B??itcnlanb.
Bimmilanb.
den zijn in dezelfde houding gezeten, doch nu is het zijne
beurt, om hetgeen hij bij zich heeft aan zijne vrienden te
geven. Hij geeft het en zijne vrienden vertrekken. Op het
oo<*enblikdat zij de deur uitgaan bekruipt heny ae
angst, zij moesten eens bedriegers zijn en niet weder-
keeren. Zal hij hen terugroepen r Zai hij ben achtervol
gen? Neen, want dan heeft hij zijne weddingschap
verloren en bewezen dat atnerikanen werkelijk zoo
wantrouwond zijn. Hij zal dus blijven afwachten, doch
voordat de 5 minuten verloopen zijn is hij reeds
opgestaan om te zien of zijne vrienden ook komen.
Zij kwamen echter niet hij was opgelicht en be
gaf zich naar het politiebureau zonder dat het hem
natuurlijk iets baatte. Hem bleef als eenige troost
het geluk dat hij niet meer geld op zijnen crediet-
brief had gevraagd en dat zijne oplichters waarschijnlijk
betreurden dat bij zulk een matig gebruik daarvan ge
maakt had, want met de som van 600,—die zij
gewaagd hadden verdienden zij betrekkelijk eene klei
nigheid.
Het spreekwoord boer, pos op je zakken, dat te Parijs aoor
iederen vreemdeling in den werkelijken zin wel in acht
ujcr worden genomen, kan somsin figuurlijken zin ook toe
passelijk zijn. En alvorens dezen brief te eindigen, wil
ik u nog mededeelen wat ik onlangs in uwe stad on
dervond dat mij aan dat spreekwoord deed denken.
Ik had dan in het verslag van het verhandelde van den
raad gelezen, dat het op de nieuwe overdekte ko- enbeurs
zoo donker was dat men niet zien of onderscheiden
kon wat men kocht. Dat moet een aardige inrichting
zijn, dacht ik bij mij zeiven, zoodra ik gelegenheid heb,
moet ik baar zien. Op een vrijdag morgen rijd ik van
Uilenrust naar de markt en kom daar ongeveer hall
elf aan. Ik loop daar rond, zie wel, dat het op het
vierkante open plein lichter is dan onder de galerijen,
maar bemerk niets van kooplieden of landbouwers
voorzien van lantarens zooals ik mij had voorgesteld.
De kooplui kochten vlug en op mij, als leek, maakten
die vlugheid en de spoedige beslissing van den koopman,
na even het graan te hebben gezien, zelfs den indruk,
dat zij zeer snel en goed gezien hadden hetgeen zij
wilden weten. Denkende, dat het aan mijne onkunde
of aan mijne kortzichtigheid lag dat ik niets van die
duisternis bemerkte, b-.sloot ik eens iemand inlichtingen
te vragen. Een eenvoudig boertje sprak ik aan en na
hem met het doel mijner komst en mijner onderzoekingen
bekend te hebben gemaakt, zeide hij tegen mij: ik
kan wel zien dat uwes er met veel van weetwant
het kon onder deze galerijen wel wat lichter zijn dat
is waar maar hetgeen in de krant daarover staatis
maar een doekje voor het bloeden. Hoe zoo was na
tuurlijk mijne vraag? Wel, kaik jij bent toch ook
geen slimmertzei zijn buurman een even eenvoudig
ventje, begrijp jij niet, dat, as wij met harden^regen
lang op de straatstienen op de Zaadmarkt hadden 'staan,
wij menigmaal de haver of de boonen tegen wat minder
verkochten bij traogen handel, en dat sommige koopmi
daarvan nu minder kunnen profifeteeren Jij bent een
oodjkertwas mijn antwoord: ik dankte hem voor de
inlichtingen, gaf hem de and en reed naar Uilenrust
terug. JODOCUS VAN SNOEK ENBÜRG.
29 Nov. 1880.
ENGELAND. In den te "Windsor onder voorzitting
der Koningin gehouden kabinetsraad van den 27 is
besloten, het parlement tegen 6 Januari bijeen te roepen.
De ministers Gladstone Forster en Spencer waren
tegenwoordig.
De minister van buitenlandscbe zaken sprak den
te Hanley in eene redevoering over den ongelukkigen
toestand van Ierland. Eigendom en leven liepen daar
gevaar en zulk een staat van zaken kon onmogelijk
voortduren. De regeering zou aan het parlement een
maatregel moeten voorstellen waardoor afdoende ver-
betering wordt aangebracht voor het tegenwoordige en
de toekomst.
Het grieksche vraagstuk kon onmogelijk hangende
blijven. Hij gewaagde van het engelsche voorstel om
Smyrna te bezetten. Rusland en Griekenland namen
het aan; Oostenrijk beloofde eerst medewerkingmaar
trok zich later terug, waarop Frankrijken Duitschland
insgelijks weigerden. De Porte evenwelvan de onder
handelingen onder de mogendheden hoorende besloot
Dulcigno af te staan. Hij verdedigde de europeesche
verstandhouding en hoopte, dat nog ladn de meest
vriendschappelijke betrekkingen tusschen Engeland en
Rusland zouden bestaan.
Het gerechtshof te Dublin heeft den aanvang van
het geding tegen Parnell c. s. bepaald op 28 December.
„O," zei Valerius glimlachend: „Ik zag haar immers
eiken dag en wat den tijd betreft de zomernachten
zijn kort en in den vroegen morgen kon ik heel wat
afwerken."
De beide beeren bleven nog langen tijd voor de schil
derij staan, om het kunstwerk tot in de kleinste bizon-
derheden te bezien en te bespreken terwijl de heer
Berns alles prees en bewonderde, maar Valerius met
den critischen blik van den echten kunstenaar nog het
een en ander verbeterd of veranderd wenschte te heb
ben. In dien tusschentijd ging Emma heen om zich
gereed te maken, daar het rijtuig spoedig voor zou zijn.
Op dezen rijtoer naar het bosch en gedurende het verblijt
aldaar viel niets bizonders voor. Het weer was prachtig,
Emma en haar papa waren zeer vroolijk en gelukkig
terwijl ook Valerius zijn best deed in die vroolijkheid
te deelen hetgeen hem volkomen gelakte en niemand
zou vermoed hebben dat hij een verborgen leed met
zich omdroegwaarover hij met niemand spreken kon
allerminst met deze twee menschen die hem toch het
liefste op de wereld waren.
Wordt vervolgd)..
De samenstelling eener jury biedt eenige moeielijk.
heden aan om het gevaar dat voor de gezworenen ont
staat spreken zij een veroordeelend vonnis uit.
FRANKRIJK. Bij de den 25 aangevangen behan
deling van het rechtsgeding wegens laster, door generaal
de Cissey ingesteld tegen dea hoofdredacteur der Petit
Parisien en tegen (iien der IntransigeantRochefort
was van de gedaagden Rochefort alleen tegenwoordig
verklarende verzuimd te hebben zijne getuigen in tijds
te doen oproepen die alzoo niet verschenen waren.
Generaal de Cissey had echter verscheidene getuigen
generaals en ambtenaren van het ministerie van oorlog
opgeroepen die met klem opkwamen tegen de dien oud
minister van oorlog ten laste gelegde teiten. Ten aan
zien van de beweering, dat hij voor buitengewone prijzen
eene menigte in Duitschland als ziek of onbruikbaai afge
keurde paarden had aangekocht, werd door twee getuigen
verklaard, dat nooit rechtstreeksche overeenkomsten voor
het leveren van paarden door het ministerie van oor
log gesloten waren en dat de paarden steeds afzonder
lijk gekocht werden na onderzocht en geschat te zijn
door een bizondere commissiezoodat bedrog of op
drijving der prijzen onmogelijk was.
Een ander weerlegde de beweering, dat eene menigte
onbruikbare geweren te zijnen bate aangekocht waren.
Evenzoo bleek het onware van de beschuldiging dat
gewichtige stukken aan barones de Kaulha die in het
ministerie va oorlog toegelaten werd waren ter hand
gesteld om ze daarna aan de duitsche regeering me
de te deelen. Het eenige punt, dat gegrond we-d geacht
had betrekking op het geven van groote voorschotten
aan aannemers van vestingwerken te Parijs en in het
oosten van Frankrijkdoch de Staat had later die
voorschotten welke het gevolg waren van onnauwkeu
rige ramingen ingetrokken. Rochefort betuigde geheel
te goeder trouw te zijn geweest en de afwezigheid zijner ge
tuigen te betreuren. Hij had na het bekend worcien van de
in het proces Jung openbaar gemaakte brieven een kreet
van verontwaardiging der rechterlijke macht verwacht te
gen de regeering en, hierin teleurgesteld besloten, alles
aan te wenden om een onderzoek van de Kamer te
verkrijgen. Nu daartoe besloten was, stelde hij zich
voor, aan de daarmede belaste commissie de door hem
beweerde feit n te bewijzen. Den 26 werd de behan
deling van dit geding voortgezet. De hoofdredacteur
der Petit Parisien Laisantverscheen toen ter terecht
zitting zijn advokaat vroeg schorsing der zaak voor
eene week om de 49 getuigen die de beschuldiging
moesten bewijzen te kunnen oproepen. De rechtbank
wees dit verzoek af en gelastte den voortgang der be
handeling. De advokaat Robinet de Ciéry, verdediger
van den generaal de Cissey, kwam daarna aan het
woord. In zijn pleitrede herinnerde hij aan de roemrijke
militaire loopbaan van dien generaal, in 1871 door
Thiers tot minister gekozen niet alleen om zijne groote
militaire bekwaamheden maar ook om de achting en
het aanzienwaarin hij stond. De beleedigenae be
schuldigingen, waaraan hij thans bloot stond beschouwde
hij als eene weerwraak der Commune. Die generaal
had de cosmopolitische benden de moordenaars van
de generaals Lecomte en Thomasde brandstichters
der Tuileriën de moordenaars der straat Ilaxo en van
la Roquettte niet als soldatenmaar als bandieten
behandeld en daarvan nam hij de volle verantwoorde
lijkheid op zich. Deze woorden lokten zulk een oor-
verdoovend gejuich uito. a. van verschillende jonge
rechtsgeleerden in de zaal aanwezig dat de voorzitter
de zaal moest laten ontruimen daar het hem niet ge
lukte de stilte te herstellen. Den 27 deed de recht
bank uitspraak. Zij veroordeelde Laisant en Chauvin
redacteur en gérant der Petit Parisien, wegens hoon en
laster, den eerste tot^2000, den tweede tot f 1000 boete,
en beiden gezamenlijk tot betaling eener schadevergoeding
van 4000, met bepaling dat het vonnis in tien andere
staatkundige dagbladen openbaar zal gemaakt worden.
Dezelfde veroordeeling werd uitgesproken tegen Rochefort
en Delpierre redacteur en gerant der Intransigeant.
De rechtbank natn bij hare uitspraak verzachtende om
standigheden aan. De behandeling dezer zaak heeft voor
de gedaagden geen gunstigen indruk gemaakt. „Het pu
bliek", schrijft een parijsch berichtgever der Times, „is
dan ook ontzet over de ongegronde beschuldiging tegen
een veteraan van het leger, een oud-minister van oor
log met het grootkruis van het Legioen van Eer ver
sierd. Het is overtuigd dat de generaal het slacht
offer is van den hartstocht en de dweepzucht van vij
andige partijen wie het te doen was om den goeden
naam van den overwinnaar der Commune te gronde te
richten."
De Senaat nam den 27 de begrooting voor bmnenl.
zaken aan en stelde de behandeling van die voor bui-
tenl. zaken op verzoek van do Broglie uit tot den 80.
Den 27 werd in de Kamer de behandeling van het
wetsontwerp tot invoering van kosteloos lager onderwijs
voortgezet. Zij bepaalde zich alleen tot artikel 2 en
de daarop voorgestelde amendementen. Dat artikel
bepaalde in hoofdzaak, dat de heffing van 4 opcenten
voor het onderwijs en de 4 bijkomende opcenten, waar
toe vroegere wetten de gemeenten machtigden om
des verkiezende het onderwijs kosteloos te maken
voortaan voor alle gemeenten verplichtend zou zijn.
Een door een bonapartistisch lid ingediend amendement,
om voor zooveel die opcenten onvoldoende waren het
(e kort door den Staat te doen dekken werd krachtig
bestreden door minister Ferry op grond van de daar
uit voortvloeiende onbillijkheid voor de gemeenten, die
reeds vroeger kosteloos onderwijs invoerden en nu zijde
lings voor "andere gemeenten zouden moeten betalen.
De° Kamer weigerde met 283 tegen 173 stemmen dat
amendement in overweging te nemendoch besloot
tegen den zin der regeering wel te behandelen het
amendement van een gematigd republikein om de bij
komende 4 opcenten af te schaffen en de 4 opcenten
daarentegen tot 6 te verhoogenwaardoor arme ge
meenten zeer bevoordeeld zouden worden zonder dat
het beginsel van het ontwerp aangetast werd. De
minister verklaarde, dat aanneming van dat amende-
dement de intrekking van het geheele ontwerp ten ge
volge zou kunnen hebben. Tot den 29 werd de verdere
behandeling verdaagd.
TURKIJE. De militaire overeenkomst betreffende
Dulcigno werd in den nacht van den 25 onderteekend.
Het bezetten dier stad door de Montenegrijnen begon
den 26 's middags en was te 6 uren des avonds afgeloopen.
RD MENIE. De zitting van de Kamer der Afge
vaardigden is den 27 geopend met een troonrede,
waarin verklaard wordtdat de onaf hankelijkheid van
het rijk door alle Staten erkend wa«. Da regeering
zou de rumeensche belangen bij het verschil van mee
ning omtrent de Donau-scheepvaartm overeenstemming
met de verdragen behartigen en verdedigen. Het be-
o-insel van den verplichten dienst was in 1880 toege
past30000 recruten waren ingelijfd. De minister van
oorlog zou plannen van legerinrichting indienen en daar
bij van alle levende strijdkrachten des lands gebruik
maken. Het vraagstuk der troonopvolging zou spoedig
geregeld worden. Ten slotte eindigt de rede me. de
uitdrukking van het vertrouwen in de handhaving van
den vrede dank zij de wijsheid der mogendheden.
Later is bericht dat de troonsopvolging op deze wijze
geregeld is. Prins Leopold von Hohenzollern nam voor
zich en zijne kinderen eene eventuele opvolging van
Vorst Karei aan. De Keizer van Duitschland had de
aaunemingsbrieven reeds goedgekeurd teruggezonden.
ITALIË. De door den minister-president Caïroli
gegeven antwoorden lokten verdere beraadslaging uit
waarbij o. a. Minghetti de buitenlandscbe staatkunde
van het ministerie afkeurde. Hij vreesde ernstige ver-
wikkeling van het turksch-grieKsche_vraagstuk. Wat
de binnenlandsche staatkunde betrofde rechterzijde
was in beginsel niet tegen kieshervorming en tegen
afschaffing van den gedwongen koers. Cavaloitilid
der uiterste linkerzijdeverklaardedat hij en zijne
vrienden geen bewijs van vertrouwen konden geven
maar nier tegen zouden stemmen, omdat een bewijs van
wantrouwen de kieshervorming en de af ehalfing van
den gedwongen koers misschien in de waagschaal zouden
stellen. Crispi verklaarde tegen het ministerie te zul
len stemmen. Een iidde heer Romanoverklaarde
het te betreuren dat deze beraadslaging alleen diende
om door een verbond het ministerie omver te werpen.
STATEN-GENERAAL.
Een wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk VIII
der staatsbegrooting voor 18strekt om het Rijk in
staat te stellenzijne verplichting ten aanzien van het
onderhoud van gedeelten van den Lekdijk Bovendams
en de daarin gelegen militaire inundatiesluizen te kun
nen nakomen.
Een ontwerp tot wijziging der indische begrooting
voor 1879 betreft verschillende verhoogingen ten be
drage van 335,000, o. a. veroorzaakt door den voort-
durenden oorlogstoestand in Atchin, welke verhoogingen
gevonden kunnen worden uit het lyiuzienlijk overschot
oden post voor aankoop en vervoer van goederen tod
aanvulling der marine-magazijnen.
De minister van koloniën heeft zijne begrooting voor
1881 verhoogd met 17000 voor werv ng en uitzen
ding van 25 "man suppletietroepen naar Suriname.
De minister van binn. zaken verklaart in zijn ant
woord op het ve slag nopens zijne begrooting voor
1881, dat bij hem bezwaar blijft bestaan tegen de
vrijheid tot crematie, dewijl daardoor de ontdekking
van misdrijven al te zeer kan worden bemoeilijkt.
Met het oog op de aanstaande behandeling van
het ontwerp-strafwetboek in de Eerste Kamer heetc
de minister van justitie aan de Kamer doen toekomen
mededeelingen van den nederlandsehen zaakgelastigde
te Bucharest en van den minister-resident te Lissabon
betreffende den stand der doodstraf-kwestie in Roumanie
en Portugal, in welke landen deze straf niet meer be
staat. Daaruit blijkt, dat de algemeene opinie in beide
landen bepaaldelijk tegen de wederinvoering is gestemd.
Wegens de vermindering der gevallen van long-
ziekte"bij het rundvee, zoodat in de laatste 10 weken
slechts 4 gevallen zijn ontdekt in de slachtplaatsen in
het spoelingdistrict (Zuidholland), heeft de regeering
de ter bestrijding dier ziekte op de staatsbegrooting
voor 1881 aangevraagde gelden verminderd met
f 100,000.
Prinses Hendrik is den 25 van Soestdijk in de
residentie aangekomen.
De policie te Groningen heeft den 2o, door per
telegraaf te Altona ingewonnen bericht, ontdekt, dat
F W Strucksbergvischhandelaar uit Dusseldorp
die het gansche land afreisde om bij de r.c. ingezete
nen gelden in te zamelen voor eene catholieke missie
te Altonaen naar gelang van de giften groote of
kleine afbeeldingen van heiligen ten geschenke gaf,
daartoe geenerlei machtiging bezat. Hij heett zonder
het bericht uit Altona at' te wachten Groningen met
achterlating zimer bagage verlaten. Eene advertentie
in het Huisgezin van 11 Dec 1879, waarin hij door
„Frintrop, r. c. missionaris te Altona", den lmfdadigen
nederl. catholieken werd aanbevolen zal wel vermoede
lijk buiten weten van dien geestelijke geplaatst zijn.
Den 25 en 26 is te Groningen öOjarige gedach
tenis gevierd van het uittrekken van de flankeurcom-
paunie der groninger studenten. Van de 130 leden
e,. 'van zijn nog 55 in leven en van dezen kwamen in
den avond van den 25 38 te zamen waarbij het wel
kom werd uitgesproken door den voormaligen comman
dantdr. A. Rutgers v. d. Loeff, emeritus-predikant
van Leiden. Het studentencorps bracht den feestvie
renden eene serenade en verwelkomde hen bij monde
van den heer Dull. Den 26 werd de oud-hoogleeraar
Hofstede de Groot, die aan de reünie geen deel kon
nemen door eene commissie uit de oud-flankeurs be
groet. Later werd een feestmaaltijd gehouden. Het
voorstel om de compagnie thans te ontbinden en hare
bezittingen aan de universiteit over te dragen vond