No. 39.
Tweeëntachtigste Jaargang.
1880.
V R II RAG
23 JUL I.
FEUILLETON.
mSmI
Prijs der gewone Advertentiën
#fficicel (Scbccltc
öuttcnUnb
DOMINE MEINDERTS' NICHTJE,
ALkMAARSCUE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdag-avond uitgegeven. Abonnementsprijs
per drie maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer/0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat zij bij hun besluit van 20 Juli aan B, STEFFENS
briquetten-fabrikant alhier, vergunning hebben verleend tot. hel
uitbreiden zijner fabriek tot vervaardiging van houtskool-bri-
quetten op het erf, gelegen naast de pereeelen aan de Keet-
kolk, Nos. 4 en 5.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
21 Juli 1880. Be Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
SOLLICITANTEN naar STADS-KLOKKENIST te Alk
maar, waaraan verbonden is eene jaarwedde van 500,wor
den verzocht zich vódr 1 Augustus 1880 aan te melden bij het
Gemeentebestuur, waar tevens inlichtingen te verkrijgen zijn.
De volgende personen worden verzocht zich ten spoedigste
ter gemeente-secretarie aan te melden.
Jacobus Petrus Kuckuluslaatste woonplaats Schiedam
Klaas Visser, 1. w. Zaandam Matthijs de G aat'1. w. Limmen
Cornelis de Raat, 1. w. Edatn Wilhelmina Meijer, 1. w. Uit
geest en Johanna van Woesik, 1. w. Helder.
P O L I O I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
volgende voorhanden, als: een sigarenpijpje met goud gemon
teerd, een en tout cas en een lederen ceiniure.
BELGIE. De clericale bladen hebben thans open
baar gemaakt het aangekondigde stuk waarin de H.
Stoel hare houding rechtvaardigt ten aanzien van de
met de regeering gevoerde gedachtenwisseling over de
nieuwe wet op het lager onderwijs, welke geëindigd is
met het afbreken der diplomatieke betrekkingen. Het
vangt aan met de verklaring, dat de be giscne regee
ring van haar optreden af slechts naar een geschikt
voorwendsel heeft gezocht om die betrekkingen af te bre
ken. Ten bewijze daarvan wordt medegedeeld dat
Erère-Orban bijzijn optreden in Juni 187« als minister
van buitenlandsche zaken aan den gezant te Rome
mededeelde, dat het ministerie, vertegenwoordigende de
partij die reeds 3 maal gestemd had voor opheffing van
het gezantschap bij den Taus nog te kort aan het be
wind was om te beslissen, op welk tijdstip die maatregel
zou kunnen worden ingevoerd en dat diezelfde minister
in November 1878 in de Kamer verklaard had, dat de
ministers bij hun optreden eenstemmig erkend hadden,
dat er aanleiding bestend tot het terug roepen van
den gezant. Alleen het tijdstip moest dus bepaald wor
den. Aanvankelijk meende de regeering dat tijdstip
gevonden te hebben toen de clericale pers zoo heftig
de grondwet aanviel maar door de wijze en voorzich
tige verklaringen van den Paus wist men toen het ge
vaar voorloopig af te wenden. In Januari 1879 werd
de wet op het lager onderwijs ingediend en wat de
minister nu ook moge beweren het is hem niet gelukt
van den Paus eene afkeuring te verkrijgen van hetgeen
de bisschoppen hadden gedaan. Daartoe wordt een be
roep gedaan op twee door den Paus aau den Koning
geschreven brieven, waarin gezegd wordt, dat de belgische
bisschoppen slechts een heiligen plicht vervulden door
zich te verzetten tegen eene wet, strijdig met de leer
en de wetten der kerk en schadelijk voor het heil der
zielen. In die brieven wierp de Paus de schuld der
schoolwetbeweging op het ministerie; de wet was on-
noodig en slechts eene uittarting. Natuurlijk moest
die door de vijanden der Kerk ontworpen wet verbit
tering opwekken in het art van het opperhoofd der
Kerk en evenzoo van de bisschoppen en toch werden
gematigdheid en kalmte aanbevolen. De ergernis kon
echter eerst ophouden, zoodra de wet ingetrokken werd.
Niettegenstaande Frère-Orban die brieven kende werd
kort daarop te Rome vernomen dat hij voornemens
was in de Kamer van oneenigheid tusscheu den Paus
en de bisschoppen te spreken. Dit wilde men voor
komen te meer omdat in verscheidene tijdingen tijdens
de gedachten wisseling Rome's inzichten niet duidelijk
weder gegeven waren en van daar de depêche van 11
November 1879 door den pauselijken nuntius aan den
belgischen minister ter kennisneming aangeboden. In
dat stuk verklaarde Kardinaal Nina, dat voorkomen
moest wordendat uit de afgelegde verklaringen dub
belzinnigheid of misverstand ontstond. Het was bespot
telijk te denken dat de Paus aan de bisschoppen het
stilzwijgen wilde opleggen of hunne houding zou afkeu
ren. Dientengevolge was de bewering, dat er verschil
van gevoelen bestond tusschen de belgische bisschoppen
en den Paus te kwader trouw. Erère-Orban weigerde
het voor hem bestemde afschrift aantenemen en dreigde
met onmiddelijke terugroeping van den gezant. Toen
werd de intrekking der nota een geringer kwaad geacht,
omdat de gevoelens van den Paus toch aan Frère-Orban
bekend waren. Met groote verwondering werd daarom
te Kome vernomen dat Erère-Orban den 18 uit die
gedachtenwisseling gevolgen had getrokken waarvoor
geen grond bestoud en bovendien ten hoogste beleedi-
gend voor de belgische bisschoppen. De minister Frère-
Orban wordt dus beschuldigd met voorbedachten rade
onwaarheid te hebben gesproken, Het stuk eindigt
met de volgende gevolgtrekkingen de Paus heeft
evenals de bisschoppen, herhaaldelijk de wet op het lager
onderwijs veroordeeld en aan de verdedigers der waar
heid steeds opgedragen ijver en krachtdadigheid met
liefde voorzichtigheid en gematigdheid gepaard te doen
gaan de Belgische bisschoppen hebben door hun ver
zet voldaan aan een heiligen plicht van hun herderlijk
ambt en zijn daarin nimmer door den Paus berispt
kunnen worden de aansporingen tot gematigdheid en
omzichtigheid zijn door de bisschoppen steeds met eer
bied ontvangen en zoo veel mogelijk nageleefdna
tevergeefs alle middelen te hebben aangewend, om een
woord van afkeuring van het gedrag der bisschoppen
van den Paus te verkrjgen heeft de Belgische regee
ring haar toevlucht genomen tot arglistige redeneerin
gen om de valsche veronderstelling van verschil van
meening tusschen de bisschoppen en den Paus ingang
te doen vinden toen de regeeriug den Paus plaatste
voor de keus tusschen terugroeping van den gezant en
het aannemen der valsche gevolgtrekkingen uit de ge
dachtenwisseling, bestond er geen oogenblik aarzeling om
de eerste aan de laatste op te offeren in die omstan
digheden was de terugroeping een niet te rechtvaar
digen hoon den Paus aangedaan te meer omdat zij
aangekondigd als deel van het partjprogramma des
kabinetsthans wordt voorgesteld als het gevolg van
dubbelzinnigheid van den Paus.
Den 2 Aug. komt de Kamer in buitengewone zitting
bijeen en kan in verband met de bij dit stuk gedane
mededeelingen eene heftige beraadslaging verwacht
worden. De clericale organen laten zich reeds in zeer
scherpe bewoordingen over den minister uit.
Den 19 werd in het tentoonstellingsgebouw een feest
maal gegeven aan de buitenlandsche dagbladschrijvers. De
vertegenwoordiger der Middelburgsche Courant stelde een
dronk in, waarbij hij o. a. zeide dut de meeste Neder-
landsche dagbladschrijvers ofschoon met de beste ge
voelens jegens Belgie bezield uit een gevoel van kiesch-
heid jegens hun vaderland gemeend hadden zich van
deelneming aan dit feest te moeten onthouden. De
Midd. Courant had daarmede niet in gestemd. Zij nam
deel aan de verkondiging van den roem van het tegen
woordige niet van het verledene. De wederzijdsche
volkshaat bestond niet meer. De diplomatie bracht de
vereeniging van beide landen tot stand en vernietigde
ze weder. Men h ,d twee volken vereenigdniet om
aan hunne wenschen te voldoen maar ter verwezen
lijking van staatkunde bedoelingen. De spreker bracht
ten slotle hulde aan het vrije, bloeiende Belgie.
De minister van binnonlandsche zaken verklaarde
niet voornemens te zijn geweest hier het woord te voe
ren maar dat hij na dien dronk zich gedrongen ge
voelde voor de woorden van dien spreker met eene
dankbetuiging en een leestdronk op Nederland te ant
woorden.
DUITSCHLAND. Den 19 kwam de Keizer te Gas-
tein aan alwaar hij zeer hartelijk ontvangen werd door
het bestuur en de bevolking.
De Nordd. Allg. Zeitung wijdt aan het feest der
zelfstandigheid en onafhankelijkheid van Belgie een
hoofdartikeldat van groote belangstelling getuigt.
Belgie heeftvolgens dat blad trots den kleinen om
vang van zijn gebied, zich eene belangrijke plaats onder
de beschaafde staten van Europa weten te verschaffen;
het geniet de weldaden van het bestuur van een stam
huis, dat zich door alle vorstendeugden kenmerkt. Het
geniet de zegeningen van den vredeontwikkelt de
grondslagen zijner welvaart en is hooggeacht bij de
volkeren van Europa. Duitschland is er trotsch op
DOOR
15) M. W. MACLAINE PONT.
Vervolg
»Maar nu... Vrijdag, zei je?" viel ik hem in de rede.
»'t Is waar ook. Dan heeft mevrouw van Rammel
de krans. Maar ik zou je niet raden om dan een thee
visite te gaan maken, want dominé heeft catechisatie
tot negen uur en daarna geeft hij belet, want dan is
de man doodmoe. En om half elf moet hij er al weer
op uit om zijne vrouw van de krans te halen en hij
zou zich zelf niet zijn van angstals een bezoeker te
lang bleef en hij niet op zijn tijd kon gaan."
»Kan ze dat kleine eindje niet alleen loopen", vroeg
ik vol ergernis.
ïO neen, hij moet haar komen halen waar zij ook is
daar heeft ze hem geheel op gedresseerd. Geen van de da
mes laat zich door haar man halenmaar hij moeten
weer of geen weerde goede sukkel stapt er op af. Dan is
juffrouw van der Linden een half uurtje alléén in huisj
want de krans gaat nooit voor elf uur uit."
sik heb je al gezegddat dat mij niets geeftzei
ik verdrietig.
sWacht maarriep Piet uit, »Je zult wel veranderen
haasje! Je hebt nog niet half lang genoeg gewacht.
Daar zal een tijd komendat je al die edele principes
een voor een op zij zet. Als tante je plagen wil, en
dat ze dat wil, toont ze duidelijk, dan stuurt ze het
zoodat je nichtje nog in geen maanden te spreken
krijgt. En 't zou mij hard verwonderen als haar geduld
of het uwe het zoo lang uithield."
»Zou er dan nooit eens een partijtje komen waarop
men ons zamen vraagt vroeg ik wanhopig, sik maak
zoo trouw visites en doe alles wat ik kan om bij de
menschen aan huis te komen."
»Ja, reken maar op het toeval, dat dient je juist het
slechtst in zulke gevallen. En bij dominé Meindertsken
nissen hebben wij beide door ons geschrijf in de courant
ons voor eerst, zoo niet voor goed, den weg versperd."
Met deze troostvolle rede liet hij mij aan mijn lot
over. Den avond van het feest van den heer Pennink
bleef ik standvastig. Ik vermeed de Haven en ging
langs den zeedijk wandelen, tot op het verste punt in
zee, waar de lichttoren stond. Dien beklom ik en zag
met een zeker genoegen hoe de hemel betrok en zich
allengs met grauwe wolken bedekte en hoe de zee een
paarsch-zwarte inktkleur aannam, waarbij de witgekopte
golven grillig afstaken. Ik gevoelde een zekere neiging
om een vers te maken; waarbij ik mijn hart hij de
zwarteonstuimige zee vergeleek en mijne vurige liefde
voor Berta bij het lichtstralende schuim van de golven.
De vergelijking van mijne liefde met schuim voldeed
mij echtertoen ik haar verder uitwerkteniet geheel en
al en ik schrijf het daaraan toe, dat mijn vers nooit een
vers geworden is. Ik bleef het daarom zonder te dichten
aanzienhoe de zee zich in den donkeren hemel scheen te
weerkaatsen en hoe daar zwarte wolken met witte kop
pen, evenals de golven aan mijne voeten, heen en weer
dreven. Het was den geheelen dag warm en drukkend
geweest en nu bracht de wind, die bij vlagen of liever
bij stooten over de zee scheen aan te komeneen wei
nig verfrissching aan. Als een gejaagde vurige vogel
vloog de bliksem van wolk tot wolk, tot ze eindelijk
omlaag schoot en de steigerende golven van de zee
den rommelenden donder brullend weerkaatsten.
Ik bleef buiten, ook nadat de groote zware droppels,
die eerst waren neergevallen, in een kletterbui waren
overgegaan en begon eerst den terugweg toen de inval
lende duisternis mij het vinden daarvan moeielijk begon
te maken. De groote strijd, dien ik had gadegeslagen,
had mij een oogenblik mijn eigen gedachten doen ver
getenmaar toen ik mijn kamer (mijn eenzamen, ver
laten haard, noemde ik hem bij voorkeur in die dagen)
betrad, keerde al mijn rampzaligheid terug. Ik vond
er een akelig soort van genoegen in om mijn bleek ge
zicht in den spiegel te bekijken en den regen te strijken
uit mijne natte haren en ik bleef zoolang zitten in mijne
doorweekte kleeren, tot ik mij rillend en met een halve
koorts op het lijf naar bed moest begeven.
Den volgenden Vrijdag vatte ik het leven andersik
noemde het toen praktischer, op. Toen de klok tien
geslagen hadwandelde ik heen en weer op de Haven
in de buurt van dominé Meinderts' huis. Gelukkig was
het weer zacht en helder en de maan kleurde straten
en huizen met haar wit, levenloos licht, waartegen de
zwarte schaduwen van het steenen muurtje langs het
water en van de boomen daarvoor, scherp afstaken.
Evenwelgeen beter schuilplaats dan diezelfde schadu
wen en ik verborg mij er intoen klokke half elf de
deur open ging en dominé Meinderts op zijn stoep ver
scheen. Berta liet hem uit, dat zag ik terstond. Zou
zij nog wat blijven staan, als hij weg was, of dadelijk in
huis terug keeren Zij bleef staan en toen hij een eind ver
was gegaan, keerde hij terug, hij had haar blijkbaar nog
iets te zeggen. Neen, hij had wat vergeten, hij ging
weer in huis en kwam kort daarna terug. Daarna maakte
hij nog een praatje met haar en vertrok toen eindelijk
voor goed. Het was kwart voor elven.
Wordt vervolgd