No. 58.
Tweentaehtigste Jaargang.
1880.
Groote Paardenmarkt te Alkmaar,
FEUILLETON.
Z ON DAG
5 SEPTEMBER.
EERSTE BLAD.
DE ROOS.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
(Dfficiëel (Scbecltc.
op 6 September 18SO.
■Burgeravondschool.
ftititculftttb.
ALKMAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Van i5 regels 0,75; iedere regel meer 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Onzen belangstellenden lezers zij berichtdat
JOKOCUS wv §NORMEi[»URG ons
voor het nummer van Woensdag een schrijven heeft
toegezegd.
De Uitgevers.
De zitting voor de inschrijving van leerlingen voor den cur
sus 1880/81 zal gehouden worden op Maandag 6 September a.s.,
des avonds te 7 uren in het gebouw Doelenstraathoek ge
dempte Nieuwesloot. De Directeur,
Dr. H. W. WAALEWIJN.
STEDELIJK MUSEUM.
Bezichtiging tegen 10 cents de persoonZondag 5 Septem
ber, van 1 tot 3 uren.
Kostelooze bezichtiging op Zondag 12 September, waar
voor toegangskaarten te verkrijgen zijn ter vergadering der
commissie van toezicht op Donderdag 9 September, te 2 uren.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis, dat met ingang van 1 September
e.k. de verordening, regelende het brandwezen in deze gemeente,
vastgesteld 6 Maart 1872 (Gemeenteblad No. 101) vervalt, in
verband waarmede de brandmeesters, onderbrandmeesters, kom-
mandeurs korporaals en verdere manschappen, aangewezen voor
de dienst, bij de spuiten Nos. 1, 2, 3, 4 en 5, met 1 Septem
ber 1880 ontheven zijn van de waarneming der hun bij de
brandweer opgedragen werkzaamhedenterwijl op dien dag in
werking treedt de verordening tot regeling van het brandwezen
door den Gemeenteraad vastgesteld 17 December 1879, 21 Ja
nuari en 18 Eebruari 1880 opgenomen in het Gemeenteblad
No. 63 van dit jaar, zijnde op nieuw tot President-brandmeester
benoemd de heer J. J. MOLENAAR.
Burgemeester en W ethouders voornoemd
A. MACLAINE PONT.
Be Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
Alkmaar,
31 Aug. 1880.
De PATENTEN aangevraagd in Juni en Juli 1880,
alsmede de suppletie-patenten van kooplieden c.s. uit andere ge
meenten zijn ter gemeente-secretarie verkrijgbaar tot en met
Zaturdag 11 September 1880.
De volgende personen worden verzocht zich ten spoedigste
ter gemeente-secretarie aan te melden: Jannetje Takes, laatste
woonplaats Amsterdam; Rijk Kalff, 1. w. Texel; Jan de Groot,
1. w. VelsenKlaas Visser, 1. w. ZaandamJan Hendrik
Klijnsorge, 1. w. Amsterdam.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
volgende voorhandenals een zakwaarin eene blauwe kiel,
een verlakt lederen kinderschoentje, een bus van een wagen
wiel een portemonnaie met eenige pasmunteen rozekrans
een parapluieeen ledige portemonnaieeen zilveren kwastje
en een gouden oorbel.
DUITSCHLAND. Te Dresden is den 1 op de
Altmarkt een gedenkteeken aan den oorlog van 1870
met groote plechtigheid onthuld. Ook op de meeste
plaatsen werd de slag bij Sedan feestelijk herdacht.
ENGELAND. Bij de behandeling der begrooting
voor Zuid-Africa in het Lagerhuis heeft de heer Court
ney aangetoondwaarom naar zijne meening de inlij
ving der Transvaal verkeerd en onrechtvaardig is ge
weest. Vooraf deed hij uitkomen hoe vele leden der
regeeringo.a. minister Hartington toen zij in de op
positie waren die inlijving volstrekt niet goedkeurden,
doch toen zij aan de regeering waren gekomen, terstond
overtuigd waren van de noodzakelijkheid om die inlijving
te handhaven. De Transvaal was niet rijp voor engelsch
bestuur de blanke bevolking was te veel verspreid en
te klein. Dat de boeren in de inlijving berustten was
geheel onjuist. De heer Lowther had bij de inlijving
reeds verteld aan het Huis dat de boeren de kennis
geving daarvan met onderwerping en zelfs met blijd
schap ontvangen hadden. Kort daarop was echter een
protest gevolgd van 6600 van de 8000 boeren. Op
eene gehouden vergadering werd verklaard dat 6300
hunner niet vreedzaam onder Engeland's bestuur wil
den leven. De engelsche regeering had dan ook den
volksraadde oorspronkelijke vertegenwoordiging van
het volk in de Transvaal, niet durven bijeenroepen. Een
wetgevende raad was ingesteld ,-aorvan de leden door
de engelsche uitvoerende macht benoemd en bezoldigd
werden en dat deze engelschgezind was, behoefde geen
nadere verklaring. De Transvaal zou voortdurend voor
Engeland een lastpost zijn en ontevredenheid en verzet
zouden ongetwijfeld blijven bestaan. 6000 Hollandsche
boeren hadden een verzoekschrift geteekend dat hij in
de hand hield om de herroeping der inlijving te vra
gen. Het was een dwaas beweren, dat de inlijving noo-
dig was ter bescherming der inboorlingen want met
die inboorlingendie grootendeels de heerschappij der
boeren nooit erkend hadden zou men in oorlog ge
raken om al die redenen drong hij op herroeping der
inlijving aan waardoor het plan eener vereeniging der
Zuid-africaansche Staten eer bevorderd dan tegenge
werkt zou worden. De oud-minister van koloniën bleef
op de vroeger door hem ontwikkelde gronden de inlij
ving handhaven en de heer Chamberlain verklaarde
dat de tegenwoordige regeering tot de handhaving der
inlijving eerst besloten had, nadat zij gezien had, dat
een andere weg niet mogelijk was. De onder-minister
van koloniën verzekerde, dat de regeering, ofschoon de
inlijving voorbarig achtende toen zij geschiedde van
oordeel was, dat terugkeer tot den vroegeren toestand
niet mogelijk was, zonder veel bloedstorting. De be
raadslaging gaf tot geen bepaald besluit aanleiding.
Den 1 antwoordde minister Hartington op eene
vraag van den heer Lawson betreffende den stand van
het oostersche vraagstuk, dat eeue beraadslaging daar
over in het belang der staatsdienst niet wenschelijk was,
waarop de heer Lawson verklaardezijne vraag voor-
loopig tot den volgenden dag uit te stellen. De mi
nister verklaarde verderdat de regeering uit Afgha
nistan geene tijdingen ontvangen had. De iersche leden
verhinderden daarna de tweede lezing der begrooting
als protest tegen de even vroeger plaats gehad heb
bende verwerping der wet betreffende de kiezerslijsten
in Ierland door het Hoogerhuis met 42 tegen 30 stem
men niettegenstaande de regeering hare aanneming
aanbevolen had op grond dat zij vooral in iersche
zaken in het Lagerhuis met zoovele moeielijkheden te
worstelen had.
Den 2 antwoordde de onder-minister van buitenl.
zaken op eene vraag van den Bryce dat het vormen
van een bond het doel der Kurdische hoofden was. Hij
kende het daarmede beoogde doel volstrekt niet en
evenmin wist hij of de Porte het aanmoedigde. Zoo
het land vijandelijke plannen tegen de armenische
christenen had zou den engelschen gezant opgedragen
worden maatregelen te nemen. Vervolgens werd het
voorstel om bij de volkstelling ook de geloofsbelijdenis
onder de vragen op te nemen verworpen met 97 tegen
27 stemmen.
Daarna antwoordde minister Hartington op de vraag
van den heer Lawson over de gewapende inmenging
van Engeland in buitenlandsche aangelegenheden dat
hij hoopte, dat dwangmaatregelen tegen Turkije onnoo-
dig zouden zijn. Het doel der beweging ter zee was
alleen om te toonen dat de mogendheden hunne be
sluiten niet ter zijde wilden gelegd zien.
De onder-minister van buitenlandsche zaken antwoordde,
op eene vraag van den heer Bourkedat de schikking
onder de regeeringen nog niet volkomen wasmaar
dat aan alle admiraals gelijke voorschriften gezonden
waren. Het doel der mogendheden met de beweging
der vloot was ora blijk te geven van hare volledige
overeenstemming en de Porte te doen beseffen, dat een
einde moest gemaakt worden aan een toestand welke
een blijvend gevaar voor den europeeschen vrede bleef.
Dwangmaatregelen zouden niet genomen worden, omdat
zij zouden blijken onnoodig te zijn. Hij geloofde, dat het
montenegrijnsche vraagstuk binnenkort geregeld zou zijn.
Het Hoogerhuis keurde den 2 de wetsontwerpen be
treffende spaarkassen het verschepen van graan en de
wijziging der jachtwet bij derde lezing goed.
Gladstone ging den 29 te Kingstown van boord en
vertrok per spoor naar Dublinom de godsdienstoefe-
i)
i.
Er is eene soiree ten huize van den oostenrijkschen
president-minister te Weenen. In een der schitterende
en hel verlichte zalen zat om de theetafel een groep
bijeen bestaande uit dames en heeren uit de hoogste
aristocratie van het keizerrijk. Levendig en opgewekt
was er het gesprekmenig overmoedig en schertsend
woord werd er gesproken en het gulle lachen van den
vroolijken kring klonk door de zalen.
Op dit oogenblik schreed een jong heer met een
voornaam uiterlijkbeleefd en deftig groetend het ge
zelschap om de tafel voorbij.
„Die graaf Lohna is voor mij een hoogst onaange
name persoonlijkheid", zeide eene der dames den voor-
bijgaanden naziende met half onderdrukte stem. „Of
die man is grenzenloos hooghartig öf verschrikkelijk
vervelend."
„Komt misschien dit ongunstig oordeel daaruit voort,
dat de graaf noch aan mijne lieve nicht zijne hulde
brengtnoch aan haar verwend dochtertje het genoegen
doethet aantal harer aanbidders met een vermeerderd
te zien vroeg een der heeren uit den kring ondeu
gend lachend. „Ik geloof haast dat dit het geval is."
„Geloof wat gij wiltantwoordde de andere. „Ik
kan nu eenmaal een jongen man die zich immer uit
gezelschappen terugtrektniet uitstaan. En juist de
graaf in zijne positie heeft verplichtingen jegens de sa
menleving die hij op schromelijke wijze veronachtzaamt."
„Zoover ik Lohna ken, Uwe Hoogheid, is hij in den per
soonlijken omgang een zeer beminnenswaardig mensch,"
waagde het een officier der Lichtensteinsche huzaren te
zeggen.
„Beminnenswaardig, hij? 't kan zijn, in gezel
schap van heerendoch tegenover ons meisjes is hij
bepaald onbeleefd riep een allerliefstzeventienjarig
meisje op geraakten toon. „Hij verwaardigt zich alleen
ons genadig te groeten voor het overige bestaan we
in zijne oogen niet. Ik ben het volkomen met de vorstin
eens. De graaf is hoogmoedig vervelend verschrik
kelijk vervelend en voor ons allen onuitstaanbaar 1"
„Wij denken er juist zoo over, Marie!" riepen de
overige jonge meisjes aan de tafel door elkander.
„Alzoo velt gij eenstemmig het vonnis Graaf Lohna
is onuitstaanbaar en komt gij allen tot het harde be
sluit hem daarvoor met uwe minachting te straffen
riep gravin Maria op overmoedigen toon.
„Ja ja voorzeker klonk het veelstemmige ant
woord.
„En waaraan heeft de graaf dit harde vonnis te dan
ken liet zich plotseling een mannenstem hooren ach
ter de stoel van gravin Maria.
Allen keerden zich eenigzins verschrikt naar de hooge,
militaire gestalte van den spreker het was de bij allen
welbekende gezant van het duitsche rijk.
„Daar gij gravin Mariede voorzittende rechter bij
dit belangrijk rechtsgeding blijkt te zijnging de ge
zant op vriendelijken toon voortzich tot het hoog
blozende meisje wendend, „en ik als des graven chef ver
plicht ben hem in zijne afwezigheid te verdedigen zoo
verzoek ik van u eenige gronden voor deze zware be
schuldiging te mogen vernemen."
Gravin Maria had zich spoedig hersteldhief zich
met waardigheid op en terwijl zij het schalksch gelaat
naar den gezant wendde sprak zij op ernstigen toon
„Ieder ridder is verplicht, op gepaste wijze der vrou
wen zijne hulde te bewijzen. Graaf Lohna verlochent
volkomen deze ridderdeugd. Hij brengt ons niet alleen
zijne hulde niet, maar behandelt ons met een onge
hoorde onverschilligheid Daarom straffen wij hem van
nu af aan met onze minachting en beschouwen hem
als dood."
„Dat de schijnbare onverschilligheid van den graaf
de aandacht der dames waarden zelfs niet onverschil
lig is, kan slechts zijne ijdelheid streelen," antwoordde
de gezant lachend.
„Neen, Exellentie in dien zin moet de graaf het
vonnis der jonge dames niet opnemen," viel de vorstin
in „het moet wel degelijk eene berisping zijn. Op
het laatste bal stond graaf Lohna met een oudman-
achtige ernst op het gelaat zich in de groote deur
der zaal te vervelen. Mij ergerde deze oude jonge man
en ik kon niet nalaten hem op een toon van verwijt
te vragen„Maar, waarde graafwaarom danst gij
toch nietwaarom ontvliedt gij zoo openlijk het vroo-
lijke gezelschap En hij Hij zag mij met zijne don
kere vurige oogen eene poos aan en wendde zich
daarna verstoord van mij af, zonder mij een antwoord
waardig te keuren. Zulk een mensch verdient streng
berispt te worden."
„Indien gij door Lohna's gedrag gekrenkt zijtHoog
heid vraag ik u nederig uit zijnen naam om ver
giffeniszeide de gezant, met eene beleefde buiging,
maar op ernstigen toon. „Er zijn soms teere plekken
i n eene menschenziel mevrouw de vorstin die bij de