üimienlaub. XII. De edelmarter maakt zich vrij. het dappere gedrag der officieren. Aan het verslag van den bevelhebber der Boeren Joubert omtrent dat ge vecht, aan den vice-president Kruger iugediend, wordt het volgende ontleend. Des morgens ongeveer 7 uren werden zij aangevallen nadat ongeveer 30 bommen over hen heen geschoten warenwerden de bereden manschappen gelast storm te loopen zij kwamen zoo nabij dat het kruit hen aan weerskanten zengde. Met gering verlies moesten zij terug trekken waarna de infanterie storm liep die zoo nabij kwam dat de doo- den aan beide zijden door elkander lagen. Een engelsch officier vuurde zelfs met zijn revolver, vóór hij gedood werd. De toegezonden versterkingen kwamen juist bij tijds om hulp te verleenen. Zij moesten echter ook terugtrekken 24 hunner beste mannen werden buiten gevecht gesteld en aan den kant van den vijand lagen 95 dooden en gewonden; verscheidene gewonden waren echter reeds weggedragen. Hun geheele verlies werd geschat op 200 man. Nadat de kanonnen opgehouden hadden te vurenkwam iemand met een vredevlag die een met potlood geschreven briefje van generaal Colley aan den bevelhebber Joubert overbrachtlui dende MijnheerOij zult mij een grooten dienst bewijzen als gij mij wilt toestaangeneeslieeren te zenden om de ge wonden te verplegendie vlak vóór uwe stelling stervende zijnbenevens manschappen om de dooden te begraven. En Joubert antwoorddeUwe Excellentie Om der mensche- lijkheidswille sta ik uw verzoek toe en bij het einde van het gevecht zal ik de dooden uitleveren. Inmiddels kwam een tweede vredevlag met een geneesheer, wien toegestaan werd met twee man verder te gaan om naar de ge wonden te zien. Aan verscheidene manschappen die mede naderden werd bevolen terug te gaantotdat het gevecht geëindigd was anders zou op hen gevuurd worden. Zij trokken daarop terug met de kanonnen die hen niet onder schot waren gekomen. Toen Jou bert dit bemerkte, stond hij toe, dat 150 ongewapende mannen de dooden en gewonden kwamen halen nadat hunne geweren met toebehooren afgenomen waren. Het terugtrekken van den vijand moest toegelaten worden daar de plaatselijke gesteldheid zoo geheel in het voor deel wasdat eene vervolging aan vele dappere man nen het leven zou hebben gekost. Zij waren toch vlak voor de engelsche kanonnen geweest. In een schrijven van Joubert aan den adsistent-commandant, generaal Cronjé, wordt nog de volgende bizonderheid medege deeld dat de Boeren post gevat hadden op een hoo- ger gelegen terrein zoodat de Engelschen niet op den Nek met hunne kanonnen konden vuren en de Boeren niet te voorschijn konden komen, voordat de vijand op de hoogten was. De Zuid-Africaan heeft een telegram uit Bloemfontein van 5 Eeb meldende dat generaal Colley als laatste eisch den 23 Januari aan de Boeren gesteld haddat zij als oproerlingen uiteen zouden gaan zonder dat daarbij een tijd bepaald werd bin nen welken het moest geschieden. Joubert trad daarop met de regeering te Heidelberg in briefwisseling; het antwoord der regeering aan Colley, een dag na het gevecht in zijne handen gekomen, als gevolg van den grooten afstand tusschen New-Castle en Heidelberg namelijk ICO mijlen en den onbegaanbaren toestand der wegen door de regens hield in dat aan zijn ver zoek niet kon worden voldaan zoo lang zij aangespro ken werden als oproerlingen en hun aangewreven werd, dat zij als aanvoerders op boosaardige wijze een aan tal onwetende lieden misleidden, was het bijna hopeloos gepaste uitdrukkingen tot antwoord te vinden. Maar voor het aangezicht des Heeren waren zij niet gerecht vaardigd als zij zich niet van deze wellicht de laat ste gelegenheid bedienden, om tot hem te spreken als tot den vertegenwoordiger van de Koningin en het volk van Engelandwaarvoor zij diepen eerbied ge voelden. Zij moesten met nadruk herhalendat zij geneigd warengehoor te geven aan alle wenschen der Rijksregeering, strekkende tot het vereenigen en bijeenbrengen onder één hoofd van Zuid-Afrika. En ten einde dat hun aanbod zoo ondubbelzinnig mogelijk te maken ofschoon reeds volledig in alle stukken uitgelegd en voornamelijk in paragrafen 36 tot 38 der eerste proclamatie ver klaarden zij, zich te vergenoegen met herroeping der inlijving en herstel der Zuidafrikaansche Republiek onder het bescherm heerschap der Koninginzoodat eenmaal per jaar de Britsche vlag zou geheschen worden in strikte overeen stemming met de gemelde bepalingen der eerste proclama tie. Bij volharding in de verwerping hiervanhadden zij zich slechts te onderwerpenmaar „de Heer zou voorzien." Het Kaapsche Volksblad komt bij de bespreking van dit gevecht tot de volgende slotsom: Joubert is meer dan gewoon krijgsoverstedie zijne troepen niet plicht- vaardig blootsteltColley zalal krijgt hij versterking, toch zware verliezen moeten lijden (reeds bewaarheid); het is verkeerd, dat Engeland alleen aan prestige denkt, zonder op de werkelijke behoeften en de toekomst te deuken zelfs bij overwinning het acht de legerberich- ten zoo van Joubert als van Colleyieder van zijn standpunt, al verschillen zij in onderdeel en juist, maar het waarschuwt op nieuw krachtig tegen de verdichtse len en leugens, door sir Lanyon verspreid om Enge- land's regeering en volk op een dwaalspoor te brengen, ter bedekking van eigen wanbeheer en om de meening ingang te doen vindendat de opstand alleen het werk van sommige onruststokers is. Overigens bevat ten de hollandsche bladen vele brieven van bizondere personendie tegen den oorlog opkomen als geheel onrechtvaardigalsmede tegen het leveren van paarden en ezels door Zuid-Africaanders voor het vervoer ten behoeve van het engelsche leger. Zij mogen niet op eenige wijze medewerken tot verdelging van stamgenooten. Den 4 ontving de President van den Oranje-Vrij staatdoor tusschenkomst van generaal Wood, eene tijding van den bevelhebber der Boeren o. a. inhou dende dat de transvalers den wensch deeldendat niet meer bloed vergoten worde doch dat het geheel aan de engelsche regeering stond om een einde aan de vijandelijkheden te maken. Zij verdedigden zich alleen tegen den aanval der engelschen en wilden alle po gingen ondersteunen welke hij kon aanwenden om den vrede tot stand te brengen mits niet in strijd met het besluit om hunne vrijheid terug te brijgen. De benoeming van generaal Boberts tot opperbevel hebber is volgens den berichtgever der Times in het engelsche kamp niet met ingenomenheid ontvangen. Wood en Bulier werden voor hunne taak volkomen berekend geacht en men hoopte nietdat Boberts be noeming beteekenen zou militair schrikbewind. Zuid- Africa is geen Afghanistan wat in Azië mogelijk en misschien noodzakelijk waszou hier aigemeenen op stand doen ontstaan. De handhaving van het gezag der Koningin hangt af van de gematigdheid en ver zoeningsgezindheid harer vertegenwoordigers en wan neer het smeulende vuur aangestookt wordt door ver keerde regeeringshandeline:en in de kolonie, kan in een oogwenk de brand naar alle zijden overslaan. Ook de Pall Mall Gazette in Engeland vreest, dat hij te streng zal zijn. De verslaggever van de Standard verklaartdat bij het bezetten van de Spitskop gebleken isdat de stel ling der Boeren niet zoo geducht is maar voegt in eenen adem daarbij dat tot nog toe slechts met kleine afdeelingen gewerkt is maar dat de stelling vermees- terd moet wordenwanneer zij door 3 a 4000 man aangevallen wordt. De Volksraad in den Oranje-Vrijstaat bleef tot heden wel onzijdig, doch de burgers doen al het mogelijke om de transvalers te helpen. Voor de engelschen in dien Staat is het bijna niet uit te houden. Vervolg der Buitenlandsche berichten in het tweede blad. STATEN-GENEBAAL. Tweede Kamer. Bij de 2e Kamer is een wetsontwerp ingekomen tot onteigening ten name van de provincie Overijsel, van eigendommen in de gemeente Nieuw-Leusen, noodig voor het bouwen van eene nieuwe schutsluis op de Dedems- open en sla Garolin oplettend gade; maar wees vooral vriendelijk tegen hemanders begint hij argwaan te koesteren en wordt voorzichtig als alle Polen zijn. Blijft gij echter onveranderlijk vriendelijk en beleefd tegenover hem dan zal hij iedere omzichtigheid over bodig achten en gij zult u spoedig genoeg kunnen overtuigen of uwe vermoedens gegrond zijn of niet." „Ik wilde dat die vervloekte muzikant in het land woonde waar de peper groeitzeide Pleissenbach terwijl hij opstond en zijn mantel omsloeg. „Waarom F" riep v. Martens lachend uit. „Is uw argwaan gerechtvaardigd, iets dat toch zeer wel mogelijk is, dan zullen eenige hartige woorden van u voldoende zijn om hem tot rede te brengen. Blijkt echter uw vermoeden van allen grond ontbloot te zijn dan moet ook Garolins tegenwoordigheid u tamelijk onverschillig wezen. Hij is werkelijk een beminnelijk mensch, ik zie hem gaarne en vele anderen denken evenzoo over hem. Door zijn vriendelijk en zachtmoedig karakter heeft hij zich vele vrienden verworven." „Beminnelijk vriendelijk al te beminnelijk al te vriendelijkbromde Pleissenbach. „Ik verzeker u dat ik hem van nu af aan streng zal gadeslaanen indien ik door het geringste voorval in mijn vermoeden word versterktzal ik hem op gevoelige wijze toonen, in welk deel van mijn huis de timmerman de straatdeur gemaakt heeft.'' De vrienden namen afscheid. Toen v. Martens al leen was, sprak hij glimlachend bij zich zeiven „IJver- zucht is een hartstocht, die met inspanning en volharding hem die er aan lijdtdoet zoeken naar datgenewat hij niet gaarne wenscht te ontdekken. Begin dus waarde Pleissenbach ijverig en vlijtig te zoeken dan zult gij spoedig genoeg overtuigd worden van wat gij liever niet zoudt zien gebeuren. De zaak begint goed, ondanks Garolin's belachelijke oprechtheid en nauwge zetheid." Toen v. Martens den volgenden morgen zijn huis ver liet ontmoette hij op den stoep een vrouw die hem aansprak. Het was een groot, beenderig vrouwmenscb, in wier kleeding een eigenaardig mengelmoes van diepe armoede en deftige voornaamheid was op te merken. Over een licht groenen zijden japon droeg zij een groven om slagdoek van gele wollen stot, waarin met schreeuwend rood allerlei grillige figuren waren geweven. De japon was veel te kortzoodat de voeten zichtbaar waren. Deze staken in een paar lompe schoenen, die versleten en verscheurd wareneen er van zelfs in die mate dat een teen er uit te voorschijn kwam. Een zonder ling kontrast met deze laatste, zeer luchtige wijze van kleeden vormde de smaakvolle, met wit atlas gegar neerde en met een keurige bouquet viooltjes versierden hoeddie haar scheef op het verwarde haar stond. Dit scheen sedert weken met geen kam in aanraking te zijn geweestzoo wild en woest hing het over hals en aangezicht. Waar toch kon v. Martens dat wijf meer gezien hebben Te vergeefs trachtte hij zich dit te herinneren en toch waren hem die breede jukbeen deren die platte ineengedrongen neusdie onmoge lijk groote mond en dat door het misbruik van ster ken drank gezwollen en verwrongen gelaat niet onbekend. „Mijnheer de baron gelieve het mij te vergeven zeide het wijf met een soort buiging en akelig grijn zend „ik zou gaarne mijnheer de baron een oogen- blik spreken." „Mij spreken F" vroeg v. Martens verwonderd. „Hoe komt ge daarbij F Van waar kent gij mij F" „Mijnheer de baron schijnt mij geheel vergeten te hebben. Ik had slechts één enkele maal en dat nog wel zeer kortde eer hem te zien." „Loop naar den duivel F Wat wilt ge eigenlijk F" vaarthet maken van een stroomkanaal en het bouwen van eene sluiswachterswoning. Bij het nader gewijzigd ontwerp op het zegelrecht wordt het zoogenaamd kort papier d.i. betaalbaar op zicht of uiterlijk 3 dagen na vertoon, of uiterlijk 8 dagen na de dagteekening onderworpen aan een vast recht van 5 centen hetwelk, even als het even redige rechtdoor middel van een plakzegel kan wor den voldaan. De heer Lenting heeft den 7 zijne interpellatie be treffende de houding der regeering in zake de trans- vaalsche kwestie gedaan. Over deze de gemoederen hier te lande in beweging brengende, zaak had de mi nister in de le Kamer eenige mededeelingen gedaan maar in veel woorden weinig gezegd. Daaruit bleek dat de regeering zich vergewist had of een aanbod tot bemiddeling door Engeland gunstig ontvangen of afgewezen zou worden maar de heer Gladstone had den 17 Jan. in het engelsche Parlement verklaard, dat van onze regeering noch aanbodnoch mede- deeling omtrent deze zaak ontvangen was. Spr. meentdat door het doen van een aaubod de neutra liteit niet zou verzwakt zijn. Hij hoopt, dat de regee ring de officieuse gedaehtenwisseling met Engeland met kracht zal voortzetten vooral na de gebeurtenissen bij den Spitskop die aanleiding kunnen geven tot de bewering, dat de militaire eer van Engeland voldoening eischt. Acht spr. elke onvoorzichtigheid onverantwoor delijk zij sluit geene belangstellinggeen meegevoel uit. Hij stelde de volgende vragen 1° heeft de regee ring door hare gedaehtenwisseling waarborgen bekomen, dat op welwillende medewerking van de britsche kolo niale autoriteiten kan worden gerekend opdat de po gingen der nederlandsche afdeeling van het Boode Kruis ten goede kunnen komen aan de strijders voor de trans- vaalsche vrijheid F 2°. Zijn toezeggingen verkregen schikkingen getroffen of mededeelingen ontvangen van door de engelsche regeering in dien geest uitgevaardigde bevelen F 3°. Bestaat bij de regeering het voornemen den Staten-Generaal een voorstel tot geldelijke onder steuning van het Boode Kruis aan te bieden F Op de beide eerste vragen antwoordde de minister, dat bij hem het officiëele antwoord was ontvangendat de nederlandsche afdeeling van het Boode Kruis in hare werkzaamheden op het oorlogstooneel geheel zou wor den behandeld en beschouwd overeenkomstig de bepa lingen der conventie van Genève op de derde vraag antwoordde de minister ontkennend van de zijde van het Boode Kruis was aan de regeering geen verzoek tot ondersteuning gedaanvoor zoodanige ondersteu ning bestond geen precedent, en de particuliere liefda digheid zon het die vereeniging nu evenmin als vroe geraan de noodige hulp doen ontbreken. Nadat nog eenige leden het woord hadden gevoerd is de inter- pellatie gesloten. Door de heeren Tak v. Poortvlietv. d. Linden v. Wassenaer v. Oatwijck, Schimmelpenninck v. d. Oye, de Bruyn Kops, Heydenrijck v. Houten en Insinger is een voorste) ingediend tot het instellen eener enquête omtrent de exploitatie der nederlandsche spoorwegen. De heer v. Houten stelde eene motie voor, waarbij de Kamer, uit overweging, dat de invoering eener nieuwe belasting afgescheiden van de verbetering van eenig onderdeel van het belastingstelsel, door den financiëelen toestand niet gevorderd wordt, en dat de kennisneming van de wijze waarop de regeering, in haar toegezegd voorstel tot vervanging der patentbelastingde voor deden uit het bedrijfskapitaal denkt te treffen wen- schelijk is om een juist oordeel over haar voorstel tot rentebelasting te kunnen vellende behandeling van het ontwerp betreffende de rentebelasting vooralsnog niet aan de orde stelt. Op voorstel van den voorzitter werd met 37 tegen 29 st. beslotendeze motie den 15 Maart te behandelen. Zaterdag-avond heeft het Transvaal-comité te Amster dam in de groote zaal van den Dierentuin eene meeting gehouden, onder het vooizitterschap var. den heer F. O. Tromp, lid van den gemeenteraad en der Prov. Staten. In riep v. Martens nijdig, want deze samenspraak op de openbare straat met een dergelijk mensch was hem des te onaangenamer, dewijl de voorbijgangers hem en zijne schoone Dulcinea met spotachtige blikken aanstaarden. „Wat ik wil, kan ik u zoo dadelijk niet zeggen," grijnsde het bekoorlijk evenbeeld van Eva. „Mag ik een oogenblik binnenkomen F Of, indien mijnheer de baron thans geen tijd heeftwil ik gaarne op een ander uur terugkomen. Bijvoorbeeli heden middag, misschien schikt het u dan beter. Gij hebt slechts te bevelen." „Wie zijt gij F Hoe heet gij F" „Marie Mirski. Mijnheer de baron zal zich zeker wel de dochter van den vourmaligen grensbeambte Mirski herinneren. Ik wensebte mijnheer den baron over den kleinen Eduard te spreken." „Kom mee." v. Martens draaide zich om en ging langzaam de trap op. Mejuffrouw Mirski volgde hem op den voet. „Welnu, wat hebt gij omtrent den jongen Eduard te zeggen F" vroeg v. Martens, toen hij, in het salon zich in een fauteuil liet zakken. „Ik heb hem dezen nacht aan het station gesproken," antwoordde Marie, terwijl zij zonder eene uitnoodiging van v. Martens af te wachten, onbeschaamd tegenover hem plaats nam. „Het was zeer toevallig, ik kwam juist op het perron, toen de trein, waarin hij zat, zou wegrijden. Yeel heb ik dus niet met hem kunnen spre ken. Maar hij deelde mij toch nog mede, dat hij bij u in dienst was en waar gij woondeten dit laatste vooral deed mij veel genoegen daar ik u anders stel lig niet zoo spoedig zou gevonden hebben. Ik heb u slechts een enkele maal gezien en eigenlijk was het niet meer dan een vermoedendat gij de heer zoudt ziindie Eduard tot zich genomen hadvooral omdat gij nem op dien bewusten avond hebt tehuis gebracht, weet gij nog wel F" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 2