fiuttcnlanb. aal. Want de school van Zola hoe hoog zij ook late klinken hare begeerte naar waarheid hare zucht voor werkelijkheid en hare afkeer voor de phantasie, levert ons een beeld van het leven, dat leugenachtiger is dan eenig tooversprookje. De lust om gelezen te worden geld te verdienen de noodzakelijkheid om de aandacht van het publiek te boeijen drijft deze school tot eene iedere harmonie en alle waarheid doodende eenzijdigheid, Zij bestudeert de werkelijkheid, maar bij voorkeur dat deel der werkelijkheid, dat leelijk is, dat slecht is, dat afkeer en walging wekt, omdat dit alleen de gebla seerde smaak van zeker publiek prikkelt. Lees de dron kemanspraat en waschvrouwentaal, waarmede „1 Assom- moir" gevuld is lees als gij kuntwant er behoort moed en volharding toe, de onverkwikkelijke bizonderhe- den van het leven eener verdierlijkte courtisane die ons aangeboden is geworden onder den naam van „Nana doorworstel in „le Ventre de Paris' de inventaris van slagerswinkels eu groentekelders waarbij u de bekoor lijkheden van de „belle marchande" op dezelfde manier worden voorgerekendals die van 't verkochte kalfs- vleesch vraag u dan af, waartoe dit alles dient Dat de waarde dier beredeneerde catalogussen uit een oog punt van kunst nul isgeeft iedereen u toe't is niet schoon 't verheft nietverruimt den blik niet integendeel met magt trekt het u naar den grond in modder en vuil. Maar dat beweert de realist dan ook niet. Hij wil niet schoon zijn niet verheflend niet veredelend hij wil „waar" zijn alleen waar. De aanmatiging van de realistische school is deze dat zij alleen de waarheid geeftonopgesmuktde zonde niet versiert noch ver ontschuldigt maar die beschrijft zooals ze is leelijk tot een afschrikkend voorbeeld. Vreemd dat men niet begrijptdat dit alles onbe staanbaar is, dat den aard van het kunstwerk, van den roman en dit soort van nuchtere waarheid niet hooger dan een leugen staat. De voorbeelden bewijzen het. In den „Assommoir" wordt ons geen stuiptrekking geen vloek gespaard van den aan zuiperswaanzin ster venden Coupeau. Misschien is het waar, tot in de klein ste bijzonderheden waar, dat zóó en niet anders de slagtoffers van delirium tremens den dood vinden. Maar daarom is toch het boek waarin alles zich beweegt om den drank waarin de drank oorzaak is van alles een onwaar boek onwaar door eenzijdigheid geschre ven met volkomen miskenning van de hooger waar heid dat alle onze handelingen worden beheerscht door meer motiven dan een, soms van zoodanig zamen- gestelde natuur zijn dat wij zelf ze niet kunnen ont leden. In „Nana" een boek, dat zeker in dezen zin het meest onware is van de geheele seriewordt ons een groot deel der Parijsche maatschappij voor oogen ge voerd personen van den hoogsten rang en uit de al lerlaagste klasse gaan voor onze oogen voorbij, met de meest hinderlijke eentoonigheid zijn en denken allen hetzelfde, allen handelen uit een enkele oorzaakt, liefde als m en 't zoo durft noemen voor Nana en haars gelijken. „La Faute de l'abbé Mouret", waarin Zola niet meer of min der schijnt te hebben willen geven dan eene door hem verbeterde uitgave van bet bijbelsche scheppingsverhaal waarin slechts twee personen voorkomengeheel be heerscht door ééne hartstogt, levende in bijna volstrekte eenzaamheid onder geheel bijzondere, in het leven uooit te verwerkelijken omstandigheden, wijst eigenlijk degren- zen aan van dit soort van litteratuur. Evenals de natuurkundige proeven nemende met de meeste zorgvuldigheid zijn onderzoekingen zoo inrigt dat hij de verschijnselen, die hij waarneemt, slechts aan eene enkelvoudige oorzaak kan toeschrijven zoo^ ook kan de schrijver van een „roman experimental" (de uitdrukking en de vergelijking met de methode der natuurwetenschap zijn van Zola zelf) indien hij ons den mensch wil teekenen zooals hij zijn zoude onder den invloed van een enkelen hartstogt, alleen dan aanspraak maken op waarheid indien hij dien mensch plaatst onder zoodanige omstandigheden dat ook werkelijk alleen die hartstogt hem doet handelen. In het leven zijn echter de omstandigheden nimmer zoo. Zoo wordt in de geschiedenis van den abt. Mouret deze jonge in een streng seminarie opgevoede geeste lijke na een hevigen aanval van typhus waardoor hij zijn geheugen grootendeels heeft verloren ter herstel ling en verpleging overgebragt in een reusachtigen verwilderden tuin waar hij door een natuurkindeen meisje half in 't wild op gegroeid, verpleegd wordt, en met niemand anders in aanraking komt. Onder der gelijke gegevens kan eene zoogenaamde realistische ro man de waarde hebben van eene zielkundige proetneming. Maar zoodra de schrijver zijne personen in de maat schappij doet optreden, doet ademen in dezelfde lucht, waarin wij leven wordt alles willekeur abstractie leugen worden zijne personen marionetten door een enkel touwtje bewogen. Reeds om] deze reden heeft de realistische roman naar onze meening geen toe komst, en wat nog in haar schuilen mogtgeduld voor waarnemingen zucht naar kennis vermogen om door te dringen tot het inwendige der dingen verliest alle sympathie omdat zij die gaven zeer eenzijdig en bij voorkeur aanwendt tot het bestudeeren van al dat gene wat een gewoon niet realistisch mensch liefst buiten het bereik houdt van zijn gevoelszin en zijne reukzenuwen. FRANKEIJK. Uit den later door de dagbladen medegedeelden tekst der door den heer Floquet ge houden rede is gebleken dat hij niet alleen hervor ming maar zelfs geheele afschaffing van den Senaat wenschelijk achtte. Na opgemerkt te hebbendat het land zich misschien eerlang zou afvragen of het niet wenschelijk zou zijn, de kiescolleges te hervormen waar uit de Senaat grootendeels ontstond, verklaarde hij, dat de regeering in ieder geval vóór alle dingen krachtiger haren invloed zou kunnen doen gelden op de besluiten in den Senaat. De regeering mocht wel bedenken dat zij op het oogenblik geplaatst was tusschen den vloed van het volk overhellende naar de democratische hervormingen en het verzet van eenige personen zich verschansende in een der takken van de wetgevende macht. Hare verbeelding dat zij aldus tusschen twee staatkundige machten ingeklemd, verzekerd is van haar evenwicht en niet vallen kanis wel mogelijk maar zij loopt toch misschien het gevaaraldus in onvermo gen te stikken. Zij moet een voorbeeld nemen aan belegerde steden en niet dralen tusschen een uitval naar den eenen of den anderen kantteruggaan, dwars door dit volk heen, dat vooruit wil, ligt boven men- schelijke krachtzij moet eerbiedig maar krachtig den Senaat aansporen en zich vastberaden een weg banen door al de dralers die de vrije beweging der demo cratische denkbeelden eenigzins belemmeren. Den 16 werd de uitgeschreven ministerraad gehou den zondernaar het schijnttot eenige uitkomst te hebben geleid hij werd althans verdaagd tot den 17, des voormiddags 9 uur. Die bijeenkomst duurde tot 12 urende minister van binnenl. zaken hield vol dat volledige uitvoering der besluiten noodig was. De beraadslaging liep nog niet af, maar zou te 5 uren her vat worden. De president ontving den 16 den russischen groot vorst Constantijn. ITALIË. Uit de begrooting voor het dienstjaar 1881, door den min ster van financiën bij de Kamer van Af gevaardigden ingediend blijktdat de gewone inkom sten op 1211 miljoen en de gewone uitgaven op 1118 miljoen geraamd zijn zoodat een overschot van 93 mil joen te verwachten is. Voor buitengewone inkomsten zijn 7 miljoen en voor buitengewone uitgaven 65 miljoen uitgetrokken nog 58 miljoen moeten dus gebekt wor den welk cijfer, bij het bestaan van genoemd batig saldo op de gewone uitgavendoor een batig slot van 35 miljoen wordt vervangen. Dit bedrag wordt echter verminderd tot 11 miljoen, omdat tegenover een kapi taal van 67 miljoen aan te betalen schuld de verkoop van een kapitaal van 43 miljoen staatzoodat in nog 24 miljoen moet worden voorzien. Brengt men nu in rekening de uitgaven, in 1880 nog te doen, dan krijgt men een overschot van 7 miljoen. Die uitkomst is ver kregen niettegenstaande de gedeeltelijke afschaffing van de gemaalbelasting en de verhooging van eenige hoofd stukken op de uitgaaf, waartegen onder de inkomsten een gelijk bedrag is uitgetrokken als opbrengst van de rente, die met deze bijzondere bestemming gevestigd moest worden. OOSTENRIJK-HONGARIJE. De oostenrijksche bla den laten zich vrij algemeen zeer gunstig uit over de hartelijke ontvangst van den kroonprins door de duitsche keizerlijke familie en de bevolking van Berlijn. Ook in de staatkundige kringen is men daarmede zeer inge nomen. RUSLAND. Volgens bericht aan de Times uit Berlijnis te Petersburg weer een nummer van het revolutionaire, in de provincie gedrukte blad de Wil van het Volk verspreid waarin gezegd wordt, dat de onlangs genomen maatregelen meer in schijn dan in werkelijk heid iets beteekenen. Loris Melikoff wordt een slimmer staatsman dan zijne voorgangers genoemd, die den staart van een vos en de tanden van een wolf heeft. Hij moge de onderdrukking minder drukkend gemaakt hebben maar het blad eisebt vrijheid en zelfregeering voor het volk. De werkzaamheid der politie is eer uitgebreid dan verminderd en voortdurend hebben nog in hechtenis nemingen en verbanningen plaatswaarvan vooral in buitenlandsche bladen melding moet worden gemaakt. SPANJE. Den 14 werd de infante Maria Merce des Isabella door den aartsbisschop van Toledo gedoopt in tegenwoordigheid der ministers, gezanten enz. Ko ningin Isabella hield haar ten doop. TURKIJE. De door Engeland opgestelde voorschrif ten voor de bevelhebbers der gemeenschappelijke vloot lokten eenige aanmerkingen uit van de zijde van Duitseh- land en Oostenrijk, waaraan Engeland toegaf. De andere mogendheden keurden die voorschriften goed hoofd zakelijk hierop neerkomende het opperbevel wordt op gedragen aan hem die den hoogsten rang bezit, of aan den oudste van denzelfden rang. De engelsche admi raal Seymour vereenigt deze vereischten in zich. Bij alle bewegingen der vloot moeten de bevelhebbers van het eskader aan den opperbevelhebber gehoorzamen. Bij militaire operatiën moet de opperbevelhebber den raad inwinnen der bevelhebbers van het eskader die hunne meening te kennen geven overeenkomstig hunne bizondere voorschriften en de volmachtvan hunne regeering ontvangen. Het aan land zetten van troe pen is verboden. De opperbevelhebber der vloot moet van de overheid Dulcigno opeischen om de stad aan de Montenegrijnen over te leveren. In geval van wei gering zullen de Montenegrijnen de stad aantasten. De berichtgever der Daily News meldt, dateendoor hem afgezonden telegram waarin hij bericht had dat de terugkeer van Said-Pacha als eersten minister de beteekening had van verzet tegen de eischen der mo gendheden werd opgehouden door de turksche regee ring. Uitvoeriger meldt hij thans omtrent die verande ring, dat Said-Pacha's optreden beteekent, dat de vrees van den sultan voor Europa de overwinning behaald had over de nog grootere vrees voor Said-Pacha en zijne aanhangersdie de minachting van elk goed turksch ambtenaar verdienen en ook ontvangen. Hij lijdt geen twijfel meer, of het hof is vast besloten, zich met alle krachten tegen de wenschen van Europa te verzetten. De Sultan is omringd van een troep lieden die van de europeesche staatkunde en de kracht van het vereenigd Europa even weinig weten als de vol gelingen van een indisch vorst. Deze mannen en vrou wen hebben slechts ééne opvatting van staatkunde namelijk deze dat hunne vijanden buiten alle ambten bij de aanvaarding uwer macht doet den goeden meester kennen." „Maar Kurtik heb niets te vergeven integendeel beleedigde Op het zelfde oogenblik werden er fakkels zichtbaar bij de kromming van den weg. „Ha daar komen de jongens van 't kasteel aan om de verloren geraakte Nimrods te zoeken," riep Kurt toen hij de ruiters met de flambouwen in het oog kreeg. „Voorwaarts, we hebben ons hier lang genoeg reeds opgehouden', bromde een zware stem. Reinhold ver zocht de heeren vooruit te rijden. Hij zelf nam een der dienaars den fakkel uit de hand want van uit de linnen kap van den wagen trof een vreemd geluid zijn oordat hem verrast deed stilstaan. „Houdt u niet langer op dan noodig isriep Kurt. „Ik zal ondertusschen met een glas champagne de zit ting openen." Kurt neuriede een liedje en het gezel schap zocht den uitgang van het bosch. De pikeur wilde zijn meester in het opstijgen behulpzaam zijn, maar Rein hold wierp hem de teugels van zijn paard toe en gelastte hem met de paarden een weinig ter zijde te gaan. Het werd allengs stiller in het bosch. In de verte stierf het geluid der hoefslagen weg en de storm be daarde. De sneeuw viel steeds dichter neêr. Men hoorde het sissenals de sneeuwvlokken vielen in de vlam des fakkelsdieworstelend met de avondsche mering een rooden gloed wierp op het armzalige voer tuig. „Mijn naam is Reinhold Warburg," zeide de graaf op vriendelijken toon tot den vreemdeling. „Ge zijt in een moeielijken toestand, zooals ik zie, en daarom zult ge me veroorloven dat ik u naar mijn slot voer. Ik zal een mijner paarden voor uwen wagen doen spannen_ De vreemdeling maakte weer een afwerend gebaar. „Ik heb uwe hulp niet noodig antwoordde hij ruw maar de graaf liet zich niet afwijzen. Hij had een on derzoekenden blik geworpen op die geteekendemet een stoppeligen baard omgeven gelaatstrekken en de onvaste, dwalende blik der donkere oogen ontging hem niet. Met het instinkt der menschenliefde eigen voelde de graaf, dat deze vreemdeling ongelukkig, ja wanhopend was en bood deelnemend zijne hulp aan. „Wat gaat u, groote heeren, mijn ongeluk aan, antwoordde de jood bitter. „Of er een jood meer of minder op den weg van honger omkomt 't is niet eens in staat u uit uw goeden luim te brengen." Reinhold antwoordde niet op deze woordenmaar keek bij het licht der fakkel naar binnen in den wagen van waar hij het geschrei van een kind meende te hooren. Toen hij het geseheurde doek wilde opheffen, hield de jood hem terug, maar de graaf keek hem vast in de oogen en zeide„Ik wil uwe gevoelens niet kwetsen maar hier schijnt wel degelijk de hulp noo dig te zijn, die gij versmaadt." Met deze woorden schoof hij den tegenstribbelenden man zacht terugsloeg de linnen kap op en bracht de fakkel naderbij. Een zachte uitroep kwam over zijne lippen want hetgeen hij daarbinnen in den wagen zagwas ontzet tend. In lompen gehuldlag een jonge vrouw stijf en bewegingloos uitgestrekt op den bodem der kibitka. Een zuigeling nauwelijks een paar maanden oud, tastte met de kleine handjes over het gele doodskleurig ge laatEen koude rilling liep den graaf over den rug en verschrikt wendde hij zich naar den vreemde ling en riep „Verschrikkelijk „De doode was mijne vrouw," zeide de ander, „het bulpelooze kind is mijne dochter. Ik zelf ben zoo el lendig en zoo armdat ik aan de eene geen graf aan de andere geen voedsel kan geven. De winternacht brengt uitkomstMorgen liggen wij alle drie on der het witte sneeuwkleed en de oude pijnboomen zin gen een graflied voor ons." Als vernietigd zonk de vreemdeling op den wagen boom neer. De graaf klopte hem op de schouder en riep „Kom tot u zeiven man ge zijt op weg om het hulpelooze kind, dat de dood u als een heilig pand achterliet te vermoorden. Hoe kan men vertwijfelen zoolang er nog een mensch in de nabijheid is Hier houdt de fakkel vast Wie de wapens laat zakken, voor zijn geheele levenskracht is uitgeputis een lafaard." Er lag zulk een stalen wilskracht in Reinhold's woor den dat de vreemdeling eerst een zekere schaamte ge voelde, maar zich daarna met geweld onttrok aan den inwendigen weerzin die hem beheerschte. Onwille keurig hield hij de fakkel vastterwijl de jonge ruiter het kleine half bevroren wicht uit de kar te voorschijn haalde en 't haastig in zijn eigen met bont gevoerden mantel wikkelde. „Hier met de paarden Frits riep hij. „Doe uw bruin het tuig aanga op mijn paard zitten en voer dien armen knol aan den halster mede. Vooruit! Neem gij uw kind, en ga op de voorbank van den wagen zittenbinnen tien minuten zijn wij onder dak," Terwijl Frits brommend maar in der haast het ont vangen bevel ten uitvoer brachtzag de vreemdeling den graaf peinzend aan. „Gij verlengt mijne rampen, stotterde hij. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1880 | | pagina 2