No. 64. Twee en tachtigste Jaargang. 1880. Z O N 1) A G 19 SEPTEMBER. De nieuwere realistische roman. FEUILLETON. Sneeuwvlokken. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. (Officieel (BcbeeUe ALKIAARSCHE COURANT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80franco door het geheele Eijk f 1, De 3 nummers f 0,06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis dat wegens herstelling van de I100GE BRUG bij de ZES WIELENzoo voor voetgangers als rijtuigen de passage over die brug van Dingsdag 28 September e.k. tot nadere aankondiging ZAL GESLOTEN ZIJN. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 16 Sept. 1880. De Secretaris NUHOUT van der VEEN. Zijdie met 1 Oct. a.s. in aanmerking willen komen voor OPHAAL DER DER BRUGGEN OVER DE OUDE GRACHT TE ALK MA A R, waaraan, behalve het bruggeld, eene toelage van f 50,— van gemeentewege verbonden is, melden zich vóór 21 September 1880 ter gemeente-secretarie aan. De volgende personen worden verzocht zich ten spoedigste ter gemeente-secretarie aantemelden Margaretka Slaman, laatste woonplaats TexelHendrik Engel, 1. w. Hoorn; C. M. Tonneman, 1. w. Arnhem; Pieter "Visser, 1. w. Nieuwer-AmstelPetronella Cornelia van der Woning, 1. w. KuinreBernardus Franciscus Johannes Bergmann 1. w. OudenboscbWillem Fredrik Hendrik van Beest, 1. w. Hil versum; Jan Hendrik Klijn orgs, 1. w. Amsterdam. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het volgende voorhanden als een huissleutelvoorzien van een koperen ketting, een gouden oorbelletje met rood steentje, een zwarte broek een bloedkoralen kinderarmbandje (twee streng met gouden sluiting)een kinder-zakwaarin een zak doek een kinder-port,emonnaieinhoudende eenige centen, een rozenkrans van pareltjes, vijl en een halve zak tarwe en twee pakkisten. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn verzonden gedurende de le. helft der maand Aug. 1880: J. GroenewoudAlkmaar J. van der HoeteAmsterdam P. BaltisHeiloWed. Wortel, 't Kalf; J. Verhoog, Meeren- bergP. Zeeman, SchagenWed. T. W. Wortel, Zaandam. Van de Hulpkantoren Egmond aan den Hoef: W. Smit, Amsterdam. Egmond aan Zee: D. van den BergAlkmaar. Grootschermer: Jan Worp, Amsterdam. Hoo g w o u d Kroonstuiver, Aarswoud. Noordsckarwoude: A. Paarlberg Alkmaar. BRIEFKAART: R. Kos Alkmaar. Honderd jaren geleden was de letterkunde de spil waarom zich de gedachten van het beschaafde en den kende deel des volks bewogen. De letterkundigen vorm den in Frankrijk en Duitschland meer nog dan in Nederland eene verstandelijke magtden toon aange vende in alles wat kunst, wat smaak en gevoel betrof; en kunst en smaak vervulden in het laatst der vorige eeuw vrij wat belangrijker rol, dan in onzen practischen tijd. Aan de studie en de kennis der letterkunde, vroeger voldoende om iemand aanspraak te geven op den naam van een beschaafd man, is nu slechts eene zeer beschei- dene plaats toegekend onder de eischen, die aan alge meene kennis en ontwikkeling worden gesteld. De hooge waarde, die niet ten onregte gehecht wordt aau practisehe kennisaan de wetenschap van feiten het streven naar kennis, die onmiddelijk dienstbaar kan worden gemaikt aan de genietingen en behoeften des levens het zoeken naar wat nuttig is met veronacht zaming van wat schoon is, de geheel op de werkelijkheid gerigte geest van het moderne leven, hebben de letter kunde van hoofdbezigheid en studie-vak doen dalen tot uitspanning en verpoozing. Niet zonder schade voor de letterkunde. Immers het schijntalsof zij ongenegen om de door haar bekleede eereplaats optegeven naijverig en zich moeielijk kunnende tevreden stellen met de meer nedrige taak haar aangewezen, naar onwaardige middelen grijpt om haar rol voltehouden, everials de bejaarde coquette, hare gunsten hooghoudende zoolang men er om bedelt, en ze vroegere aanbidders nawerpende, zoodra niemand er meer om vraagt. Een groot getal letterkundigen schijnt tegen eiken ''prijs de gedachten van het publiek te willen bezighou den steeds naar sterkere prikkelen grijpende om ge lezen en besproken te worden. Dat zj gebroken hebben met de oude vormen der beschrijvende kunst, wie zal het wraken? Wie heelt tijd om de dikke boekdeelen te doorlezen waarin onze Wolf en Deken, waarin MUe. de Scudery waarin Ri chardson hunne nooit eindigende liefdesgeschiedenissen hebben opgeteekend Dat zij de roman en het theater nader gebragt hebben bij de werkelijkheid wie zal er hun een verwijt van maken, wien de gepruikte Romei nen van Racme en de opgeschroefde gevoelens der ridderromans onuitstaanbaar sijn 1 Dat ze „realisten" zijn gewordenstudie van het leveu in het leven en niet in de boeken in hunne banier schr jven werkelijk heid en waarheid verkiezen boven 't conventioneele wie zal 't hun verergerendie zich zelf een kind van dezen tijd gevoelt Maar dat zij zijn geworden de realisten van het leelyke, de beschrijvers van het monsterachtige, de onvermoeide en ongevoelige boekhouders van alles wat walgelijk is en onrein dat zij geroepen om een bad te kiezen niets beters weten aan te wijzen dan een modderpoel en geroepen om den mensch te schildereneen type opstellen van zeldzame verdierlijkingdat vervreemdt dezen populariteit najagenden realisten de harten van allen die nog eenige prijs stellen op goeden smaak op eerbaarheid en fatsoen. De hoofdman van deze school, die hoe dan ook wil gelezen worden, is de vele boeken makende franschman Emile Zola die er geen geheim van maakt, dat hij den weg door modder en slijk heeft ingeslagen om daardo >r de letterkunde weer te maken tot de leidende magt in de zamenlevingde beheerscheres van de denkbeelden der menscben en daardoor indirect maar niet minder zeker en werkzaam van hunne daden. Indien men het voortreffelijke van een boek mag afmeten naar de geldelijke voordeelendie schrijver en uitgever daardoor behalendan zijn er sedert het let terschrift is uitgevonden geen voortreffelijker werken in het licht verschenen dan die van Emile Zola en zijne zoogenaamd realistische school. Uitgaven bij tien tallen en franken bij tienduizendtallen Maar als men het gevoel, dat deze dikke bundels plat heden, deze verzameliog van straattaal en straataardig heden, deze eindelooze beschrijvingen van slagterswinkels groenmarkten en waschhuizenvan den waanzin van een beschonken loodgieter en het nachttoilet van eene dronkene deerne, bij den lezer opwekt, tot maatstaf van beoordeeling mag nemen dan verdienen deze boeken geene beter lot, dan eene spoedige eeuwige rust op den aan een waar realistengemoed zoo dierbaren mesthoop. De oude kunststrijd tussehen realisten en idealisten is eigenlijk de strijd tussehen den schilder en den pbo- tograaf. De een geeft de waarheid, zooals hij die ziet of zien wil iets weglatende, er iets bijvoegende, waar door het kunstwerk zijn eigen wordtwaardoor eene schilderij ook waar die de natuur copiëerttoch iets persoonlijks heeftiets dat de hand het ooghet ge moed van den schilderverraa.lt, waardoor twee schilde rijen naar hetzelfde model niet hetzelfde zijn. Maar het werktuig van den photograat brengt de natuur in beeld slaafsletterlijk het doet er niets toeof de photograaf Correggio heet, of Rembrandt of Pepermeijer1 mits maar de colloJium van goede qualiteit zij. Ons schijnt realisme in de kuust als leidend beginsel even onmogelijk als idealisme in de wetenschap zoude zijn. Eigenlijk geven dat de realisten zelf toe. Als Emile Zola (Mes Haines) schrijft: „une oevre d'art est un coin de la creation vu d travers un temperament"dan wijst hij zelf met juistheid, maar in strijd met de methode in zijne latere geruchtmakende werken gevolgd de rol aan, die de persoonlijke opvatting van den kunstenaar vervult in den roman. De roman mag ook volgens hem niet uitsluitend zijn eene opsomming van feiteneene beschrijving van gedane zielkundige waarnemingen, maar moet om den naam van kunstwerk te verdienende levensbescheschouwing van den schrijver weergeven wiens gemoed en overtuigingwiens genegenheden en antipathien het kunstwerk doordringen en daaraan ar tistieke eenheid geven. "Volgens Zola zelf, zijn dus de romans zijner school geen kunstwerkenhoogstens bevatten ze het materiaal, de physische en psychologische waarnemingenwaaruit een kunstenaar een roman zoude kunnen optrekken, de ruwe grondstof, die op bezielenden adem wacht wij zouden er willen bijvoegen: een zeer onvolledig materi- i) Naar het Hoogduitsch van R. Elcho. Op een Decemberdag van het jaar 1860bewoog zich een jachtstoet door de pijnbosschen welke zich aan den benedenloop der Weichsel van de zachtglooiende heuvelrijen tot het stroomdal uitstrekken. De wind blies scherp uit de vlakte, deed de sneeuwvlokken tegen de kale kronen der boomen dwarrelen en schudde de veerkrachtige stammen zoo krachtig heen en weer, dat 't zachte suizen der pijnboomen eindelijk in gehuil over ging. Wie in de avondschemering dit geluid vernam, kreeg de indruk alsof het bosch weende te meer daar de dikke harsdroppels aan de ruwe stammen voor ver stijfde tranen konden doorgaan. Misschien waren ze den donkeren pijnen door den ijskouden December-wind ontlokt. Het kreupelhout scheen eeuwen oud te zijn en de majestueuse woudreuzendie op vele plaatsen dicht op elkander stonden vormden aan beide zijden van den wegeen hoogerendonkeren muur. De jachtstoet reed met groote snelheid den hollen weg in. De snuivende en dampende paarden schenen uit een vreeselijken afgrond te voorschijn te komen en spookachtig fladderden de wijde mantels der ruiters in den heftigen wind. Aan het hoofd van het gezelschap reed een pikeur op een forsch gebouwd paard, die van hjd tot tijd duchtig met zijn zweep klapte. Vroolijke stemmen deden zich hooren, maar de wind overstemde de woorden, die meer uitgeschreeuwd dan uitgesproken werden om ze bij het stampen en dreunen der paar denhoeven eenigzins verstaanbaar te doen zijn. „Als nauwgezetheid de beleefdheid der Koningen be- teekentzijt gij, Reinhold, een gewoon burgermannetje", riep een der ruiters met een schelle stem. „De schoone Tanina zal denken dat ge liever vossen loopt te verschalken dan in hare nabjheid te zijn", schreeuwde een ruwe zware stem. „Spaar uwe grappen", antwoordde degene, die met den naam Reinhold was aangesproken en verhief' zich in de stijgbeugels om in 't donker vooruit te zien. „Als ik mij niet bedrieg, zal weldra het slot voor ons opdagen". Een zweepslag als een pistoolschot knalde door de lucht en te gelijk hoorde men den pikeur roepen „Uit den weg jood 1" „Holawat gebeurt daar riepen de ruiters door elkandergaven hunne paarden de sporen en omring den weldra een kibitka die in de hoog opgepakte sneeuw was bijven steken. In 't zelfde oogenblik wierp zich een man met een wilden schreeuw op den pikeur en ontrukte hem de zweep. Snel sprong de leider van den stoet in de sneeuw, greep den vreemden, die tot een slag gereed was met forsche hand bij den kraag en riep hem op bevelende toon toe „Halt, wat wilt ge „De jood wilde niet ter zijde gaan met zijn wagen daarom sloeg ik op zijne armzalige knol los," antwoordde de pikeur. „Hij heeft mij geslagen, en daar zal hj voor boeten De vreemde wilde den pikeur op nieuw te lijf, maar Reinhold's sterke vuist hield hem terug. „Slaat den kerel neer!" riepen de ruiters, maar Reinhold wendde Een russisch rijtuig op 4 wielen. zich tot den pikeur en riep met luide stem„Stil Hebt gij dien man geslagen Frits „Ja zeide deze toen h j zag dat de meerderheid van het gezelschap op zijne hand was. „Met een jood behoef ik toch zooveel omslag niet te maken, heer graaf „Dan zijt ge uit mijn dienst ontslagen," hernam zijn meester. „Morgen wil ik u niet meer op het slot War burg zien. Begrepen?" De pikeur stond als van den bliksem getroffen en de heeren van 't gezelschap deden uitroepen van verbazing en afkeuring hooren. Zonder hierop acht te gevenwendde zich Reinhold tot den vreemdeling wiens arm hij nu eerst losliet en zeide vriendelijk „Vergeef de beleediging die u op mijnen grond is aangedaan misschien kan ik iets doen om de ruwheid van mijnen bediende goed te maken." De vreemdeling was te opgewonden om te spreken. Alsof hij de storm in zijn binnenste daardoor wilde doen bedaren, legde hij beide handen op zijne hijgende borst en leunde tegen het afgetobde paard, dat den kop bijna tot aan den met sneeuw bedekten grond liet hangen. Eindeljk had de pikeur zijn spraakvermogen terug gekregen. Op weenenden toon en met smeekende ge baren naderde hij den graaf: „Doe me dat niet aan edele heer Als u den ouden Frits uit uw dienst weg- jaagtverdrinkt hij zieh. Als u 't beveeltkus ik den zoom van den armoedigen kaftan van dien jood maar jaag me niet weg. Het smeeken van den pikeur met zijn krijgshaftig voorkomen had een goede uitwerking op het gezelschap van den graaf. „Kom laat u bepraten neef. Op den dagwaarop ge meerderjarig wordtkunt ge toch onmogelijk een ouden dienaar wegjagen. Een goede daad

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1880 | | pagina 1