No. 78. Twee en tachtigste Jaargang. 1880. V li IJ D A G 22 O C T OBE it. Groote Koemarkten te Alkmaar, Groote Paardenmarkt FEUILLETON, Sneeuwvlokken. Prijs der gewone Advertentiën ©fliciccl ©cbeeltc. op IBaaudag ft en Woensdag 13 No- wemlier 1880, en op Woensdag ftO November 1880. 35ttitenl,Attb. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Dondorda.g- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80franco door het geheele Rijk 1, De 3 nummers O 06- Yan 15 regels/0,75; iedere regel meer ƒ0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan bet Commissariaat van Policie het volgende voorbandenals een tabakzak, een fïuweelen reiszakje, waarin eenige snuisterijen, een kinderportemonnaie met eenige centen, een huissleutel. DU1TSCI1LAND. De duitsche gezant te Parijs prins Liohenlohe, tijdelijk belast met de leiding van het ministerie van buitenlandsche zaken, is gevaarlijk ziek. In een te Breslau gehouden vergadering van siiezische Katholieken over het onderwijs werden de volgende eischen gesteld 1\ het geven van godsdienstonderwijs in de Katholieke lagere school moet onbeperkt overge laten worden aan de priesters, door de kerk daarmede belast en even zoo liet toezicht op dat onderwijs; 2°. aan de kerk moet weder het recht gegeven worden om mede toezicht op de school te houden 3°. niemand mag zon der kerkelijken last onderricht in de godsdienst geven of examen afnemen 4°. Katholieken moeten alleen toezicht uitoefenen over Katholieke scholen5°. de gemengde scholen moeten afgeschaft en niet meer op gericht worden 6°. voor het godsdienstonderwijs kan gebruik worden gemaakt van de poolsche moravische of hoheemsche taal in die lagere scholen voornamelijk door kinderen van slavische afkomst bezocht. Van liberale zijde wordt opgemerkt, hoe duidelijk deze eischen doen zien, wat men van uitramontaansche zijde te wach ten heettmochten zij weder op het gebied van onder wijs den boventoon voeren. ENGELAND. Tegenover de bewering, dat de overige mogendheden van verderen dwang tot uitvoe ring van het berlijnscl e verdrag afkeerig zijn merkt de Times op datindn n het verdrag reeds zoover is uitgevoerd dit voornamelijk aan de geestkracht en vastberadenheid van Engeland te danken is. De grond slag der engelsehe staatkunde was, om steeds in over eenstemming met Europa te handelen en zonder Europa's instemming zal Engeland niet verder gaan dan het nu gegaan is. De aartsbisschop van Dublin komt in een herderlijken brief met kracht op tegen de beweging, door het land- verbond in Ierland in het leven geroepen. Wijzende op het schandelijke der gepleegde moordaanslagen en op de vele vergrijpen tegen eigendom en recht, herinnert hij O'Connell's gezegdedat zelfs de vrijheid geen droppel bloed waard iszoo dat bloed op misdadige wijze vergoten wordt. De katholieke geestelijkheid heeft zich naar aanleiding van dit schrijven met de laatste bijeenkomsten van dat verbond niet ingelaten doch volgens sommige bladen zou het veel heter zijn wan neer zij minder lijdelijk was en krachtiger tegen die be weging te velde trok. Aan de Times wordt gemeld dat de geruchten omtrent het voornemen der regeering, om de leiders der beweging gerechtelijk te vervolgen reeds dadelijk gunstig gewerkt hebben op de houding van dat verbond en op den toon harer organen. In het regeeringsblad komt eene bekendmaking voor, dat bet graafschap Kerry in Ierland in onrust verkeert, welke versterking der politie macht noodig rnaakt. Ver der maakt het bekend, dat eene belooning van 12000 wordt uitgeloofd voor inlichtingen, welke tot de inhech tenisneming kunnen leiden van zekeren Edowney on langs vermoord. ERANKRIJK. De uitzetting van de Karmelieter monniken en andere leden van geestelijken orden liep zonder stoornis der orde af. De bisschop van Mont- pellier begaf zich in zijn ambtsgewaad zoodra hij ver nomen had, dat de Karmelieten uiteengedreven waren, naar den prefectom hem in den ban te doen. De overste van het Karmelieter klooster te Beziers paste dienzelfden maatregel op den commissaris van politie toe. De leden van het te Parijs vergaderd internationaal postcongres werden ontvangen, eerst door den minister van buitenlandsche zaken en later door den president Grévydie toepasselijke redevoeringen hielden en op het groote belang dezer bijeenkomst wezen. De heer Hofstedeafgevaardigde van Nederland, beantwoordde namens het congres den president. Hij zeide o, a., dat er bij de in Frankrijk heerschende vrede en eendracht, alle reden bestond voor de verwachting, dat de belang rijke door het congres ondernomen arbeid tot het ge- wenschte doel zou leiden. De directeur van het blad de Commune Felix Pyat, is wegens een in dat blad opgenomen artikel over Be- reszowski ter verheerlijking van vorstenmoordbij verstek veroordeeld tot 2 jaren gevangenisstraf en 500 boete; de gérant Robert tot 6 maanden gevangenisstraf en gelijke boete. Generaal de Cissey vaardigde een dagorder aan zijne troepen uit, waarin hij o. a. zeide „om de schandelijke, nietswaardige lasteraars te beschamen die mij als be velhebber zouden willen trelfen heb ik den minister van oorlog verzocht, mij van mijnen werkkring te ont- helFen, Dit verzoek is toegestaan en ik heb het voorloo- pig bevelhebberschap aan generaal Benoist overgegeven. Ik wacht met vertrouwen den uitslag van het door mij gevraagde onderzoek afhet zal dan blijken dat uw voormalige generaal nooit heeft opgehouden een verle den waardig te zijn, waarop hij met recht trotseh mag wezen noch eenige inbreuk heeft gemaakt op de eer, 15) Naar het Hoogduitsch van R. Elcho. Hij drukte het meisje de hand en liep regelrecht op het dal toe. Onderweg vroeg hij zich zeiven af, hoe hij er toch eigenlijk toe gebracht washet vreemde meisje over zijnen benarden toestand te spreken. Welk helang kan zij daarbij hebben Zonderling De raadsel achtige donkere oogen moesten er de schuld van zijn, die hem zoo hartelijk en vol deelneming hadden aangezien. Onwillekeurig keek de graaf nog eens om hare slanke gestalte was nog maar even te onderscheiden. Daar keek ze ook om. Zou zij naar hem hebben omgezien? Vlug als eene ree liep ze weer voort en verdween wel dra tusschen do donkere en zware stammen van het bosch. Geruimen tijd bleef de graaf haar, in gedachten ver zonken, nastaren. Voor de eerste maal gevoelde hij dat hij geen lust had in zijnen dagelijkschen arbeid. Was het wel goed dat hij haar alleen had laten gaan Kon haar in het bosch geen ongeluk overkomen Zij Was toch aan zijne bescherming toevertrouwd On willekeurig deed hij een paar schreden in de richting ran het boschmaar keerde weêr dadelijk op zijnen weg terug en bromde halfluid „onzinnige ideeën Op de pachthoeve had Reinliold het zoo druk met allerlei bezigheden van verschillenden aarddat hij zich haasten moest om nog tijdig in het slot aan tafel ie zijn. Hij merktedat Kurt von Moorbach buiten gewoon veel zorg aan zijn toilet had besteed. De ei genaardige branderige reuk van het friseerijzer was duidelijk aan zijne kroesharen waar te nemen. De wenkbrauwen waren kunstig en met zorg bewerktzijn baard zorgvuldig gekamd en geparfumeerd en talrijke diamanten ringen schitterden aan de fijne vingers zijner goed gevormde hand. En evenals zijn uiterlijk totaal verjongd scheen straalde er van den menseh zelf een vroolijkheid en frischheid van geest uitdie de dames blijkbaar aangenaam aandeed. Hij maakte zich volkomen meester van het gesprek, en dwong zijnen hoorders me- nigen lach af, dcor den spottenden toon, waarop hij over zich zeiven sprak, „Ik ben eene groote bizonderheid,'' beweerde hij in den loop van het gesprek zich tot Fanny wendend„jaik zou mij met succes in de ambtenaarswereld als rariteit voor geld kunnen laten kijken want ik ben de eenige duitsche kamerheer, die tot nu toe geen enkel ordelint bezit." Margaretha en Fanny maakten zich vroolijk over het bedrukt gelaat, waarmede hij deze scherts teu beste gaf, en Kurt vervolgde„Eens had hut waarlijk weinig gescheeld of ik had het bewijs van totaal gebrek aan verdienste verloren maar op het beslissende oogenblik ontging mij toch het lang verwachte lintje. De zaak heeft zich aldus toegedragen „Vorst X. te IJ. vierde het feest zijner vijftigjarige regeering, en dewijl dit eene geschikte gelegenheid voor mij scheen om gedecoreerd te worden, zond men mij naar de kleine hofstad met de vereerende opdracht den vorstelijken jubilaris de gelukwenschen vau mijn hof over te brengen. Op den avond vóór den gewichtigen dag ontmoette ik in het hotel den jongen kamerheer von Röderau op wiens borst eveneens nog de teekenen van ware verdiensten ontbraken en die welke men hem aandeed door hem aan het hoofd van het elfde legerkorps te plaatsen." Aan den minister van oorlog riehlte hij den volgenden brief: Licht moet er zijn ik ben het verschuldigd aan mijne 50 jaren trouwe dienstaan al mijne wapenbroedersaan den Senaat die terecht op de eer zijner lijden naijverig is en geene der noodige machtigingen weigeren zal. Het at'geloopen proces tegen den dagbladschrijver deVoestijne was onvolledigin weerwil van al hetgeen daarover geschreven is ben ik noch gedagvaard, noch geho rd en toch tengevolge van een behendige afleiding draag ik alleen er thans al den last van. Ik verzoek aan de regeeringeen onderzoek naar mijne handelingen te doen instel'en. Valt het ongunstig uit, vindt men, in plaats van de onvoorzichtigheden van een particulier, slechts een zweem van ietsdat deze monsterachtige aanvallen rechtvaardigtdan moge een krijgsraad uit spraak doen. Maar dat inmiddels de man, die 50 jaren lang zijn vaderland diende aan alle veldtochten met roem deel nam, dat de minister, die Erankrijk dieper ter neder geslagen vindende dan in 1815, prijsgegeven aan Pruisen en de Commune, geholpen heeft om weder op te richten en te bouwen wat thans bestaat dat deze generaal schandelijk door het slijt? wordt gesleurd, zonder dat de regeering het zich aantrekke en hem het licht verschaffe dat hij verlangt onmogelijk Iu het antwoord des ministers komt het volgende voor: Ik heb niet onopgemerkt kunnen laten voorbijgaan de openbaarmaking in het proces-Vung van twee brie ven welke u toegeschreven werden. Daar gij de echt heid dier brieven niet bestrijdtachtte de regeering het niet noodig den raad van onderzoek te raadplegen maar besloot, u uw commandement te ontnemen niet op uw verzoek zooals gij in uw dagorder zegtmaar als disciplinaire maatregel een maatregel van bi zonder gewicht, wanneer men let op uwe militaire dien sten en den hoogen rang dien gij bekleedt. De an dere zakenu door de dagbladen ten laste gelegd zouden niet voor den raad van onderzoek maar voor den krijgsraad behooren doch deze laatste heeft noch in de aanvallen der dagbladen noch in de feiten vol doende redenen gevonden om daartoe over te gaan. Een toegeven aan uw verlangen zou in strijd zijn met alle rechtsbeginselen, en het precedent, dat gij inroept, bestaat niet. Het staat aan u om de beschuldigingen, waarover gij klaagtvoor de gewone rechtbank te vervolgen." GRIEKENLAND. De Koning en de Konngin kwamen in den avond van den 17 te Athene terug en werden met groote blijdschap ontvangen. De stad was versierd en schitterend verlicht. OOSTENRIJK-HONGARIJE. De oostenrijkschede- legatie koos den 19 tot voorzitter Coronini, die in een toespraak zijn voldoening te kennen gaf over het be waard blijven van den vrede. Het ministerie van bui" door zijnen vorst met dezelfde zending als ik was be last. In den loop van het gesprek verried mijn jonge collega zulk een volkomen onbekendheid met de per soon van den ouden jubilarisdat ik den lust niet kon weêrstaan hem een poets te spelen. De Vorstver zekerde ik hemterwijl ik opstondhecht bizonder groote waarde aan eene goed doorwerkteflinke rede voering ik moet daarom op mijne kamer de mijne nog een paar maal overlezen om verzekerd te zijn morgen n et te zullen blijven steken. De wenk, hem gegeven, miste zijne uitwerking niet. Mijnheer von Röderau deed den ganschen nacht geen oog toemaar besteedde dien tijd om eene zeer fraaie redevoering in te studee- ren. De dag brak aan de feestelijkheden begonnen in de groote zaal van het paleis verzamelden zich de gezanten der vreemde hoven. Tot mijne geheime vol doening merkte ik op dat mijn collega geen de min ste acht sloeg op de hem omringende pracht, maar zich uitsluitend en ijverig bezig hield met zijne redevoering, die hij van het begin tot het einde in zich zeiven scheen op te zeggen. De eene gezant voor, de andere na, naderde den troon van den Vorst sprak een paar woorden van gelukwensching boog diep en trad weêr terug. Daar kwam de beurt aan mijnen jeugdigen collega. Op eenen wenk van den ceremoniemeester trad Röderau vooruitnam eene houding aan die Cicero hem niet zou hetben verbeterd en begon met eene aanspraak die bij de geschiedenis der schepping begon, en waaruit hij trachtte aan te toonen dat zijne voor ouders reeds in overouden tijd met die des vorsten in goede verstandhouding hadden geleefd. Het geheele hof was stom van verbazing. Men hoestte zacht kuchte j,hmhm maar Röderau drong altijd dieper

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1880 | | pagina 1