GEMEENTERAAD.
No. 10. Zitting van Woensdag 29 Juni 1881.
Voorzitter de Burgemeester A. Maclaine Pont.
Tegenwoordig 11 leden. Afwezig de heeren ConijnMr.
A. P. de Lange en J. C. Vonk, laatstgenoemde wegens ambts
bezigheden.
De Voorzitter opent de vergaderingwaarna
No. 1. de notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
2. Deelt de Voorzitter mede, dat bij de op 15 dezer ge
houden openbare aanbesteding de uitvoering van het maken
van gebouwen en werken, ten dienste van de gemeente-reiniging,
is gegund aan den laagsten inschrijver P. Brugman, aannemer
alhier, voor f 25400,—, 1322,— beneden de raming.
Voor kennisgeving aangenomen.
Zijn medegedeeld de sedert de vorige vergadering ingeko
men stukken.
Van Gedeputeerde Staten.
3. Brief ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van
8 Juni 11., tot het doen van af- en overschrijvingen in de ge-
meente-begrooting voor 1880.
4. Brief ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van
8 Juni 11., tot het voldoen van uitgaven uit den post voor on
voorziene uitgaven op de gemeente-begrooting voor 1880.
5. Brief ten geleide van de afwijzende beschikkinggeno
men op het verzoek van den heer JH. Rüscheblatt, om zijnen
aanslag in de plaatselijke directe belasting voor 1881 terug te
brengen tot het voor 1880 aangenomen bedrag en van net
goedgekeurde kohier dier belasting voor 1881.
Nos. 3 tot en met 5 voor kennisgeving aangenomen.
6. Rapport van Burg. en Weth. omtrent het ten vorigen
jare door de toenmalige plaatselijke schoolcommissie ingediende
voorstel tot het oprichten eener school voor voorbereidend lager
onderwijs, ter verbetering van de uitkomsten van het lager
onderwijs, vooral aan de openbare armenschool, thans school voor
onvermogenden genaamd.
Burg. en Weth. gelooven dat de tijd gekomen is,
om hun gevoelen omtrent dat voorstel mede te deelen,
vooral nu onlangs op de behandeling daarvan aange
drongen is in een door het bestuur der afdeeling Alk
maar van de Yereeniging tot bevordering van het volks
onderwijs en het schoolbezoek in Nederland ingediend
adres. In de eerste plaats merken zij op, dat, al wordt
de op te richten inrichting school voor voorbereidend on
derwijs genoemd, met het oog op den leeftijd voor de
toelating gesteld namelijk 4 jaren de inrichting wer
kelijk niet anders zal zijn dan eene bewaarschool. De
aangegeven regeling van het onderwijs bevestigt die
opvatting. Nu moge de oprichting eener gemeentelijke
bewaarschool wenschelijk geacht worden de vraag, die
het hier geldtis zal de gemeente Alkmaar overgaan tot
het in het leven roepen eener dergelijke inrichtingwaarvoor
geene wettelijke verplichting bestaat
En die vraag kunnen zij niet anders dan ontkennend
beantwoorden. De nieuwe wet op het lager onderwijs
vordert van de gemeenten aanzienlijke opofferingen.
Ook Alkmaar ondervindt zulks. Heeft zij reeds tot
het stichten eener nieuwe school voor onvermogenden
moeten besluitende andere openbare scholen zullen
mede eenige verandering moeten ondergaan om in
alle opzichten te beantwoorden aan de gestelde eischen.
Met het oog op die verplichte uitgaven achten zij het
tijdstip zeer ongeschikt om over te gaan tot zulk eene
belangrijke onverplichte uitgaaf. Het zou ook niet raad
zaam zijn thans daartoe over te gaan. Is reeds sedert
jayen een wetsontwerp door de regeering toegezegd tot
regeling der bewaarscholen het vooruitzicht op het tot
stand komen dier wet na de nieuwe wet op het lager
onderwijs is eer verhoogd, dan verminderd. Wordt het
niet opnemen van de regeling van het voorbereidend
onderwijs in die wet reeds als eene ernstige leemte
beschouwd, de klacht, dat het lager onderwijsvooral
op de scholen voor min- en onvermogenden, zoo weinig
vruchten draagtis niet plaatselijk maar algemeen, en
zal daarom de wetgever eer doen besluiten, maatregelen
te nemen welke kunnen strekken om ze weg te ne
men. En komt binnen betrekkelijk korten tijd een der
gelijk wetsontwerp tot stand dan loopt men groot ge
vaar, dat men weder tot eene geheele verandering, zoo
van gebouw als van inrichting moet overgaan waar
door de gemeente in eene dubbele uitgaaf zou verval
len zooals nu onlangs met de openbare tusschenschool
op de gedempte Keetkolk het geval is geweest. Achten
Burg. en Weth. het daarom raadzaam, dit onderwerp
voorloopig aan te houdenzij meenendat de Ge
meenteraad dit besluit kan nemen in de overtuiging
dat dit uitstel volstrekt geen nadeel zal doen ontstaan.
Bestonden hier geene bewaarscholenzoodat in de ge
meente Alkmaar geen voorbereidend onderwijs kon ge
noten wordenhet ware nog een ander geval. Er
bestaan evenwel 3 zeer druk uit alle standen der maat
schappij bezochte bewaarscholennamelijk die van de
firma Werkhoven Cie., die in de Doelenstraat, in
stand gehouden wordende door vrijwillige bijdragen
en die van de dames van de Geer aan de Langestraat,
alwaar bij het einde van het jaar 285 jongens en 315
meisjes school gingen. Al mogen die scholen in ieder
opzicht misschien niet beantwoorden aan de eischen
zij maken in ieder geval het onnoodig, dat de gemeente
onverplicht eene taak op zich neme op een oogenblik
waarop zulke belangrijke verplichte uitgaven voor de deur
staan. Burg. en Weth. stellen daarom voor, dit voorstel
tot een meer geschikt tijdstip in behandeling te houden.
Zoodra de gemeente besluit tot de oprichting eener
dergelijke inrichting dan zal zeker met vrucht gebruik
gemaakt kunnen worden van de door de plaatselijke
schoolcommissie met zorg bijeenverzamelde gegevens
waaromtrent thans niet in beschouwingen wordt getreden.
Ter lezing gelegd.
7. Verzoek van de heeren Jos. de Kuyper, koopman te Rot
terdam, en jhr. J. H. van Reigersberg Versluijs te Breda,
directeur a. i. der Zuiderstoomtramweg-maatschappij om ver
gunning tot het mogen gebruiken van een deel van den aan
de gemeente Alkmaar behoorende Schermerweg, van het zooge
naamde Kalver- of Kerkdijk je tot aan de brug aan den Omval,
eigendom van de Scheemeer, ten dienste van een door hen aan
te leggen stoomtramaanvangende te Alkmaar en van daar
gaande door de Schermeer, het Schermereiland, de Beemster
en de Zeevang, om te Oosthuizen verbonden te worden met
den staatsspoorweg van Purmerend naar Hoorn, zijnde bereid
tot het inleveren der details, die verlangd mochten worden.
Gesteld in handen der Kamer van Koophandel en Pabrieken
om bericht en raad, nadat de Voorzitter, naar aanleiding eener
opmerking van den heer Kraakman, toegezegd had van de
adressanten nadere inlichtingen te zullen vragen omtrent hunne
bedoelingen.
Zijn in behandeling genomen de volgende voor de leden
ter lezing gelegen hebbende stukken.
Van Burgemeester en Wethouders.
8. Adres van J. J. Tesselaar, aannemer alhier, namens zijne
principalen J. Henneman en C. Henneman mededeelendedat
zij voornemens zijn over te gaan tot de geheele verbouwing van
het perceel op den hoek der Heerenstraat in de daarvoor door den
gemeente-architect aangewezen richting overeenkomstig de over
gelegde teekening, mits de voorwaarden voor den door de ge
meente af te stanen grond niet te bezwarend worden gesteld.
In handen van Burg. en Weth. om bericht en raad.
9. Voorstel tot het sluiten eener geldleening van f 90000,
in aandeelen van duizend gulden, of zoo zulks verlangd wordt
in twee aandeelenieder van f 500,—, gesplitsttegen 4%,
ter dekking van de buitengewone uitgaven voor het tonnen
stelsel en de gemeente reinigingvoor den aankoop van het
huis van Kramer en voor de nieuwe school voor onvermogen
den, waartoe in den laatsten tijd besloten is.
Bij de behandeling dezer zaak kwam ook de vraag ter sprake,
of niet gelijktijdig tot conversie der bestaande tegen 5 "/.aan
gegane scl.uld zou kunnen worden overgegaandaar de be
voegdheid tot aflossing dier leeningen bestond. Die in 1871,
1872 en 1873 aangegane leeningen waren na de verplichte
aflossing in 1881 nog groot 82000,—. Door conversie zou
dus 1 pet. rente of 820,in het eerste jaar bespaard worden.
Ware het mogelijk geweest, de schuld aan het burgerweeshuis
thans ook aftelossendan was de rentebesparing f 590,meer
geweest. Eene daartoe aangewende poging is blijkens overge
legde briefwisseling echter mislukt. De beslissing omtrent
de conversie der in 1871, 1872 en 1873 gesloten lee
ningen wordt aan den Raad overgelaten. Bij aanne
ming daarvan zouden jaarlijks 8 aandeelen van f 1000,
ieder afgelost moeten worden. De commissie van financiën
had tegen het sluiten eener leening tegen 4 °'0 en tegen het
bedrag der leeniug geen enkele bedenking en kon zich met het
beginsel dus zeer goed vereenigen. Een tweetal punten lokten
echter bij haar eene uitvoerige gedachtenwisseling uit. Het
eerste was de vraagzal tot conversie der bestaande tegen
5 aangegane schuld worden overgegaan Beantwoordde één
lid haar bevestigend de meerderheidal erkende zij de bevoegd
heid daartoewas van een ander gevoelen. Zag dat eene lid
in die conversie een niet te versmaden voordeel voor de ge
meentekas, de meerderheid achtte dat voordeel te gering in
vergelijking van het gevaar, dat naar hare meening daaruit kon
ontstaan namelijk dat het crediet der gemeente daaronder lijden
zou. Men moest niet vergetenmet hoeveel moeite die
leeningen indertijd a pari geplaatst waren en hoe sommige
personen de gemeente bepaald geholpen haddendat zeker
niet geschied zou zijn, hadden zij toen geweten, dat de
gemeente eenige jaren later tot conversie ter rentebesparing
zou overgaan. De minderheid voerde daartegen aandat
de deelnemers in die leeningen dit niet zoo zeer gedaan had
den om de gemeente te helpendan wel om zelf eene geldbe
legging te doenwelke, behalve goede rente, alle waarborgen
voor soliditeit opleverde. Sedert dien tijd waren de omstan
digheden geheel veranderd tegenwoordig kunnen provinciale
gemeente- en polderbesturen zeer gemakkelijk geld ter leen
krijgen tegen 4%, in plaats van tegen 5°/.zooals voor eenige
jaren het geval was en nu kunnen zijdie in hun eigen belang
in der tijd deel namen in eene leening tegen 5°/0, het aan de
gemeente niet euvel duidenwanneer zij van die gunstige om
standigheden gebruikt maakt en de tegen 5°/0 aangegane schuld
in eene van 4°/. verandert. Zij, die daartoe niet willen me
dewerken, ontvangen bun kapitaal immers terug. Dat eene
lid zag niet in, dat die maatregel het crediet der gemeente
benadeelen zou. Het 2» punt was de wijze van aflossing die
algemeen te bezwarend werd geacht. Aanvankelijk zouden, aan
te vangen in 1882ten minste 2 aandeelen van 11000 ieder,
per jaar afgelost worden, daarna, aan te vangen in 1892, min
stens 4 in 1894 minstens 6 en in 1898 minstens 8 aandeelen
van ƒ1000,ieder, in verband met de aflossing der thans nog loo-
pende leeningen.
Bestond er zekerheid, dat tot 1898 geene verdere leeningen
behoefden gesloten te wordendan zou daartegen minder be
zwaar bestaan, maar, zooals de ondervinding reeds geleerd
heeftdoen zich telkens omstandigheden voor, welke het nood
zakelijk maken door buitengewone middelen van ontvang in
buitengewone uitgaven te voorzien. Die noodzakelijkheid zal
zich meer dan waarschijnlijk voor dien tijd ook wel voordoen
en daarom stelt zij voor té bepalen, dat jaarlijks, aanterangen
in 1882, ten minste 3 aandeelen van 1000 ieder uitgeloot
zullen worden of zoovele aandeelen meer, als jaarlijks bij de
behandeling der gemeentebegrooting voor een volgend jaar
wordt vastgesteld.
Laten de omstandigheden toe, meer dan 3000 aftelossen
na de afbetaling van een der nog loopende leeningen, dan
blijft de Raad vrij, daartoe over te gaan en laat eenigjaar die
grootere aflossing niet toedan kan de Raad zich tot het
minimum blijven bepalen. Eindelijk geeft zij in overweging,
de aankondiging van den afloop der uitloting slechts tot 2
bladen te beperken en wel tot de Alkmaarsche Courant en het
Algemeen Handelsbladals gemakke'ijk voor de houders. Burg.
en Weth. hadden voorgesteld de te Alkmaar verschijnende
couranten en het Algem. Handelsblad of het Nieuws van den Dag.
Op voorstel van den Voorzitter werd eerst behandeld de
vraagzal tot conversie worden overgegaan
De conversie werd voorgestaan en verdedigd door de heeren
Kraakman, Stoel en C. W. Bruinvis (laatstgenoemde verklaarde
het lid te zijn, dat in de commissie van financiën de minderheid
had uitgemaakt) op de in het rapport ontwikkelde gronden en
verder op grond dat het grooter bedrag der te sluiten leening
volstrekt geen bezwaar zou zijnintegendeeldat een grooter
leening misschien zelfs gemakkelijker geplaatst zou kunnen
worden dat ook elders tot conversie was overgegaan dat de
bevoegdheid daartoe bepaald vaststond; dat, was een paar jaren
na het sluiten dier leeuingen tot conversie overgegaan, hierin
iets onbillijks zou hebben gelegendoch dat die onbillijkheid
volstrekt niet bestond, nu de houders zoo vele jaren hoogere
rente hadden genoten.
De conversie werd daarentegen bestreden door de heeren
Bosman, H. J. Bruinvis, Bruinvis de Lange en J. C. Koorn,
op grond van de onbillijkheiddie daarin zou zijn gelegen
vooral in verband met de moeielijkheidindertijd ondervonden
met het plaatsen der leeningen, waardoor de conversie, uit een
zedelijk oogpunt beschouwd, zeker af te keuren was; dat de
bepaling in het plan der geldleening, om jaarlijks ten minste
twee duizend gulden af te lossen niet gemaakt was met de
bedoeling om te eeniger tijdwanneer de rente-standaard ver
laagd wasdaarvan gebruik te makenmaar om in plaats van
2000, in een jaar een hooger bedrag eens af te lossen
was zulks door buitengewone omstandigheden mogelijkdat
evenzeer als in sommige gemeenten tot conversie besloten
wasin andere gemeenten in tegenovergestelden zin was be
slist. Het door den heer C. W. Bruinvis voorgestelde en door
de heeren Kraakman en Stoel ondersteunde voorstelom tot
conversie over te gaanwerd met 3 tegen 8 st. verworpen.
Vóór stemden de heeren C. W. BruinvisKraakman en Stoel.
Vervolgens werd met algemeene stemmen het besluit voor de
geldleening met de wijzigingendoor de commissie van finan
ciën aangegevenvastgesteldnadat daarin op voorstel van
den heer Kraakman nog was aangehaald het raadsbesluit, re
gelende de wijze waarop in het ongereede geraakte obligatiën
terugverkregen kunnen worden. Verder werd op gedane vra
gen geantwoorddat '/4 °/0 provisie aan makelaars enz. zal
worden gegeven en dat het voornemen is, geene inschrijvin
gen beneden pari aan te nemen.
10. Rapport op het verzoek van de besturen der polderdis
tricten St. Pane rasKoedijk en Ondorpom medewerking tot
verbetering van het vaarwater langs den Hoornschen weg van
de St. Pancrasservaart tot de Zes Wielen, hetzij door het
verleenen van subsidie in eens, hetzij door het betalen van de
helft in de kostenf 500, niet te boven gaande. Onder me-
dedeeling van hetgeen naar aanleiding van een verzoek van 22
groentenvaarders te St. Pancras, om verbetering van dit vaar
water, door Gedeputeerde Staten beslist is, waarvan dit verzoek,
het gevolg is, geven Burg. en Weth. te kennen, dat het eenige
belang, dat de gemeente bij dit vaarwater heeft, daarin bestaat
dat die groentenvaardersdie met hunne vaartuigen naar de
stad gaanbij den Overtoom aan de Zes Wielen overgezet
moeten worden. Dit belang is echter niet zoo overwegend, oni
de helft in de kosten van verbetering van dit vaarwater voor
rekening der gemeente te nemen. Dat Alkmaargetrouw blij
vende aan haar eenmaal aangenomen beginselom zooveel mo
gelijk mede te werken tot verbetering der naar haar leidende
wegen of vaarten, door het verleenen eener bijdrage in de kos
ten in eens hare medewerking verleenebestaat bij hen geen
bezwaar. Een bedrag van f 100,wordt echter voldoende
geachtwaarom voorgesteld wordt aan die besturen mede te
deelen dat de gemeente Alkmaar bereid is voor eens, zonder
dat hieruit eenige gevolgtrekking voor de toekomst kan
worden gemaakt, eene bijdrage van honderd gulden in de kosten
van verbetering dier vaart te verleenen, onder bepaling dat het
bestek voor de uitvoering aan de goedkeuring van Burg. en
Weth. onderworpen worde en deze bereidverklaring vervalt
wanneer binnen één jaar na de dagteekening van het raadsbe
sluit die verbetering niet is uitgevoerd.
Nadat de Voorzitter op eene vraag van den heer C. W.
Bruinvis, of behoorlijk onderzocht was, of geene contracten be
stonden omtrent het onderhoud dezer vaart, geantwoord had,
dat bij het gemeentebestuur daaromtrent niets gevonden was
en dat aan Gedep. Staten zeker ook niets betrekkelijk de ver
plichting tot onderhoud dezer vaart bekend was, lettende op
de thans door hen genomen beslissing, wordt met algemeene
stemmen het voorstel aangenomen.
11. Rapport op het verzoek van 27 personen om in te trek
ken het raadsbesluit van 17 Maart 1880 waarbij het gebruik
der overdekte graan- en zaadmarkt verplichtend werd gesteld.
Burg. en Weth. deelen mede, dat zij gemeend hadden het ge
voelen der Kamer van Koophandel te moeten inwinnen, omdat
dit besluit op haar voorstel genomen was. Aan die uitnoodi-
ging voldeed de Kamer reeds en met haar gevoelen kunnen
Burg. en Weth. geheel instemmen. Zij kunnen daarbij voegen,
dat een onderzoek, op een der drukste marktdagen in Novem
ber 1880 op de inrichting zelve ingesteldhen heeft
bevestigd in de meeningdat de bezwaren der adressanten niet
vrij van overdrijving waren. Verscheidene bij die gelegenheid
geraadpleegde personen zoo aanvoerders als koopers, verklaar
den, dat de inrichting hun goed voldeed en dat zij in overweging
gaven volstrekt geene verandering te brengen in de bestaande
regeling. Aan een paar wenschelijk geachte verbeteringen, het
nommeren der pilaren en vermeerdering van het aantal beunen,
werd dadelijk voldaan. Ook na dien tijd kwamen geene klachten
over de bestaande regeling of wenschen, om daarin verandering
te brengenter hunner kennis. Zij stellen daarom voor, aan
de adressanten mede te deelen dat door den Raad geene termen
zijn gevonden om aan hun verzoek te voldoen.
Het voorgestelde antwoord wordt aangenomennadat Burg.
en Weth. zich bereid verklaard hadden in overweging te nemen
een door den heer Stoel geopperd denkbeeldom de muren
onder de overdekte gedeelten met grijze saus te sausen door
welke geringe uitgaaf zeker eene verbetering zou worden ver
kregen in de thans gehoorde klacht over te weinig licht onder
die gedeelten.
12. "Verzoek om machtiging tot het aankoopen van nog
160000 blaauwe ijsselklinkerseene uitgave zullende vorderen
van 1376,— berekend tegen 8,60 per duizend, daar de uit
komende steenen uit de zijstraten van het Ritsevoort zoo slecht
zijndat zij niet gebruikt kunnen worden en de voorhanden
steenenwaarop in 1880 gerekend was, dal zij gebruikt kuaden
wordeninmiddels verwerkt zijn aan de straat rondom de
nieuwe tusschenschool.
Aangenomen nadat de Voorzitter den heer Kraakman ge
antwoord had dat voor de Boekenlaan geene steenen behoefden
aangekocht te worden.
13. Rapport der vaste commissie van bijstand voor de plant
soenen enz. op het verzoek van N. Stam, om een uitgang over
gemeentegrond ter verkrijging van een toegang tot 5 nieuw
gebouwde woningen achter op het erf van het perceel, wijk E,
No. 187. Daarbij wordt medegedeeld, dat N. Stam in Maart
1.1. aan Burg. en Weth. vergunning verzocht had om de houten
schutting aan de westzijde van genoemd perceel te vervangen
door het ijzeren hek, dat 3 jaren aan de zuidzijde gestaan had
vóór den bouw dier woonhuizen, met behoud van den daarin
aanwezigen uitgang. Dat verzoek werd ingewilligd o. a. onder
bepaling, dat de borstwering en het hek geheel doorliepen en
daarin geen schijnbare of werkelijke uitgang werd gemaakt en
dat hij zich tot den raad moest wenden, wilde hij een uitgang
over gemeentegrond bekomen, zooals hij thans doet. De com
missie stelt voor, afwijzend op dit verzoek te beschikken omdat
een toegang tot die perceelen op het oogenblik bestaat en wel
aan den openbaren weg, de Liefdelaan, al bezit hij niet de voor
geschreven breedte van 1% meter, waarop des adressants aan
dacht reeds gevestigd is. Er bestaat dus geene noodzakelijkheid
om nog een uitgang toe te staan.
Nadat aan den heer Kraakman door de leden der commissie
nadere inlichtingen waren verstrekt omtrent dit voorstel en
welke de gevolgen zouden zijn van inwilliging van dit verzoek,
wordt met algemeene stemmen afwijzend op het verzoek beschikt.
14. Het in de vorige vergadering ingekomen rapport van
Burg. en Weth. op het verzoek van den heer Stoel, om ver
gunning tot het maken van een gebouw, gedeeltelijk van hout,
tot het vervaardigen van kunstzandsteenop het terrein, het
Schelvischje, nabij het Zeglis.
Het verzoek ingewilligd bij het voorgedragen besluit met
algemeene stemmen. De heer Stoel bleef buiten stemming.
15. De in de voorlaatste vergadering aangehouden artikelen
van de politie-verordening op de publieke vrouwen en de hui
zen van ontucht.
Op voorstel, gedeeltelijk van den heer Kraakman, gedeeltelijk
van de vaste commissie voor de strafverordeningen, werden in
verschillende artikelen wijzigingen gemaakt: o. a. werd met 6
tegen 5 stemmen van de heeren Helling, Bruinvis de Lange,
Bosman, C. W. Bruinvis en Stoel besloten, dat huizen van
ontucht in het Enidsen alleen gehouden zullen mogen worden
tusschen de St. Annastraat en Bierkade. De minderheid wenschte
alleen de Nieuwstraat aan te wijzén.
16. Is overgegaan tot het benoemen van
a. Twee leden van het stembureau bij gelegenheid der ver
kiezing van raadsleden in Juli a.s.
Benoemd worden de heeren Oonijn en H. JBruinvis ieder
met 10 stemmen. Één blanco billet werd gevonden. Op voor
stel van den Voorzitter worden de overige leden als plaatsver
vangers aangewezen.
b. Vijf leden van de commissiein wier handen de eerstdaags
in te dienen gemeente-rekening over 1880 z&l worden gesteld
om te worden onderzocht.
Bij de eerste stemming werden benoemd de heeren Helling,
H. J. Bruinvis, J. O. Koorn en Bosman met 8, 8, 7 en 6
stemmen. Verder waren uitgebracht op den heer Vonk 5, op
ieder der heeren C. W. Bruinvis, Conijn en T. L. Koorn 4,
op ieder der heeren Kraakman en Mr. A. P. de Lange 3, op
den heer Bruinvis de Lange 2 stemmen en op den heer Stoel
1 stem. Bij de daarop gevolgde vrije stemming voor het 5«
lid bekomen de heeren Conijn en T. L. Koorn ieder 4 stemmeu
en de heeren Vonk en Kraakman ieder 1 stem. Een billet werd