EEN EDEEMARTER.
No. 6
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
V 1$ IJ I» A G
14 JANUARI.
FEUILLETON,
Prijs der gewone Advertentiën
Nog kwamen de volgende giften in voor de wa
tersnoodlijdenden
Uit de spaarpot van H. G. P. 10,eenivt
schoolkinderen van Limmen f 1,50; H. 3,
Totaal bedrag
werd f 130,65|.
van hetgeen tot heden ontvangen
©fltctccl ©cbcclte.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR,
zich dankbaar herinnerende, hoe meermalen Alkmaar's
ingezetenen bij rampen van hunne liefdadigheid blijk
gaven, noodigt de ingezetenen dier gemeente uit,
om ook thans het hunne bij te dragen tot leniging
der ontzettende ramp, die op nieuw honderden land"
genooten heeft getroffen Hij verklaart zijh op
daartoe ontvangen uitnoodiging volgaarne bereid tot
het in ontvang nemen van hetgeen zij daarvoor wen-
schen af te zonderen ter overmaking aan de ah>'e-
meene commissie voor de noodlijdenden te Amster
dam zullende van iedere gift in dit blad melding
worden gemaakt.
Alkmaar, De burgemeester voornoemd,
12 Januari 1881. A. MACLAINE PONT.
MTIOHALË lllLiriE.
kennisgeving.
SJranilweer.
ALKIHAARSCHE COURANT
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk 1,
De 3 nummers O 06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/ 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat zij in hunne vergadering
van gisteren gunstig hebben beschikt op het aan hen inge
diende verzoek van SIMON JOHANNES JuNKER, wagen
maker alhier, om vergunning tot het oprichten eener Smederij
m het perceel aan den Achterweg, wijk C, No. 17.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, a. MACLAINE PONT,
12 Jan. 1881. r I)e Secretaris,
NU HOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien art. 26 der wet op de Nationale Militie, van 19 Au
gustus 1S61 (Staatsblad No. 72).
Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden:
Dat het register der in liet jaar 1880 alhier voor de Nationale
Militie ingeschreven personen benevens de alphabetische naam
lijst, ter inzage zullen liggen ter Secretarie dezer, gebeente
van den 13'" tot den 23«" Januari e.k., van des voormiddags
y tot des namiddags 2 ure, binnen welken tijd tegen gemelde
registers bezwaren kunnen ingeleverd worden bij den Heer
Commissaris des Konings in deze Provincie, door middel van
een door de noodige bewijsstukken gestaafd verzoekschrift op
ongezegeld papieronderteekend door hem die ze inbrengt
Deze brengt het verzoekschrift in tegen bewijs van ontvano-
bij den Burgemeester zijner woonplaats, die het terstond opzendt!
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar A. MACLAINE PÜNT.
Jan. 1881. Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
Zij, die in aanmerking willen komen als kweekeling bij
het onderwijs in de handwerken aan de openbare tusschenschool,
worden verzocht zich ten spoedigste aan te melden bij het
Gemeentebestuur alhier. De jaarwedde bedraagt f 40.
De personendie zich willen verbinden voor de bediening
der brandspuiten aan de Schouten- en Ridderstraatbij voor-
komende vacaturen, worden verzocht zich daartoe ter gemeente'
secretarie aan te melden.
II.
En nu niet langer gedraald, hervatte mijn oom, zal
het jaar 1881 ons niet (.vervallen.
Vooreerst kenmerkte het jaar 1880 zich door de ge
boorte eener prinses, eene gebeurtenis, sedert jaren in
Nederland niet voorgevallen: van daar de buiteDgewone
belangstelling en drukte, bij die gelegenheid ten toon
gespreid. Het zeldzame van het geval moest zeker
duidelijk uitkomen. Dit alles ligt echter nog zoo versch
in het geheugen, dat het behoeft slechts aangestipt,
niet uitvoerig behandeld te worden. Op wetgevend
gebied viel nog al iets voordat opmerking verdient:
bij voorbeeld, dat heden dezelfde ministers op de groene
kussens zijn gezeten als op den eersten dag des jaars
dat de Eerste Kamer, getrouw aan hare overleveringen,
blijk van leven gaf door de verwerping van een wets
ontwerp dat geene staatkundige beteekenis had dat
de Tweede Kamer, na met een zeldzamen ijver het
Wetboek van strafrecht te hebben behandelddoor
eene bezuinigingskoorts werd aangetast, welke in den
aanvang bepaald bedenkelijk werd. Gelukkig luisterde
de koorts naar de,door sommigen aangewende genees
middelen en nam zij spoedig minder omvang aan, dan
men verwachtte menig ambtenaar kreeg daardoor nog
de hem toegedachte verhooging van jaarwedde. Ook
het jaar 1880 bevestigde de reeds opgedane ondervin
ding dat de Tweede Kamer geene ijvondzittingen moet
houden ot het middagmaal slecht op de gemoedsstem
ming der heeren werkt, of dat het gemis van een par-
tijtje op de sicieteit te kunnen maken, of een opera of
een blijspel te kunnen bijwonen ben ontstemt, weet ik
niet maar in eene avondzitting zijn de heeren kort
aangebonden en zeggen of verrichten zij meestal iets,
waarover zij later berouw hebben.
Halteen enkel woordje voordat ge verder gaat
riep ik. Gij kunt met de Eerste Kamer nu minder
ingenomen zijn, een gevoelen, dat ik tot zekere hoogte
deel maar in dit geval neem ik de handschoen voor
haar op. Ieder polderbestuur is verplicht dijken aan
te Jeggen en te onderhouden en kost dit geld en zelfs
veel geld dan moet het die gelden vragen van hen
die van het maken dier dijken het voordeel genieten
dat wil zeggen van hen wier bezittingen binnen dien
omtrek gelegen zijn en daardoor beveiligd worden.
Nu is het zeker heel gemakkelijk dien weg niet te
volgen en aan een ander, in dit geval den Staatte
vragen, wilt gij zoo goed zijn, dit voor mij te betalen,
maar dit gaat toch niet op Gij pruttelt altijddac gij
zooveel betalen moet aan polderlasten wanneer gj nu
eens vergelijkt het door u betaalde met hetgeen in
sommige polders in Brabant betaald wordtdan zult
ge de handen in elkaar slaan over het geringe be
drag dat daar voldaan wordt. En ge zult me toch
wel willen toestemmen dat het voor het algemeen
veel voordeeliger is, jaarlijks eenige meerdere lasten te
betalen en gerust te kunnen slapendan bij slecht
winterweder dadelijk het gevaar te loopendat alles
overstroom i wordt om dan de schade door de alge
meene liefdadigheid zooveel mogelijk te laten vergoeden.
De verwerping van het door u bedoelde wetsontwerp
juichte ik van ganscher harte toe, te meer, omdat die
verwerping geschiedde op een oogenblik, dat ten tweeden
male in dit jaar een deel van ons land onderliep. Mede
lijden had zoo licht een ander besluit kunnen doen nemen.
Daar heb je wel gelijk in neefje maar ik had zoo
graag alles in orde en ik vrees nu maar, dat er niets
van komt. Zij zijn daar niet zoo rijk als in Noord-
Holland.
Dit is geen bezwaar. De regeering moet zorgen
voor de eer van Nederland dat die polderbesturen
daartoe overgaan en dat er gehandeld niet meer ge
praat worde opdat niet gezegd zou kunnen worden dat
Nederland, ontwoekerd aan de golven, zijn strijd tegen
d^e wateren zou hebben opgegeven. Maar wat de Tweede
Kamer betreft, heb ik ook nog een appeltje met u te
schillen. Ik dacht, dat gij op de rente of effecten-belasting
zoo fel gebeten waart en dat gij dus die bezuinigings
woede met genoegen gezien hadt, als een der middelen
om die hatelijke belasting in de doofpot te stoppen
Ja, jongen, met die belasting dweep ik volstrekt
niet; dan moet ik aan anderen gaan mededeelen wat
ik zoo gaarne zooals je weet voor mij zeiven houd
maar ik had de bezuinigingen op andere artikelen wil
len vinden en niet op de armzalige jaarwedden van arme
boden en d rgelijk volkje. Ik had hoezeer ingenomen
met het leger, op de begrooting voor oorlog veel meer
willen schrappenen dat had wel kunnen gebeu
ren want na het aanvragen van 4500 voor een
huis te Gouda (gelukkig werd de post vermin
derd) hebben de andere ramingen bij mij niet veel ver
trouwen en komt onwillekeurig de gedachte op aan
overvragen.
Wat zouden de zaken veel beter gaan als gij met u
beiden Kamerleden waartviel mijne vrouw in hoewel de
zaken dan misschien uit- een ander oogpunt door je beiden
beschouwd zouden worden. Maar er is toch nog meer in
1880 gebeurd dan het tot nu behandelde? Ik zal in
middels f 2,50 voor de noodlijdenden inpakken
Wel zeker, antwoordde oom laat ons voortgaan. Bo-
terfabrieken rezen als paddestoelen uit den grond doch
de prijs van zuivere boter bleef even hoog. De kaas was
schaarsch en duur, doch werd daarom niet minder gege
ten. Slagers maakten goede zaken, want zij behoefden
(5)
(Naar het Hoogduitsch.)
"£e P0Btie is in de nabijheid," antwoordde de heer
v. Martens op de laatste opmerking van den knaap
„ge verdiendet, dat ik u teistond op het naastbijgele-^en
politiebureau bracht
„Waarom zoudt Tij u mijnentwege zooveel moeite
geven lachte de jongen spottend
„Omdat knapen van uwe jaren om denen tijd te huis
behooren te zijn. Waarom zijt ge niet bij uwe ouders,
in plaats van op de straat te slenteren
„Dat gaat u alweer niet aan, dat is mijne zaak. Heb
ik u dan gevraagd, waarom gij hier nog rondloopt?"
Martens moest inwendig om dit antwoord lachen
(le aardige, trotsche straatjongen beviel hem al meer
en meer. Hij liet 't echter niet merken, naar hief
dreigend zijnen stok op, terwijl hij zeide „Hoor eens,
jongenlief, nog eens zulk een antwoord, en ik zal u
uwe ongepastheid met dezen stok verleeren. Indien
gij echter behoorlijk op mijne vragen antwoord kon
net gebeurendat ik u een stuiver gaf. Nog eens
waarom zijt gij niet te huis?"
„Omdat ik daar altijd slaag krijg."
W aarom
„Omdat ik niets verdiend heb."
«Waarmede kunt gij iets verdienen?"
„Waarmede ook vader en zuster Meika geld verdie
nen met bedelen natuurlijk."
"ïjn beeft u dat vandaag niets opgebracht?"
„Neen. Kan ik dat helpen? Is het mijne schuld,
uat de menschen zoo schraperig zijn?"
Ioeveel moet gij dagelijks te huis brengen
„Vier stuivers op zijn minst"
„Belooft gij mij onmiddelijk naar huis te gaan, wan
neer ik u vier stuivers geef?"
De knaap zag verlegen voor zich.
Welnu?"
„Ik krijg toch klappen, omdat het reeds zoo laat is."
„Maar als ik met u mede ging en zeide, dat ik u
tot nu toe in mijnen dienst heb gehad, maar dat ik er
op gesteld was om uwen vader ze!f het geld dat gij
verdient hebtte geven uit vrees dat gij het zoudt
verspillen zoudt gij dan nog slaag krijgen
„Neen slaag niet, hoogstens een schop, maar"
de knaap bleef steken.
„Welnu, maar" drong Martens aan.
„Ik zou toch niets krijgen vervolgde de kleine be
delaar, zijn oogen half listig, half verlegen tot Martens
opslaande.
Deze lachte. „L an zal ik o k daarvoor moeten zor
gen meende hij, eerst nu de hand van zijnen be-
sch rmeling loslatend en de portemonnaie te voorschijn
halend. „Hier hebt gij geld," ging hij voort, den
jongen een geldstukje gevende„dat hol daar ginds
schijnt nog open te zijn. Haal brood en worst, en
kom dan dadelijk terug."
De knaap verdween in de aangeduide kroeg en keerde
na een paar minuten met bet gekochte terug. „Nu
vooruit," beval Martens, „uw avondeten kunt" gij "on
derweg wel nuttigen."
Schielijk en gulzig etende, draafde de jongen aan de
zijde van zijnen begeleider voort. Eerst voerde hij hem
nog een eindweegs langs de breede straat, sloeg ver
volgens rechtsaf een zijstraat in en van deze weer na
eemgen tijd in een nog smaller steegje aan het einde
waarvan een gaslantaren branddedie een vrij helder
licht wierp op armzalige en hoofdzakelijk uit leem op
getrokken hutten. Terwijl Martens den jongen al verder
en verder volgde, voelde hij zijne voeten in de weeke
modder wegzinken en er verspreidde zich een walge
lijke reuk; eindelijk onttrok een bocht in het steegje
de beide wandelaars aan het licht der lantaren en nach
telijke duisternis omgaf hen, want de maan stond nog
niet hoog genoeg, om in dit nauwe steegje hare stralen
te kunnen zenden. „Zijn wij spoedig waar wij zijn
moeten?" vroeg Martens, terwijl hij staan bleef.
„Dadelijk, luidde het fluisterend gegeven antwoord,
ginds dat huis met die twee verlichte vensters."
Te vergeefs spande Martens zijne oogen inmaar
kon niets bepaalds onderscheiden. „Ga maar vooruit
beval hij zijnen kleinen g.ds, „ik zal hier wachten,
tot men u open doet."
De knaap dted de laatste bete van zijn sober avond
maal met bewonderenswaardige snelheid verdwijnen en
spoedde zich weg. Daarop hoorde men aan eene deur
kloppen en vervolgens de smeekende stem vun den
jongen „Vader Meika doe open ik ben het."
Hij meest het kloppen en roepen verscheidene malen
herhalen voor men open deed. Eene groote, forsch
gebouwde^ vrouw verseheen in de deur, met een stal-
lantaren in de hoog opgeheven linkerhand terwijl ze
in de rechter met dreigende gebaren een stevigen knup
pel zwaaide.
„Ha, kwajongeD, zijt ge daar eindelijk?" schreeuwde
zij den kuaap toe, en liet deze gemoedelijke begroeting
vergezeld gaan van een stortvloed van poolsche ver-
wenschingen, die Martens niet verstond of niet begreep.
Ten overvloede dreigde zij onheilspellend met den op
geheven stokmaar de knaap hield zich voorzichtig
heidshalve op een behoorlijken afstand.
Thans oordeelde Martens het oogenblik geschikt om
tusschenbeiden te komen. „Het is mijne schulddat
uw broeder vandaag zoo laat te huis komt, zeide hij,
op de vrouw toetredend. „Ik heb al dien tijd zijne'
diensten noodig gehad, en om te voorkomen, dat het
verdiende geld in de handen van den knaap verkeerd
werd besteed heb ik hem tot hier vergezeld om het
u zelf ter hand te stellen."
Met deze woorden overhandigde hij de vrouw een
geldstukdat deze met verbazing beschouwde en dan