EEN EDEEMARTER. No. 34* Drie en tachtigste Jaargang. 1831 FEUILLETON. ZOND G 20 M A A 11 T. Prijs der gewone Advertentiën TWEEUE BLAI). ©fficiccl (Scbccltc. Bestaat er nog eene markt„kwestie" II. De tegenstanders. ëinnenlanb ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele rijk 1, De 3 nummers f 0,06. Van 15 regels f 0,75; iedere regel meer /0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, 23 Maart 1S81, des namiddags kwar tier vóór één uur. Namens den Voorzitter van den Raad, De Secretaris NUHOTJT VAN DER VEEN. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het navokende voorhandenalseen gouden dames vingerring met steenljeeen grijze kinder-handschoeneen Protestantsoh kerk boekje, een witte zakdoek, een zwart boezelaar, een zakje of builtje met eenig geld en 2 sleutels. Tegenover de 9 raadsleden, die zich blijkens het door hen in 1877 gesprokene reeds in het vorige jaar genegen betoond hadden of toen betoonden, door aankoop van de hinderlijke perceelen mede te werken to' vergrooting van het Waagplein, betzij voor de gevraagde, hetzij voor bi.lij- ker sommen wat 8 hunner betreft in den zin van het behoud der veemarkt aldaar, stonden de heeren Conijn, Bruinvis en Cohen Stuart. Deze achtten genoemd plein voor veema kt ongeschikt en eene belangrijke uitgaat tot vergrooting voor dit doel onnoodig, omdat er andere terreinen kosteloos te verkrijgen waren. De heer Bruin vis was niet tegen vergrooting ten behoeve der kaas markt, m- cht die noodig blijken wat echter door den heer Conijn ontkend werd. De heeren Stuart en Bruin vis drongen er op aan, de zaken van kaas- en veemarkt niet te verwarrenmaar de behoeften van beiden at- zonderliik te overwegen en daarnaar te handelen. Wat nu de beschikbare terreinen aangaat, de heeren Conijn en Bruinvis meenden dat het Hof en de Gedempte Nieuwesloot (het door den heer Verhoeff in 1876 prijs gegeven denkbeeld) als bijzonder geschikt in aanmerking moesten komen. De heer Stuart daarentegen keurde deze plaats af en oordeelde, dat de Paardenmarkt alle begeerde ruimte kon verschaffen. Hij bracht deze kwes tie ook buiten den raad en verdedigde zijn plan in eene druk bezochte volksvergadering, waarin echter de poging om een ernstig debat uit te lokken mislukte. Aanhan gers heeft zijn plan dan ook gewis slechts weinigen gewonnen, al vond het den warmsten bijval bij iemand, die toen haar logement aan de Paardenmarkt te koop had aangeboden. Een eigenaar van een onverhuurd logement aan het Hof betoonde niet minder belang stelling voor de door de heeren Conijn en Bruinvis beoogde plaats. Hij behoorde niet alleen tot de on derteekenaars van het eerste adres tegen den aankoop (gelijk hij er later een tegen bet gevallen besluit aan Ged. Staten richtte), maar ook hij belegde tegen 5 Juni eene volksbijeenkomstniet minder druk bezocht dan de vorige, waarin hij op zijne wijze het Hof enz. als de meest aangewezen plaats voor eene veemarkt verdedigde; als eenig spreker trad tegen hem op de heer Stuart, tot aantooning van de meerdere voortreffelijkheid der Paardenmarkt. De heer Stuart heeft in eene volgende raadszitting er op gewezen, dat de voorstanders van het Waagplein als veemarkt in deze beide vergaderingen het stilzwijgen bewaard en niets ter verdediging hunner voorkeur aan gevoerd hadden. Dit was waarlijk niet dom van hen. Niemand is verplicht eene uitdaging tot een twee gevecht aan te nemen en weinigen gevoelen zich op gewassen tegen een redenaar als den heer Stuart, die trouwens zelfs bijna den geheelen avond in beslag nam maar waar de Waagpleinmannen na al hetgeen in den gemeenteraad in overeenstemming met hunnen wensch zij het ook met bezwaar tegen de hooge koop som, was aangevoerd, hunne zaak in goede handen en door de meerderheid gesteund waar zij de tegenstan ders omtrent andere terreinen, èn blijkens de gehouden meetings èn blijkens den tu 'schen de heeren Stuart en Bruinvis gevoerden pennestrijd, onderling verdeeld zagen, konden zij er gerust het zwijgen toe doen. Waren zij niet tot spreken geneigd, zij lieten zich echter niet on betuigd. Niet minder dan 4 adressen, samen met 531 bandteekeningen van ingezetenen, landlieden, veehan delaars en schippers, kwamen bij den gemeenteraad in, om op den aankoop der huizen en op het behoud van de veemarkt op het Waagplein aan te dringen. De heeren Stuart en Bruinvis gingen zeker te ver, toen zy, wegens de gemakkelijkheid waarmede vele onder- teekeningen verkregen kunnen worden, alle waarde aan deze adressen ontzegden; immers, met de voorkeurder landlieden, zelfs aangenomen dat hunne zienswijze niet de beste was, diende eenige rekening ge,-ouden te woe den, te meer nog toen eenige voorname veehandelaars, ook bij advertentie in de Alkm. Couranthunne voor keur voor het Waagplein te kenuen gaveu. De tegen standers deden zich mede gelden in een viertal adres sen, samen met 115 ondeiteekeningen, en dienden ook na het gevallen besluit tot aankoop niet minder dan 7 bezwaarschriften, met 2 71 namen, bij Gedeputeerde Staten in, de voorstanders slechts ééu verzoekschrift tot goedkeuring van den koop, met 214 namen. Was dit minder aantal eensgezind in zijn verlangen niet alzoo het grootere. Een drietal adressen betrof'slechts bezwaren van vorme.ijken aard (de aanvankelijke beraadslaging met gesloten deuren en het medestemmen van den heer Coster), andere wezen op de te hooge som, de lasten op de schouders der gemeenteuaren te leggen de on- noodige vergrooting der kaasmarkt en de aanwezigheid van andere terreinen voor veemarkt, omtrent de keuze waaruitzooals gebleken is de tegenstanders het niet eens waren. Tegen het onlangs genomen besluit tot aankoop der beiden perceelen van Kramer kunnen zeker nrnt aan gevoerd worden bezwaren van vormelijken aard, noch wegens te houge som, te wachten financiëelen druk of onnoodige vergrooting der kaasmarkt, al moet men ten aanzien van dit laatste punt toegeven, dat de vergroo ting eenmaal van verkeerde zijde begonnen is. Bestaan er dan nog bezwaren ten aanzien van het Waagplein als veemarkt? Zeer zeker, immers de heer Conijn stemde op grond daarvan tegen de heer Jonges heeft weder een adres aan Ged. Staten op touw gezet, de heer Stuart, die intusschen reeds iu 1863 ijverde voor vergrooting der kaasmarktzijne pen weder gescherpt. Maar al kunnen sommigen er geen vrede mede nemen, welk besluit vindt algemeene instemming? de veemarkt„kwestie" beitaat niet meer. Al is die niet beslist op de wijze als de heeren Stuart en Bruinvis verlangdenbij afzonderlijke behandeling en afzonder lijk besluit, zij is beslist door een eerste, een tweede en een derde votum van den gemeenteraad de betee- kenis waarvan voor niemand twijfelachtig kan zijndie uit ons vorig artikel kennis genomen heeft van de mee- uingeu, die bij den aankoop der perceelen „Moriauen" en „Klaverblad" en bij dien der volgende huizen door het groote meerende d der raadsleden gekoesterd werden. Thans heeft den raad den wegens bezwaar van vorme lijken aard vertraagden arbeid hervaten sprak hij dit- m.,al zijn besluit slechts met eene meerderheid van één stem uit, wij beweerden reeds, dat er leden waren, het beginsel toegedaan, maar verschillende ten aanzien van den prijs. Voegen wij er bij dat de heer T. L. Koorn die afwezig wa3 er geen geheim van maakt, dat hij voorgestemd zou hebben, en dat dit evenzeer vermoed mag worden van den mede afwezig gebleven heer van der Drift. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Den 17 is de behandeling aangevangen der rentewet, welke bestreden werd door de heeren v. Baar, Wint- gens en Lohman de heer Rutgers noemde haar een kreupelen stap op den goeden weg. Om te gemoet te komen aan de bezwaren welke den heeren de Bruyn Kops en Gieichman aanleiding hadden gegeven tot het voorstellen van amendementen heeft de minister aan artikel 1 eene bepaling toegevoegdkrachtens welke inkomsten uit effecteu eu schuldvorderingen, welke de bestanddeelen uitmaken van het bedrijfskapitaal van kooplieden volgens de bepaling van art. 2 van het Wet boek van Koophandelniet aan de belasting onderhe vig worden verklaard. Den 18 stelde de heer de Bruyn voor, het ontwerp, wegens de daarin door den minister gebrachte wijziging en de ingediende amendementen op nieuw in de a deelingen te onderzoeken. Nadat de (33) (Naar het Hoogduitsch.) „Al weer heerenbezoek bij juffrouw Sumiroff!" dacht de eerbare vrouw van den kleermaker, bij wie Wanda inwoondetoen zij korten tijd nadat Birzowski was heengegaanweer een heer zag aankloppen aan de kamerdeur der kunstrijderes. En ze had wel reden om zich daarover te verwon deren, want zoo lang juffrouw Sumiroff bij haar woonde, had deze nog nooit bezoeken van heeren ontvangen. En nu vandaag twee en wel onmiddelijk op elkaar volgend De heer die tot deze beschouwingen van des klee dermakers echtgenoote aanleiding gaf, was een klein, oudachtig mannetje met levendige donkere oogen en een kleinen, witten baard. Hij droeg een zwaren man tel met bont gevoerd en een bonten muts op het hoofd, welke laatste diep in de oogen was gedrukt. De kunstrijderes opende voorzichtig de deurniet meer dan noodig was om te kunnen zien wie buiten stond maar zoodra ze zich hiervan op de hoogte had gesteld maakte zij ze geheel openterwijl zij uitriep „Goeden avond, waarde dokter, kom binnen, kom binnen!" Dokter Adam want die was inderdaad die oud achtige heer trad met langzamen, voorzichtigen tred de kamer in en zag onderzoekend om zich been. „Wat ziet het er hier aardig en gezellig uit, alles even netjes en keurigbegon hij op welmeenendenbijna va derlijken toon tot het jonge meisjeterwijl hij te vreden met het hoofd knikte. „En met zoo weinig middelen Ja dat is het aangeboren schoonheidsge voel der vrouwen Wanda ontnam hem vlug zijn zware pelsjas en muts eu de dokter zette zich zoo gemakkelijk mogelijk op een der schaars in de kamer verspreide stoelen. „Ik geloof," begon hij het gesprek, „dat 't voor ons beiden het beste zal zijn indien we dadelijk het doel mijner komst bespreken. In uwen laatsten brief scbreeft gij mij dat gij bij uwe intrede in ons genootschap uwe krachten had overschat. De menigvuldige berichten die gij ons had over te zenden, benamen u te veel tijd, en ook deed bet u onaangenaam aan bevelen te moe ten nakomen waarvan gij het doel niet begreept en waarvan gij de gevolgen niet kondet berekenen. Deze geheimzinnigheid schreeft gij „was in strijd met een hoofdtrek van uw karakter, de openhartigheid, en daarom verzocht gij ons u te vergunnen u van ons genootschap los te maken." „Dat is inderdaad mijn vurigste wenschzeide Wanda zacht en met nedergeslagen oogen. „De gronden, die gij ons daarvoor aangeeft," ging Adam voort„zijn niet de eigenlijke oorzaken van uwe handelwijze maar slechts de uitvloeisels van het wan trouwen dat u vervult. Wat echter durf ik vra gen heeft dat wantrouwen bij u gewekt. Hebben wij ooit iets van u verlangd, waaraan het u moeielijk viel te voldoen En denkt gij er volstrekt niet meer aan wat er van u geworden zou zijnindien wij u niet in bescherming hadden genomen?" „Zeer zeker denk ik daaraan antwoordde Wanda met hartelijkheid ,,en zal het nooit vergeten hoe gij u het lot der arme verlatene hebt aangetrokken. Ook geef ik u gaarne toe dat gij nooit iets ongepast van mij hebt gevorderd maar niettegenstaande dat kan ik niet lid zijn van een genootschap wier doel mij een geheim blijften valt het mij zwaar de orders na te komen van personen, die mij volkomen onbekend zijn." „Hebt gij niet tijd en gelegenheid genoeg gehad om mij te leeren kennen vroeger dokter Adam. „Zeker, maar gij zijt niet de eenige leider." „Heb ik u ook niet als 't doel vau ons genootschap genoemd het helpen van ongelukkigen „Daarvoor is eene dergelijke geheimzinnigheid ten eenenmale overbodig. Voor een oogenblik heb ik aan die verklaring geloof kunnen schenken maar na eenig nadenken moest ik bekennen dat uw genootschap nog andere doelemden najaagtwelke met ondersteuning van zwakken en ongelukkigen niets te maken hebben, doeleinden die den mantel der geheimhouding vol strekt behoevenmisschien wel dewijl zij zich moeten verbergen voor het oog der weten voor dat van ieder eerlijk mensch." Adam schudde het hoofd. „Ik heb u toch de waar heid gezegd antwoorddde hij ernstig „zij 't dan ook niet de volle waarheid omdat we dat in uw belang niet wenschelijk achtten." „En om dat beoogde doel te bereikenschroomt gij niet andere menschen daarmede ongelukkig te maken „Hebben wij u dan ongelukkig gemaakt?" „Neen maar een ander." „Eeu ander?" herhaalde Adam nadenkend „En wie dan Wanda scheen besluiteloos, eindelijk zeide zij „Ik wil openhartig jegens u zijn ai maak ik mij daardoor ook aan onbescheidenheid schuldig, maar wij komen anders tot geen resultaat. Toeu ik de laatste maal te Berlijn bij u was liet gij mij een oogenblik wachten. Op uw tchrijfta'el lag nevens een half voltooiden brief, eene photographie die mii noopte nader bij te komen. Mijn oog vloog even het papier door en las duidelijk den naam „Erich von Martens zoodat ik onwillekeurig ook de rest van den inhoud doorliep. Daaruit bleek mij dat gij Erich von Martens voor eene gevaarlijke onderneming hadc bestemd, terwijl gij er de opmerking hadt bijgevoegd het doet nitts ter zake al komt hij er bij om. Koelbloedig zet gij dus het leven van een mensch op het spel, het is uw onverschillig of hij daar bij ten onder gaatindien gij slechts uw doel bereikt. Kan ik dan nog geloof hechten aan uwe verzekering, dat het doei van uw genootschap alleen hulp aan on gelukkigen verleent?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 5