EEN EDEEMARÏEH.
No. 40.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881
Algemeene veiligheid en vrede.
FEUILLETON.
ZONDAG
3 APRIL.
Prijs der gewone Advertentiën:
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
#(Gciëe( Oebcelte.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk f 1,
De 3 nummers O 06.
Yan 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter openbare kennis:
Dat de militieraad in dit district, ten raadhuize der gemeente
Hoorn op Maandag, den li April e-k., des voormiddags ten
11 ure, zijne 2e zitting zal houden tot het beoordeelen der
plaatsvervangers en nummerverwisselaars, die
door of namens de lotelingen dezer gemeente, onder overleg
ging der vereischte stukken, zullen worden aangeboden.
Zoodra de plaatsvervanger of nummerverwisselaar goedge
keurd is, behoort het bewijs zijner goedkeuring ten spoedigste
ter secretarie dezer gemeente bezorgd te worden.
Burgemeester en W ethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
31 Maart 1881. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis: dat het IJKKANTCOR te
ALKMAAR gedurende de jaarliiksche reis van den ijker in
de buitengemeenten dit jaar zal GEOPEND zijn: den 25 en
26 April, den 16 en 17 Mei, den 3 en 4 Juni en den 24 en
25 Juni e.k., van des voormiddags 10 tot des namiddags 3 uur.
Burgemeester en NV ethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
1 Anril 1881 De Secretaris,
P NUHOUT VAN DER VEEN.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag6 April 1881des namiddags kwar
tier vóór één uur. 7)
Namens den V oorzitter van den Kaaa
De Secretaris
NUHOUT VAN DER VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan bet Commissariaat van Poiicie het
navolgende voorhanden, als: een korfje, inhoudende twee
broodjes, een ijzeren hoepel, een blauw katoenen voorschoot,
een portemonnaie met eenig geld, een gonjezak met merk, een
gouden manchetknoop en een sigarenkoker.
Niet alleen de moord van den Keizer van Rusland,
maar vooral ook de wijze, waarop sommige bladen dien
moord hebben goedgekeurd en toegejuichthebben
in verschillende "landen stemmen uoen opgaandie
maatregelen eiscben tegen de pogingen om de geves
tigde orde van zaken met geweld omver te werpen en
de hoofden der regeeringen te dooden. Het openlijk
vreugdebetoon over het gelukken van den aanslag en
de aansporing om op dezen goeden en tot het doe
leidenden weg voort te gaan zijn dan ook wel in
staat om de gemoederen te ontstemmen en de vraag
(39)
(Naar het Hoogduitsch.)
Hoe losjes de vraag ook gedaan werd, toch gevoelde
Erich een zeker wantrouwen bij zich opkomen. Een
snelle blik in het ronde overtuigde hem, dat aller oogen
belangstellend op hem waren gericht. Blijkbaar was
men begonnen te twijfelen aan zijn verhaal van zijnen
vaderde opperjagermeestermisschien wel had men
het reeds voor onmogelijk verklaard, en hoeveel reden
daartoe bestond wist voorzeker niemand beter dan
Erich zelf. In ieder geval was voorzichtigheid hier een
eerste vereischte Zoo onverschillig mogelijk, antwoordde
hij dus op Hainfeld's vraag „Mijn vader heeft nooit
dat hooge ambt vervuld."
„Maar gij hebt ons toch verteld," begon graaf Zeek
verwonderd „dat uw vader
„Mijn grootvader viel Erich hem met de grootste
kalmte in de rede„mijn grootvader was in het begin
dezer eeuw opperjagermeester."
„O dus nog vóór graaf P.riep de heer Hain-
feld voldaan uit.
„Juistnog vóór graaf P. bevestigde Ench.
„Tusschen mijn grootvader en graaf P.heeft nog
indien ik mij niet bedrieg, generaal v. M... dien post
bekleed."
De ritmeester zweegalsof hij zijn onrecht inzag
maar in den loop van den avond zeide hij tot Bir-
zowski„Dat misverstand is toch zonderling ik meen
zoo zeker te weten dat v. Martens destijds van zijnen
vader sprak. Heeft hij u die geschiedenis ook niet
verteld
„Zeker en ik meen eveneens dat hij niet zijn groot
vader maar wel degelijk zijn vader heeft genoemd.
te doen opperen of niet het algemeen belang en de eer
van het land waar die taal gevoerd en de aanslagen
gesmeed worden krachtiger beteugeling eischen van
deze algemeene rustverstoring. In Zwitserland ergert
men zich aan het misbruik, dat de vreemdelingen maken
van de hun verleende gastvrijheid; in 1 rankrijk hebben
verschillende veroordeelingen wegens verheerlijking van
den vorstenmoord plaats gehad en ook in Engeland is
de redacteur van het te Londen verschijnend blad
Ireiheit in hechtenis genomen, onder beschuldiging van
aanzetting der bevolking van een vreemden staat tot
opstand terwijl de drukkerij van het blad is gesloten.
Eindelijk wordt gewaagd van plannen om deze geheele
zaak te regelen door overeenkomsten tusschen de ver
schillende staten.
Wanneer vreemdelingen hun vaderland ontvluchten
om zich tegen politieke vervolging of onderdrukking te
vrijwaren wanneer bij revolutie of burgeroorlog de
aanhangers der partij, die het onderspit heeft gedolven,
een toevlucht zoeken op vreemden bodem dan hebben
vrijheidlievende Staten er steeds een eer in ges'.eld
dezen vluchtelingen gastvrijheid en bescherming te ver
kenen. Het asylrecht werd altijd krachtig door hen
gehandhaafd ook wanneer buitenlandsche regeeringen
do uitlevering van deze personen eischten maar iets
anders is hette gedoogen dat deze uitgewekenen den
vreemden bodem gebruiken als een veilige plaats om
strafieloos te beleedigen en plannen tot- moord en ver-
woesting, tot opstand en oproer voor te bereiden. Wan
neer wij aanslagen als die op den russischen Keizer ver-
oordeelendan mogen wij niet voorbijzien dat voor
dergelijke gruwelen een oorzaak moet bestaan dat er
in de statenwaar zij plaats hebben, riingen moeten
gebeuren die de personen, die zeiven ot wier verwan
ten en vrienden er de slachtoffers van zjn tot wan
hoop en razernij vervoeren. Vooral kunnen wij ons
daarvan verzekerd houden wanneer het niet enkelen
of eenige weinigen zijndie het spoor der rede bijster
geraakt schijnen maar hun aantal bij duizenden wordt
geteld. Wanneer men de oorzaken onderzoekt, zal men
ten slotte een of ander groot onrecht ol een inderdaad
ondraaglijken toestand vinden. Wie erkent niet. dat
Ierland groot onrecht is aangedaan en dat de gevol
gen van dat onrecht ook thans nog den toestand on
houdbaar maken Gelukkig de regeericg die dit in
ziet en erkenten middelen krachtige middelen be
raamt en invoert tot verbetering. Te prijzen is daarom
de Engelsche regeering, die de maatregelen tot beteu
geling van de verstoring der maatschappelijke orde en
de ge weldplegingen in Ierland doet volgen door wetten
tot wijziging van het grondbezit in het belang der
pachters en der geheele bevolking. Wie huivert niet
wanneer hij verneemthoe in Rusland de verbanning
door de politiebuiten de rechtspraak om nog aan
de orde van den dag schijnt te zijn Wat onlangs door
één onzer bladen werd gezegd dat Siberië alleen een
zee van tranen vertegenwoordigtschijnt een treurige
Maar ik geloofde voor een paar dagen ook zeker te
wetendat hij mij over Pratzin had gesprokendat
hij voornemens was van Rubiwill te koopen en toch
beweerde bij naderhand ten stelligste dat hij de na
men volstrekt niet in den mond had gehad zoodat ik
wel verplicht was te erkennen, dat ik mij vergist had."
Op dezen avond had zich een groot gezelschap in
de elegante localen der kurassiers-societeit vereenigd.
Verscheidene officieren van het garnizoen daartoe ge
leid en opgewekt door de voorstellingen in het circus
E first, waren op den inval gekomen, in het progamma
der Oostburger wintervermakelijkheden ook een caroussel-
nitvoering op te nemen. Dat idee had in de meeste
kringen grooten bijval gevonden eene commissie was
benoemd en de kommandant van het regiment had
bereidwillig de zeer groote militaire manége tot dit
doel in gebruik toegezegd. Om de nadere regeling
van deze zaak te besprekenwas heden de bloem der
Oostburger heeren- en dames wereld bijeengekomen
want om het aangename met het nuttige te vereenigen
zou een souper en een bal de onderlinge besprekingen
besluiten.
Toen eindelijk de kring der heeren die zich om
Hainfeld had gevormd verspreidde nam Pleissenbach
zijnen vriend v. Martens onder den arm. „Zijt gij wel
eens in Wiesbaden geweest?" vroeg hij, met hem heen
en weder wandelend.
Erich zou niet geaarzeld hebben deze vraag zonder
bedenken bevestigend te beantwoorden, indien hij niet
door het voorgaande wantrouwend was gevorden. Nu
echter meende hij ook tegen Pleissenbach op zijne hoede
te moeten zijn. Zonder twijfel moesten aangaande zijne
persoon ongunstige berichten naar Oostburg zijn geko
men, waarvoor hij zich ter dege in acht moest nemen. Hij
antwoordde daarom kortaf: „Slechts een paar dagen.
Zoo? Nooit voor langeren tijd?"
„Ik zou er gaarne langer gebleven zijn, 't liefst den
ganschen duur van mijn verlof, maar onder ons
gezegd ik trof daar een bloedverwant aan die mij
waarheid. Alle vrienden der maatschappelijke orde
alle vijanden van bloedige aanslagen en ruw geweld
moeten daarom van harte wenscben dat de nieuwe
Keizer het voorbeeld van Engeland moge volgen. De
krachtigste maatregelen tot beteugeling kunnen het
kwaad wel tijdelijk onderdrukken maar niet beletten
dat het van tijd tot tijd op vreeselijke wijze uitbarst, te
vreeselijker meestal naarmate de druk sterker is ge
weest en dat de oorzaak van het kwaad er niet door
weggenomen kan worden is te duidelijk om eenig be
toog te behoeven. Hoeveel goeds zou vrijheid van spre
ken en drukken, vrijheid om alle grieven te openbaren
in Rusland reeds niet uitwerken, door lucht te geven
aan het overkropt gemoed van duizenden! Maar aan
den anderen kant blijft ook de eisch tot beteugeling
tot voorkoming vooral van gewelddadige aanslagen ge
wettigd en verdienen pogingen daartoe ernstig onder
zoek en overweging. Al is ook de wanhoop, die tot
deze daden voert, verklaarbaar; en het onrecht, dat haar
in het leven riep, erkend, tegen hare uitbarstingen zijn
veiligheidsmaatregelen noodzakelijk. Zelfs^ tegen de
ontoerekenbare daden van krankzinnigen zijn voorzor
gen noodig.
Aanslagen op het leven of de vrijheid van het hootd
van een bevrienden Staatworden ook in het nieuwe
strafwetboek zoowel als opzettelijke beleedigingen straf
baar gesteld wanneer zij op Nederlandschen bodem
worden gepleegd, onverschillig of de daders Nederlan
ders zijn of uitgeweken vreemdelingendie binnen
onze grenzen een wijkplaats hebben gezochten de
aanslag wordt aanwezig geachtzoodra de plannen
een begin van uitvoering hebben gehad ook al zijn ze
verhinderd of mislukt. Wanneer echter de Staat niet
geheel uit eigen beweging, niet uitsluitend gedreven
door het gevoel van recht tot strafbepalingen van de
zen aard besluit, maar onderhandelingen met andere
mogendheden, op verzoek en op uitnoodiging van die
mogendheden geopend daartoe leiden dan is behoed-
zaamheid plichtbehoedzaamheid dat niet de aandrang
van den sterkere den zwakkere drijvo tot krachtiger me
dewerking dan waartoe hij uit eigen rechtsgevoel zou
bereid zijn dan moge de zwakkere toezien dat hij zijn
zelfstandigheid zijn souverciniteit onverkort handhave.
Ook in ander opzicht werden de gemoederen door
den moord te Petersburg verontrust. Zou de vrede
bewaard blijven? werd gevraagd. Was niet de nieuwe
Keizer een vijand van Duitschland en de Duitschers
en was die gezindheid niet gunstig voor oorlogzuchtige
plannen, in bondgenootschap met Frankrijk misschien
Wat tot nog toe van den nieuwen Keizer als openbaring
van zijn gezindheid uitging, was echter in hooge mate
geruststellend. Blijkbaar stelde hij er prijs op, vooral
Duitschland te overtuigen, dat in de vriendschappelijke
verhouding tusschen beide rijken geen verandering zou
komen. De verstandhouding met Engeland is zoo goed
mogelijk. Één der eerste daden van Alexander III was
het besluit om in Midden-Azië niet verder door te
niet te best aanstond en mij aanleiding gaf zoo spoedig
mogelijk de stad te verlaten."
„Ook een mijnheer von Martens?"
„Zekerzelfs een bloed-eigen neef van mij. Hij
speelde daar eene zonderlinge rol en drong zich op
eene onaangename manier overal in. Ik kan hem niet
voor het hoofd stooten hij bleef toch altijd mijn
neef daarom achtte ik het verstandig de minste te
zijn en de stad te verlaten. Indien gij echter eenige
inlichtingen omtrent Wiesbaden en zijne omgeving
wenschtben ik toch wel in staat u die te geven. As
de badplaats misschien u ot uwe vrouw aanbevolen
„O neen antwoordde Pleissenbach ontwjKend en
zichtbaar verlegen, „ik vraagde het alleen, omdat -
omdat mijne moeder er den aanstaanden zomer wil
doorbrengen en daarom zich eerst op de hoogte vil
stellen van die streek."
v. Martens knikte. Dit antwoord bevestigde volko
men zijn vermoeden maar hij gaf zelfs den schijn niet
alsof hij aan de oprechtheid van Pleissenbach's verkla
ring twijfelde en zeide „Ik zal eens nazien wat ik
over Wiesbaden heb aangeteekend." En toen dit on
derwerp latende varen, ging hij voort „Heeft uwe
vrouw reeds een besluit genomen Zal zij de quadrille
mederijden
„Neen, zij heeft geweigerd."
„Waarom dat? Ik had gehoopt haar cavalier te
mogen zijn."
„Waarom Jaweet ik hetZij zegt dat zij geen
lust heeft en bovendien niet de noodige bedrevenheid
in het paardrijden bezit. Maar dat zijn maar voor
wendsels. De hoofdoorzaak er van isdat Garolin
niet mededoet."
v. Martens zou zijnen vriend hebben kunnen tegen
werpen dat hij zelf hem had verteld dat zijne vrouw
eene slechte amazone was en dat zij niet het minste
belang in paarden steldezooals de lezer zich onge
twijfeld uit de eerste ontmoeting te Oostburg der beide
vrienden zal herinneren. Hij deed dit echter niet