EEN EDEEMARTER, No. 3. Drie en tachtigste Jaargang. 1881. V R IJ I) A G 7 JANUARI. Ëin liollandisclies Oorf. F E 111 L L E T 0 N. Prijs der gewone Advertentiën ©fficiccl (Sc&celtc. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk 1, De 3 nummers 0 06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/ 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. den Commissaris des Konings in JN'oord- Nu de algetneene watersnood-commissie opnieuw een beroep doet op de openbare liefdadigheid zul len wij de bij ons inkomende giften aan haar en niet aan Brabant overmaken. Tot heden kwamen in Dienstbode uit Alkmaar, N. S. 1.„op hoop van navolging" 6,70; N. N. 2 bankbiljetten van f 25 K. C f 1,25 V. W. 2,50 B. P. 3.50 L. Z. 2,75 Ie zameu f 67,70. BURGLMEESTiiR en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij in hunne heden gehouden vergadering ingewilligd hebben het verzoek van J. A. BUI, om vergunning 1ot het oprichten eener smederij in liet perceel aan de St. Jacobstraat, oostzijde wijk C No. 12. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MA CL A INE PONT. A Jan. 1881. De Secretaris, NU HOUT VAN DER VEEN. Onder bovenstaanden titel komt in een der duitsche tijdschriften van deze ma ndeene beschrijving voor van Broek in Waterland, waarvan wij, om der euriosi- teitswille, hier een uittreksel geven. Waaruit de redactie van dat tijdschrift al dien onzin heeft geput, of welke dwaas het artikel heeft geschreven is ons onbekend maar 'net geeft weder een nieuw bewijs I oe droe vig het bij buitenlanders en vooral I uitschers gesteld is met hunne geographisehe en plaatselijke kennis als 't er op aan komt over Nederland en zijne bewoners Vo o irfleelen „Wij zullen den schrijver zelf laten verhalen: „Het dorp Broek ligt in Waterland, een kant n van geringe uitgestrektheid in het schiereiland Noorholland, (de snedige Duitscher weet vermoedelijk niet dat sedert de voltooiing van 't kanaal van IJmuiden, Noordhol land een eilatd is). „Om van Amsterdam uit k dorp te bereiken, steekt men per stoomboot de zeearm het IJ over, of rijdt van uit Zardam ^denkelijk Zaandam) met een wagen er heen. „Geen reiziger, wien het ernst is Holland goed te leeren kennen verzuimt een uitstapje naar Broek te maken. Dit eigenaardige dorp is gebouwd aan den oever van ven soort van langwerpigen vijver, die tevens als haven dunt, en waarvan het stilstaande water met zijn olijfgroene kleur, zonderling afsteekt bij het frissche groen der omringende weiden. Aan den oever van dit water ziet men japansr-he lusthuizen en indische hutten, en een kerk in zuiver moorschen stijl teekent zich (Naur het Hoogduitsch.) Luitenant von Pleissenbach kwam nader bij de tafel en streek de asch van zijne sigaar in het dairop ge plaatste bakje, voor hij antwoordde: „lk heb mij niet hierheen doen verplaatsenten minste niet direkt. Mijne vrouw heeft allerlei romantische eigenaardigheden en neigingen onder aude-en dweept zij met helm en kuras, en daarom vroeg en verkreeg ik, haar ten ge valle mijne overplaatsing van de ulanen naar een ku- rassiersregiment. Dientengevolge kwam ik hier in garnizoenwaar mijne vrouw evenm.n betrekkingen heelt als ik. „Maar voegde hij er met zijnen onbe- kommerden lach bij „wij hebben hier spoedig en vele kennissen gemaakt en leiden een zeer genoegelijk leven." „Wel zoo, heelt uwe vrouw romantische neigingen herhaalde von Martens. „Dan heeft zonder twijfel uwe fraaie tenor ei niet weinig toe bijgedragen, om haar hart te veroveren „In 't minst niet," lachte de officier, „mijne vrouw weet niet eens dat ik ooit gezongen heb." „Hebt ge uwe voortreffelijke stem dan geheel ver waarloosd r" „Het luide kommandeeren op het stoffige exerci tieveld bederft elke stem ant woordde Pleissenbach ontwijkend. „Nu dan hebt ge u zeker des te ijveriger met de cornet a pistons bezig gehouden „Die is al even verroest als mijne stem." „Wat? Hebt ge de muziek dan gebeel en al laten varen? Och, dat is jammer, lk heb nog zoo vaak met innig genoegen teruggedacht aan den zaligen tijd, toen wij te zumen woonden in dat kleine hannoversche nest, in Eenhusen, gij als luitenant, ik als referen- liefelijk af tegen den grijsblauwen hollandschen hemei." Men ziet, de schrijver is niet al te best op de hoogte van stijl en bouwtrant. Bizonder fraai is 's mans beschrijving van de inrich ting en den bouw van het dorp. „Het is verboden, dat kinderen en paarden, ja zelfs de lichtste rijtuigjes van de landzijde het dorp binnen komen uit vrees dat de straten verontreinigd zouden kunnen worden. Want deze zijn niet, zooals overal elders, met klinkers bestraat, maar met prachtig ge polijste gele en roode mozaiektegels belegd die te za- men symetrische figuren vormen Langs de huizen loopt een soort trottoir, dat door een gietijzeren hek, versierd met kunstig gebeitelde koperen rosetten van de straat is gescheiden. Dit trottoir is met nog kostbaarder mozaiek in pompeï-stijl geplaveid, terwijl de bonte bevloering der gangen in de huizen op dezelfde wijze is samengesteld. Op het trottoir eindelijk, zijn kunstig gesneden banken aangebracht, welke, evenals de nokken der daken en de vensterkozijnen meesterstukken zijn van schrijnwerkerskunst (Möbeltischlerei Na medegedeeld te hebben dat aan de huizen in het dorp het snij- en beeldhouwwerk met overdadige hand is aangebracht en de bizonderheid vermeld te hebben dat de prachtig bewerkte groote huisdeuren nooit open gaan dan bij doop- en trouwplechtigheid heet het „Door de lage vensters die van binnen met zware, kostbare zijden gordijnen behangen zijn ondekt men vaak bekoorlijke vrouwen of meisjesdie naaien of breien of in gezelschap van fraaie angora-katteu hare thee slurpen. Zij zijn op friesehe wijze gekapt dragen groote platen van zuiver goud op het vuorhoofd en aardige, geplooide cornetjes op het hoofd, die met gouddraad gestikt en met edelgesteenten rijk versierd zijn. Meestal echter hebben de vensters dikke glasramen, met blauwe of gro. tie ruiten, uoodat de bewonersnaar buiten kunnen zien, zonder zelf te worden opgemerkt." Jaloersch wordt men np het. hezi' van al die kunst schatten der inwoners van Broek „Men ziet in het inwendige der huizen niets dan mar meren standbeelden, schi'derstukkenvazen en curio siteiten overal prijkt aziatisch porcelein kristal al bast en porpbyr. De voeten zinken weg in meester stukken der tapijtfabrikage." „Een reiziger die niet voorzien is van voldoende in troductie, tracht te vergeefs een der huizen binnen te komen. Alle bewoners van Broek, zonder onderscheid, zijn zeer rijk, de meesten zijn millionaire (hè E\ en spaar zaam als welgesteld leven zij afgezonderd en zien el kander niet dan bij wijze van uitzondering. Men zietde conversatie te Broek is den duitscben bezoeker en opmerker niet medegevallen. Niet te ver wonderen misschien Hoogst interessant zijn des schrijvers indrukken, op gedaan bij eene wandeling over de velden „Men vindt er bijna geen schaduwmaar des te meer aangenamo verrassingen bij voorbeeld kunstig nagebootste mannen en vrouwen zittende op banken en in prachtige gewaden gekleed; men groet ze onwil lekeurig. Grijsaards van was die ons goedig lachend schijnen toe te knikken zoodat men verschrikt terug deinst (vermoedelijk een oude hoed en jas op een stok, bij ons vogelverschrikkers genaamd), dieren in levens grootte en in alle kleuren van den regenboog, als bruin- roode leeuwen, blauwachtige tijgers, grasgroene vossen, violette bereit. Hier staat een mandarijn, in zijde ge dost, die met het hoofd knikt. Daarnaast een be weegbareschaapherder, die op de fluit speelt, ginds staan lammeren uit papier maché. Verder treft men menig vuldig allerlei grotten aan, geheel uit schelpen ge vormd en eene menigte audere fantastische figuren van hout of porcelein. „Het is dus natuurlijk," zegt de schrijver verder, „dat het dorp, hc.e bekoorlijk en prachtig ook, zeer std en eenzaam is. Nooit wordt er gedanst nooit wordt er een feest gevierd nooit ziet men vele personen als bij eene publieke vermakelijkheid, in één locaal vereenigd." „Zoo zelden als eene vreemdeling er in slaagt deze prachtige vertrekken binnen te dringeneven weinig wonen de bewoners zeiven er inuit vrees van iets vuil te maken, of in wanorde te brengen. Het liefst vegeteeren ze in kleine, dompige, maa1' blank geschuur de kamertjes aan de achterzijde van het gebouw; zij zijn in hun eigen huis niet wat men noemt „thuis." Want het huis staat daar alleen voor den uiterljjken glans voor het vermaak van poetsen, boenen en schuieren, en niet om gezel.ig en rustig met familiebetrekkingen te zarnen te wonen." Na alles wat nu voorafgaat verwondert men zich haast, den schrijver nog te hooren gewagen van nijver heid der bewoners van Broek. Toch vinden we aan het slot van het artikel hiervan nog iets vermeld en in een allerdolst gekozen voorbeeld tracht schrijver een denkbeeld te geven van het landbouwbedriifaldaar. Vooraf eene uitweiding over de te veld staande tulpen, dan lezen we „Een jonge man was daar ijverig bezig. Hij was groot en slank en gekleed in een licktgrijzen jaseen kleur, die bij de Hollanders zeer bemind isomdat 't minste smetje er dadelijk zichtbaar op is, een broek en muts van de elfde teere stof'. (Een passend kosBiam voorwaar, ora op hst land te werken dat den Broe- kers zoo klakkeloos door onzen Duitscher wordt aan gemeten. Er wordt niet vermeld of deje „man ook gris perle glacé handschoenen aan had). De tuinman die in de nabijheid aan 't werk was, zong het gelief koosde echt hollandsche liedje „stillen m a r e" Arme duitsche lezers, die zulke ellendige bombast moeten slikken voor „een waar verhaal," zooals ten overvloede nug bij den titel staat vern eld. Welk iaeé moeten onze naburen van de hollandsche natie krijgen, bij het lezen van zclke zotteklap! Indien 'c niet te treurig was, zou 't belachelijk zijn. daris, en des avonds de roerendste serenades brachten- Meestal was eene ouverture op uwen cornet het begin dier serenades, om de opmerkzaamheid tot ons te trek ken en dan begon het gezang, solo en duet, door mij op de guitare begeleid Wat ik tot eene dergelijke muzikale uitvoering bijbracht had niet veel te bedui den maar wat gij ten gehoore brachtwas inderdaad voortreffelijk. En nu verwaarloost gi] uw talent op zulk een schromelijke wijze?" „Wien zal ik nu nog serenades brengen?'' vroeg de luitenant lachend. „De serenade is to h niet de eenige vorm, waarin de muziek zich uit. Uwe vnuw is toch ook muzikaal, ten minste zooeven hebt ge mij verklaard, mij haar, tot uw leedwezen, heden niet te kunnen voorstellen, dewijl zij juist zangonderwijs neemt. Wacht maar Daarop zal ik mij beroepen haar verhalen van uwe vroegere muzikale verdiensten en u aansporen om u weder even als voorheen met hart en ziel op uwe lief hebberij toe te leggen." „Ik verzoek u dringend dat niet te doen." „Wat zegt ge dat verbazend ernstig!" Luitenant v. Pleissenbach lachte en de verdrietige trek, die zijn vriendelijk open gelaat voor een oogenblik had aangenomen verdween daarbij. Hij plaatste een stoel bij de tafel en terwij! hij zich neerzette begon hij: „Daar ge eenmaal dit onderwerp hebt aangeroerd, is het stellig het beste dat ik u alles mededeel. Dat kan u daa tevens als antwoord dienen op de vraag waar, wanneer en hoe Georgine en ik elkander hebben leeren kennen. De verdienste van het eerst het denk beeld van mi n huwelijk geopperd te hebben, komt mijne moeder toe Op haar aanraden bracht ik in den vorigeii herfst, na de manoeuvres, een bezoek op het slot Tannen- Lof, waar Georgine's ouders wonen. De ontvangst, die mij daar ten deel viel, was niet bizouder opwekkend De oude graaf en ik waren wel is waar spoedig de beste vrien- cen ook was de gravin niet onaardig voor mij, maar Georgine zelf behandelde den „neef den luitenant", zooals zij mij geliefd te noemen al zeer onverschillig. Er was nog allerlei ander s ag van menschen gelogeerd, een Berkjnsch schilder, die in de omstreken landschaps studiën wilde maken, maar zich veel meer met Geor gine's mooie oogen dan met de natuur bezig hield verder een goed ontwikkeld staatsambtenaar, mijnheer von Fink van verre met de gravin verwant, en dien deze familiebetrekking aanleiding gaf bijna dagelijks uit de naburige stad zijuer inwoning op het slot te komen, dan een dichter, dien de heer von Fink had geïntro duceerd en die op diens verzoek door de goedh rtige gravin was uitgenoodigd zoo vaak hij wilde het slot te bezoeken. In dat gezelschap was Georgine in haar elementzij dweept met alles wat kunst heet en in derdaad werd ook den geheelen dag over niets anders dan kunst gesproken. Natuurlijk was ik de cavalerie- officier naar hare meening, daarbij volkomen overbo dig. Zij beweerde, dat ik in niets anders dan in paar den belang stelde, en die dieren waren haar juist meer onverschillig dan iets ter wereld. Zij is eene slechte amazoneof liever in 't geheel geene. Ook deed zij niet de minste moeite mij hare geringschatting te ver bergen, integendeel, zij deed mij die bij iedere voor komende gelegenheid zoo duidelijk mogelijk blijken. Die behandeling hinderde mij des te meer, daar ik van het eerste oogenblik af, Georgine bekoorlijk, verruk kelijk gevonden had in één woord haar aanbad. Gij zult lachen om dat woord ik zie het aan uw gelaat maar ik kan geen ander v.nden haar blik had mij betooverddag en nacht zag ik hare schoone oogen voor mij, de liefelijke, zachte klank harer stem ruischte mij voortdurend in de ooren. Hoe zou ik haar echter teu mijnen opzichte tot andere gedachten brengen hare minachting in achtinghare onverschilligheid in liefde doen veranderen Toen wierp ik mij ook in de armen der kunst. „Dus bracht ge toch uwe muzikale talenten in het veld?" viel v. Martens den spreker in de rede. „Een oogenblik dacht ik daaraan't eerst aan de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1