EEN EDEEMARTER.
No. 17.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
WOENSDAG
9 FEBRUARI.
FEUILLETON.
Ingekomen giften bij den Burgemeester voor den
watersnood
Van Hermina f 1,50.
Nog kwam bij de uitgevers dezer courant de vol
gende gift in voor de watersnoodlijdenden
Van P. Q. 2,50.
Prijs der gewone Advertentiën
Buitimlanb.
Een vriendschappelijk diner.
ALkMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Kijk 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels /0,75; iedere regel meer 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
DUITSCHLAND. Den 4 ving in het pruisische
Huis van afgevaardigden de eerste lezing aan van het
wetsontwerp tot regeling van het gebruik der gelden
welke als gevolg van de verdere hervorming der rijks
belastingen in Pruisen beschikbaar zullen komen. Prins
von Bismarck voerde het woord om de afdoening der
zaak zoo noodig in eene vervolgzittingte bepleiten.
Daar er gelukkig voor langen tijd geene vrees voor
oorlog behoefde te bestaan kan men zich rustig
met belastinghervorming bezig houden. Als be
ginsel was hij voor het brengen eener betere ver
houding tusschen de thans te zware directe en te ge
ringe indirecte belastingen. Slechts de inkomsten
belasting wilde hij behouden en ue overige aan de
distrieten en gemeenten overlaten. De tabak moest
meer opbrengen dan tot heden en was het best belast
bare artikel. De parlementaire strijd zou hem van zijn
aangenomen beginsel niet afbrengen. Hij zou niet af
treden, voordat de Keizer het hem beval en tot dat
besluit was hij gekomen, sedert hij gezien bad, wie zich
over zijn aftreden zouden verheugen. Den 5 liep de
eerste lezing afhet ontwerp werd naar eene commissie
van 28 leden verwezen.
De vaste commissie van den Economischen raad
stelt voor, artikel 11 der verzekeringswet zooda
nig te wijzigen dat in geval de verzekerde ar
beider minder dan f 540 's jaars verdient der
premie door zijn meester en door hem zeiven
betaald zal worden verdient hij meer dan 540, dan
i door hem en door zijn meester. Het doel is de
grens van 450 tot f 540 te verhoogen den verze
kerde altijd hoe weinig hij ook verdientin de beta
ling der jaarlijksche verzekeringspremie te doen bijdra
gen en de armbesturen in ieder geval buiten de premie
betaling te laten.
ENGELAND. Den 4 antwoordde de onder-minister
van buitenlandsche zaken in het Lagerhuis op eene
vraag van den heer Worms, dat Rusland volstrekt niet
de verplichting op zich had genomen van niet naar
Merv op te rukken indien Engeland van Kandahar
afzag. Hij had reden om te geloovendat Rusland
niet naar Merv zou oprukken, maar er waren volstrekt
geene onderhandelingen daarover gevoerd. Minister
Eorster stelde vervolgens voor, over te gaan tot de
tweede lezing der wet ter bescherming van leven en
eigendommen in Ierland. Bradlaugh stelde hare ver
werping voor. De beraadslaging kenmerkte zich niet
door bizondere voorvallen en was van weinig beteekenis.
Alleen merkte hij op dat deze wet niet gericht was
tegen het houden van bijeenkomsten door het landver-
bond of tegen het niet betalen van pachtmaar tegen
de aanstokers en bedrijvers der misdaden. Ten slotte
werd zij tot den 7 verdaagd. In den aanvang der
ziting had de voorzitter verklaard dat nu hij door het
Huis met zoo buitengewoon gezag bekleed was eerst
daags een voorstel zou doen tot regeliug der werk
zaamheden gedurende den tijdwaarin de toestand
der staatszaken zoo buitengewoon dringend bleef. Voor
stellen tot verdaging zouden niet meer in aanmerking
komen voor het afhandelen der aan de orde zijnde
zaken tenzij het Huis anders besloot.
Den 6 werd te Londen eene bijeenkomst gehouden
om op te komen tegen de dwangmaatregelen, door de
regeering voor Ierland voorgesteld en tegen de houding
der regeering tegenover de iersche afgevaardigden. De
genomen besluiten strekten tot afkeuring der gevolgde
staatkunde. Duizenden waren als toeschouwers aanwe
zig. De radicale clubs woonden de bijeenkomst bij.
De in de vorige week in hechtenis genomen stich
ter van het landverbond in 1879 Michaël Davitt34
jaren oud hield zich van zijne jeugd af met staatkunde
bezig eu droeg veel bij tot het welslagen van de be
weging der fenians. In 1870 werd hij te Londen ge
vangen genomen en veroordeeld tot 15 jai i gevange
nisstraf, wegens het uitdeelen van wapent aan de op
standelingen. Van die straf onderging h,j 7 jaren en
8 maanden in de gevangenis en toen werd hij vrijge
laten zonder kwijtschelding van strafwelke meermalen
te vergeefs voor hem aangevraagd was. Een eenvoudig
bevel der politie kon hem dus weder in de gevangenis
brengen, zooals dan ook gebeurd is, waarschijnlijk om
de buitengewoon heftige redevoeringenin den laatsten
tijd door hem gehouden.
ERANKRIJK. De minister van buitenlandsche za
ken heeft blijkens het later ontvangen uitvoerige verslag
der zitting van den 3 omtrent het grieksche vraagstuk
het volgende overzicht gegeven. De grieksche regeering
gaf eene verkeerde uitlegging aan de besluiten van het
congres en de conferentie te Berlijn hoe zeer voor
Griekenland gunstig gestemd moest hij dat rijk in het
ongelijk stellen. Het grieksche vraagstuk had niet zijn
ontstaan te danken aan Erankrijk of Engeland, maar aan
Griekenland zelf en later hadden die beide rijken zich
eerst aangesloten. Aanvankelijk gold het alleen de ver
betering van het lot der grieksche bevolking in Turkije,
maar het congres beslootop voorstel van den fran-
schen gevolmachtigde om aanwijzing te doen van de
grenslijn zooals de Grieken die zouden wenschen. De
mogendheden behielden zich het recht van bemiddeling
voor, om eene schikking tusschen Turkije en Grieken
land tot stand te brengen en de bemiddeling te ver-
wezenlijken in den vormzooals zij aangeboden was.
Zoodra de grenslijn door de mogendheden aangenomen
waszouden Turkije en Griekenland bij een gemeen
schappelijk schrijven uitgenoodigd worden zich dien
overeenkomstig te gedragen. Hieruit volgde dat de
mogendheden zich hadden bepaald tot eene bloote aan
beveling en geen dwang bedoelden. Zijn voorganger
had ook steeds elke gewelddadige uitvoering van de
besluipen der berlijnscbe conferentie afgewezen en hij
was van oordeeldat hij de staatkunde zijns voorgan
gers moest voortzetten en zich niet op andere wegen
begeven. Erankrijk's staatkunde was in deze nimmer
oorlogzuchtig en kon dit ook niet zijn. Immers Europa
had het recht niet, om Thessahë en den Epirus toe te
kennen aan de Griekendie het niet bezet hadden
te minder omdat deze provinciën feitelijk turksch eigen
dom waren. Geheel anders was het met Montenegro
gesteld. Daar was zeker grondgebied door de Mon-
tenegrijnen veroverd, tegen ander gebied geruild. Grie
kenland daarentegen kon volstrekt niet het recht van
verovering laten gelden. De vertooning der vloot had uit
sluitend ten doel gehad, op de Porte een zedelijken druk uit
te oefenen. Erankrijk had zich er niet aan kunnen onttrek
ken, zonder de europeesche verstandhouding te verbreken.
En wat het scheidsgericht aangaatde verstandhouding
tusschen de mogendheden had volstrekt niet geleden. Daar
na besprak hij de vraag, of het wenschelijk voor den vrede
van Europa wasdat Griekenland zich trots de ver
maningen van Europa tot den krijg toerustte? Daarin
lag gevaar voor den vrede de fransche regeering trachtte
daarom dat gevaar weg te nemen en sloeg een scheids
gericht voor onder beding dat beide partijen er zich
mede vereenigden de uitspraak det' mogendheden zou
dan beslissend zijn. Het scheidsgericht werd door Tur
kije verworpen en daar de europeesche overeenstemming
nog steeds bestond, zag men naar andere middelen om,
ten einde het geschil uit den weg te ruimen. Kortom,
de fransche regeering had geene oorlogzuchtige staat
kunde zij trachtte met alle haar ten dienste staande
middelen den vrede te handhaven, Maar deze vrede
moest het land waardig zijn. Frankrijk wilde niet den
oorlog, maar ook niet den vrede tot eiken prijs. Grie
kenland had tot dusver aan Erankrijk's raadgevingen
geen gehoor geschonken. Nadat de Cassagnac, die hier
uitriep dat de fransche regeering Griekenland tot den
oorlog had gedreven, daarvoor tot de orde was geroe
pen vervolgde hijErankrijk en Engeland willen in
hét Oosten geen materiëelen dwang oefenen; zij hebben
dit steeds verklaard. Erankrijk had zich met geen avon
tuurlijke staatkunde ingelaten. Trots zijne genegenheid
voor Griekenland moest hij verklaren dat hij Erank
rijk nog meer beminde. Griekenland kon niet beter
doen, dan op Europa's welwillendheid vertrouwen. Tur
kije gaf toe en kon nog verder toegeven en op die
wijze verkreeg Griekenland een groot gebiedzonder
een droppel bloed te vergieten. Wanneer het de wape
nen opnamstelde het zich aan onvermijdelijke ram-
(IC)
(Naar het Hoogduitsch.)
Bestdaarvoor bebt ge het geld te lief en verlaat
daarom onmiddelijk Oostburg. Ge overreedt uwe doch
ter het noodige bijeen te pakken dewijl ge reeds met
den avondtrein wilt vertrekken. Hebt gij dat goed
begrepen
„Dat zou ik denken
„Luister dan verder. Heden middagprecies te een
uurkomt gij met den jongen, nadat ge hem ter dege
gewasschen en gekamd en zoo mogelijk in een beter
pak gestoken hebtin het hotel de Prusse en vraagt
er naar den heer von Martens. Natuurlijk brengt gij
de papieren mede. Die heer herhaal den naam eens,
opdat ik hooren kan of gij hem goed hebt verstaan."
„Marder bromde de grensbeambte.
„MisMartens de heer von Martens."
„De heer von Martens zeide Mirski weer.
„Zoo is 't goed. De heer von Martens zal de doku-
menten en den knaap van u in ontvangst nemen en u
daarvoor het geldvijfduizend thaler in contanten
uitbetalen. Over deze som behoeft gij dan uwe dochter
niet te spreken die behoudt gij voor u zeiven."
„Zoo zou de zaak wel te schikken zijnlachte
Mirski„gij zijt een sluwe vos. Prompt te een uur zal
ik den heer von Martens" de grensbeambte legde
een bizonderen nadruk op den naam en zag zijnen
nieuwen handelsvriend grijnslachend in het gelaat
„den jongen benevens de papieren komen overhandigen.
Maar eerst die twee honderd thaler voor den dag."
Martens reikte den grensbeambte onder de tafel een
rolletje geld over. Deze woog ze zorgvuldig in de hand,
bekeek het opschrift op het papier en zeide toen
„Dat is de helft."
„En hier is de andere helft," hervatte Martens, hem
eveneens onder de tafel een paar bankbiljetten voor
houdende.
„Dat is in orde grinnikte Mirski verheugd, nadat
hij" de papiertjes onderzocht had„nu moest gij een
flesch wijn bestellen om den koop te bezegelen."
Martens schudde verachtelijk het hoofd. „Dank u
heden avond kunt ge zooveel drinken als gij wilt, voor
't oogenblik spoedt gij u nuchter naar huis en blijft
nuchter, totdat gij mij den knaap hebt overgeleverd.
Begrepen?"
Deze woorden werden op zulk een ernstigen en
strengen toon uitgesproken en gingen van zulk een
dreigend gebaar verzegeld, dat Mirski geen tegenspraak
waagde. Met een half onderdanig, half verdrietig „nu,
tot weerziens dan" greep hij zijne muts en verliet
de gelagkamer.
De heer v. Martens volgde hem na eenigen tijd, na
dat hij de waardin rijkelijk had betaald. Het was nog
tamelijk vroeg in den ochtend negen uur omstreeks
evenwel was er reeds een vrij druk verkeer in deEre-
deriksstraatdie Martens verplicht was in te slaan.
Onverschillig en achteloos slenterde hij tusschen de
menschen en de wagens doorsloeg linksaf en daalde
af naar den oever der rivier bij de brug. Hier was
het stilde drukke vaart op den stroom was wegens
bet ruwe jaargetijdezoo goed als gestremd en voor
de houthandelaars die in den loop van den dag naar
hunnen voorraad kwamen zien, of er een koop sluiten of
hunne waren in wagens deden laden ter vervoer was
het nog te vroeg in den morgen die mensehen dre
ven hunne zaken later op den dag. Hier was Mar
tens dus voor nieuwsgierige blikken gevrijwaarden
snel stapte hij naar de houtstapels waar hij gisteren
avond zijn toilet had gemaakt.
Hoed en handschoenen vond hij nog op hunne schuil
plaats, de grijze kiel maakte weer plaats voor de smaak
volle korte jasin de zakken waarvan weldra muts en
pijp verdwenen evenals de bonte wollen halsdoek. In
de plaats der laatsten kwamen boord en das, toen wer
den de lichte glace's aangetrokken den hoogen hoed
opgezet en daarna herinnerde niets meer aan den ont
slagen soldaat Karei Schulze behalve de bemorste broek
en rijlaarzen. Om daarmede niet onnoodig opzien te
verwekken hield Martens in de Brugstraat de eerste
de beste vigilante staandesprong er in en gaf den
koetsier den last„Naar het hotel de Prusse."
VII.
Na afloop der table d'hote had de heer Martens zich
gemakkelijk bij het knappende vuur in den haard in
eenen armstoel gevleid en wenktena eenigen tijd
peinzend voor zich uit te hebben gezien, den oberkellner.
„Heeft de knaap goed gegeten
„Voor driemijnheer."
„Welken indruk heeft hij op u gemaakt?"
De oberkellner glimlachte eenigzins verlegen, en zeide:
„ik weet niethoe u den knaap hier wenscht behan
deld te zien."
„Wel natuurlijk als heerenknechtwant als zooda
nig heb ik hem aangenomen."
„Dan zal het jonge mensch toch nog veel moeten
leeren."
„Dat weet ik en daarom zou ik u een verzoek wil
len doen, of liever aan uwen chef, den heer Wagner.
Bezorgt gij den jongen voor eenigen tijd eene plaats
als bediende hier in 't hotel. Ik zal voldoende voor
zijne uitrusting zorg dragen en behoorlijk kostgeld voor
hem betalen. Het spreekt van zelfdat ik mij niet
ondankbaar zal betoonen voor de moeite die hij u zal
veroorzaken. Wat denkt gij daarvan?"
„Oik geloof nietdat daartegen eenig bezwaar
bestaat."