No. 52.
Tweeëntachtigste Jaargang.
1880.
ZONDAG
22 AUGUSTUS.
Groote Paardenmarkt te Alkmaar,
FEUILLETON.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
<J>fftctëel (Scheelte
op 6 September 18SO.
PATENTEN.
De voljaarspateoten aangevraagd in Mei
1880worden ter gemeente-secretarie af
gegeven van 23 Augustus tot en met 4 Sep
tember 1880.
Het nieuwe liberale bewind
in Engeland.
3) MADEMOISELLE DIANA.
Een verbaal uit den lijd van Lodewijk XV.
ALKMAARSCHE COI HAVI.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdag-avond uitgegeven. Abonnementsprijs
per drie maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Yan 15 regels f 0,75; iedere regel meer/0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van belanghebbenden dat de Gemeenteraad
in zijne vergadering van 11 Augustus 1880 besloten heeft tot de
oprichting eener klasse voor oude talen en dat zij, die voor hunne
kinderen of pupillen van die gelegenheid tot bet leeren van oude
talen wenschen gebruik te maken, zich moeten aanmelden bij den
heer Dr. J. J. DE GELDER, wonende te Alkmaar, aan de Laat.
Het schoolgeld bedraagt veertig gulden per jaar.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
17 Aug. 1880. De Secretaris
NUHOUT van der YEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat het IJKKAtsTOUR aldaar
met ingang van 1 September a. s. voor het publiek zal zijn ge
opend eiken Maandag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag, van
des voormiddags 9 tot des namiddags één uur.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
17 Aug. 1880. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen in herinnering, dat volgens artikel 6 van het reglement
op de gemeente-begraafplaats aldaar geene monumentennaal
den, zuilen of andere verhevene of opstaande zerken of gedenk-
teekenen mogen worden opgericht zonder voorafgaande vergun
ning van Burgemeester en Wethouders, onder uitnoodiging aan
belanghebbenden in voorkomende gevallen dat voorschrift op
te volgen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
17 Aug. 1880. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
KENNISGEVING.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengt op grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats
blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge
meentedat het suppletoir voljaarsch kohier voor de belasting
op het Personeel No. 4 en het voljaarsch le. kwartaals kohier
van het Patentregtbeiden over de dienst van 1880/81 op
19 Augustus 1880 door den Heer Provincialen Inspecteur der
directe belastingen in Noordbolland executoir verklaardop
beden aan den Heer Ontvanger der Rijks directe belastingen
binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven.
Ieder ingezetendie daarbij belang heeftwordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven
ten einde alle geregtelijke vervolgingenwelke uit nalatig
heid zouden voortvloeijente voorkomen.
Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voornd
20 Aug. 1880. A. MACLAINE PONT.
P o L I C.I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
volgende voorhanden, als: 22 zakken karweizaad, een zak meel,
een lederen vrouwenlaars en een bloedkoralen armbandje met
gouden tonnetje.
Dat het Ministerie-Gladstone een hoogst moeilijke
taak heeft te vervullen zal ieder onpartijdige moeten
erkennen. Wat althans de buitenlandscbe staatkunde
betreftvindt het bijna overal Engeland op een weg
die naar zijne meening de /verkeerde weg isop een
weg dien bet nooit bad moeten inslaan maar waarop
het intusscben al vrij ver gevorderd is. Wat onder
zulke omstandigheden gedaan behoort te worden is
niet met een enkel woord aan te geven. Wanneer er nog
begonnen moest worden jadan zou niet alleen Glad
stone wel vreten wat hem te doen stond dat weet
hij thans ook wel maar zijn weg zou ook voor ieder
duidelijk ziju. Ieder zou kunnen zien wat zijn doel
was en op welke wijze hij daartoe dacht te komen.
Thans is hij geroepen om het werk van anderen, tegen
zijn raad begonnen en in strijd met zijn plan voortge
zet te voltooien. Of ongedaan te maken zal wel
licht iemand er bij willen voegen. Inderdaad zou dat
misschien op vele punten het beste zijn als het maar
mogelijk was. Maar het is nu eenmaal niet mogelijk.
W at geschied isis geschieden gedane zaken nemen
geen keer. Ten hoogste kan men in enkele gevallen
overwegenin hoeverre de vroegere toestand zonder
te groote nadeelen en gevav, n en zonder aan bestaande
verbintenissen of gedane beloften te kort te doen, kan
hersteld worden. Men bedenke toch, dat wel een an
der Ministerie iu Engeland aan het bestuur is gekomen,
maar dat het altijd Engeland is, dat heeft gehandeld,
dat de overeenkomst beeft aangegaan of de belofte ge
geven en datwaar het internationale belangen geldt,
waar in overleg met andere mogendheden waar met
ot tegen andere volken of volksstammen is gehandeld
Engeland heden niet het tegenovergestelde kan zeggen
en doen van hetgeen het gisteren heeft gezegd en ge
daan al heet thans ook de eerste Minister Gladstone
en droeg hij gisteren den naam van Beaconsfield. Het
werk waartoe Gladstone thans geroepen is, is daarom
bijzonder lastig en vereischt veel beleid en overleg.
Daarbij loopt hij groot gvaar, zoowel van geestverwan
ten als van tegenstanders scherpe verwijten te zullen
hoeren. Zijn geestverwanten zullen hem zeggendat
hij thans duldt wat hij vroeger heeft bestreden, en be
rust in hetgeen hij eenmaal zoo sterk heeft afgekeurd,
dat hij niet consequent handelt en niet recht door zee
gaat alsof men recht door zee kan gaan als men
bespeurtdat men in een verkeerd vaarwater is ge
raakt en naar de beste manier zoekt om er zonder
schade weer uit te komen. De tegenpartij zal blijven
beweren dat de maatregelen van zijn voorganger uit
stekend waren en ongetwijfeld met den besten uitslag
bekroond zouden zijn indien men maar tot het einde
toe had volgehouden en niet halverwege was blijven
staan of zich terug had getrokken.
Wat Indië betreft, blijkt de tegenwoordige Engelsche
Regeering vast besloten zich uit Afghanistan zoo spoe
dig mogelijk terug te trekken. Toch zal die terugtocht
niet den schijn mogen hebben van een vlucht. Nadat
een nieuwe Emir was aangesteld die zijn verheffing
aan Engeland had te danken en van wien men dus
alle reden had om te verwachten dat hij voor Engeland
een welwillende en trouwe nabuur zou zijn, scheen de
tijd voor het terugtrekken van het Engelsche leger ge
komen. Daar doet zich echter eensklaps een mededinger
op in den persoon van Ayoub-Khan die begint met
den Engelschen een geduchte nederlaag toe te brengen
en hunne geheele stelling in het onherbergzame land
vrij gevaarlijs te maken. Een goede les voor de En
gelschen roept menigeen onwillekeurig uiteen nut
tige waarschuwing voor allendie er weer eens aan
mochten denken nuttelooze en gevaarlijke oorlogen te
beginnen. Maar moge ook al aanvankelijk de vreese-
lijke tijding met eenige heimelijke vreugde over den
tegenspoed der Engelschenwien velen het zoo van
ganscher harte gunnenzijn vernomenbij eenig na
denken over de gevolgeu wordt men spoedig ernstiger
gestemd. Die gevolgen toch kunnen niet anders zijn
dan vertraging van hun terugtocht en een geduchte
wraakneming over de ondergane nederlaag. De men-
schenvriend heeft inderdaad bijna altijd reden om zich
over een overwinning van een onbeschaafd of half be
schaafd volk op een machtigen beschaafden staat te be
droeven want hij weet dat die staat, om zijn eer, zijn
naam zijn rang onder de natiën zijn „prestige" te
handhaven zich verplicht zal rekenen de nederlaag
bloedig te wreken en den vijand op gevoelige wijze te
tuchtigen om hem zijne macht te doen gevoelen en
daarin ook zal slagen zij het met inspanning van alle
krachten en met opoffering van veel eigen geld en bloed.
M at zal Engeland doen in Zuid-Afrika F vragen wij,
en wij Nederlanders met meer dan gewone belangstel-
lingomdat bij deze zaken onze stamverwanten de
afstammelingen van zuiver Nederlandsche kolonisten in
de Transvaal zijn betrokken. De terugroeping van den
gouverneur sir Bartle Erère, wien Engeland den treu-
rigen oorlog met de Zoeloes heeft te danken, beteekent
iets maar niet veel. Zij geschiedt te laat om bijzon
dere indruk te kunnen maken. Of zij ten aanzien van
de Transvaal zelfs iets beteekentis twijfelachtig. De
man gaat naar Engeland terugmaar zijn daad blijft
„Maar Amédée Mijn hemeldat die mannen toch
nooit naar rede luisteren
„Wat rede! Ik zou razend kunnen worden als ik
aan die twee pronkers denk
De kanten zakdoek had 't hard te verantwoorden tus-
schen de vingers van den jongen zanger en tegelijkertijd
klonk de stem van den kleinen bediende aan de deur:
„MademoiselleMademoisellede hertog heeft de
kristallen kandelaars van den schoorsteen geworpen
„O mon Dieu die monsters riep Diananaar de
deur ijlend. „De een verscheurt mijn kanten zakdoek
en de andere gooit mijne kamerornementen stuk O
ik ga naar Rusland misschien zijn de mensehen daar
verstandiger
„En daarmee liep zij de kamer uit sloot de deur
achter zich en stak den sleutel in den zak."
„Zie zoo, die kan ten minste voorloopig geen domme
streken begaan zeide zij en spoedde zich naar de salon.
„Mijn waarde hertog ik ben blij u weer te zien
riep zij terwijl zij op den bezoeker toetrad en hem de
hand toestak.
Daar stond de hertog met de armen over de borst
gekruist, midden in het vertrek en keek Diana tamelijk
onvriendelijk en uitdagend aan.
„Ge hebt u lang laten wachten, mademoiselle." Diana
zag hem vrcolijk in 't gelaat en sprak
„Is de tijd u wat lang gevallen hertog O, dat doet
me genoegenIk heb een weinig zorgvuldiger toilet
gemaakttoen ik vernam wie mij hier wachtte ik
weetdat ge van smaakvolle toiletten houdt
Het gelaat van den hertog werd een weinig minder strak.
„Ge komt toch heden avond ten mijnent, niet waar F"
ging Diana voort. „Graaf Kamuzoff heeft eveneens belet
gevraagd, maar onder ons gezegd, een tête a tête met
hem is zoo ontzettend vervelend dat ik u vriendelijk
verzoek mede van de partij te willen zijn."
Dit bracht den hertog weêr geheel en al in zijn ge
wonen goeden luimzoodat Diana thans het oogenblik
gunstig achtte om hare aandacht te wijden aan de aan
gerichte verwoesting.
„Mijn hemel," riep ze plotseling uit „wat is dat F
Mijn fraaie pagode de kristallen luchters wie
heeft dat gedaan F"
„O Diana wilt ge 't mij vergeven Als ge wist
hoeveel ik in de laatste dagen om u geleden hebriep
hij. Uw talmen, voor ge hier verscheentbracht ik
in verband met allerlei duistere vermoedens, die in den
laatsten tijd bij mij waren gerezen en die pogade scheen
mij lachend en uittartend toe te knikken en aan den
voet dier luchters lagen bloemen, bloemen, die u niet
door mij waren geschonken".
Diana wierp een blik van verachting op haren be
zoeker en mompelde „lafaard".
„Vergiffenis Diana, ik smeek u, vergeef 't mij voor
ditmaal".
En na veel smeekens liet ze zich eindelijk daartoe
bewegen ze dacht aan Amédéeze zou haar doel be
reiken. De hertog was verrukt en beloofde des avonds
zijn rol tegen over den graaf goed te zullen spelen.
Met het blijde vooruitzicht van aan 't einde van dien
dag te mogen terugkomenijlde de hertog heen en
Diana bevrijdde haren gevanger zanger. Deze gevan
genschap was Amédée echter slecht bekomen waartoe
een briefje door den Rus geschreven en dat hij ou
der Diana's snuisterijen vond, niet weinig bijdroeg. Te
vergeefs waren Diana's plechtige verzekeringen dat het
briefje onbeantwoord gebleven was nu Amédée een
maal wantrouwen tegen haar had opgevaten al liet
hij zich voor 't oogenblik bepratentoch kon hij de
gedachte dat zijne Diana hem misleidde niet geheel en
al van zich werpen zoodat hij in een niet te besten
luim afscheid nam. Wellicht was 't sterke contrast
tusschen zijn toornig gelaat en rooskleurige kleederen
er de oorzaak van dat graaf Kamuzoffdie hem, met
een prachtigen bouquet in de hand, op de trap tegen
kwam, staan bleef en hem van het hoofd tot de voeten
opnan. Amédée was echter niet in eene stemming om
zich iets dergelijks te laten welgevallen.
„Wat wilt ge van mij, Mijnheer zeide hij, vlak
voor den graaf staan blijvende en den driekanten met
een veder getooiden hoed, die hij tot op dat oogenblik
in gedachten in de hand gehouden had met een trot-
sche beweging op het hoofd drukkend.
„Het verwondert mij," antwoordde de Rus zeer kalm,
dat ge zoo slordig gekapt Mademoiselle Diana durft
bezoeken".
„Wat gaat u mijn kapsel aanf"
„Wat gaat het u aan of ik u wil aanzien F"
„De wijze waarop ge het deedt was beleedigend."
„Aldus meent ge door mij beleedigd te zijn
„Mijnheer
„Mijnheer
„Gij zult mij voldoening gevenriep Amédéedie