Tweeëntachtigste Jaargang.
1880
ZONDAG
U JULI.
FEUILLETON,
No. 31
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
Prijs der gewone Advertentiën
EERSTE BLAD.
De Uitgevers berichtendat van af het No.
van heden avonddoor hendie gewoon zijn
wekelijks te betalendat No. met 6 cents wordt
betaaldterwijl hun de Nos. van Dinsdag- en
Donderdag-avond gratis ivorden afgegeven. Op
verlangen wordt de Courant ook bezorgd aan
hendie ze tot heden afhaalden.
Mochten er door de vele nieuwe abonne s nog
enkele abuizen in de bezorging zijngelieve men
die voorshands te verschoonen en daarvan aan
de Uitgevers kennis te geven.
Omtrent abonnements-voorwaarden voor het
plaatsen van advertentiën door H.H. Handelaars
en Industriëelen worden gaarne inlichtingen
verstrekt.
©fficicel (Bcbccltc
Een wet tot beteugeling van
een volkszonde.
DOMINË MEINDERTS NICHTJE,
1)
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdag-avond uitgegeven. Abonnementsprijs
per drie maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 8 nummers f 0,06.
Yan 1—5 regels f 0,75; iedere regel meer/0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
SCHUTTER IJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter openbare kennis: T„i;
dat de commissie voor de Schutterij op Dinsdag, dén 13 Juli
aanstaande, 's namiddags te 5% uren precies ten raadhuize
dezer gemeente zitting zal houden tot het beoordeeleri der
lichaamsgebreken en verdere reclames tepen
dienst bij de Schutterij, onder opmerking dat alleen bij per
soon 1 ij k e opkomst vrijstelling van die dienst kan verleend
worden terwijl, wanneer vrijstelling voor b r oederdienst
verlangd wordtbovendien schriftelijke bewijzen ter gemeente
secretarie aan te vragen, gevorderd worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
28 Juni 1880. J>« Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
S C H U T T E R IJ.
CORNELIS DEKKER, 1. w. Heilo wordt verzocht zich ter
Secretarie te vervoegen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen onder herinnering aan het groote nut der k o e p o k-
inenting als voorbehoedmiddel tegen de pokken, ter
kennis van belanghebbenden dat door de stads heelkundigen
zitting wordt gehouden op Donderdag van iedere week
in het locaal van het stads verband in het gasthuisdes mid
dags 12 uren, tot bet verrigten van kostelooze vaccinatien aan
ieder, die zich daartoe aanmeldt.
Burqemeester en Wethouders voornoemd
A. MACLAINE PONT.
Ve Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
Alkmaar,
30 Juni 1880.
Het e-emeentebestuur van Alkmaar wacht vóór 6 Juli 1880
prijsopgave in voor de levering van 75 kielen en 75 petten
ten behoeve van het 3'. vrijwillige brandweerkorps. Zijdie
daartoe genegen zijnkunnen ter gemeente-secretarie kennis
nemen van de voorwaarden, waarop die levering moet geschieden
STEDELIJK MUSEUM.
Bezichtiging tegen 10 cents de persoon, Zondag, 4 Juli,
van 1 tot 3 uren.
Kostelooze Bezichtiging op Zondag 11 Juli waarvoor toc-
gangkaarten te verkrijgen ter vergadering der Commissie van
Toezicht, op Donderdag, 8 Juli, te 2 uren.
Het behoort niet tot de roeping van den Staathet
kwaad te straffen en de zonden te bestrijden ook al
openbaart zich de booze wil in slechte daden. De Staat
igeen zedemeester, en het strafwetboek geen leerboek
van zedekunde. Dit gebied behoort aan andere krach
ten te wordenovergelaten. De Staat treedt eerst op, wan
neer onze vrijheid onze eer, onze veiligheid, ons leven,
het bezit en genot van ons rechtmatig verworven goed
of de uitoefening onzer rechten door de onrechtmatige
handelingen van anderen wordt gekrenkt of m gevaar
gebrachtof wanneer de belangen van den Staat zeiven
en de maatschappelijke orde worden bedreigd. Niet
altijd is het echter even gemakkelijk de grens van de
staatsbemoeiing scherp te trekken. Wanneer de alge-
meene belangen de rust en de welvaart der gezinnen,
de maatschappelijke orde en veiligheid door een algemeen
heerschende volksondeugd schade lijden en voortdurend
in gevaar verkeeren schijnt naar de gemeenschappelijke
volksovertuiging de tijd aangebroken, dat de rijkswet beteu
gelend tusschenbeide treedt,om, terwijl anderen de ondeugd
zelve bestrijden en het kwaad in den wortel aantasten
althans de schadelijke gevolgen te keer te gaan de
gelegenheden tot verleiding te verminderen en te zor
gen "voor de handhaving van de orde en de openbare
zedelijkheid, waarop de burger van een beschaafden
Staat aanspraak heeft. Instemming verdienen daarom
de woorden waarmede de Regeering haar wetsontwerp
tot beteugeling van het misbruik van sterken drank
verdedigtals zij zegt: „Wanneer echter een ondeugd
meer en meer het karakter aanneemt van een volkszonde,
die niet alleen tallooze individuen zedelijk en lichame
lijk ten verderve voertmaar ook het familieleveu en
de openbare orde en veiligheid bedreigtdan moet de
theorie zwichten voor de overweldigende kracht uer
feiten of liever dan heeft men zorg te dragen dat
de theorie blijve binnen de grenzen haar door de feiten
aangewezen. Het geldt hier niet de verdediging van
den individu tegen zich zeiven het geldt de bescherming
van het gezin van de maatschappijvan liet vaderland
der toekomst. En het ware zonderling, den Staat wel
geroepen te achten om door scholen voor de beschaving,
door middelen van verkeer voor de stoffelijke welvaart,
door gevangenissen voor de openbare veiligheid te waken,
en hem niet bevoegd te rekenen maatregelen te nemen
te^en datgene wat èn van de beschaving èn van de
welvaart èn van de veiligheid een der gevaarlijkste
vijanden is.
Dat de nood in dit opzicht in ons vaderland hoog
gestegen is kan niet worden ontkend. Toen m 1857
een commissie uit de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal verslag uitbracht over de vraag,, of en in welken zin
een voorstel zal worden gedaan omtrent de middelen
tot bestrijding of uitroeiing van het misbruik van
sterken drank," meende men teekenen van vooruitgang
en verbetering te bespeuren „in vermindering zoowel
van de hoeveelheid van genuttigden sterken drank als
van het aantal gebruikers," en men wees er op dat
in 1807 de consumtie in ons land per hoofd 9.8 kan
bedroeg in 1842 tot op 8.22, en in 1854 tot op 7.08
kan was verminderd. Thans is het anders gesteld. Van
1854 tot 1878 is het gebruik allengs van 7.08 tot 9.8o
kan per hoofd geklommen. De commissie van 1857
meende van de nieuwe patentwet, die toen verwacht
werd (in 1880 verwachten wij haar nog doelmatige
voorschriften tot beteugeling van het misbruik te mogen
hopen wanneer daarin o.a. werd bepaalddat geen
patent aan den verkooper van sterken drank werd
verstrekt dan op vertoon van een vergunning van het
plaatselijk bestuur, geen patent werd gegeven aan be
ambten van het rijk de provinciede gemeente ot
van openbare instellingen als daar zijn tolgaarders
opzichters sluiswachters molenaars enz., wanneer het
patentrecht, de boeten en straffen voor de verkoopers
van sterken drank aanmerkelijk werden verhoogd, wan-
neer maatregelen werden genomen om het gebruik van
sterken drank bij leger en vloot te beperken en de
gemeentebesturen gebruik maakten van hunne bevoegd
heid om in het belang der openbare orde, zedelijkheid
en gezondheid liet aantal tapperijen en kroegen te be
perken vooral wanneer de strijd werd opgeheven die
volgens sommigen bestaat tusschen die bevoegdhei en
de'patentwetwelke aan den bezitter van het patent
de uitoefening van zijn beroep allerwege veroorlooft waar
hij zulks zoude mogen, verkiezenDe tegenwoordige sle-
geering gaat een stap verder en zoekt ook nog door
andere bepalingen het kwaad tegen te gaan.
In de eerste plaats dan is de Regeering overtuigd,
dat de gelegenheid den dief maaktbedacht op beper
king van het aantal tapperijen, koffiehuizen, sociëteiten,
of hoe de gelegenheden, waar drank in het klein wordt
verkocht, verder mogen heeten. Niet iedereen zal voor
taan wanneer en waar hij verkiesteen dergelijke ge
legenheid kunnen openen. Hij zal daartoe vergunning
noodig hebben van Burgemeester en NV ethouders. Tegen
hunne beschikking is hooger beroep toegelaten bij Ge
deputeerde Stateu. Aau veroordeelden tot gevange
nisstraf van zes maanden of een zwaardere straf ot
wegens overtreding van sommige bepalingen dezer wet
wordt geen vergunning verleend. Evenmin aan personen
DOOR
M. W. MACLAINE PONT.
{Vervolg.)
»Ja dat zullen zij" stemde mevrouw Meinderts toe
»Die mijnheer Pennink, die zoogenaamde liberaal, die
ze nu in den raad willen hebben, heeft mooi praten
over het egoïsme en de kleinsteedsche bekrompenheid,
die maakt dat wij dealgemeene belangen opofferen aan
de bijzondere, maar..." »Hij komt er niet in," viel
haar gast haar in de rede, »hij komt er niet in, zoo
lang ik Jan Boer heet. Ja, ik heb ook nog wel wat te
zeggen in de stad. Zoo'n man die de halve provincie
naar den mond praatmoeten wij hier niet hebbenik
heb hem al lang in de gaten, 't is alleen om in de
Staten te komen. Nu dat mag hij, voor mijn part,
maar in den raad komt hij niet.
ilk zeg het ook, het hemd is nader dan de rok,"
sprak mevrouw Meinderts nu. »En voordat wij begin
nen aan de zaken van een anderis er in Wevershaven
zelf nog wel het een en ander te doen. Och Berta, steek
het licht eens op. Mijnheer Boer zal ons zeker wel
het pleizier willen doen, om een glaasje wijn bij ons te
blijven drinken."
»0 zeker, ik hoop dat u den tijd hebt, haastte
dominé zich te zeggen. Zij inviteerden mij geen van
beiden om te blijven, maar ik wilde zelf blijven, dus
bleef ik. Berta stak het licht op en ging daarna niet tus
schen hare tante en den heer Boermaar naast mij zitten,
waarschijnlijk omdat zij daar meer ruimte had dan half
verscholen achter den gesticuleerenden arm van den an
deren bezoeker. Dit was evenwel niet naar haar tante's
zin. iBertazeide zij vrij scherp, »je zoudt heter doen
als je het theegoed eens afwaschtet in plaats van daar
maar zoo je gemak te gaan nemen. Het is Zondag \an
daag en je kunt onmogelijk moe zijn." Berta stond op
en deed wat haar bevolen was. »Het zijn teere punten
omaante raken in tegenwoordigheid van vreemden,"
ging mevrouw Meinderts voort, met een blik op mij
die°ik met het onschuldigste, zoo niet met het domste
gezicht van de wereld beantwoordde. «Maar toch moet
het gezegd worden, er is veel in Wevershaven te doen.
Hier zweeg zij en kuchte vrij sterk, maar ik wilde
haar niet begrijpen. Zij plaagde mij door Berta geen
oogenblik rust te gunnen en geen minuut van een
gezellig praatje met mijen ik besloot mijzelf het ge
noegen te verschaffen van eene wraakneming die dien
avond hierin bestond dat ik den heer Boer ïuitzat.
Ik besloot ten stelligste bij mij zelf om met vóór hem op
te staan. Al was de man tot drie uur in den nacht blij
ven zitten, men zou mij niet voor vijf minuten over
driëen het huis hebben zien verlaten. Mevrouw Mein
derts moet mijne hardnekkige plannen op mijn gezicht
gelezen hebben, ten minste na een kleine pauze vervolg
de zij alsof ik er niet bij zat:
»Daar heb je bijvoorbeeld de straten, hoe vindt je
dat die liggen, mijnheer Boer?'
Deze wending van het gesprek beviel den aangespro
kene niet en hij antwoordde daarom met een voorzich
tig: »Nu, het kon beter, maar ik moet zeggen dat ik
het wel eens erger gezien heb ook."
»Dat kan zijn," hernam de dominé's-vrouw, »maar
dan wilde ik op die plaats niet graag een voet zetten.
Iedere vreemdeling die hier komt, spreekt er schande
van, zooals het hier is. En je moet er de dames van
de krans eens over hooren. Mevrouw de Bruijn die
veel reist, zegt dat ze het nog nooit ergens zoo gezien
heeft."
De dames van de krans nu, vormden zooals ik later
vernam, een geducht corps in Wevershaven en wat zij
zeiden, legde gewicht in de schaal. Nu hadden zij bij
hare laatste bijeenkomst de gedachte laten gaan over
de stadsbelangen, en het betreurd, wat ook werkelijk
te betreuren was, dat zij, in een stad waar ze toch
leven en wonen moesten, zoo niets te zeggen hadden.
Al verder pratend was het gesprek gekomen op de be
strating van het stadje die inderdaad veel te wenschen
overliet. Zij hadden elkander beloofd de handen^ ineen
te slaan om te trachten daarin eenige verbetering te
brengen. Ja, 't is waar, zij hadden persoonlijk mets
te zeggen, maar zij hadden allen toch vadersbroeders of
echtgenooten op wie zij toch wel eenigen moreelen invloed
konden uitoefenen. Een enkele stem die het betwijfel
de of die morele invloed zoo heel groot wel wasdeed
het vuur, dat reeds lang smeulde in de borst der ki ans-
dames in licht laaie vlammen uitslaan; de bestrating
van Wevershaven werd plotseling een punt van eer.
Zij wilden dan wel eens zien, of zij langer hare laars
jes moesten verscheuren of hare teere voeten bezee-
ren omdat hare mannen in den raad verkozen te slapen
in plaats van te handelen. Bij de eerstvolgende ver
kiezing der raadsleden zouden zij haar invloed doen
gelden en het uiterlijk der stad zou eene verandering
te gemoet gaan, waarover de inwoners zelf het meest
verbaasd zouden staan. De heer Boer scheen echter
voor het geduchte corps der kransdames weinig on -
zag te hebben en zelfs het noemen van den naam van
mevrouw de Bruijn liet hem koud.
{Wordt vervolgd.)