No. 95
Twee en tachtigste Jaargang.
1880.
W O E S D A G
1 D E C E M B E Pt.
FEUILLETON,
Uc llachl der Liefde
Prijs der gewone Advertentiën
Deze Courant wordt Diasdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door
het geheele Rijk 1,
De 3 nummers 0 06.
RIAVjc
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f Q. 15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Waarde uitgever
Reeds lang had ik het voornemen u iets van mij
te laten hooren. Belangstelling in hetgeen gedurende
den laatsten tijd in ons vaderland op allerlei gebied
voorvielwas daarvan de oorzaak. Daar ik er prijs op
stelde, te weten, wat ik voortaan straffeloos doen of'
laten mocht, begon ik natuurlijk bij de behandeling van
het strafwetboek met behoorlijk na te gaan wat het
inhield en wat daarover verhandeld werd.
Ik verzeker u dat dit lang geen gemakkelijk werk
was door de verbazende snelheidwaarmêe de tweede
Kamer het ontwerp behandeldewant het was niet
mogelijk gelijken tred met haar te houden. Zij nam
veel spoediger geheele afdeelingen aan, dan ik artikels
lezen kon en zoo was ik noch niet op de hei ft toen
de heueheüjbe tijcing door middel van uw blad het
ecist tot mij kwam, dat het geheele Wetboek de goed-
ke uring der Volksvertegenwoordiging had weggedragen.
Dat ik hartelijk instemde met de over de aanneming
in verschillende bladen opgenomen vreugdekreten be
hoef ik u zeker niet te zeggen. In de eerste plaats
doet het een Nederlander goed, op iets oorspronkelijks
te kunnen wijzen, dat in den vreemde met eere en lot
genoemd wordt bij het zich zoo dikwerf voordoende
verschijnsel dat men in Nederland dweept met hetgeen
in den vreemde bestaatzonder zelfs te beproeven of
het hier ook anders en zelfs beter tot stand kou worden
gebracht, en in de tweede plaats, omdat nu het bewijs is
geleverd, dat nog wel iets goeds tot stand kan komen,
mits men wil en mits er mannen aan het hoofd staan,
die bekwaamheid aan wilskracht en werkzaamheid paren,
om te volbrengen de eenmaal gestelde taak.
Was ik met den afloop dier behandeling ingenomen,
niet minder was ik in mijn schik bij het vernemen der
verwerping van het artikel waarbij verplichtend werd
gesteld het gebruik van die barbaarsche namen voor de
maten en gewichten. Gij kent daaromtrent mijn ge
voelen. Alleen wil ik u nog één reden mededeelen
waarom ik uit een bizonder oogpunt op het verplichtend
gebruik dier namen in het geheel niet gesteld was. Op
dertienjarigen leeftijd maakte ik kennis met een ouder-
wetsch keukenboek, namelijk door het over te schrijven
voor mijne rante die trouwen ging en haren aanstaan
den echtvriend dikwerf wilde onthalen op de smakelijke,
daarin omschreven gerechten. Dat bjek muntte vooral
uit door een zeer eigenaardigea stijl, bij voorbeeld men
gaat henen en neemt een pinnetjedoch bovendien werd
daar steeds gesproken van een pintje melkeen sleepje
melken dergelijke maten. Nu was mijn angst, dat
wanneer het verboden werd deze voor hem of
haar, die met het gereedmaken van gerechten belast
is, zeer duidelijke en verstaanbare uitdrukkingen te ge
bruiken er in de kookerij een schroomelijke verwarring
zou ODtstaan en dat die nieuwe voor eenvoudige men-
schen bijna niet uit te spreken namen oorzaak zouden zijn
geworden, dat menig smakelijk gerecht geheel bedorven
ol mislukt was geraakt. En welke ernstige gevolgen
daaruit in de huishoudens zouden hebben kunnen voort-
v.oeien behoeft geen betoog
Was de laatste tijd dus op staatkundig gebied rijk
aan belangrijke gebeurtenissen, niet minder op straf
rechterlijk gebied, Eerst de afgrijselijke moord te 's Gra-
venhage daarna de voor de rechtbank in Alkmaar be
handelde strafzaak in Warmenhuizenvervolgens de
thans bepaald besmettelijk geworden gewoonte om iemand
een bedreigings- of brandbrief te schrijven, en eindelijk
de vooral in Amsterdam in toepassing gebrachte paneel
zagerij en inbrekerij. Alle deze feiten maaktendat
mijne vrouw, die nog al angstig uitgevallen is, lang
niet op haar gemak was on dat zij min of meer instemde
met de nicht van de zuster onzer schoonmaakster,
die zeventig jaren is en op een hofje woont toen deze
onlangs beweerde tegen den neef van den broeder van
den melkboer, dat de menschen hoe langer zoo slechter
werden, doch dat dit alleen kwam van al die nieuwig
heden. Toen zij jong was, hoorde men van zulke
schandelijke dingen niet. Het was mij dus een waar
genoegen toen ikeen paar dagen uifcst -dig geweest
zijnde haar eens eene werkelijk voorgeva len oplichterij
vertellen kon, die, al is zij strafbaar, toch eer tot lachen
dan tot huilen stemt. En daar er misschien meerdere
personen zijn die behoefte hebben aan iets dergelijks
wil ik u haar mededeelen.
Een amerikaan bevindt zich natuurlijk voor zaken
te Parijs. Hij is voorzien van een crediet-brief en ont
vangt op vertoon daarvan aan het kantoor waar die
brief betaalbaar was gesteld een bedrag van zeven
honderd gulden. Hij begeeft zich daarna naar de sehaat-
senrijdersbaan. Nauwelijks is hij daar of hij wordt
aangesproken door een fatsoenlijk gekleed heer, die hem
vraagt, of hij het genoegen h eft in hem een ameri
kaan te ontmoeten. Hij meende aan zijne spraak zulks
opgemerkt te hebben en zie, het deed hem zooveel ge
noegen hem van dienst te kunnen zijn want hij is
engelschman en weet bij ondervinding, In e zeer engel-
schen en amerikanen te Parijs voorlichting noodig heb
ben. Zij onderhouden zich met elkander, bespreken
verschillende onderwerpen en gevoelen :ich wederkeerig
op hun gemak. Het uur van scheiden is eindelijk daar,
doch de kennismaking is zoo aangenaam geweestdat
zij met elkander afspreken den volgenden dag op een
zeker uur op het voorplein van het Grand Hêtei elkaar
weder te ontmoeten. Op liet bepaalde uur ontmoeten
zij elkaar werkelijk en gaan van daar uit eene wandeling
maken. Al wandelende komen zij aan het Palais Royal;
(voor hen die nimmer Parijs bezochten zij hier aan
gestipt dat hieronder verstaan wordt een vrij uitge
strekte oppervlakte tuin aan twee zijden bijna geheel,
en aan eene zijde in verband met de daarheen leidende
toegangen gedeeltelijk omringd door fraaie winkels,
uitstekende inrichtingen om lekker het middag- of
avondmaal te gebruiken enz., waarvoor overdekte ga e-
rijen waaronder zich steeds eene talrijke menigte be
weegt): zij hebben van de wandeling dorst gekregen en
gaan een der vele daarvoor bestemde inrichtingen
binnen. Pas zijn zij daar gezeten, of er komt een niet
minder fatsoenlijk gekleed heer binnen die aan den
gallon (wij zeggen aan den Jan) den weg vraagt. Hij
spreekt engelsch en die gat^on niets dan fransch, zoo
dat zij elkaar niet verstaan. De engelschman, die dit
hoortgaat naar den vreemdeling toevraagt of hij
hem van dienst kan zijn en het gevolg daarvan wordt,
dat hij met hem bij zijnen vriend, den amerikaan, komt
zitten. Ook hij heeft dorst en wil wel een glaasje bier
drinken. Al pratende brengen zij den tijd genoegehjk
door geen hunner heeft dien dag iets bizonders te
verrichten en zij verstaan elkaar zoo goed, dat zij zullen
te samen het middagmaal in een bekende inrichting
op een der boulevards gebruiken. De binnengetreden
vreemdeling doetnadat de vraag, gedaan wasvoor
welk doel hij zich te Parijs bevond, het volgende ver-
haai hij was tot voor korten tijd een a me Ier een
oom van hem was evenwel in Erankrijk gestorven en
had hem tot eenig erfgenaam gemai.ktonder een al
lervreemdste bepaling waarmede hij bepaald verlegen
was. Hij was verplicht aan de armen van New-York
GOO,uit te keeren. Hij wist nu volstrekt niet,
aan wie dit bedrag moest worden toegezonden. Ter
regeling van een en ander was hij te Parijs. Zoo
dra dit verhaal geëindigd iszegt de engelschman
wel vriend, dit behoeft u niet lang meer te verontrus
ten: onze gemeenschappelijke vriend keert weldra terug
naar Amerika en zal zeker volgaarne aan de op u rus
tende verplichting voldoen. De amerikaan zegt daarop,
dat het bem hoogst aangenaam zal zijn dien dienst te
bewijzen en de ier verklaart gaarne van dat beleefde
aanbod gebruik te maken. En de daad bij he woord
voegende, telt hij den amerikaan in geldig bankpapier
dat bedrag voor. Het middagmaal wordt gebruikt,
zonder dat iets bizonders voorvalt: alleen de ier toont
zich ten hoogste ingenomen met de beleefdheid van den
amerikaan waardoor hij ontlast is van eene taak die
hem bizonder drukte. Het middagmaal is zoo goed
als afgeloopen toen het gesprek gebracht wordt op
vertrouwen en op het wantrouwendat amerikanen
soms bezielt. De engelschman en de ier willen met hem,
amerikaan, dien zij nu van zulk eene gunstige en aan
gename zijde hebben leeren kennenwedden dat hij
geen 5 minuten rustig blijft zitten wanneer zij dien
tijd op de boulevard wandelen met hetgeen hij op het
oogenblik aan geldswaarde bij zich heeft, terwijl zij
daarentegen hetgeen zij bjj zich hebben met het volste
vertrouwen zouden geven, zonder een oogenblik in on
gerustheid te verkeeren wanneer hij daarmede op de
boulevard wandelde. Bij hen zon zelfs de gedachte
met ontstaan, dat hij stil zou kunnen weggaan. Na
eenig spreken wordt do weddenschap aangegaan de
engelschman en de ier geven den amerikaan ai betgeen
zij f ezaten en deze gaat daarmede naar de boulevard.
Na verloop van 5 minuten keert hij terug; zijne vrien-
door Helena, f
die waar haar voetstap naakt
Het doode levend en wat leeft gelukkig maakt.
Da Costa.
Als door een electrieken schok getroffen voer Vale
rius bij die aanraking achteruit, terwijl hij verschrikt
zijne oogen op het ontroerde gelaat van het jonge
meisje vestigde.
De blik van innige vereering, waarmêe zij naar hem
opzagtoen zij die woorden zeidedeed hem pijn.
Haastig trok hij zijne hand, die op de vensterbank ge
legen had, terug en zei bijna ruw „Ik ben niet goed,
verspil om mij je tranen niet."
Hij zag, dat Emma bij die woorden ineenkromp en dat
de tranen, die in hare oogen stonden in groote droppels
langs hare wangen vielen. Hij had oogenblikkelijk be
rouw, dat hij baar verdriet had gedaan en vatte haar
hand, terwijl hij smeebend zei: „Vergeef me, Emma,
ik ben
Op dit oogenblik werd de deur geopend en trad de
heer Berns binnen wiens oogen met donkeren blik op
het tweetal bleven rusten.
Valerius had Emma nooit in zijne afwezigheid bezocht,
hetgeen haar vader altijd in hem geprezen had maar
nu hij hem hier vond, terwijl zij zoo dicht bij elkander
stonden en hij zelfs hare hand vasthield, kwam onmid-
delijk de gedachte in hem op dat Valerius misbruik
van zijn alleenzijn met haar had gemaakt.
De ontroering op beider gelaat en de snelle bewe
ging, waarmêe Valerius hare hand losliet en zich van
haar verwijderde bevestigde genoegzaam dat er iets
tusschen hen had plaats gehad, wat zij, Valerius althans,
voor hem verbergen wilden.
Een gevoel van angst en toorn te gelijk greep hem
aan en toen Valerius voor hem stond en hem begroette,
zag hij hem met een doordringend verwijtenden blik aan.
De jonge man sloeg de oogen echter niet neer, daar
hij zich van geen schuld bewust wasal scheen het
op 't eerste gezicht zoo en zei met een glimlach „Ik
had daar even weer een droevige bui en Emma wilde
mij troosten maar 't helpt niet."
Zijne donkere oogen zagen met zooveel oprechtheid
in die van zijn pleegvaderdat deze onmogelijk aan
de waarheid van zijne woorden kon twijfelen en terstond
gerustgesteld werd omtrent de houding, waarin hij hem
tegenover Emma had aangetroffen.
Hij wierp een snellen blik op zijn kind als om zich
te overtuigen dat haar geen leed was geschied want
hij was gewoon elke aandoening op het sprekend gelaat
te lezen.
Hij bemerkte dan ook niets opvallends aan haar, want
zij had snel hare tranen gedroogd en kwam naar hem
toe met hare eigene ongedwongene houding van altijd.
Hoewel er een schaduw over het zonnig gelaat lag
zei zij met een glimlach terwijl zij haars vaders hand
nam en beurtelings hem en Valerius aanzag„Mag
iemand wel ongelukkig zijndie anderen gelukkig
maakt
„Neen mijn kind, maar wie heeft Valerius gelukkig
gemaakt?'' vroeg de vader, het blonde haar van zijn
lieveling streelend.
„Ons zie eens achter u," antwoordde zij en leidde
den ouden heer naar de schilderijdie hij nog niet
gezien haddaar zijn geheele aandacht bij het binnen
komen op Valerius was gevestigd geweest.
De heer Berns bleef roerloos staan en de tranen
kwamen hem in de oogen toen hij het kunstwerk aan
schouwde wat hij zelf nooit had kunnen volbrengen.
Jaren lang had hij er op gepeinsd en beproefd een
goedgelijkend portret van zijn schoon kind te maken en
het was hem nooit gelukt.
Nu stond hij voor hare beeldtenis, zoo welgelijkend en
zoo prachtig uitgevoerd dat de schoone bevallige vor
men schenen te leven en de lieve blauwe oogen en
vriendelijke mond hem schenen toe te lachen.
Hij bleef er onafgewend op staren, zonder een woord
te spreken terwijl Emma zich vermaakte over den in-
cruk dezer verrassing en Valerius lachend aanzag.
Deze naderde zijn pleegvader lei de hand op zijn
schouder en vroeg: „Bevalt het u, papa?"
De heer Berns kwam door die woorden eerst tot de
werkelijkheid terug en zag Valerius aan. Hij was nog
te aangedaan om dadelijk te spreken maar vatte de
beide handen van zijn pleegzoon en zei„Ik dank je,
mijn jongen."
Valerius glimlachte en zei met een teederheid en
gevoel ia zijne stem die Emma nog nooit en de oule
heer slechts ééns op dien eersten avond van hem ver
nomen had ,,'c Is maar eene kleinigheid in vergelijking
van 't geen gij voor mij hebt gedaan.
„Nu je hebt me onuitsprekelijk gelukkig gemaakt.
Maar hoe beb je het kunnen doen in zoo'n korten tijd
En hoe is 't mogelijk dat het zoo goed gelukt is zon
der -dat zij er voor geposeerd heeft vroeg hij.