EEN EDEEMAKYE R. No. 49, Drie en tachtigste Jaargang. 1881. ZONDAG 24 APRIL. De pakketpost. FEUILLETON. Prijs der gewone Advertentiën Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. ©fficiëcl (Scbceltc. ALKMAARSCHE COIIRAN Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Eijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer ƒ0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. In ervaring gekomen, dat hier en daar wederom schade wordt toegebracht aan de Plantsoenen en dat vooral losloopende hon den door de bloemperken gaan Roepen bij deze bij vernieuwing de medewerking der inge zetenen inom die beschadiging in het algemeendoch in het bizonder bij het nieuw aangelegde Plantsoen nabij bet Klein- Nieuwland te keer te gaan, door hunne honden in de Plant soenen niet los te laten loopenniet twijfelende of zij zullen bereid zijn mede te werken om de bloemperken in de Plant soenen in netten staat te houden. Burgemeester en Wethouders vaernoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 21 April 1881. Be Secretaris NUHOUT van der VEEN. De volgende personen worden verzocht zich ter gemeente secretarie aan te melden Maria de Reuslaatste woonplaats ObdamRouwina Har- manna Witte, 1. w. Amsterdam; Simon Visser, 1. w. Zijpe; Johanna Smeets, 1. w. Helder; Neeltje Andries, 1. w. Haarlem; Joseph Petrus Marie Grimmen, Jaeoba Margaretha van Veen, Egbertus Sijfkens en Anne Cornelia Morgensterren, 1. w. Amsterdam en M. C. van GrupHelder. POLICIE. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het navolgende voorhandenals2 kleine kisten en een ledig vaatje, een gouden horloge-sleutel in den vorm van een kapit telstok een bank van leening-briefje van een zilveren knipje een langwerpig oorbelletje, voorzien van een zwarte koraal, een kleine koperen tabaksdoos, een R. C. gebedenboek in een bruin lederen band, een kruiwagen, een onderstukje van een gouden oorbelletje en een nieuw verlakt kinderschoentje. De indiening van een wetsontwerp tot inrichting eener dienst ter verzending met de post van pakketteneen gewicht van 5 kilogrammen niet te boven gaandezooals de omslach tige titel luidtheeft tot grooten strijd en vooral tot het ter sprake brengen van vele bezwaren tegen den vooigestelden maatregel aanleiding gegeven. Tot nog toe Leeft zich de Staat alleen belast met bet vervoer van brieven en briefkaarten, pakketten met papieren van ten hoogste één kilogram gedrukte stukken tot een gewicht van ten hoogste drie kilogram en monsters of stalen van koopwaren tot een gewicht van ten hoogste 300 gram. Bij de opneming dezer monsters of stalen is reeds afgeweken van de oorspronkelijke bestemming der posterijen voor het brievenvervoeren heeft men deze staatsinstelling dienstbaar gemaakt voor den handel. Yoorts heeft men de posterijen belast met de verzen ding en de invordering van gelden en ten slotte met de ontvangst en uitbetaling van gelden voor en uit de rijkspostspaarbank. Nu de regeering voorstelt nog een stap verder te gaan en de dienst der posterijen in die mate uit te breiden, dat langs dezelfde wegen die voor het brievenvervoer worden gebruiktook pakketten goederen of voorwerpen die niet zwaarder wegen dan vijf kilogram, zullen kunnen verzonden worden, wordt ernstige twijfel geopperd, of daarmede niet de grenzen eener nuttige en wenschelijke staatsbemoeiing worden overschreden. Met algemeene regelen omtrent de grenzen der staats bemoeiing slaagt men er gewoonlijk niet in elkander te overtuigen ten aanzien van de vraag of eenig werk door een staat moet worden verricht of aan particuliere krachten overgelaten. Dit blijkt ook thans weder. Wan neer particuliere krachten te kort schieten zegt men om op behoorlijke wijze aan dringende behoeften der maatschappij te voldoen, behoort de staat haar zijn hulp te verleenen. Maar als de tegenpartij dezen regel heeft toegestemd is zij nog niet voor de pakketpost gewon nen. Schieten hier de particuliere krachten inderdaad te kort vraagt zij en zijn de behoeften zoo dringend dat de staat te hulp moet komen Men kan toch niet overal en in alle opzichten de volmaaktheid eischen en waar zal het einde zijn wanneer de staat steeds moet bijspringen indien hier of daar de toestand iets te wenschen overlaat Beter vooruitzicht bestaat er, dat men elkander zal verstaan, en op vaster grond slagen wordt de gedachtenwisseling gevestigd, wanneer men niet in het algemeen over de staatszorg rede neert maar meer bepaald over de staatszorg wat de middelen van vervoer betreft. De staat zorgt voor kanalen en spoorwegenheeft daarvoor vooral in de laatste jaren ettelijke millioenen uitgegeven en zal er ongetwijfeld in de volgende jaren nog vele millioenen voor moeten besteden. Ten aanzien van het vervoer van personen en goederen langs de spoorwegen, onver schillig of zij door den staat of door particulieren zijn aangelegd behoeven de tarieven daarenboven de goed keuring der Regeeringdie ten alle tijde zelfs de ver laging der tarieven kan hevelen, behoudens de verplich ting van den staat om de onderneming schadeloos te stellenzoo ten gevolge der bevolen tariefsverlaging de zuivere winst vermindert. De verschillende spoor wegmaatschappijen moeten het doorgaand vervoer over de spoorwegen onder haar beheer onderling regelen tus^chen alle stations die de Regeering aanwijst, elkan ders locomotieven en rijtuigen toelaten aan hare stations en op hare verbindingssporen, een en ander onder goed keuring van de Regeering, en als dit onderling overleg niet tot overeenstemming leidt regelt de regeering zelve. De ondernemers moeten gedoogen dat andere spoorwegen de hunne kruisen, of er zich bij aansluiten, en dat gedeelten hunner wegen en hunne stations ten behoeve van andere spoorwegdiensten worden gebruikt. De Regeering wijst de punten aan, waar halten of stati ons op den weg gemaakt moeten wordenen bepaalt de uren van vertrek en aankomsthoeveel treinen er dagelijks ten minste moeten loopen en uit hoeveel rijtuigen van elke klasse elke trein ten minste moet bestaan. Op deze wijze zorgt de staat alzoo niet alleen, dat er spoorwegen worden aangelegdmaar ook dat het algemeen van het gebruik dier spoorwegen het meeste nut eu gemak hebbe. Een voorstel omwat het laatste betreft, een parlementair onderzoek in te stellen, is zelfs bij de Tweede Kamer aanhangig. Wan neer het algemeen belang verlaging van de tarieven noodzakelijk maakt of dat zelfde algemeen belang ge biedt bestaande spoorwegdiensten nieuwe verplichtin gen op te leggen en door het een of ander voor de onderneming schade ontstaat heeft de Staat zich be reid verklaard die schade te vergoeden- Omtrent de verplichtingen der spoorwegmaatschappijen tot het be stellen van goederengeld en geldswaarden aan de huizen der geadresseerden den termijn binnen welken de bestelling moet geschieden enz. zijn afzonderlijke bepalingen gemaakt alles om het publiek te gerieven en den ingezetenen zooveel mogelijk genot en gemak van het spoorwegvervoer te bezorgen. Op deze wijze is in de behoefte aan een gemakkelijke verzending van bestelgoederenalthans in gemeenten nabij hoofdstations van een spoorweg gelegen op vol doende wijze voorzien. In gemeenten die niet bij een hoofdstation zijn gelegen, kan de spoorwegonderneming voor de bestelling der goederen zorgenmaar is zij daanoe niet verplichthet bestuur der gemeente kan die taak op zich nemen. Voor gemeenten, die niet aan een spoorweg zijn gelegen, bestaan deze voordeelen niet. Tusschen plaatsen, die niet rechtstreeksch door hetzelfde middel van vervoer zijn verbonden, zoodat de goederen door tusschenkomst van verschillende ondernemingen spoorwegmaatschappijen schippers vrachtrijders enz. moeten verzonden worden is het verkeer ongeregeld traag en duur en vele plaatsen zijn inderdaad zoo goed als verstoken van elke gelegenheid tot verzending. En nu doet zich de vraag voor ligt het op den weg van den staatdeze ongelijkheid zooveel mogelijk te doen verdwijnen en ook voor da minder bevoorrechte ge meenten wier ingezetenen tot nog toe zooveel minder genot hebben van alles wat uit de algemeene kas in het belang van een snelgoedkoop en gemakkelijk goederenvervoer is besteeddit vervoeralthans wat goederen van geringen omvang en luttel gewicht be treft, wat sneller, goedkooper en gemakkelijker te maken. De staat kan niet alle gemeenten door spoorwegen of tramways verbinden maar kan hij niet zorgen dat het vervoer van deze soort van goederen evenals dat van de brieven door het geheele land geregeld en zeker en zoo snel als de gelegenheid toelaatplaats hebbe En die vraag dringt zich te eerder aan ons op nu de staat reeds in het bezit is van een post dienst die zich over bet geheele land uitstrekt. Langs dezelfde verbindingswegen die voor het brievenvervoer zijn tot stand gekomen zooveel mogelijk met dezelfde middelen en met de hulp van hetzelfde personeel, zou- (48) (Naar het Hoogduitsch.) Bij de laatste woorden haalde v. Martens van uit zijn borstzak een papier te voorschijn en gaf het aan Garolin die het haastig opende. Gedurende het lezen werd de kleur van zijn gelaat nog donkerder. „Wist gij wat er in dezen brief staat, mijnheer v. Martens vroeg hij met van toorn bevende stem. „Neen," antwoordde v. Martens deemoedig, ofschoon hij den brief woordelijk aan v. Pleissenbach had gedicteerd. Erich las halfluid; „Mijnheer Gij meent in mij een grooten domkop te zien maar gij hebt u deerlijk vergist. Te rechter tijd heb ik uwe kuiperijen doorzien en ik zal u onschadelijk weten te maken. Indien gij inliggende verklaring niet onderteekent zal ik u met de wapens in de hand de noodige voldoening afdwingen. En zoo gij niet den moed bezit, om een pistool in den loop te zienzal ik u op de openbare straat met de rijzweep voor uwe lafheid straffen, v. Martens wierp den brief op de tafel en sprong op van zijn stoel. „Dat is niet alleen eene beleediging voor u maar ook voor mij riep hij uit. „Hoe durft Pleissenbach het wagenmij zulk een 'brief te laten overbrengen terwijl hij weet dat ik mij uw vriend noem Dat is een afschuwelijke streekEn welke verklaring moet gij onderteekenen?" Garolin wees op een stuk papier dat uit den brief op de tafel gevallen was. v. Martens nam het op en las weder halfluid „Ik beloof bij dezen op mijn eerewoord aan den heer luitenant von Pleissenbach, dat ik oogenblikkelijk Oost burg verlaten en het binnen een jaar niet weder be treden zal." „Welk een vermetelheid schreeuwde Erieb, het pa pier ineen frommelend. „Zoo iets zult gij toch immers niet onderteekenen „Nooitmaar ik zal den heer v. Pleissenbach nog heden bewijzendat een Garolin met evenveel moed als hij het pistool weet te hanteeren." „Uitmuntend, schenk mij dan echter de voldoening, Pleissenbach uwe uitdaging over te brengen want bij die gelegenheid denk ik hem in krasse bewoordingen ook eens mijne meening te zeggen." „Ik laat dat volgaarne aan u overalleen maak ik er u opmerkzaam op, dat ik ditmaal niet uit de grap het pistool ter hand neem." „Goed, ik begrijp u en zal mijne maatregelen nemen. Zijt gij tevreden met tien pas afstand en dr.e schoten voor ieder „Ja welen buitendien wensch ik de zaakals 't eenigzins mogelijk is, nog heden ten einde te brengen." „Ook daarvoor zal ik zorg dragen. Verlaat u geheel op mij. Binnen een uur ben ik weder bij u om u den uitslag mijner bemoeiingen mede te deelen. Tot weerziens Zij scheidden met een krachtigen handdruk. Eindelijk! Welk bericht brengt gij?" met deze woor den werd v. Martens een paar minuten later door Pleis senbach in zijn huis ontvangen. „Hij heeft de verklaring niet onderteekend." „Duivels En wil hij duelleeren „Hij heeft lang geaarzeld en eerst mijne uitdruk kelijke verzekering dat hij anders met uwe rijzweep in het publiek zou kennis maken heeft hem doen be sluiten. „Welnu dan," riep hij uit, „als het niet an ders kan moeten de wapenen beslissenwie van ons heiden Georgine bezitten zal." „Alweer eene nieuwe ombeschaamdheidriep Pleis senbach woedend met den voet stampend. „Van dien kerel is alles te verwachtenzeide v. Martens honend lachend. „Om echter te voorkomen dat hij nog van gedachten verandertzal 't goed zijn het duel niet lang uit te stellen-" „Ik ben oogenblikkelijk bereidverklaarde Pleis senbach „Goed," hernam v. Martens, „het blijft dus afge sproken dat wij den raad van eer niet in de zaak mengen en behalve den dokter slechts nog een enkele kameraad als secondant meenemen. Hoe denkt gij over Walsing „Hij of een ander, 't Is mij onverschillig." „Hij was gisteren avond reeds getuige van uwe op gewondenheid," zei v. Martens en zal dus gemakkelijker dan iemand anders begrijpen waarom het te doen is." „Goed noodig hem dan uit." „Denkt gij dat ik hem tehuis zalTvinden dan zal ik dadelijk naar hem toe rijden." „Indien hij Diet meer tehuis iskunt gij hem stellig op het regiments-bureau vinden." v. Martens spoedde zich weg, nam de eerste drosehke, die hem tegemoet kwam en reed naar Walsing. Hij vond den adjudant nog tehuis. „Dat is een vervloekte historieriep hij uitzich als uitgeput op een stoel latende neervallen. „Pleissenbach is razend. Bij het krieken van den dag heeft hij mij reeds uit de veeren gehaald en ik ben overtuigd, dat hij niet tot rust komt, voor hij dien muzikant Garolin een kogel door den kop heeft geschoten." „Is die Garolin eigenlijk wel iemand om mede te duelleeren?" vroeg Walsing uit de hoogte. „Zonder twijfel. De Garolin's zijn van goeden ou den adel." „En heeft hij inderdaad mevrouw v. Pleissenbach te diep in hare schoone oogen te zien „Hij heeft de vermetelheid gehad haar dermate het hof te maken dat onze vriend Pleissenbach zich ge noodzaakt zag hem zijn huis te verbieden. Daartegen heeft Garolin geprotesteerd en in antwoord daarop schijnt Pleissenbach hem zóó beleedigend te hebben

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1