EEN EDEEMARTER,
No. *3.
Drie en tachtigste Jaargang.
4881.
ZONDAG
10 APRIL.
Groote Veemarkt te Alkmaar
I)c rciitebelastin».
FEUILLETON.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer beslaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
©(ficiëei CScbceltc.
op EHnsflog 19 April 1881.
MAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Rijk 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer/ 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
herinneren bij deze de belanghebbende ouders en voogdendat
volgens de algemeene schoolverordeningdoor den Raad vast
gesteld 22 December 1880 (Gemeenteblad No 81) de toelating
van leerlingen op de school voor onvermogenden
armenschool) en de tusschensckool alhier slechts één
maal 's jaars geschiedt en wel op 1 Mei, waartoe de aan
vrage moet geschieden vóór of op 15 April bij het
hoofd der school.
Tot die scholen worden toegelaten de leerlingen die in het
eerstvolgend kwartaal na den toelatingstermijn den leeftijd van
6 jaren bereiken of hebben bereikt, terwijl bij de aanvrage
moeten worden overgelegd de bewijzen van geboortebenevens
van inënting of natuurlijke pokziekte der leerlingen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
8 April 1881. De Secretaris,
NUHOUT VAN DER VEEN.
De volgende personen worden verzocht zich ter gemeente
secretarie aan te melden
Hendrik Veel, laatste woonplaats RiipBarend Balder, 1. w.
Arnhe.nJoseph Petrus Marie Grimmen, 1. w. Amsterdam;
Lambertus Reinier Lexis1. w. AmsterdamJacoba Marga-
retha van Veen, 1. w. Amsterdam; Egbertus Sljfkens, 1. w.
Amsterdam; M. C. van Grup, 1. w. Helder; Anne Cornelia
Morgensterren, 1. w. Amsterdam; Johanna Kazenbroo t, 1. w.
Schoorl.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navolgende voorhanden, als: een portemonnaie, waarin eenig
geld, een gouden oorbelletje, een sigarenkoker, een balk, een
gouden kegeltje vr.n een oorbelletje, een portemonnaie met. geld,
een lap katoen en voeringeen gouden oorbelletje en een ligt
bruine hond.
De behandeling van het wetsontwerp tot heffing
eener rentebelasting is op verzoek van den Minister
van Financiën geschorst, nadat de Tweede Kamer er
zich gedurende vijftien zittingen mee bezig had gehou
den en tot art. 9 was gevorderd. Nadat de zitting
van den 6 April was geopend verzocht de Minister
de schorsing der beraadslagingen op de volgende gron
den „De beslissingen die gisteren door de Tweede
Kamer genomen zijn omtrent art. 6 der wet op de
rentebelasting, zullen onvermijdelijk een grooten invloed
uitoefenen op de werking der wetzoo die tot stand
komt en al dadelijk eene omwerking vorderen van
verscheidene bepalingen van het ontwerp Ik vind mij
verplicht de gevolgen van die besluiten in ernstige
overweging te nemen en na te gaan of en op welke
wijze daarin zal kunnen worden voorzien." De over
wegingen van den Minister kunnen dus tot tweeërlei
uitkomst leiden tot aanvulling van het wetsontwerp
met enkele bepalingen en wijziging van sommige arti
kelen èt wanneer de Minister tot het besluit mocht
komen dat hij to>. voltooiing van.-het ontwerp in den
zin van de tot nog toe gevallen beslissingen niet kan
medewerken tot intrekking van het wetsvoorstel.
Zijn de in het ontwerp gebrachte wijzigingen van zoo
ingrijpenden aard dat het laatste waarschijnlijk moet
worden geacht? Wij meenen op die vraag een ontken
nend antwoord te moeten geven. Dat de behandeling
dezer wet een uiterst moeielijke zaak is, zal thans waar
schijnlijk wel door niemand meer worden betwist. Die
van de schriftelijke gedachtenwisseliug over het ontwerp
van den Minister Gleichman en over dat van den
Minister Vissering had kennis genomen was daarvan
overtuigd, ook vóór de behandeling in openbare zitting.
Had dit ontwerp te gelijk kunnen behandeld worden
met een wetsvoorstel tot heffing eener bedrijfsbelasting, in
plaats van de bestaande patentbelasting de bezwaren
zouden ongetwijfeld minder groot zijn geweest. De
Minister was echter tot verder uitstel ongezinden
ofschoon vele leden op de moei ijkheden bleven wijzen,
sloten zij zich evenwel aan bij hen die ze lichter telden,
en vormden met hen de meerderheid, die tot de behan
deling van het wetsontwerp besloot. De Minister bleef
onverzettelijk volharden bij zijn stelsel om de werkelijk
genoten renten in het afgeloopen jaar te beiasten en
verwierp het stelsel van zijn voorganger, thans op nieuw
door den heer van Houten voorgesteld, om de belas
ting op de rente te heffen naar het kapitaaldat de
effecten en schuldvorderingen vertegenwoordigen en
alzoo de bezitters van zeer soliede effecten met lagere
rente even sterk te belasten als anderen, die ter wille
van de hoogere rente zich met minder soliede fondsen
vergenoegen. Terwijl de fw- van Houten evenals,
's Ministers voorganger wel alle rente wilde belasten
maar bij den maatstaf der belasting ook wilde letten
op de draagkracht der belastingschuldigen gaf de
Minister de voorkeur aan een heffing op de werkelijk
ontvangen rentezonder dat daarbij de waarde der
fondsen waarvan zij getrokken werd in aanmerking
komt. Of de meerderheid der Kamer van dezelfde
zienswijze was is niet uit te maken. Zooveel is zeker,
dat zij althans tegen 's Ministers stelsel geen overwegend
bezwaar toonde te hebben, en toen de Minister onver
zettelijk bleef, het eerste artikel, waarin dit punt werd
beslist goedkeurde.
In weerwil van 's Ministers bestrijding werden de
naamlooze vennootschappen aan de rentebelasting ont
trokken en bij voortduring onderworpen aan de patent
belasting wanneer die althans nog zal bestaan bij de
invoering dezer nieuwe belasting want daaromtrent is
(42)
(Naar het Hoogduitsch.)
De waardin knikte vriendelijk, ten teeken dat zij de
heeren volkomen begreep. „Weet gij den naam
vroeg ze.
„ZekerMarie Mirski."
„Die kan ieder oogenblik komenverklaarde de
waardin. „Als ze binnentreedt, zal ik u een teeken
geven dan staat gij op en gaat in de hier tegenover
liggende kamer. Ik zend het meisje dan dadelijk bij u."
De broeders behoefden niet lang te wachten. Nau
welijks had de waardin hare plaats achter de toonbank
weder ingenomen, toen de straatdeur openging en een
grooveforsch gebouwde vrouwmet een nieuw mo-
dische, tullen hoed op de verwarde en ongekamde haren,
en met ongewasschen en door den drank gezwollen ge
laat de gelagkamer binnentrad.
De waardin kuchte, terwijl zij de Birzowski's aanzag
en listig het linker oog toekneep, Op dit teeken ston°
den de broeders op en begaven zich regelrecht naar
het aangeduide vertrek. Kort daarop volgde hen Marie
Mirskidaartoe door de waardin overgehaald.
„Gij wenscht mij te spreken heeren aldus sprak
Marie de broeders bij haar binnentreden aan.
Hugo had zijnen broeder verzocht hem het woord te
laten en derhalve antwoordde hij dadelijk „Wij ho
pen van u opheldering te kunnen erlangenomtrent
eene zaak, die uwen overleden vader betreft."
De „schoone Mirie" liet zich op een stoel vallen
terwijl zij zeide Ja heeren over mijnen vader kan
ik u niets meedeelen."
„Ook niet omtrent uwen broeder?"
„Broeder? Ik heb nooit een broeder gehad."
„Geen broeder Maar de heer, bij w'ten hij in dienst
gekomen is, heeft ons toch verzekerd, dat hij uw broe
der wasbeweerde Hugoop goed geluk gebruik
makend van de inlichtingen, door de buurvrouw uit de
Visscherstraat verstrekt.
„Zoo? Is hij nu weer mijn broeder?" lachte Marie
Mirski. ,,'t Is mij welhij is dus mijn broeder."
„Dat schijnt dus af te wisselen, al naar dat het dien
heer belieft vroeg Hugo.
„Och Als gij dien satan met zijn grooten neus en
fonkelende oogen kentzult ge ook wel weten dat ik
hem in alles gehoorzamen moet. Wat wil hij nu weer?
Gij komt natuurlijk uit zijn naam hier."
„Neen, hij vermoedt zelfs niet dat wij hier zijn,"
antwoordde Hugo, die inmidde's een plan had ontwor
pen om het meisje aan 't spreken te krijgen.
„Welnu, wat wilt gij dan van mij?
„Wij willen u uit zijn macht bevrijden."
Het meisje zette beide ellebogen op de tafel en, het
hoofd in de handen latende rusten, zag zij de broeders
met groote oogen aan. Toen liet zij een vreemdsoortig
gebrom hooren en riep „Ha hadat kunt ge goed
koop gedaan krijgen 't isbij God een nietig som
metje dat die inhalige schurk mij heeft laten behouden."
„Wij zullen u meer geven."
„Dat kan iedereen zeggen," grijnsde het vrouwmensch.
„U ken ik niet eensen van den ander weet ik ten
minste zekerdat hij mij prompt betalen zal."
„Dat zal spoedig genoeg ophouden, dat verzeker ik u."
Het meisje schudde het hoofd. „Hij heeft geld ge
noeg antwoordde zij.
„Hoe weet ge dat zoo nauwkeurig?"
„Omdat ik bij hem geweest ben in zijn prachtige
woning bij de Apostelkerk. Wie zoo leven kan moet
wel schatrijk zijn."
Hugo zat een oogenblik overbluft. Eene woning bij
de A.postelkerk. En zooeven had het meisje gesproken
van iemand met een grooten neus en fonkelenden oogen.
„Zou ook in deze zaak v. Martens betrokken zijn?"
nog geen uitdrukkelijke beslissing genomen. De meer
derheid der Kamer begreep dat ook de vreemdelingen,
als aandeelhouders in groote hier te lande gevestigde
maatschappijen van hun aandeel in de winst belasting
zouden blijven betalen en gaf daarom hier de voor
keur aan de patentbelasting dieals belasting op het
bedrijfvan alle winsthoe ook verkregen vóór de
verdeeling wordt geheven. Tegen deze beslissing had
de Minister, ofschoon zij door hem was bestreden ech
ter geen overwegend bezwaar. Zijn verzoek om schorsing
der^ beraadslaging was gegrond op andere beslissingen^
Groote strijd was steeds gevoerd over de vraa°"of
kooplieden inzonderheid bankiers kassiers en commis
sionairs in effecten die in de patentbelasting zijn aan
geslagen van de rentebelasting behooren te worden
vrijgesteld voor hun inkomen uit effecten en schuld
vorderingen die bestanddeelen uitmaken van hun be
drijfskapitaal dat als bedrijfswinst kan worden aange
merkt. In het oorspronkelijk ontwerp van den Minis
ter Vissering kwam deze vrijstelling voor, die in het
voorloopig verslag van het onderzoek in de afdeelingen
sterk werd bestreden. In zijn Antwoord op dit verslag
gaf hij de geopperde bedenkingen toe, en schreef„Het
valt niet te ontkennen dat een koopman aan de ren
tebelasting onderhevig moet zijn wegens zijn inkomen
uit effecten die hij bij tijdelijke kasruimte of om andere
redenen aangekocht heeft voor ongebruikt bedrijfskapi
taal of wegens de rente, die bij in den vorm van
saldo van rekening bij zijn bankier trekt. Die inkom
sten komen toch bij de aanslagsregeling voor het pa
tentrecht niet in aanmerking en zullen ook in de be-
drijfsbelasting bezwaarlijk een belastbaar object kunnen
uitmaken. Zij behooren inderdaad tot de inkomsten
uit het roerend vermogen welke als tot hiertoe van
speciale belasting verschoond gebleven, juist bij de
rentebelasting als maatstaf van heffing zijn aangeno
men. Voor bankiers kassiers makelaars en commis
sionairs in effecten bleef de Minister echter de vrij
stelling handhaven. Het mocht daarom wel eenige
bevreemding wekken dat bij een latere wijziging de
vrijstelling voor alle kooplieden op nieuw in het ont
werp werd opgenomen. Al mocht het eenige moeite
kosten de hier bedoelde renten afzonderlijk op te ge
ven men meende toch, dat deze inkomsten, daar ook
de Minister erkende dat zij bij den aanslag in de pa-
tentbelasting niet in aanmerking kwamen en evenmin
bij een latere bedrijfsbelasting in aanmerking zouden
komen onder de rentebelasting moeten vallen. De
meerderheid liet dan ook deze vrijstelling voor koop
lieden iu het algemeen zoowel als voor bankiers kas
siers enz. vervallenen moeilijk is aan te nemen dat
deze beslissing voor een belangrijk deel in overeenstem
ming met het vroeger door den Minister verdedigd
gevoelenvoor hem een onoverkomelijk bezwaar zou
kunnen opleveren.
De tweede beslissing in strijd met 's Ministers ge
voelen is de vermindering van het inkomen uit effecten
Daaromtrent moest hij zekerheid trachten te verkrijgen,
hij moest den naam noemen om te vernemen of hij
zich al of niet bedroog.
„De heer v. Martens geeft u niet meer dan een
klein jaargeld," begon hij, nadat hij zich spoedig van
zijne verrassing had hersteld, „wij echter zullen u een
kapitaaltje uitbetalenwaarvan de rente het bedrag
van uw jaargeld verre overtreffen zalindien gij ons
slechts van dienst wilt zijn."
In anstige spanning hingen zijne blikken aan de
lippen der „schoone Marie," om het antwoord van het
meisje te vernemen na het uitspreken van v. Mar
tens' naam. „Ja," verklaarde zij onergdenkend „een
eigen kapitaal zou mij meer aanstaan ik had dan ten
minste terug wat die schurk mij zoo listig met zijn
revolver heeft ontfutseld."
„Hoe? Is de heer v. Martens u met een revolver
te lijf gegaan
„Zeker toen ik bij hem was in zijn fraai huis.
Onverwacht haalde hij het wapen te voorschijn en zeide,
dat het volstrekt geen geluid gaf en mij toch zeer ge
makkelijk dooden kon."
„En dwong hij u op deze wijze hem het geld terug
te geven, dat hij u vroeger had uitbetaald?"
„Niet mijmaar aan mijn vader heeft hij destijds
het geld gegeventoen hij den jongen in zijn dienst
nam."
„En gij moest 't hem teruggeven
„Ja wat zou ik doen Ik kon mij toch niet laten
dood schieten. Dat kon toch niemand redelijkerwijze
van mij verlangen."
„Natuurijk niet. Wij zullen u dus teruggevenwat
v. Martens u ontnomen heeft, en misschien nog meer,
indien gij ons ter wille zijt."
De „schoone Marie" zag een poos nadenkend voor
zich. Eindelijk zeide zij beslist:
„Het gaat nietonmogelijk."
„Waarom niet?"
„Ziet gijheeren ik ben anders niet bangmaar