No. 82.
Twee en tachtigste Jaargang.
1880.
ZONDAG
31 OCTOBER.
Een goed teeken.
FEUILLETON.
i9) Sneeuwvlokken.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
©fficicsï ©cbcdtc.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat zij besloten hebben, gevolg- te geven aan het
door eenige landlieden gedaan verzoekom bij ge
legenheid van de groote Veemarkt op 1 Nov. 1880,
de SCHAPEN te plaatsen op den Koningsweg in
plaats van op de Kanaalkade nabij de gedempte
Nienwesloot.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
27 Oct. 1880. »e Secretaris
NU1S0UT VAN HESS VEEN.
ïhiitcnL-uib-
ALRHAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door
het geheele Rijk 1,
De 3 nummers O 08.
Van 15 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
mtatememaaeammaa
Wie niet blind is voor de gebreken van zijn geslacht,
heeft recht zich te verbeugen over bet goede dat het
openbaart. In onzen bij uitstek practischen en kriti
scher» tijd ontbreekt het in den regel niet aan opmer
kingen en klachten over onvoldoende toestanden en
tekortkoming om daarin verbetering aan te brengen
en wij staan in dat opzicht niet in de achterhoede. De
Nederlandsche natie is gewoon waar het bare belangen
geldt zich te doen hoorenvolstrekt niet om in te
stemmen met de uitdrukking die wij nog niet lang
geleden van een Duitscher hoorden Beruhigen sie sich,
tie teerden das in Berlin wolil machen." Integendeel
maar zelden wordt de loftrompet gestoken over de
werkzaamheden van de wetgevende macht; in den laat-
sten tijd vooral was de kritiek over het werk der volks
vertegenwoordiging soms vrij scherp en de regeermg
kreeg niet minder haar deel.
In hoeverre dit billijk en juist was, zullen we in het
midden laten doch de vraag wil ons van het hart
zou het wenschelijk wezen indien die kritiek tot zwijgen
werd gebracht? Of zouden ons land en volk aanhaar
niet reeds veel goeds verschuldigd zijn? Het moderne
statenstelsel is over het algemeen gegrond op de be
ginselen door de Eransche revolutie in het leven geroe
pen en wanneer we dan onze organisatie vergelijken
bij die van menig anderen veel machtiger en grooter
Staatgewis dan zullen we tot de erkentenis komen
dat we in vele opzichten hen vooruit zijn. In weerwil
van alle klachten en aanmerkingen zijn we steeds voor
uit gegaan: we hebben getoetst, gepolijst, verbeterd
aan hetgeen we eerst van vreemden oorsprong hebben
overgenomenen meer en meer wordt geheel onze
staatkundige inrichting in overeenstemming gebracht
met onze eigenaardige behoeften gewoonten zeden
volkskarakter enz. Het was onmogelijk dit spoedig en
eensklaps voor het geheel te doen.
Toen we tot de overtuiging kwamen dat het oude
régime moest worden verlatenwerd overhaast een
nieuw stelsel uit den vreemde aangenomen dat zooveel
mogelijk pasklaar werd gemaakt voor den nieuwen re-
geeringsvorm, die met de instelling van het Koningschap
in Nederland werd ingevoerd.
Ook daarbij heeft zich de karakteristieke vrijheidszin
en heb levendige volksbewustzijn onzen landaard zoo
eigen niet verloochend en van daar, dat de in onze
oogen in menig opzicht zoo gebrekkigeonvoldoende
en ondoelmatige wetgeving deu naijver van andere vol
ken meermalen heeft opgewekt. Toch bleven we niet
stilstaan dank zij het vrij sterk ontwikkelde open
bare leven. Evenwel: we zijn nog niet tevreden,
wat wel als een der beste waarborgen mag worden be
schouwd dat we niet zullen blijven stilzittenmaar
blijven aandrijven tot alle verbeteringen en hervormin
gen die voor den krachtigen bloei en de verdere ge
lukkige ontwikkeling van ons volksbestaan noodig kun
nen worden geacht.
Met het oog daarop is de tegenwoordige werkzaam
heid van de Tweede Kamer in hooge mate beteekenis-
vol. De oude Code pénal was tot op dezen dag in
onze wetgeving gehandhaafdhier en daar gewijzigd
of aangevuld door tal van kleine wetten waardoor
de rechts;, raak hoe langer hoe meer ingewikkeld werd
en zeker tot veel meer moeilijkheden zou hebben aan
leiding gegeven, ware het niet dat de rechterlijke macht
in onze ambtenaarswereld steeds door bekwaamheid en
nauwgezetheid had uitgemunt. Geen wonder, dat in
weerwil daarvan de wensch naar een nationaal wetboek
van strafrecht zich reeds jarenlang deed gelden en dan
niet een wetboek in der haafjtjeenigzins in overeen-
ming gebracht met enze behoeften maar een welover-
dachtgeheel nieuw, echt nationaal strafrechtwaarin
zoowel ons innigste rechtsgevoel als de beginselen van
ware humaniteit eene uitdrukking zouden vinden.
Zulk een wetboek nu heeft de Tweede Kamer in
behandeling en, dank zij de uitmuntende voorbereiding
van de commissie voor het ontwerp van den minister
van justitie en van de commissie van rapporteurs bestaat
er alle hoop, dat het binnen weinige dagen de bekrach
tiging der volksvertegenwoordiging zal hebben verkre
gen. In de geschiedenis onzer wetgeving is dit een
feit van niet geringe beteekenis. 't Is de belangrijkste
wetgevende gebeurtenis sedert de herziening der grond
wet in 1848, te merkwaardiger, omdat deze codificatie
van het strafrechtdoor erkende rechtsgeleerden ont
worpen ook voor het buitenland van waarde wordt
geacht, zooals blijkt uit de beschouwingen van enkele
specialiteiten die een Europeeschen naam hebben ver
worven.
Hetzij dan dat men de voorkeur mocht hebben ge
geven aan de behandeling van een ander onderwerp
in de kamer, de wijze waarop deze zich van den thans
onder handen genomen arbeid kwijtkan niet anders
dan de erkentelijkheid en de volle sympathie der natie
opwekken niet alleenmaa" zal ook in hooge mate
strekken om het vertrouwen in en de eerbied voor de
vertegenwoordiging te verlevendigen. Of blijkt het
nietdat wanneer slechts bekwame mannen der zake
volkomen kundig, de handen in een slaan tot een werk,
waaraan werkelijk behoefte bestaatdit ook tot stand
kan worden gebracht De parlementaire werkzaamheid
der laatste dagen wordt gekenmerkt door ernst, goeden
wil en degelijkheid. Zij wordt geleid door een minister,
wiens groote bekwaamheden en talenten met iederen
dag in een nieuw licht verschijnen door een voorzitter,
die met kracht en beleid zijn gezag handhaaft en door
eene commissie van rapporteurs die aan hare medele
den een uitstekenden leiddraad heeft aan de hand gege
ven en tal van kleine bedenkingen voor it wist uit den
weg te ruimen. Ziedaar de voorwaarden aangewezen
om een groot en belangrijk werk op degelijke wijze tot
stand te brengen samenwerking van de bevoegde per-
tonen en ter rechter tijd.
Ter voorbereiding van dien tijd is de openbare kri
tiek noodzakelijk en daarom hare veroordeeling eene
dwaasheid. Wat er valt aan te merken op onze instel
lingen en organisatie moet voortdurend en telkens op
nieuw met kracht van argumenten worden aangetoond;
zoo wordt allengs de volkso ertuiging gevormd en ge
vestigd en is dit eenmaal geschied, dan zullen meestal
ook de mannen te vinden zijn die voldoening kunnen
verschaffen aan hetgeen door overtuiging eene behoefte
is geworden.
De behandeling van het nieuwe wetboek van straf
recht is daarom niet alleen een verblijdende gebeurtenis
voor het oogenblik, maar vooral ook een bemoedigende
voor de toekomst. Zij geeft ho p dat ook andere lang
gewenschte hervormingen hare verwezenlijking naderen.
Dat men dan ook niet aarzele om flinkweg en steeds
opnieuw uiting te geven aan zijne wenschen en gevoe
lens, opdat deze meer en meer een vorm aannemen en
een volhswensch worden dan zal zij bevredigd worden.
DUITSCHLAND. Het pruisische huis van afgevaar
digden bestaat thans uit 1.07 conservatieven, 87 natio-
naai-liberalen79 ultramontanenhet zoogenaamde
centrum, 52 vrij-conservatieven, 37 fortschritts-mannen,
19 polen en 30 wilden, waaronder 14 die zich van de
nationaal-liberalen hebben afgescheiden 4 ministers en
de voorzitter de 11 overigen waaronder de oud-mi
nister Falkbehooren voornamelijk tot de gematigd
liberalen.
In de troonredewaarmede het huis den 28 ge-
Naar het Hoogduitsch van R. Elcho.
Het was buitengemeen en drukteend warm, ofschoon de
herfst reeds was ingetreden, maar dankzij de snelle vaart
van den wagenhadden beiden weinig last van de
groote hitte. Fanny's lief gelaat werd tegen de stralen
der zon door eenen breedgeranden, gelen stroohoed be
schermd enhare handen in den schoot gevouwen
staarde zij vroolijk en tevreden naar het snel dravende
paard naar de zware dennenboomen die met groote
vaart schenen voorbij te vliegen of naar de boven
haar hoofd zwevende duivenwier vederkleed in het
zonlicht als blinkend zilver schitterde. Zwijgend en
peinzend bleef de graaf voor zich zien alsof hij zich
niet al te wel op zijn gemak gevoelde in gezelschap
van zijne logée. Gedurende langen tijd sprak geen
van beiden een enkel woordtoen eindelijk Fanny
plotseling den graaf bij den arm greep en uitriep
0, eene ree! ziet gij die ree daar?
„Dat zal zeker een zeer ongewoon gezicht voor u
zijn niet waar?" vroeg hij lachend.
„Ja," antwoordde Fanny. „Voor ik op Warburg
kwamkon ik mij geene voorstelling maken van de
schoonheid van zulk een bosch alles leeft er, en is er
vroolijk en blij. Wanneer men geheel alleen op een
vroegen morgen er in omdooltwordt het oor gestreeld
door een opwekkend concertdan slaan de vinkon
de musschen tjilpen de spechten hameren naar harte
lust met den sterken bek op de boomstammen en de
eekhorentjes dwingen ons bewondering af, door de ver
bazende vlugheid waarmede zij springen van tak op
tak. Het komt mij echter voor, dat het niet alleen de
vogels en de eekhorentjes zijn die het bosch doen le
ven ook de boomen zeiven hebben hunne taal de
beuken de eikende pijnen en de dennen. Al die
opwekkende, eigenaardige geluiden hebben voor mij
eene bizondere bekoring. Ja, als ik aldus peinzend en
fantaiseerend een bosch doorwandelzou ik mij ge
loof ik er volstrekt niet over verwonderen als de
godin Diana met haar gevolg van witte reeën, mij in
hoogst eigen persoon tegemoet kwam."
Plotseling hield ze op en bloosde over hare enthou
siaste ontboezeming. De graaf had haar al dien tijd
van ter zijde aandachtig beschouwd en zeide na een
oogenblik van stilte „Ik moet u bekennen juffrouw
Börnstein dat ik zooveel gevoel voor natuurschoon niet
in u had vermoed doch waarover verwonder ik mij
ook gij stelt in alles belang wat schoon is en goed.
Ik wilde dat ik eene dochter had die dergelijke be
schouwingen had over natuur, als gij."
Fanny schaterde het uit. Het was weer die zelfde
heldere lach die Reinhold zoo dikwijls in verrukking
had gebracht.
„Waarom lacht gij vroeg hij ernstig.
„Om uwen komieken wensch, om vader te willen zijn."
„Is dat dan zoo belachelijk
„Ja zeker, ik moet lachen als ik u zoo hoor spreken,
want de vereischte ernst om vader te zijn ontbreekt
u geheel en al." Het meisje zeide dit zóó komiek
dat de graaf zich niet kon weerhouden mede te lachen.
Nu vlotte het gesprek beter; het ijs was gebroken
en in opgewekte stemming bereikten zij weldra het
boschwachtershuis. Reinhold deed snel zijne zaken af,
gelastte een der aanwezige knechts met het rijtuig
langzaam door het bosch te rijden tot aan het voet
pad dat naar den rooden toren leidde en beklom met
Fanny het steile pad van den hoogen heuvelop welks
top de ruïne „de roode toren" stond.
„Ik vreesdat gij slecht weêr zult krijgen onder
weg had de boschwachter gewaarschuwd toen zij het
huis verlietenmaar Reinhold meendedat de lucht
er vrij geruststellend uitzag en had met zijne gezellin
den wel wat verren tocht naar boven aanvaard.
Het zweet parelde de beide wandelaars op het voor
hoofd toen zij eindelijk de onheilspellende brokken
muur hadden bereiktwaar een uitgestrekt en prach
tig vergezicht op het dal en de verdere omgeving de
moeite van het klimmen ruimschoots beloonde. In de
beschouwing van dit tooneel verdiept en misschien nog
wel door andere gedachten bezig gehouden, merkten
zij geen van beidendat allengs de lucht betrok en
de wind al sterker en sterker werd.
„Gelooft gij," aldus brak Fanny onverwacht het stil
zwijgen afterwijl zij het oog richtte op de groote blok
ken zandsteen waarvan eertijds de roode toren werd
opgebouwd, „gelooft gij, dat de sombere toren, die zoo
trots op ons neêrzietwerkelijk tot het stamslot
uwer voorvaderen heeft behoord
Door eene opening in den muur, door verwering
er in ontstaangeleidde Reinhold zijne logée naar het
inwendige der ruïne. Hij gaf als antwoord op hare
vraagals zijne meening te kennen dat hij dezen to
ren beschouwdeals vroeger te hebben gediend tot
wachtpostvanwaar men den geheelen omtrek gemak-