No. 70.
Twee en tachtigste Jaargang.
1880.
ZONDAG
3 O C T O B E 15.
FEUILLETON.
Sneeuwvlokken.
Dit nummer bestaat uil twee bladen.
E E R S T E BLAD.
Prijs der gewone Advertentiën
#f£tcicc! (Bcbeeltc
De kwestie der grondwetsherzienin
in de Tweede Kamer.
7)
Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondordag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar 0,80 tranco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers f 0,06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer/0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
GEHUWDE PERSONEN, niet ouder dan 40 jaren, die
in aanmerking wenscken te komen voor de betrekking van
CONCIERGE IN DEN NIEUWEN DOELEN te ALKMAAR,
worden verzoekt ziek vódr 10 October 1880 aan te melden bij
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de 2e. helft der maand Aug. 1880:
J. van Straten, Wed. Janssen, J. A. Liefkens, Amsterdam
J. ter Mei, BenningbroekJ. Z. van der Meer, Buiksloot
J. S. SchuilenburgEimerbrugJ. Stioef, Goor (twee stuks);
Wed. Mefts's Gravenbage A. Blom, den HelderB. Meellen,
's HertogenboscbA. Bimmerman, HoogwoudJ. Blom, Moer
beek; IC. Geer, Nieuwe Niedorp; B. van MeursSchagen
P. de Bruyn Sr., L
Van de Hulpkantoren
Bergen: Jan Harder, Alkmaar.
Dirksborn: J. Buikers, Groote Upolder.
Noordscharwoude: A. Laselier,Amsterdam;IC.Krap,
Winkel.
Schermer born: Tunnisse Leidschendam.
W armenhuizen: J. ZoneveltAmsterdam.
P O L I O I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polioie het
volgende voorbanden als een paar vrouwenkandsckoenen, een
zwart boezelaar met gewerkte rand een voorbord van een band
wagen een paar broekdraagbandeneen blauw koralen ketting
met sluitingeen duitsche pijpeen corset, een gouden oorbel
en een horlogeketting.
Cf
Eenige leden van de Tweede Kamer hadden geen
vrede met het zwijgen van de Troonrede over de voor
nemens der Regeering omtrent de verbetering van ons
kiesrecht, en wenschten dat in het adres van antwoord
de teleurstelling over dat zwijgen zou worden uitgespro
ken. Daartoe werden een tweetal amendementen in
gediend. Een daarvan bepaalde zich tot de verklaring,
dat een regeling van de stembevoegdheid en wijze van
verkiezing die meer dan de tegenwoordige leidt tot
een gelijkmatige vertegenwoordiging der verschillende
richtingen en belangenaan de Kamer noodzakelijk
voorkomt. Het tweede amendement ging verder, en
gaf als het oordeel der Kamer te kennendatom
een bevredigende regeling tot stand te kunnen brengen,
den wetgever grootere vrijheid moet worden gelaten
dan de bepalingen der Grondwet hem toekennen.
Zij, die naar aanleiding van deze beide amendementen
een belangrijke gedachtenwisseling over de verbetering
van ons kiesrecht met of zonder Grondwetsherziening en
een niet minder belangrijke uiting van de zienswijze der
Kamer hadden verwacht, zijn ongetwijfeld bitter teleur
gesteld. Bij eenig nadenken zullen zij echter, naar het
ons voorkomtmoeten erkennen, dat het tegenwoordig
oogenblik voor een bespreking van deze onderwerpen
en voor een uitspraak van de Katner daarover bij uit
stek ongeschikt was. Dat de Regeering zich over hare
inzichten ten aanzien van deze belangrijke kwestie m
de Troonrede niet heeft uitgelaten, is waar; maar die
inzichten waren toch aan niemand onbekend. De Re
geering heeft in het vorige jaar bij de behandeling van
het adres van antwoord op de Troonrede en van de
staatsbegrooting haar gevoelen en hare voornemens om
trent deze zaak aan de Kamer medegedeelden de
Kamer heeft toen in die mededeeling berust. Welke
verandering was er dan gedurende het laatste jaar in
den toestand gekomen dat de Regeering thans in de
Troonrede op dit punt zou moeten terugkomen, en de
Kamer van haar gevoelen zon moeten doen blijken
De Regeering heeft in het vorige jaar gezegd dat de
noodzakelijkheid van Grondwetsherziening om tot ver
betering van het kiesrecht te komen haar nog niet was
gebleken maar dat zij niet zou aarzelen daartoe het
voorstel te doen wanneer de herziening inderdaad een
eisch des tijds was geworden. Zij meende echter, dat
binnen de greDzeu der Grondwet aanmerkelijke ver
beteringen in onze kieswet gebracht kunnen wor
den maar iou daartoe niet overgaan dan nadat de
invloed van de nieuwe directe belastingen die zij zou
voorstellen, op de kiesbevoegdheid was gebleken. Dat
was haar programma en ook nu word dat programma
ongewijzigd aan de Kamer medegedeeld. Tevens werd
herinnerd, dat, wanneer eenmaal tot Grondwetsher
ziening mocht worden overgegaan, die herziening zich
niet tot een paar punten zon moeten beperken maar
zich zou moeten uitstrekken tot al die bepalingen
waarvan de wijziging noodzakelijk moest worden geacht.
Een jaar geleden was de Grondwetsherziening eens
klaps aan de orde gekomen door de geschiedenis van
de aftreding van het vorige Ministerie, dat den Koning
machtiging had gevraagd tot het indienen van een
wetsvoorstel tot herziening op het punt van kiesrecht
en verdedigingmaar die machtiging niet had ver
kregen. Het Ministerie treedt daarop afeen ander
verschijnt voor de Volksvertegenwoordiging in zijne
plaats, en verklaart niet voornemens te zijn eenig voor
stel tot Grondwetsherziening te doen. Teen was het
de tijd geweest omwanneer de Kamer Grondwets
herziening noodig achtte zich in het antwoord op do
Troonrede tot den Koning te wenden en die noodza
kelijkheid uit te spreken maar neen, de Kamer zwijgt,
berust in de verklaring van het nieuwe Ministerie, dat
daarop zijne taak aanvaardt. En nu zou men een jaar
later, terwijl de Regeering haar werk heeft begonnen
maar nog niet ten einde gebracht, eensklaps op de zaak
terugkomen en Grondwetsherziening noodzakelijk ver
klaren. Dat gaat inderdaad niet aan en de meerder
heid van de voorstanders der Grondwetsherziening heeft
onzes inziens zeer verstandig gehandeld toen zij zich
teo-en het bedoelde amendement verklaarde. Het werd
met 63 tegen 13 stemmen verworpen. Van de liberalen
stemden behalve den voorsteller, den heer van Houten,
slechts twee leden de heeren Denting en van Kerk
wijk voor.
Sommigen schijnen van meening geweest te zijn
dat er in elk geval geen bezwaar in kon gelegen zijn,
dat de Kamer van haar gevoelen deed blijken maar
die zoo redeneerden hebben zich geen rekenschap ge
geven van de beteekenis van een antwoord op de Troon
rede tot opening van een zitting der Staten-Generaal.
Wanneer de kwestie der Grondwetsherziening was be
handeld op een congres of een volksvergadering zou
de uitslag ongetwijfeld geheel anders zijn geweest, maar
men vergete nietdat een Troonrede het programma
bevat van de Regeering voor de zitting die er mede
geopend wordt. Antwoordt nu de Tweede Kamer op
die Troonrede gelijk de heer van Houten voorstelde
„Met leedwezen missen wij alle mededeeling ten aan
zien van de voornemens der Regeering met betrekking
tot het kiesrecht. Dit onderwerp hetwelk dringend
nieuwe regeling eischt-, aan Uwer Majesteits ernstige
overweging aanbevelende meenen wij tevens eerbiedig
als ons" oordeel te mogen te kennen geven, dat, om een
bevredigende regeling tot stand te kunnen brengen
den wetgever grootere vrijheid moet worden gelaten
dan de bepalingen der Grondwet hem toekennen,
dan kan de Regeering daarop niet doen weten, dab
zij wel eens over de zaak wil denken misschien wel
een commissie wil benoemen om haar te onderzoeken
do Regeering moet met die verklaring instemmen ot
zieh daartegen verklaren; maar doet zij het laatste, dan
bestaat er een conflict op een aller belangrijkst punt
van regeerin'gsbeleid, en behoort zij volgens constitutio-
neele beginselen at' te treden. Een Kamer die aan den
Koning konft zeggen, dat het Resrewbt dringend
nieuwe regeling eischt en dat Grondwetsherziening
daartoe noodig is kan een Ministeriedat verklaart
daarmede niet in te stemmen niet aan de regeering
dalden zonder haar waardigheid te kort te doen en haar
invloed te verspelen. Haar spreken moet tot handelen
leiden. Wat zou anders dat woord tot den Koning
beteek enen Dat om bevredigende regeling van
het kiesrecht tot stand te kunnen brengen den wet
gever grootere vrijheid moet worden gelaten dan de
bepalingen der Grondwet hem toekennen daarover zal
men het wel vrij algemeen eens zijn; dat erkennen ook
zij die er de voorkeur aan geven vooreerst binnen de
grenzen der Grondwet de Kieswet zooveel mogelijk te
verbeteren. Maar als de Kamer een dergelijk oordeel
uitspreektdan begeert zij dat de zaak aan de orde
wordt gesteld, dan verklaart zij dat de tijd gekomen
is om het groote werk ter hand te nemen nog in de
zitting die zoo even geopend is. De beteekenis van
een dergelijke uitspraak van de Kamer geldt vooral de
Naar het Hoogduitsch van R. Elcho.
„Gij hebt daar een werk van barmhartigheid verricht,
waarop gij trotsch moogt zijn, gravin. Apropos, komt
graaf Reinhold van daag te huis?"
- „Ik verwacht hem met Tanina aan tafel.
„Mag ik u feliciteeren
„Eerstdaags zal het engagement publiek worden.
Hoe bevalt u Reinhold's keuze
„Mag ik eerlijk zijn
„Alsof het u mogelijk ware anders te spreken dan
gij denkt."
„Welnu dan Yoor zoover ik over de dochteren
Eva's kan oordeelen krijgt dit kasteel wel eene goede
meesteres maar Reinhold geene goede vrouw.
„"W at een gekke inval
„Ik spreek in ernst. Deze Russin is een lieftallig
maar ijdel en prachtlievend schepseltje, als geboren om
in de salons te schitteren maar daar binnen" en de
dokter klopte op zijne borst „zoekt men te vergeefs
naar een hartnaar vrouwelijk gevoel. Tanina is een
prachtigeveelkleurige vogelgeschapen voor den
zonnenschijn van het gelukmaar als er een storm
opsteektdan wee de arme Reinhold
„Als gij nu niet ophoudt met uwe zotte prophetieën,
krijgt ge stellig geene uitnoodiging tot de bruiloft."
„Ik ga al. Groet Reinhold van mij. Wat echter
mijne kritische opmerkingen over het bruidje betreft
onthoudt ze en denk er later nog eens aan. Addio
la mia Santa Samaritana 1"
Lassar hoorde het geluid der schreden van den dok
ter in den gang wegsterven daarna werd er eene
deur geopend hij hoorde zachte voetstappen op het
mollige tapijt en het hoofdje der blondine boog zich
over hem heen. Margaretha ontstelde toen zij de matte,
geopende oogen van den jood op zich gericht zag.
„Mijn God zijt gij wakker, hebt gij gehoord f"
„Ja, ik heb gehoord, dat gij een engel van goed
heid zijt. Thans weet ik alles Rachel is dood ik
was ziek langen tijd
„Bijna vier weken."
„Zoo lang rust mijne vrouw dan reeds in het gral
„Ginds op het kerkhof."
„En mijn kind
Margaretha liep naar de sopha en hief het kind uit
de kussens op. „Hier is Perdita,' zeide zij lachend.
De zieke beschouwde met welgevallen de roode
koontjes en ronde armpjes die uit het kanten mutsje
en de lange kanten jurk te voorschijn kwamen en een
glans van vreugde verhelderde voor een oogenblik zijn
bleek gelaat. „Is dat mijn kind? Heet het Perditar"
„Zoo heeft mijn broeder het gedoopt. Ik zou het
sneeuwvlok willen noemen. Een dwaze inval niet
waar Maar de kleine is gedurende den storm bij ons
in huis gekomen evenals de sneeuw die van den hemel
komt."
„Uw vader zegent u kleine lieveling uwe moeder
heeft het reeds lang gedaan." Toen hij de bevende
handen op het hoofdje van het kind legde rolden twee
dikke tranen langs zijne wangen, en het was noodig dat
Margaretha hem vermaande, zich niet zoo op te winden.
Snel bracht zij het kind uit de kamer, zette zieh naast
het bed van den zieke en praatte met hem over koetjes
en kalfjes. Lassar meende te droomen. Yoorbij was
die akelige woesteonstuimige nachteen heldere
morgen een nieuw leven was voor hem aangebroken.
Hoe rustig en schoon was het vertrek waarin hij rustte,
hoe heerlijk en welluidend klonk de stem zijner ver
pleegster hem in de oorenHoe prachtig glinsterde
de zonnestralen op dat goudblonde haar en hoe goedig
zag zij hem aan met die vriendelijke oogen I Zij moest
een engel der vertroosting zijn die hoop gaf op betere
en gelukkige dagen. Vrede en hoop keerden in de ziel
van den zieken man weer, en toen zijne verpleegster hem
eindelijk alleen gelaten had vouwde hij de handen
saam en fluisterde „God ik wil leven om te kun
nen vergelden wat zij voor mij deed
Slechts langzaam keerden de vroegere krachten terug,
veel te langzaam voor Lassar's ongeduld. De lente was
reeds ver gevorderd toen hij voor het eerst zich buiten
de ziekenkamer en buiten het slot mocht bewegen.
Allereerst ging hij naar de kleine heuvel waarop
het kerkhof was aangelegd. Het verwonderde hem bijna
nietdat hij een eenvoudigen steen vond op het graf
zijner Rachelomgeven door witte sneeuwklokjes. Im
mers die goedhartige Margaretha had al zijne wenschen
reeds vervuld nog voor hij ze had uitgesproken. Lil
wtêr doortintelde een gevoel van weemoed en droefheid
zijne borst.
Een vroolijklachend landschap strekte zich voor
Lassar's blikken uittoen hij den heuvel afdaalde. De
rivier was buiten zijne oevers getreden en de frissche
wind dreef het water krachtig voort naar het noorden.
Het hart begon den herstellenden zieke sneller te