EEN EDEEMARTER.
No. 20.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
WOENSDAG
16 FEBRUARI.
FEUILLETON.
#fftciëcl ©cbeelte.
Prijs der gewone Advertentiën
I.
De edelmarter en zijn meester.
ALR1I1ARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het gebeele Rijk 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algetneene kennis, dat de heer J. 1. MOLENAAR,
bij hun besluit van 8 Eebruari 1.1.No. 5, op zijn verzoek
eervol ontslagen is als president-brandmeester met ingang van
1 Maart 1881, onder dankbetuiging voor de in die betrekking
aan de gemeente Alkmaar bewezen diensten, en dat met ingang
van dat tijdstip de heer P. KOOL Jcz. als president-brand
meester zal optreden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
15 Peb. 1881. De Secretaris,
NUHOÜT VAN DER VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het
navolgende voorhanden alseen grijze omslagdoekeen gou
den oorbel, een witte vrouwenzak met zakdoek, enz., een
buissleutel en een kaasboor met schede.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de le. helft der maand Januari 1881:
W. van Lunteren, C. Smit, P. Schuurman, de Jong, G. de
Jong, Amsterdam; D. Kapelle, Berlicum A. van der Plas,
Beverwijk; Mevr. Spanjaardt—BadenEnkhuizen; M. van der
Molen, 's Gravenbage; IJ. Slikker, Heemskerk; Wed. van
Gestel, 's HertogenboschG. Vruchteveen, Houten; P. Bas,
KolhornMagillisKralingen; Mej. M. Bas, Noordschar-
woude; D. Eys, J. de Wilde, C. van der Bildt, J. Nieuwen-
hof, Rotterdam; C. WubbenhorstSloterdijkP. Claassens
Sneek; van Leeuwen, Utrecht; K. Rienshoffer, Veendam.
Van de Hulpkantoren
Bergen: K. Kooiman, Limmer.Rhein, Utrecht.
BurgerbrugJ. KooyAmsterdam.
Egmond aan ZeeR. Maas ZandvoortBok Zutphen.
HeilooJ. Karman, 's Gravesande.
NoordscharwcudeW. Bakker,
Oudcarspel: K. Kruit, Amsterdam.
SchermerhornM. 't Winkel, Alkmaar; W. M. M. Koster,
's Gravenbage.
Schoorldam: H. P. Liotart, Nieuwediep.
Briefkaarten:
C. B. Richel, G. H. C. Overman, H. Blom, IJ. Kroon,
C. B. RichelAmsterdam.
Eenige maanden geleden werden door een ingezeten
dezer stad eenige beschouwingen medegedeeld aan een
bestuurslid van het departement der Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen. Door laatstgenoemde werd het
daarin behandelde onderwerp in eene bestuursvergade
ring en vervolgens door het bestuur in eene departe
mentsvergadering ter sprake gebrachtmet het gevolg,
dat aan eene commissie werd opgedragen te dezer zake
een rapport uit te brengen. Wij achten de zaak van
genoegzaam belang om zoowel de beschouwingen als
het rapport deswege in ruimer kring bekend te maken,
ook om gedachtenwisseling er over uit te lokken.
't Is vele malen reeds gezegd en 't behoeft waarlijk
geen betoog, dat onze kunstnijverheid in verval is. Wie
voorwerpen van dagelijksch gebruik en sieraden verge
lijkt met de van vroegere eeuwen overgeblevene be
speurt achteruitgang in den vorm. Retrospectieve ten
toonstellingen doen dit te duidelijker blijken. Onze
werkliedenvroeger de voorgangers in Europa waar
bet smaak en kunstvaardigheid betrof, hebben dat hooge
standpunt verloren. Wij zijn niet slechts ingehaald
maar voorbijgestreefd door andere volken. Wat wij
leveren moge nog deugdelijk, doelmatig zijn, behagelijk
is het niet meer. Yan stijl is het begrip geweken.
Yan goeden smaak is maar zelden sprake, integendeel,
van wansmaak zijn voorbeelden zonder tal te vinden
het leelijke wordt maar al te vaak gehuldigd. Wij kun
nen dus de mededinging met meer op kunstgebied ont
wikkelde volken niet volhouden. Andere natiën hebben
zich ook in dat geval bevonden maar met uitstekend
gevolg de rechte geneesmiddelen aangewend en ons
daardoor deD goeden weg gewezen. Engeland en Oos
tenrijk hebben hunne kunstnijverheid doen opbloeien
door teekenscholen en musea van kunst-nijverheid. Wij,
die in vroegere tijden de bewijzen van onzen aanleg
geleverd hebben kunnen het dus ook doen en sinds
ontdekt is hoezeer wij te kort schoten zijn er enkele
stappen in goede richting -gedaan. Yan daar de thans
te Amsterdam gebonden cursus tot verbetering van het
teekenonderwijs van daar de oprichting van het mu
seum van kunstnijverheid te Haarlem waarvan de
overgroote belangrijkheid en nuttigheid iederen bezoe
ker in liet oog springen. Hoevele jaren zal het echter
duren, eer de invloed van zulk een museum ch over
ons land verspreidt? Eerst langzamerhand /.uilen de
daar in kunstzin geoefende en veredelde werklieden in
andere plaatsen kunnen medewerken tot verbetering
van den smaak en de vruchten vau dit ééne museum
zullen dus eerst na lange ja-en bespeurd kunnen wor
den. Maar musea als dat te Haarlem zullen wel tot
de uitzonderingen blijven behooren slechts het voor
recht zijn van enkele groote en rijke steden. Is er
voor de kleinere gemeenten ai vast niet wat te doen
Gewis en zonder groote bezwaren. Kleine cuoden kun
nen zich zeer goed behelpen met kleine museahet
komt mindêr aan op de veelheid, dan op den zuiveren,
gekuischten stijl der aanwezige voorwerpen. Niet over
al behoeven dergelijke verzamelingen een volledig
overzicht der kunstgeschiedenis te geventypen van
alle tijden en alle stijlen te bevatten. Is voor het oefe
nen van den kunstzin het aanschouwen van velerlei
schoons uitstekend, ook de aanschouwing van een klein
aantalmits edele en schoone vormen mist zijne uit
werking niet. Er komt bij, dat in de kleinere plaatsen
een museum niet het gansche gebied der kunstnijver
heid behoeft te omvatten maar dat het zich eeniger-
mate kan richten naar het kleiner aantal vakken van
nijverheiddie in zulke plaatsen uitgeoefend worden
en de bezieling der kunst noodig hebben. Maar er is
meer en dit weegt want de geldkwestie is niet
onverschillig vooral. Een museum of kabinet van
voorwerpen van smaak in houtsteen metaalporce-
leinglas enz. eischt tot bijeenbrenging zeker eene
belangrijke som en daarom is het zeer gelukkig, dat
niets van dat alles volstrekt vereischt wordt voor het
beoogde doel. De photografie de galvanoplastiek, de
afgieting van voorwerpen in gipsen de laatste met
het oog op eene stad als de onze in de eerste plaats
ziedaar de hulpmiddelen om de musea van kunstnijver
heid te vermenigvuldigen. liet is niet te doen om het
voorwerp zeif, zooals het in marmer, metaal, ivoor,
hout of porcelein eenmaal is vervaardigd, de Roth
schilds mogen die tegen hooge sommen vermeesteren
het is te doen om den vorm, waarvan de aanschouwing
indrukken wektonafhankelijk van de grondstof.
Eene pleistergalerij dus voor Alkmaar, niet van beel
den, al doen enkele meer goed dan kwaad maar van
typen van bouwstijlen, van versieringen, van meubelen,
huisraad enz. enz., mits zij maar kunnen strekken tot
het wekken van kunstzin en het veredelen van den
smaak mits zij voorbeelden aanbieden van schoone vor
men bevallige lijnenjuiste verdeelingenpassende
orneinenta tie en kan liet, dan tevens, om door tegen
stelling te onderrichten ook voorbeelden van slechte
proportie van smakelooze vormenvan wanstaltige of
overladen versieringen. En nevens die voorwerpen in
gips ook afbeeldingen in prentthans goedkooper dan
ooit te verkrijgen van schoone gebouwen gedenktee-
kens en voortbrengselen van kunst en nijverheid. De
timmerman, de meubelmaker, de stucadoor, de verver,
de goud- of ijzersmid, de blik-of koperslager, de draaier,
de boekbinder en wie er meer een vak uitoefent, dat
aan de kunstnijverheid verwant ismoet voor hetgeen
hij te maken heeft in het museum een passenden vorm
kunnen vinden of weet hij er zelf een te scheppen
dan moet hij zijn geestesvrucht kunnen vergelijken met
en toetsen aan hetgeenniet door de mode van den
dagmaar door het gezag der eeuwen en het oordeel
van bevoegde kunstrechters als waarlijk schoonedel
of bevallig is gestempeld.
Hoe en door wie zulk eene instelling te Alk
maar in het leven te roepen De Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, die steeds een open oog
toont te hebben voor de belangen en de ontwik
keling des volks en aan zoo menige goede zaak den
eersten stoot gegeven heeftdie te ALmaar reeds 2
malen eene tentoonstelling van voorwerpen van nijver
heid kunst en smaak aanrichtte schijnt ook hier aan
gewezen het initiatief te nemen. Dat het departement
de medewerking van de afdeeling der Maatschappij van
Nijverheid zou ondervinden mag verwacht, dat ook som
mige particulieren hunne belangstelling zouden betoo-
nen vermoed worden. Met f 500 zou al veel te doen
zijnindien slechts een doelmatig locaal beschikbaar
ware. Yoor tafels enz. en het kleuren van den muur,
om de witte voorwerpen goed te doen uitkomen, zou
misschien 100 noodig wezenvoor f 400 ware zeker
eene aardige verzameling gips-modellen en prentwerken
aan te schaffen. Voor het toezicht op de collectie, het
(19)
(Naar het Hoogduitse!;.)
„Meesterlijk," fluisterde de gastvrouw toen de kun
stenaar de eetzaal weer binnentrad. Terwijl hij speelde
had zij zwijgend voor zich gezienen een lichte blos
had hare wangen gekleurd. Zij richtte hare schoone
oogen op Martens, en zeide met een innemend lachje
„Dat hebben wij aan u te danken uwe zaakkundige
opmerking was de oorzaakwaardoor we dit genot
hebben gesmaakt." „Juist door die opmerking kon
den we dat genot des te beter waardearenvoegde
Martens' aardig buurmeisje er bij en de professors-vrouw
lispelde„Ik leg de wapens neer en verklaar mij
overwonnen."
Mevrouw v. Pleissenbach wisselde een blik van ver
standhouding niet haren echtgenoot en verliet toen
met eene lichte hoofdbuiging de tafel en de zaal. De
overige dames volgden haar in de aangrenzende kamer,
waar Garolin zich weer voor de piano zette, Walsing
en Martens voegden zich hierbij, en de gastheer zeiven
hield zich dan hier dan daar opterwijl de overige
heeren bij elkander schoven om de tafel, waarop thans
behalve sigarensherry en portwijn in fijn geslepen
karaffen verscheen benevens oude Sougonje, de gelief
koosde drank van Pleissenbach's chef.
„Yan waar komt die heer v. Martens? vroeg de heer
Hainfeld aan graaf Zeeknadat hij een sigaar had
aangestoken.
„Uit Hannover, naar ik meen."
„Heeft hij gediend?"
„Ja, als burgerlijk ambtenaar ten minste."
„Om welke reden zou hij die betrekking verlaten
hebben?"
„Lieve hemelHij is in staat op goeden voet te
levenwil liever zijn eigen heer en meester zijn en
heeft daarom het plan gevormd hier in de provincie een
landgoed te koopen. Daarmede geeft hij evenwel nog
niet alle uitzichten op een goede carrière op. Misschien
wordt hij nog wel eens tot afgevaardigde gekozen als
hij zich hier heeft gevestigd en wie weet
„Of hij het niet tot voorzitter van het huis van afge
vaardigden brengt, bedoelt ge zeker, niet waar. W el waar
om niet De heer v. Martens bezit, zoover ik er over
kan oordeelen, er de noodige capaciteiten toe. In ieder
geval is hij een groote aanwinst voor ons gezelschap."
De laatste woorden sprak Hainfeld op zeer beslisten
toon, want hij had zeer goed opgmerkt, hoe de bewuste
persoon zich met zijne dochter had onderhouden. Voor
't overige nam hij zich in stilte en wel om dezelfde
re(Jen voor bij gelegenheid te trachten nadere in
lichtingen in te winnen over Martens' verleden.
Ondertusschen werd koffie gepresenteerd de adju
dant v. Walsing onderhield de jonge dames Hainfeld
over allerlei Oostburger nieuwtjes, doch slechts fluiste
rend want op verzoek van Martens was Garolin nog
aan de piano blijven zitten. De gastvrouw liet zich
gemakkelijk overhalen een lied ten beste te geven.
Zij had Schumann's „Eruhiingsnacht" gekozen en zong
met een heldere, zuivere stem, krachtig en welluidend,
doch zinder meer, terwijl Garolin de zeer moeielijke
pianobegeleiding met bereidwilligheid op zich nam.
Voor eenen muziekkenner, als Martens inderdaad was,
lag in de voordracht van den laatste zonder twijfel een
veelgrooter genot dan in het gezang van mevrouw
hij vergenoegde zich daarom tegenover haar met een
kort„Uitmuntend uitmuntend en liet het aan de
overige heeren van het gezelschap over haar met lof
tuitingen te overladen, terwijl hij den jongen Pool zeer
vleiende woorden toevoegde over het kunstgenot dat
zijn spel een ieder had verschaft. Garolin, die Martens
een goed oordeel over muziek toeschreefnam diens
lof zeer hoog op er begon een levendig gesprek tus-
schen beiden en Martens uitte, na een vleiend compli
ment over Garolin's welluidend orgaan, het vermoeden
dat hij zelf zanger zou zijn. „Ten minste in zooverre,"
antwoordde Garolin „om mijne leerlingen de stukken,
die ik hun geef om in te studeerenzelf te kunen
voorzingen." Op Martens' verzoek het gezelschap ook
eens op een lied te onthalen aarzelde hijen eerst
toen mevrouw Pleissenbach dezelfde vraag deedzette
hij zich weer voor de piano en hief met een fraaien
vollen tenor een van Schumann's composities aan.
Met neergeslagen oogen alsof hij voor zijne vingers
de toetsen zochthad Garolin het lied voorgedragen
eerst bij het slotcouplet hief hij hoofd op en sloeg een
hartstochtelijken, innigen blik op Georgine. Daarna zag
de Pool Martens aan, maar toen hij bemerkte hoe op
merkzaam deze hem gadesloegkleurde hij en stond
snel op.
Zonder twijfel bad niemand der aanwezigen dR op
gemerkt Martens was er zelfs niet zeker vanoi me
vrouw Pleissenbach zelve den zonderlingen blik had op-
opgevangen dien Garolin haar had toegeworpen. De
overige heeren kwamen thans uit de eetzaal, men sprak
no» eenigen tijd over onverschillige zaken toen nam
de eene gast na de andere afscheid en spoedde zich
huiswaarts.
Martens was de laatste, die heenging. De gastvrouw
reikte hem vriendelijk de hand en zeide „Dit is de
laatste uitnoodiging die gij van ons ontvangen hebt,
waarop zij in het verbaasde gelaat van haren echtge
noot ziende dadelijk liet volgen „Dat wil zeggen
dat gij van nu af aan, zonder uitnoodiging, ons steeds
welkom zult zijn."
YI1.
Yroolijk dwarrelden en dansten de sneeuwvlokken
over het ruime Apostelplein en bedekten den hard be-