EEN EDEEMARTER.
No. 25.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881
ZONDAG
27 F E B IV U R I.
Algemeen stemrecht.
FEUILLETON.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaal uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
©fficiëcl (Bcbeclic,
SS H SS IJ £4
vim alle Haten en ïïewlgten
39c Verlofgangers
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door
het geheele Rijk 1,
De 3 nummers O 06.
Van 15 regels 0,75; iedere regel meer f 0.15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
JAUT en VISSCHKRIJ.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR maakt
bekenddat ter Secretarie dier gemeente kosteloos verkrijgbaar
zijn blanco-aanvragen ter bekoming van jagt en v i s c b-
acten voor het dienstjaar 1881|8'2.
Alkmaar De Burgemeester voornoemd,
24Februari 1881. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en "WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter openbare kennis
dat de militieraad in dit district zijne eerste zitting, bestemd
tot het onderzoeken der redenen van vrijstelling van
dezer gemeente, zal houden ten raadbuize der gemeente HOORN,
op Maandag 14 Maart e.k., des voormiddags ten 11 uur.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A.. MACLAINE PONi.
26 Feb 1881. Ge Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
NATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR herinnert belang
hebbenden, dat hij op DONDERDAG 3 MAART e.k., s na
middags ten 6 urenten raadhuize zitting zal houden tot bet
ontvangen der getuigen die de bewijsstukken voor de vrij
stellingen als EENIGE WETTIGE ZOON en BROEDER-
DIENST zullen onderteekenenvoor zoover deze stukken door
het geven van de vereischte inlichtingen ter gemeente-secretarie
konden worden opgemaakt.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
26 Februari 1881. A. MACLAINE PONT.
in het IJklokaal, in het Victoriepark te Alkmaar, voor de te
Alkmaar wonende neringdoenden, a'le werkdagen, tot en met
27" Maart, van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uur_
ZEEMILITIE.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
brengt ter algemeene kennis:
dat verzoeken om inlijving bij de zeemilitie, bij het depar
tement van marine ingediend, buiten beschikking zullen worden
gehoudenvermits de keuze uit de lotelingendie zich voor
de Zeemilitie hebben opgegeven, wordt overgelaten aan de
officieren van de marinemet de overneming der zeemiliciens
belast.
Dergelijke verzoeken behooren dus niet verder aan het Depar
tement van marine te worden gedaan.
Alkmaar De Burgemeester voornoemd,
26 Febr. 1881. A. MACLAINE PONT.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, 2 Maart 1S81, des namiddags kwar
tier vóór één uur.
Namens den Voorzitter van den Daad
De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
WIEKE VAN VLIET, JOHANNES VAN ROSSUM eu
DIRK MIN worden verzocht zich ter gemeente-secretarie met
hunnen verlofpas aanteraelden.
POLICIE.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navolgende voorhanden, als: een boa, een spoormand een zil
veren schaarlje een kinder-kruiwagentjeeen dames-kaper eu
een witte zakdoek.
Ofschoon wij nog altijd gelooven, dat de voorstanders
van algemeen stemrecht in ons vaderland niet zeer
talrijk zijn, mogen wij toch de oogen niet sluiten voor
de pogingen, die in den laatsten tijd bij herhaling in
het werk worden gesteld om ons volk van de wensche-
lijkheid of liever van de rechtmatigheid van het goed
recht eener algemeene kiesbevoegdheid te overtuigen.
Een adres aan de Tweede Kamer van het „Comité
voor algemeen stemrecht" heeft onlangs opnieuw de
aandacht op deze zaak gevestigd, en gal aanleiding tot
een zeer lezenswaardig artikel in „de Tijdspiegel van
Eebruari 1881. Naar onze meening is in dit artikel
te recht gewezen op het misverstand, waarop de ver
dediging eener algemeene kiesbevoegdheid is gegrond.
Men beweert namelijk de uitdrukking „volksvertegen
woordiging'' in den letterlijken zin des woords opvat
tende dat de Kamers behooren te zijn „het olk met
zijn wenschen en antipathieënmet zijn de igden en
gebreken in kort bestek bijeen," „een pboiographie
der natie een portret van de natie." Zooals de
natie ismoet volgens deze leer ook het Parlement
zijn. Alle maatschappelijke belangenalle richtingen
en partijen alle deugden en gebreken des volks moe
ten daarin vertegenwoordigd zijn zooveel mogelijk in
dezelfde verhouding waarin zij in het volk zelf voorko
men. Blijkbaar ligt aan deze Jeer de meening ten
grondslagdat da meerderheid aan het land de wet
behoort te stellen en behoort te regeeren. Indien het
niet al te om -I' chtig was zou het oogmerk der voor
standers van het Igemeen stemrecht alzoo volkomen
worden bereikt en hun stelsel zuiver worden toegepast,
wanneer het volk zelf de taak van het Parlement ver
vulde. Dan was er geen portretgeen photographie
van de natie noodig, dan kon men het „volk in kort
bestek" missen. Immers er bestaatzelfs bij algemeen
stemrechtnog altijd eenig gevaar dat het portret niet
gelijkt en het klein bestek het groote geheel niet zui
ver wedergeeft. Het is nog al moeielijk een goede
photographie van de natie te krijgen en daarom zou
het veiliger zijn zich aan het origineel te houden. Wij
begrijpen echter de moeilijkheid om het volk zelt de
taak van het Parlement te laten vervullen maar als
men eischt dat het Parlement een „photographie van
de natie" moet zijn dat het moet wezen „het volk met
zijn deugden en gebreken in kort bestek bijeen"; iets
dat het volk vervangt en dus dezelfde besluiten zou
nemen als door het volk genomen zouden worden
wanneer het in eigen persoon en niet door een plaats
vervanger handelde, dan gaat men uit van de meening,
dat 's lands zaken beslist en bestuurd behooren te wor
den overeenkomstig de inzichten van de meerderheid
des volks.
Dat bij zulk een stelsel niet gevraagd kan worden
naar geschiktheid voor deze nog al moeilijke taak, noch
naar bekendheid met den aard der zaken waarover be
slist moet worden ligt voor de hand. Ik bon Neder
lander en daarom heb ik recht om stem te hebben
in de zaken van mijn land. Of ik er verstand van heb
gaat u niet aan. 't Geldt hier geen bevoegdheid, die
mij wordt toegekend, maar 't is mijn rechten van dat
recht maak ik gebruik zooals ik wil. Nam het volk
onmiddelijk deel aan het regeeringswerk dan zou in
alle gevallen de meerderheid der stemmen beslissen.
Dat nu de meerderheid uit onbevoegden zou bestaan
zal wel niet worden ontkend. Al blijft men ook bij
het algemeen stemrecht de vrouwen de minderjarigen
en de bedeelden uitzonderen, toch zou de groote meer
derheid ten eenen male onbekend zijn met de zaken,
die de voorwerpen uitmaken der regeeringszorgen
aan dien grooten hoop zou men de beslissing bij meer
derheid van stemmen willen toevertrouwen over onze
belastingen onze openbare werken onzen waterstaat,
ons strafrecht, ons burgerlijk recht, de wijze onzer
rechtsbedeelingonze verdediging, ons onderwijs enz.
enz.! "W ij mogen van het gezond verstand van ons volk
verwachten dat het met dit gevoelen vooreerst nog
niet zal instemmen. Het zou de beslissing over be
langrijke zaken en waar het land en volk betreft
mag men ongetwijfeld de zaken belangrijk noemen
niet willens en wetens willen opdragen aan personen
waarvan verre weg de meesten buiten staat zijn om er
over te oordeelen.. Zoo iets onzinnigs zou van het
Nederlandsche volk niet zijn te vreezen Maar evenmin
zal het dan een Parlement Degeeren, dat een gelijkend
beeld een photographie van het volk, het volk zelf in
klein bestek zou zijn want dat zou op hetzelide neer
komen.
De voorstanders van het algemeen stemrecht geven
zich geen moeite om aan te toonen dat daardoor een
Parlement zou worden verkregenwaarvan de leden
bekwamer, wijzer, vaderlandslievender, vrijer van zelf
zucht en vooroordeelen ruimer van blik zouden zijn
dan het tegenwoordige maar stellen zich tevreden met
de verklaring dat het meer zou gelijken op de natie
een portret, een gelijkend beeld van de natie zou zijn.
Het comité legt zich in zijn adres aan de Kamer de vraag
voor: „Zal de groote hoop het zwaard der kiesbevoegdheid
beter weten te hanteeren dan het beperkt aantal bur
gers dat thans tot het gebruik van dit machtig wapen
wordt toegelaten?" en het antwoordt: „Mij weten het
nietmaar wèl kunnen wij zeggendat indien een
klein aantal kiezers slechts hoog begaafdeonbevoor-
(21)
(Naar het Hoogduitsch.)
„Vergevingvader begon Erich, maar de hout
vester viel hem dadelijk in de rede„Gij hebt gelo
gen gij hebt mijn goed ve"irouwen misbruikt dat
doet mij zeer. Indien gij geweten hadt, hoe diep mij dat
zou grieven, zoudt gij het misschien niet hebben gedaan.
Ik kan u vergevendat gij schulden gemaakt hebt
ondanks mijne waarschuwingen en vermaningen, ondanks
de innige beden uwer overleden moederhoe zeer het
mij ook spijtmaar deze leugen deze zoo brutaal ver
zonnen leugen zal ik niet gemakkelijk vergeten. Met
dien man de vader wees op de handteekening van
Levyson onder aan den brief zal ik zelf in corres
pondentie treden. Hebt gij nog meer schulden Zeg
mij de ;waarheid
„Jaantwoordde Erich halfluid.
„Hoeveel
„Nog ongeveer honderd vijftig thaler daarenboven."
„Dus in het geheel ongeveer vier honderd thaler
ging de opperhoutvester voort„dat is het derde deel
van mijn jaarlijksch inkomeneene zeer groote som
voor iemand van onze middelen. Niettegenstaande dat
zal ik alles betalen schrijf al uwe schulden nauwkeu
rig op en draag zorg geen enkele te vergeten. Ofiku
nog langer zal laten studeeren, dat zal afhangen van de
oplossing der vraagof ge behalve mijn geld ook uwen
tijd te Göttingen verspild hebt. Ik zelf kan mij helaas
niet van uwe bekwaamheden en vorderingen overtuigen,
daarom zal ik mijnen ouden vriend, den rechter Mun
ter verzoeken het in mijne plaats te doen. Beken er
dus op, binnen kort door hem geëxamineerd te worden."
Hiermede draaide de houtvester zijnen zoon den rug
toe en ging zijn huis binnen.
Erich voelde zich verlicht toen zijn vader weg was.
„Brrmompelde hij „die zaak is leelijk afgeloopen.
Die vervloekte Levyson! Nu, ik ben ten minste mijn
schulden kwijt en de oude heer zal na verloop van tijd
wel weer tot rust komen. Hij houdt 't niet uit om
op den duur een boos gezicht te zetten. Als dat exa
men maar goed afloopt Die oude Munter is een dui
vels knappe kerel Gelukkig heb ik mijn tijd niet
geheel en al verspild en heb ik nog gelegenheid om
't een en ander in te halen. Ik ga er dadelijk mede
beginnen. Drommels als de oude heer mij niet weer
naar de universiteit liet gaan, dan komaan, onmid
delijk aan de studie al zal 't mij ook menigen zweet
droppel kosten bij deze tropische hitte
Een kwartier later vinden wij Erich reeds op een
ver van het huis verwijderde bank met een boek in de
handen zitten. Die bank was een van Erich's lieve
lingsplekjes uit zijn jeugd. Vaak had hij hier als school
jongen zijne lessen geleerd. Het boek, waarin hij thans
ijverig studeerde, was een „Overzicht van het Romeinsch
Rechteen van die ezelsbruggen waarin het onder
werp zoo beknopt mogelijk is saamgevat, om het spoe
dig en vast in het geheugen te kunnen prenten. Bij
eene dergelijke wijze van studeeren kan natuurlijk geen
sprake zijn van degelijk en ernstig doordringen in de
geheimen der wetenschap, maar ze wordt toch zeer op
prijs gesteld door die klasse van studenten, die in wei
nige weken moeten inhalen hetgeen zij gedurende de
rest van het studiejaar hebben verzuimd. Daarom had
ook Erich tot zulk een boek zijne toevlucht genomen
en daar werkelijk zijne geschiktheid voor de studie het
middelmatige overtrof, en bovendien zijn geheugen bi
zonder sterk was viel het hem niet moeielijk met dit
hulpmiddel in korten tijd te zorgen dat de leemten in
zijne kennis van het recht voor een niet al te strengen
examinator verborgen bleven.
Uur op uur verliep en eindelijk sloeg Erich het boek
toe. „Komaan dat is voor dezen morgen genoeg
sprak hij bij zich zeiven, „heden middag nog een hoofd
stuk, dan kan ik morgen de inleiding ten einde bren
gen. Ik hoop dat men mij ten minste vóór het einde
der week niet zal lastig vallen in dat geval zal het
mij niet moeielijk zijn geheel klaar te komen. Ja
oude heer, uw vriend Munter zal tevreden over mij zijn
Hij vleide zich gemakkelijk achterover tegen de leu
ning der bank en zag met een triumfeerenden glimlach
om zich heen. Op een boom in zijne nabijheid sprong
een eekhoorn van tak tot tak. Erich kon het diertje
van zijne zitplaats uit nauwkeurig onderscheiden, tor-
wijl hij zelf door het gebladerte voor de oogen van het
dier verborgen bleef. Vroolijk sprong het vlug tegen den
stam op, vloog met ongeloofelijke snelheid van de eene
zijde van de takken naar de andere en verdween nu
en dan in zijn nest, een holte in een zwaren tak, stak
het spitse kopje spoedig weer naar buiten en zette zich
weldra op een nabijzijnden tak en poetste en wreef en
streek zich van de steile oorharen tot aan het puntje
van den dikken behaarden staart. Toen liet het diertje
zich weer langs den stam naar beneden glijden en
huppelde op den grond dartel heen en weer. Plotse
ling hield het angstig stilvloog met bliksemsnelheid
tegen den boom op en verdween in zijn nest.
Erich meende in den beginne, dat het diertje zijne
tegenwoordigheid bemerkt had en wilde opstaan, toen
hem op eens de oorzaak van de vrees van de eekhoorn
duidelijk werd. Het was namelijk een dier ongeveer
tweemaal zoo groot als de eekhoorn, met een glanzende,
kastanjebruine huid en een groote oranjekleurige vlek
aan de keel. Hieraan aan den ruigen staartaan den
spitsen, behaarden snuit en den eigenaardigen vorm van
den korten kop die even dik als de hals en daarom
nauwelijks er van te onderscheiden washerkende Erich
op den eersten blik den edelmarter, den gezworen vijand
van de eekhoorn.
Met een lichten vluggen sprong kwam het dier in
Erich's onmiddelijke nabijheid. Geheel door den ijver