No. 63
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
ZONDAG
29 MEI.
De drankwet.
FEUILLETON.
Alice's Geheim.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
#{Bciëd ©ebecltc.
Nationale Militie.
Laatste inschrijving voor de Schutterij
ALRMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
bet gebeele Rijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer f 0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
OPROEPING VERLOFGANGERS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
roepen mits deze op de hier wonende verlofgangers van ae
militie te land, die vóór 1 April 1881 in het genot van onbe
paald verlof waren gesteldonverschillig tot welke ligting zij
behooren, om zich op Donderdag, den 16 Juni dezes jaars
des voormiddags te 9 ure, te laten vinden voor het Raadhuis
dier gemeente, om aldaar door of van wege den Militie-Com-
missaris te worden onderzochtgekleed in uniform, en voorzien
van al de door hen van het korps medegebragte kleeding- en
eciuipementstukkenbenevens zakboekjeen verlofpas.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
17 Mei 1881. De Secretaris,
U Mei NUHOUT VAN DER VEEN.
op DINGSDAG, 31 MEI 1881,
des morgens vóór 2 ure ter gemeente-secretarie.
De onderstaande personen worden verzocht zich ter gemeente
secretarie aan te melden, als: J. A. MARIJ1, W. DUIJN-
MAIJER, A. BIJL, F. DE GEUS, P. SANDERS en M. A.
BEKEDAM.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het
navolgende voorhandeneen gouden oorbelletjeeen ring
waaraan eenige sleuteltjes; een huissleutel; een koralen halsket-
tingje met gouden slotje; een ledige botertijn; een onderstuk
van een zilveren oorbelletje; een r. c. kerkboekje; een ijzeren
hoepel; een witte vrouwenzak, inhoudende een portemonnaie
mesvingerhoedenenz.
Dat had men zeker niet verwacht, dat de wet, in
gediend als „houdende vaststelling van wettelijke bepa
lingen tot beteugeling van het misbruik van sterken
drank," doch ten slotte herdoopt als „houdende vast
stelling van wettelijke bepalingen tot regeling van den
kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van
openbare dronkenschapna een beraadslaging van
bijna twaalf dageneindelijk door de Tweede Kamer
zou worden aangenomen met 68 tegen 7 stemmen.
Die evenwel op de belangrijke wijzigingen heefc gelet
die de wetsvoordracht bij de behandeling in de openbare
zitting heeft ondergaan en het oorspronkelijke ontwerp
vergelijkt met het door de Kamer goedgekeurdezal
zich over dien uitslag minder verwonderen. Slechts
enkele leden wilden van dezen maatregel tot beteugeling
van het drankmisbruik niets weten. De groote meer
derheid had er geen bezwaar tegen, dat van staatswege
een poging werd gedaan om dit kwaad tegen te gaan,
althans om de volkomen vrijheid tot het openzetten van
gelegenheden tot het bekomen van sterken drank eenigs-
zins te beperken de gevaren der dronkenschap voor
de maatschappij te verminderen en de straat van dron
ken personen te zuiveren. Onder die groote meerder
heid waren er die van deze wet belangrijke uitkomsten,
anderen, die er, zeer weinig van verwachtten maar
ook deze wilden zich tegen de proefneming niet ver
zetten immers de vruchten dezer staatsbemoeiing zou
den de verwachting kunnen overtreffen.
In het oorspronkelijke ontwerp werd aan de gemeente
besturen de bevoegdheid gegeven om te bepalen hoeveel
vergunningen om sterken drank in het klein te verkoopen
er ten hoogste verleend zouden mogen worden, onder bepa
ling, dat dit getal niet lager zou mogen gesteld worden dan
in het wetsontwerp in verhouding tot het aantal inwo-
ners werd vastgesteld. Niemand zou namelijk in het
vervolg sterken drank in het klein dat is bij minder
dan vijf liter, mogen verkoopen zonder vergunning van
Burgemeester en Wethouders. Bij het onderzoekin de
afdeelingen achtte „de meerderheid der voorstanders
van het wetsontwerp" deze bepaling onvoldoende. Vele
gemeenteraden zouden waarschijnlijk van die bevoegd
heid geen gebruik maken en volle vrijheid laten om
een tapperij op te richten aan ieder, die het verkoos.
De wet moest aan de gemeentebesturen verbieden meer
vergunningen af te geven dan een zeker getaldoor
de wet zelve in verhouding tot het aantal inwoners te
bepalen. De Regeering gaf aan dat verlangen gehoor,
en dezelfde gevallen die in het eerste ontwerp waren
voorgesteld om te bepalenhoeveel vergunningen er
ten minste moesten worden afgegeven wanneer zij ge
vraagd werden bleven in het gewijzigd ontwerp staan,
maar nn om uit te drukken hoeveel vergunningen er
ten hoogste mochten worden verleendterwijl daarenbo
ven de gemeenteraden de vrijheid behielden om dit
getal nog lager te stellen dan de wet zou gebieden.
Tevens werd bepaald dat ot-der verkoop in het klein
zou worden verstaan verkoop bij minder dan twee liter.
Verkoop bij grootere hoeveelheden bleef dus vrij. Vol
gens deze bepalingen zou volgens globale berekening
het aantal koffiehuizen tapperijen sociëteiten en ver
dere gelegenheden tot het bekomen van sterken drank
in het klein met drie vierden moeten verminderd wor
den. Te Rotterdam bij voorbeeld zou het van 1300
tot 305 in den Haag van 1230 tot 230 moeten dalen.
En dat zou in den tijd van vijf jaren moeten geschie
den hun toch die bij het in werking treden der wet
sterken drank verkochtenzou gedurende vijf jaren de
gevraagde vergunning niet geweigerd mogen worden.
Daarna zouden ook zij beperkt worden tot het in de
wet bepaalde getal.
Vrij algemeen had men tegen deze bepalingen be
zwaar. Jaren lang had men in ons land terwijl in
bijna alle andere landen beperkende wetten waren in
gevoerd in dit opzicht niets gedaan en nu wilde
men in eens den verzuimden tijd inhalen en binnen
vijf jaren die andere landen voorbijstreven. Dat ging
niet aan. Op welke wijze is nu aan dit bezwaar te
gemoet gekomen Door het getal geoorloofde vergunnin
gen hooger te stellen of door voor dit getal een anderen
maatstaf aan te nemen dan het zielental der gemeente P
Want ook tegen dien maatstaf werden gegrer^e be
denkingen aangevoerd. Men behoorde acht te geven
op den aard der gemeente op de plaatselijke omstan
digheden. Een kleine maar drukke marktplaats had
toch meer behoefte aan koffiehuizen en tapperijen dan
een gemeente met grooter zielentaldoch zonder noe
menswaardig marktverkeer, dus zonder bestendigen toe
vloed van elders wonende personen. De Regeering
heeft het cijfer vergunningen, die zouden mogen worden
uitgegeven, en den maatstaf voor de bereiking van dit
cijfer onveranderd gelaten maar den overgangstermijn
van vijf jaren gebracht op ten minste twintig jaren.
Waar namelijk op 1 Mei 1881 sterke drank werd ver
kocht zal de vergunning om daarmee voort te gaan
gedurende twintig jaren niet mogen worden gewei
gerd ook al gaat de zaak in andere handen over,
en wil de koffiehuishouder of tapper, die op dien
dag reeds dat beroep uitoefende daarmee voortgaan
de vergunning moet hem worden verleend zoolang
hij leefttenzij hij door veroordeeling tot gevange
nisstraf van een jaar of tot een zwaardere straf
door overtreding van de bepalingen dezer wet of uit
anderen hoofde de bevoegdheid tct uitoefening van zijn
beroep heeft verloren. Het gewicht van deze wijzigin
gen valt in 't oog. Wanneer elke drankverkooper in
het klein gedurende zijn geheele leven het recht behoudt
om zijn beroep voort te zetten zoo hij althans dat
recht niet door eigen schuld verbeurten wanneer in
elke inrichting tot drankverkoopook al gaat zij in
andere handen overnog twintig jaar lang dat bedrijf
kan worden voortgezetdan is de krenking van parti
culiere belangen die bij maatregelen als deze nooit
geheel is te voorkomen en die alleen te verdedigen is
door den krachtigen eisch van het algemeen belang
aanmerkelijk verminderd en voor de kleine tapperijen
en kroegen geheel weggenomen. Daarenboven heeft
de wet deze belangrijke wijziging ondergaandat zij
niet toepasselijk is verklaard op drankverkoop in loge
menten aan de logeergasten. De logementhouder is
dien ten gevolge volkomen vrij om aan allen die bij
hem logeeren, sterken drank te verkoopen hij behoeft
daartoe geen vergunning te vragen, en de logementen
worden niet mede geteld onder het getal inrichtingen
tot verkoop van sterken drankdie in de gemeente
mogen worden toegelaten. Yoegt men daarbij nog twee
andere wijzigingen namelijk dat de gemeenteraad niet
langer bevoegd is om het getal tapperijen enz, lager te
stellen dan de wet eischt, maar dat dit getal op voor
stel van den raadGedeputeerde Staten gehoord bij
Koninklijk Besluit naar aanleiding van bijzondere plaat-
In den avond van een der eerste dagen van April
van het jaar 1867 werd aan de gesloten deur van het
telegraafkantoor te Pithole in Pensylvanië aanhoudend
en steeds driftiger geklopt. Het was een lange, grove,
magere figuur, die zoo dringend begeerde te worden
binnengelaten hij hadvoor zoover het maanlicht liet
onderscheiden een door weer en wind bruin geworden,
flink gelaat. Haar en baard waren kort reeds grijs en
afgesneden. Hij scheen zoo van een of ander feest
te komen onder zijn langen donker bruinen mantel
droeg hij ten minste een zwart pak met wit vest en
toen hij zich toevallig omkeerde schitterden zijne gou
den hemd- en manchetknoopen en zwaar gouden hor
logeketting in het maanlicht.
„Holla he," riep hij ongeduldig, als iemand, die het
wachten niet gewoon is en met den dikken gouden
knop van zijnen bamboes rotting tegen de deur Blaande
„hoe lang moet dat nog duren kerel als ik van de
nacht hier buiten op je wachten moetgeef mij dan
ten minste een stoelha eindelijk
Hij hoorde binnenshuis loopen. Een lichtstraal viel
door het venster boven de deur. De grendel werd
teruggeschoven en de deur geopend.
„Bedaard maar" riep de beambte, met een lamp in
de handhalf aangekleedhem tegemoet. „Alles op
zijn tijddat woeste lawaai is volkomen overbodig."
„Brownriep hij vloekend„ik heb het altijd wel
gezegd, dat je een ezel bent
„O, mijnheer Howitt, neem mij niet kwalijk, nu
herken ik u. Kom binnen als 't u belieftantwoordde
de beambte, met een beleefde buiging.
„Natuurlijk, waar is je meester, Brown?"
„Op het balmijnheer, waar gij ook vandaan komt
of niet
„Op het bal riep Howitt woedendterwijl hij met
den stok op den grond stampte, „wat wil die gek op
een bal, toch niet dansen?"
„Neen maar spelen en drinken."
„Hm, dat spreekt van zelf! Ik moet een paar
woorden naar Nieuw-York seinen Brownzeide Ho
witt, terwijl hij een stoel nam.
„Goed. Hebt u het op schriftgeef het mij dan
antwoordde de assistent, zich voor zijn toestel plaatsende.
„Neen, nog niet! Hoe lang duurt het, voordat
ik antwoord uit Nieuw-York heb
„Vijftig minuten."
„'t Is goed begin maar," „John Broughton, Nieuw-
York, Brooklijn, James place No. 172. Is hij thuis
Hij met groote letters begrepen, Brown
„Begrepen? Neen, maar het staat met groote
letters. Verder," zeide de assistenttoen het kloppen
van het toestel had opgehouden.
„Verder niets" antwoordde Howittopstaande. „Na
50 minuten kom ik antwoord halen
Daarop keerde hij zich om en ging heen.
Er woei een warmeweldadige lentewind over de
stad. De maan had als 't ware de laatste wolkjes
weggevaagd en verhief zich nu in schitterende pracht
aan den hemel. In de breede straten der stad, die
voor nauwelijks drie jaar om de onuitputtelijke petro-
leum-bronnen aangelegd en snel opgebouwd, nu reeds
15000 zielen telde, bewogen zich nog de naar petroleum
riekende scharen arbeidersdie van hun werk kwamen.
Een helder licht straalde uit de met alle moderne pracht
ingerichte hotels en restauratiën, en uit de uitgebreide
magazijnen, waar de kooplustige, naar genot jagende me
nigte in en uit liep, joelend en zingend, om hun gemak
kelijk verdiende dollars nog gemakkelijker te verteren.
Barnaby Howitt ging langzaam en zooals hij gewoon
was, met het hoofd eenigzins voorover gebogen, de hoofd
straat door tot aan het eerst voor vier weken door hem
gebouwde reusachtige nieuwe hotel het eerste in de
stad, waarvan de bouw hem ruim 60000 dollars gekost
had. Een tijdlang bleef hij daarvoor staan, met de oogen
onderzoekend gericht op de smaakvollegrootsch ont
worpen gevel, uit welks schitterend verlichte en gedeel
telijk geopende vensters schetterende tonen van dans
muziek van een duitsch corps hem tegenklonken. Wel
dra echter ging hij even langzaam denzelfden weg terug
en daarna nogmaals heen en terug. De fabriekarbeiders,
die hem tegenkwamen en herkenden en zijne lange
figunr viel nog al in het oog gingen eerder somber
en schuw dan eerbiedig voor hem uit den weg. Zij
wisten weldat hij even ruw en gewelddadig als rijk
en gevreesd was in de stad welks grond hij van den
eersten eigenaar Tom Holder, goedkoop had gekocht
en later met reusachtigen winst weder van de hand
had gedaantoen de petroleumbronnen aan 't licht
kwamen. Evenzeer echter wisten zij dat Howitt voor
niets en niemand bang was, niets hoopte, niets beminde
ter wereld als zijn geld en zijn eenig kindde schoone
Alice. Beide beminde hij met een afgodische liefde
met een soort van ontzag en eerbied, die, wat zijn geld
betreft, iedereen verklaarbaar, maar ten opzichte zijner
dochter, velen niet zoo duidelijk was.
De 50 minuten waren voorbij en hij stond weder
voor het telegraafkantoor. Ditmaal behoefde hij niet
zoo lang te kloppendaar Brown wijzelijk de deur^op
een kier had laten staan en hem verwachtte.
„Welnu, Brown, hoe is 'tIs er antwoord?"
„Sinds 2 minutenmijnheer Howittmaar 't is
slechte tijdingantwoordde Brownterwijl hij een
strook papier voor den dag haalde.
„Slechte tijding Dwaaswat weet gij daarvan
Waarom slechte tijding
Brown haalde de schouders op.
„Lees zelfmijnheer Howittsprak hijhem het
stukje papier aanreikende.
„Domkopwaartoe zijt gij dan en waarvoor wordt gij
betaald hernam deze„Leest gij