BEN EDEEMARTEK.
No. 24.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
V R IJ I) A G
25 FEBRUARI.
FEUILLETON.
Prijs der gewone Advertentiën:
©fficiëcl (Bcbccltc.
»e. khartaals-patehtejii.
llËHIJ 84
van alle Maten en Gewtgten
SSniUnlanb.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdaeavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 8 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door
het geheel e Eijk 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS-
TEE ZOON.
De PATENTEN, aangevraagd in de maanden No
vember, December en Januarikunnen ter Secretarie
worden afgehaald van 24 Februari tot 5 Maart 1881.
in het IJklokaal, in het Victoriepark te Alkmaar, voor de te
Alkmaar wonende neringdoenden, van 22 Februari tot en met
27 Maart, van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uur.
De COMMISSARIS VAN POLICIE te ALK MA A 11
maakt bekend, dat aan het Stadhuis, het Waag- en Accijns-
eebouw alhier staat aangeplakt eene lijst van te Aberdeen
(Schotland), ten hnize van een juwelier, m den nacht van
29 Januari j.l., gestolen voorwerpen, op de ontdekking waar
van f 2400,is uitgeloofd.
Zij die hieromtrent eenige inlichtingen weten te geven
worden verzocht zich aantemelden bij den ondergeteekende.
Alkmaar De Commissaris van Policie voornoemd,
22 Feb.- 1881. VAN BREMEN.
BELGIE. De gemeenteraad van Brussel besloot den
21 met algemeene stemmen aan de regeering de in
trekking te vragen van de wettelijke bepaling, die de
oemeenten verplicht op hare begrootingen zekere som-
men ten behoeve der eeredienst uit te trekken daar
mede ten doel hebbende de herziening te verkrijgen
van een besluit van 1809, waarbij de gemeenten ver
plicht worden te dekken de te korten van de kerk
fabrieken.
De onlangs afgetreden burgemeester van Brussel
de heer van der Straeten, heeft ook om gezondheids
redenen zijn ontslag als raadslid genomen.
DUITSCHLAND. Voordat den 21 de beraadslaging
in het Heerenhuis over het wetsontwerp regelende de
bevoegdheid van eenige provinciale districtsbesturen
werd °voortgezetvroeg prins Bismarck bet woord en
zeide ongeveer het volgende. Hij had zijne goedkeu-
ring van dit ontwerp reeds Zaterdag door den regee-
ringscommissaris laten mededeelen en nam nu alleen
het woord om eene onjuiste uitlegging te voorkomen
van de verklaring, in zijn naam voorgelezen, maar
daartoe niet bestemd. Zij had alleen ter inlichting van
dien commissaris moeten dienen. Hij was verhinderd
die inlichting mondeling te geven en had met eene
letterlijke voorlezing verwacht. De daaruit voortge
komen verkeerde indruk rustte inderdaad op eene on
juiste onderscheiding tusschen den aard der ontwerpen.
Voor parlementaire vergaderingen staat immers bij alle
bekrachtigde ontwerpen de meening vrij dat ieder
minister te voren zijn gevoelen dienaangaande te kennen
gegeven heeft. Het daarbij onvermijdelijke verschil van
gevoelen valt echter weg, zoodra de ontwerpen de konink
lijke bekrachtiging hebben verkregen. Omtrent de ont
werpen, hier uit het Huis der afgevaardigden komende,
moet overeenstemming in den ministerraad plaats vin
den waardoor de gang van zaken tusschen de twee
huizen bemoeilijkt wordt. Hij had aangenomendat
het overleg tusschen de twee Huizen reden gaf voor
zijne opvatting. Toen hij van die onderstelling uitging,
was hij in zijn rechthet ontwerp was nog in behan
deling j hij wilde zich voor de toekomst het recht voor
behouden bij verdere uitbreiding der hervorming van
het binnenlandsch bestuur sommige bepalingen te her
zien. Dat en niet anders was de bedoeling zijner ver
klaring hij kon niet verwachten, dat de zaak zulk een
keer zou nemen als geschied was. Hij achtte het onjuist,
dat er verschil van gevoelen omtrent beginselen tus
schen leden van het ministerie zou bestaan in het
bizonder niet tusschen hem en minister Eulenburg.
Er was dus geen reden voor eene verandering in het
ministerie. Hier wilde hij alleen de aandacht vestigen
op het verschil tusschen een ontwerp, door den Koning
reeds bekrachtigd, en een dat zich nog in behandeling
bevindt.
Met 50 tegen 45 stemmen werd vervolgens verworpen
een voorstel van von Kleist-Retzow, om art. 7, handelende
over de bekrachtiging der benoeming van leden der ge
meentebesturen door den Koning, in zijn vroegeren vorm
te herstellen. Prins Bismarck stemde met de meerderheid
en ontzegde aan graaf Brühl, die nog over zijne -rklaring
en het betreurenswaardig verschil met graaf 1 ilenburg
sprak het recht om een door hem tegengesproken be
weren te handhaven en het te doen voorkomen, alsof
hij een poging had gedaan om langs een omweg een
minister ten val te brengenwiens ontslag hij niet
rechtstreeks van den Keizer kon verkrijgen. De Keizer
wistdat hij geen trouwer dienaar had dan hem, niet
alleen door zijne officiëele betrekking, maar ook omdat
hij tot een geslacht behoordewelks leden altijd de
trouwste onderdanen der HohevzoHerns waren en zou
den zijn.
Den 22 beraadslaagde het Huis der afgevaardigden
over dit door het Heerenhuis teruggezonden wetsont
werp. Het herstelde het door dat Huis geschrapte
artikel 7 met 175 tegen 149 stemmen hoewel de
regeeringscommissaris Brauscbitsch bij afwezigheid van
den minister Eulenburg het bestreed. Op eene vraag
van den heer Eickert verklaarde hij, de afwezigheid des
ministers niet te moeten verontschuldigen; hij had voor
hem namens de regeering gesproken. Hij meende, dat
de wet met art. 7 voor de regeering onaannemelijk
was en dat do beraadslaging over de door het Heeren
huis gewijzigde wet op de provinciale districts-besturen
verdaagd moest worden, tot dat van de regeering eene
officiëele verklaring was ontvangen, of zij de wet al dan
niet aanneemt. Het Heerenhuis heeft den 2o art. 7
daarop wederom verworpen.
Minister Eulenburg blijft op zijn ontslag aandringen.
ENGELAND. Volgens de Daily News zal het aan
gekondigde wetsontwerphoudende verbod tot het
dragen en verkoopen van wapenenniet ingediend
worden indien de verbeterde toestand in Ierland blijft
voortduren. De Standard meldt, dat het ministerie den
22 aldus besloot, doch gelijktijdig tot het zoo spoedig
mogelijk indienen van het wetsontwerp op de verbete
ring van het grondbezit in Ierland.
De onder-minister van buitenlandsche zaken ver
klaarde den 21 in het Lagerhuis geene bevestiging te
hebben ontvangen van het verspreide bericht, dat ge
neraal Skobeleff voornemens zou zijn over perziseh
grondgebied te trekken en dat eenige stamhoofden uit
Merv naar Kandahar waren gegaan, om hulp te vra
gen. Hij geloofde nietdat de russen voornemens
waren naar Merv op te rukken. Erankrijk's voorstel
tot beslechting van het in Tunis gerezen geschil was
aan het oordeel van de rechtsgeleerden der Kroon on
derworpen.
Te middernacht waren omtrent de iersche dwangwet
nog 4 amendementen onafgedaan. De voorzitter ver
klaarde geene verdere beraadslaging te kunnen toelagen
en de artikelsgewijze behandeling van het ontwerp te
sluiten. Parneü was in de zitting tegenwoordig.
Den 22 antwoordde de regeering op eene gedane
vraag, dat zij nog geene uitnoodiging tot eene munt-
bijeenkomst ontvangen had, maar haar spoedig verwachtte.
De Times behandelde in een hoofdartikel het griek-
sche vraagstukaan het slot waarvan gezegd wordt
dat Europa niet langer in den toestand verkeert zoo
als die uit de berlijnsche conferentie voortvloeide. Het
wenscht nog altijd even vurig de regeling der grieksche
grenzen tot stand te brengen en daardoor een oorlog
te voorkomen maar het blijft niet langer staan op de
daarvoor te Berlijn op Frankrijk's voorstel aangenomen
rögoling.
Uit de bekend gemaakte stukken van de te Kaboel
gevonden briefwisseling en uit de daartoe behoorende
mededeelingen is gebleken, dat Baaconsfield aan den
russischen gezantgraaf Schuwaloff, verklaard had, zich
over het gedrag van Eusland in Afghanistan niet^ te
beklagen onder bijvoeging dat de indische regeering
ontijdig en overijld gehandeld hadzeker eene merk
waardige bekentenis, die een vreemd licht werpt op
de houding van dien oud-minister een paar jaren
geleden.
Aanstaanden Zondag zal in de kerken een herder
lijke brief van den aartsbisschop van Dublin worden
afgelezen waarin het bondgenootschap van Parnell en
zijne vrienden met Eochefort wordt afgekeurd, omdat
zij die bondgenooten zijn met goddelooze en verklaarde
vijanden der kerk, het vertrouwen van het katholieke
Ierland niet waard zijn.
FEANKEIJK. Den 18 is in de afdeelingen der
Kamer de begrootingscommissie verkozen. Op 10 na
maken al de verkozenen deel uit van de vorige com-
(23)
(Naar het Hoogduitsch.)
Een jaar was voorbijgegaan en wederom vervroolijkte
de lentezon het liefelijk rivierdal. Over de bekende
kettingbrug rolde een logge postwagen in trage, gelijk
matige vaart de postiljon blies zijn vroolijk liedhet
voertuig dreunde over de hobbelige straatsteenen
tot het eindelijk voor het eindstation stilhield. Haas
tig werd het portier geopendeen slankeongeveer
twintigjarige jongeling sprong er uitmet de ele
gante studentenpet op de krullende lokken en het
breede driekleurige corpslint over de borst. Een oud
achtig man in houtvestersuniform waarvan de leven
dige groene kleuraan den armdoor een breeden
rouwband werd getemperd, stak hem beide handen toe
en verwelkomde hem met een hartelijken groet. Toen
verlieten beiden het station van den postwagen en ver
wijderden zich in de richting der kettingbrug.
Onmiddelijk vóór deze brug sloegen beide wandelaars
links af en terwijl de oude houtvester den arm van zij
nen zoon in de zijne nam zeide hij „Kom eerst
zullen wij naar het kerkhof gaanwant in de houtves
terswoning daar ginds verwacht ons niemand meer."
Zijne stem beefde bij die woorden, die door den zoon
slechts met een diepen zucht en een stommen hoofd
knik werden beantwoord. Bij het pas gesloten graf
aangekomen knielde de laatste eerbiedig neerhij
vouwde de handen en zijne lippen prevelden een gebed.
De opperhoutvester bleef rechtop staanmaar toen
hij daar zijnen zoon aan het graf zijner moeder zag ge
knield, werd zijn oog toch vochtig, en een traan rolde
over de gebruinde wang. Alsof hij zich er voor schaamde,
veegde hij ze haastig weg bet scheen wel ot de jon
geling beter zijne aandoeningen wist te beheerschen
want toen deze opstond verduisterde geen traan zijne
heldere oogen meer en evenmin droeg zijn gelaat het
minste spoor eener diepere aandoening.
Een paar dagen later zaten vader en zoon voor de hout
vesterswoning te zamen aan het ontbijt. Het was een
prachtige zondagmorgen geen wolkje verduisterde den
helderen hemel, de lentezon scheen zoo verkwikkend en het
statig gebrom der kerkklokken weerkaatste dof tegen
de bergen. De opperhoutvester greep na afloop van 't
eenvoudig maal naar zijne groote meerschuimen pijp
die naast hem op een stoel lag en begon ze langzaam
en zorgvuldig uit een lederen tabakszak te stoppen
daar stond Erich plotseling open liep met snelle
schreden op eenen man toe, die tusschen het geboomte
zichtbaar werd en wiens uniform den brievenbesteller aan
duidde. De man stelde hem eenige couranten ter hand,
benevens een brief, die hij evenwel snel in een zijner
zakken deed verdwijnen. Daarna keerde hij met een
onverschillig gelaat naar zijnen vader terugreikte
dien de couranten over en nam weer plaats op zijnen stoel.
„Anders niets vroeg de opperhoutvester toen hij
het voor hem bestemde pakket in ontvangst namen
in den toonwaarop hij die vraag deeden den blik
dien hij daarbij op zijnen zoon sloeglag zeker wan
trouwen. Erich begreep hieruitdat de briefdie hij
zoo handig had trachten te verbergenniet aan de
aandacht van zijnen vader ontgaan was.
„Alleen nog een brief aan mijn adres antwoordde
hij zoo onverschillig mogelijk.
De opperhoutvester sprak geen woord en begon een
courant te lezen. Na een poos vroeg hij, van het blad
opziende "Waarom leest gij dien brief niet
„Ik kan mij voorstellen wat hij behelstantwoordde
Erich op denzelfden lossen toon.
„Geblaseerde jeugdlachte de opperhoutvester en
verdiepte zich weer in zijne lectuur. Maar het eenmaal
opgewekte wantrouwen scheen den anders zoo onerg-
denkenden ouden man geene rust te laten. „Is het
misschien eene liefdeshistorie, die ge zoo geheim wenscht
te behandelen?" vroeg hij weder opziende.
„O, neen," antwoordde Erich snel, „de brief is van
eenen goeden vriend en behelst niets bizonders.
„Het schijnt u evenwel niet onverschillig te zijn
zeide de houtvesterde courant ter zijde leggende en
zijnen zoon scherp aanziende „of ik den inhoud leer
kennen of niet, anders zoudt gij dien brief niet zoo
geheimzinnig voor mij verborgen houden. Gij weet,
dat ik niet nieuwsgierig ben en indien gij den brief
eenvoudig voor mijne oogen had geopend en gelezen
zou ik misschien niet eens naar den schrijver en den
inhoud gevraagd hebben en indien ik dit al gedaan
had, zou het meest oppervlakkige antwoord mij tevre
den hebben gesteld. Maar deze geheimzinnigheid ver
driet mij en ronduitboezemt mij wantrouwen in."
„Dat was mijne bedoeling nietantwoordde Erich
terwijl hij snel den brief te voorschijn haalde en open
brak. „Het is niet alleen mijn geheim, de zaak betreft
een vriendeen duelen ik meende datindien gij
dit vernaamt, gij u onnoodig bekommeren zoudt, dat
ik er bij kon zijn betrokken."
„Ik heb u nooit verboden uw eer en uw recht, des-
noods met de wapenen te verdedigen wanneer daar
mede uw goede naam verbonden wasviel hem de
vader in de rede, „uwe bezorgdheid was dus ongegrond.
Laat dus voortaan in mijn bijzijn dergelijke geheimzin
nigheid achterwegeik kan ze niet uitstaan.'
Hij nam de courant weer op, en aan Erich s borst
ontsnapte een nauwelijks hoorbare zucht van verlichting,
hij nam den brief uit het couvertdat hij naast zich
op de tafel legde, en doorliep den inhoud. Hij kende
zijnen vader genoegom te weten dat deze het on
aangename voorval thans afgedaan beschouwde.
Toch scheen dit den goeden luim van den opperhout
vester te hebben bedorven. Hij vouwde spoediger dan
gewoonlijk de couranten toe en stond op. Toevallig
viel zijn oog op het couvert op de tafel. „Uw vriend
schrijft waarlijk eene zeer goede hand, daaraan kunt