:
Wat liefheeft, dat moet scheiden,
Wat leeft rijpt voor het graf.
En is ookte avond of morgen
De beurt van heengaan mijn
Zoo wil ik lieve Broeders
Vandaag recht vroolijk zijn.
Daar zijn m j nog gebleven
Enwat er ook verging
Het zijn nog de eigenste harten
Waar eens mijn hart aan hing.
En zoo gaat het voort. Toen ik het had gelezen,
stemde ik het tegen mij gezegde toe en dacht bij mij
zeiven, moge Piet Paaltjens nog menigmaal lust ge
voelen aan hetgeen in hem omgaat op zulke wijze lucht
te geven. Inmiddels had ik mij voorgenomen de ver
schillende versieringen in de stad te gaan opnemen
toen eene donderbui en kort daarna slagregensaan
wolkbreuken gelijk, het verblijf op de straten bijna on
onmogelijk maakten. Een ieder vluchtte waar hij kon
en zeker nog al grappig, bracht mij het noodlot in een
winkel waar parapluieu werden verkocht. Met eene
kleine tussehenpoos bleef die regen tot eén uur aan
houden den tijd waarop de deelnemers aan de mas-
in de buurt, dan waren de pijpjes verdwenen, en was
het in huis een geschrob en geschuur, een gewrijf en
gewasch, dat zelfs de grootste schoonmaakhater ambitie
in het vak zou krijgen.
Tot die schoonmaakhaters ging ik allengs behooren,
wantzooals ik al zeide schoonmaak sloot mij buiten.
Ik kreeg in de week zelfs nauwelijks een glimpje van
Berta te zienschoon ik het huis nog al eens langs
liep, want de Haven was dan nog het vroolijkste gedeelte
van het stadje en als men haar ten eind geloopenhad,
kwam men bij de zee en kon men zien, hoe de go 1\en
statig kwamen aanrollen om hunne witte koppen te
breken op de glooiing van groote steenenwaarin den
zeedijk eindigde. En als men niet bang was van uit
te glijdenkon men de hoofdendie van diezelfde kei-
steenen gemaakt en met lijn groen en glad en glibberig
zeewier waren bedekttot het eind aan toe alloopen
en zich dan verbeelden, dat men op dit plekje, nau
welijks zoo breeddat men er de twee voeten naast
elkaar kan plaatsen, op het eind van de wereld stond,
omringd door de eeuwige zee. En des avonds kon men
zienhoe de eindelooze hemeldie zich daarboven uit
strekte al zwarter en zwarter werd, hoe de duisternis
zich scheen te ontrollen en uit te spreiden over de wa
teren en hoe de horizon, die nog zoo lang denlaatsten
schijn van licht had vastgehouden, eindelijk geheel uit
het gezicht verdween. En bij dien aanblik kon men, als
men ten minste voelde en dacht zooals ik in die dageneen
gevoel van eenzaamheid niet van zich afschuddenals men
de grootsche eenzaamheid om zich heen vergeleek, zoo
als ik dat nu en dan deedmet die kleinemaai niet
minder diepe eenzaamheid die mij wachtte op mijn ka
mer, die op een binnenplaats uitzag, waar emmers en
bezems werden bewaard en die zelf meer ïatten en
muizen bevatte dan bruikbare meubels. {Wordt vervolgd.)