GEMEENTERAAD. No. 10. Zitting van Woensdag 29 Juni 1881. Voorzitter de Burgemeester A. Maclaine Pont. Tegenwoordig 11 leden. Afwezig de heeren ConijnMr. A. P. de Lange en J. C. Vonk, laatstgenoemde wegens ambts bezigheden. De Voorzitter opent de vergaderingwaarna No. 1. de notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. 2. Deelt de Voorzitter mede, dat bij de op 15 dezer ge houden openbare aanbesteding de uitvoering van het maken van gebouwen en werken, ten dienste van de gemeente-reiniging, is gegund aan den laagsten inschrijver P. Brugman, aannemer alhier, voor f 25400,—, 1322,— beneden de raming. Voor kennisgeving aangenomen. Zijn medegedeeld de sedert de vorige vergadering ingeko men stukken. Van Gedeputeerde Staten. 3. Brief ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van 8 Juni 11., tot het doen van af- en overschrijvingen in de ge- meente-begrooting voor 1880. 4. Brief ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van 8 Juni 11., tot het voldoen van uitgaven uit den post voor on voorziene uitgaven op de gemeente-begrooting voor 1880. 5. Brief ten geleide van de afwijzende beschikkinggeno men op het verzoek van den heer JH. Rüscheblatt, om zijnen aanslag in de plaatselijke directe belasting voor 1881 terug te brengen tot het voor 1880 aangenomen bedrag en van net goedgekeurde kohier dier belasting voor 1881. Nos. 3 tot en met 5 voor kennisgeving aangenomen. 6. Rapport van Burg. en Weth. omtrent het ten vorigen jare door de toenmalige plaatselijke schoolcommissie ingediende voorstel tot het oprichten eener school voor voorbereidend lager onderwijs, ter verbetering van de uitkomsten van het lager onderwijs, vooral aan de openbare armenschool, thans school voor onvermogenden genaamd. Burg. en Weth. gelooven dat de tijd gekomen is, om hun gevoelen omtrent dat voorstel mede te deelen, vooral nu onlangs op de behandeling daarvan aange drongen is in een door het bestuur der afdeeling Alk maar van de Yereeniging tot bevordering van het volks onderwijs en het schoolbezoek in Nederland ingediend adres. In de eerste plaats merken zij op, dat, al wordt de op te richten inrichting school voor voorbereidend on derwijs genoemd, met het oog op den leeftijd voor de toelating gesteld namelijk 4 jaren de inrichting wer kelijk niet anders zal zijn dan eene bewaarschool. De aangegeven regeling van het onderwijs bevestigt die opvatting. Nu moge de oprichting eener gemeentelijke bewaarschool wenschelijk geacht worden de vraag, die het hier geldtis zal de gemeente Alkmaar overgaan tot het in het leven roepen eener dergelijke inrichtingwaarvoor geene wettelijke verplichting bestaat En die vraag kunnen zij niet anders dan ontkennend beantwoorden. De nieuwe wet op het lager onderwijs vordert van de gemeenten aanzienlijke opofferingen. Ook Alkmaar ondervindt zulks. Heeft zij reeds tot het stichten eener nieuwe school voor onvermogenden moeten besluitende andere openbare scholen zullen mede eenige verandering moeten ondergaan om in alle opzichten te beantwoorden aan de gestelde eischen. Met het oog op die verplichte uitgaven achten zij het tijdstip zeer ongeschikt om over te gaan tot zulk eene belangrijke onverplichte uitgaaf. Het zou ook niet raad zaam zijn thans daartoe over te gaan. Is reeds sedert jayen een wetsontwerp door de regeering toegezegd tot regeling der bewaarscholen het vooruitzicht op het tot stand komen dier wet na de nieuwe wet op het lager onderwijs is eer verhoogd, dan verminderd. Wordt het niet opnemen van de regeling van het voorbereidend onderwijs in die wet reeds als eene ernstige leemte beschouwd, de klacht, dat het lager onderwijsvooral op de scholen voor min- en onvermogenden, zoo weinig vruchten draagtis niet plaatselijk maar algemeen, en zal daarom de wetgever eer doen besluiten, maatregelen te nemen welke kunnen strekken om ze weg te ne men. En komt binnen betrekkelijk korten tijd een der gelijk wetsontwerp tot stand dan loopt men groot ge vaar, dat men weder tot eene geheele verandering, zoo van gebouw als van inrichting moet overgaan waar door de gemeente in eene dubbele uitgaaf zou verval len zooals nu onlangs met de openbare tusschenschool op de gedempte Keetkolk het geval is geweest. Achten Burg. en Weth. het daarom raadzaam, dit onderwerp voorloopig aan te houdenzij meenendat de Ge meenteraad dit besluit kan nemen in de overtuiging dat dit uitstel volstrekt geen nadeel zal doen ontstaan. Bestonden hier geene bewaarscholenzoodat in de ge meente Alkmaar geen voorbereidend onderwijs kon ge noten wordenhet ware nog een ander geval. Er bestaan evenwel 3 zeer druk uit alle standen der maat schappij bezochte bewaarscholennamelijk die van de firma Werkhoven Cie., die in de Doelenstraat, in stand gehouden wordende door vrijwillige bijdragen en die van de dames van de Geer aan de Langestraat, alwaar bij het einde van het jaar 285 jongens en 315 meisjes school gingen. Al mogen die scholen in ieder opzicht misschien niet beantwoorden aan de eischen zij maken in ieder geval het onnoodig, dat de gemeente onverplicht eene taak op zich neme op een oogenblik waarop zulke belangrijke verplichte uitgaven voor de deur staan. Burg. en Weth. stellen daarom voor, dit voorstel tot een meer geschikt tijdstip in behandeling te houden. Zoodra de gemeente besluit tot de oprichting eener dergelijke inrichting dan zal zeker met vrucht gebruik gemaakt kunnen worden van de door de plaatselijke schoolcommissie met zorg bijeenverzamelde gegevens waaromtrent thans niet in beschouwingen wordt getreden. Ter lezing gelegd. 7. Verzoek van de heeren Jos. de Kuyper, koopman te Rot terdam, en jhr. J. H. van Reigersberg Versluijs te Breda, directeur a. i. der Zuiderstoomtramweg-maatschappij om ver gunning tot het mogen gebruiken van een deel van den aan de gemeente Alkmaar behoorende Schermerweg, van het zooge naamde Kalver- of Kerkdijk je tot aan de brug aan den Omval, eigendom van de Scheemeer, ten dienste van een door hen aan te leggen stoomtramaanvangende te Alkmaar en van daar gaande door de Schermeer, het Schermereiland, de Beemster en de Zeevang, om te Oosthuizen verbonden te worden met den staatsspoorweg van Purmerend naar Hoorn, zijnde bereid tot het inleveren der details, die verlangd mochten worden. Gesteld in handen der Kamer van Koophandel en Pabrieken om bericht en raad, nadat de Voorzitter, naar aanleiding eener opmerking van den heer Kraakman, toegezegd had van de adressanten nadere inlichtingen te zullen vragen omtrent hunne bedoelingen. Zijn in behandeling genomen de volgende voor de leden ter lezing gelegen hebbende stukken. Van Burgemeester en Wethouders. 8. Adres van J. J. Tesselaar, aannemer alhier, namens zijne principalen J. Henneman en C. Henneman mededeelendedat zij voornemens zijn over te gaan tot de geheele verbouwing van het perceel op den hoek der Heerenstraat in de daarvoor door den gemeente-architect aangewezen richting overeenkomstig de over gelegde teekening, mits de voorwaarden voor den door de ge meente af te stanen grond niet te bezwarend worden gesteld. In handen van Burg. en Weth. om bericht en raad. 9. Voorstel tot het sluiten eener geldleening van f 90000, in aandeelen van duizend gulden, of zoo zulks verlangd wordt in twee aandeelenieder van f 500,—, gesplitsttegen 4%, ter dekking van de buitengewone uitgaven voor het tonnen stelsel en de gemeente reinigingvoor den aankoop van het huis van Kramer en voor de nieuwe school voor onvermogen den, waartoe in den laatsten tijd besloten is. Bij de behandeling dezer zaak kwam ook de vraag ter sprake, of niet gelijktijdig tot conversie der bestaande tegen 5 "/.aan gegane scl.uld zou kunnen worden overgegaandaar de be voegdheid tot aflossing dier leeningen bestond. Die in 1871, 1872 en 1873 aangegane leeningen waren na de verplichte aflossing in 1881 nog groot 82000,—. Door conversie zou dus 1 pet. rente of 820,in het eerste jaar bespaard worden. Ware het mogelijk geweest, de schuld aan het burgerweeshuis thans ook aftelossendan was de rentebesparing f 590,meer geweest. Eene daartoe aangewende poging is blijkens overge legde briefwisseling echter mislukt. De beslissing omtrent de conversie der in 1871, 1872 en 1873 gesloten lee ningen wordt aan den Raad overgelaten. Bij aanne ming daarvan zouden jaarlijks 8 aandeelen van f 1000, ieder afgelost moeten worden. De commissie van financiën had tegen het sluiten eener leening tegen 4 °'0 en tegen het bedrag der leeniug geen enkele bedenking en kon zich met het beginsel dus zeer goed vereenigen. Een tweetal punten lokten echter bij haar eene uitvoerige gedachtenwisseling uit. Het eerste was de vraagzal tot conversie der bestaande tegen 5 aangegane schuld worden overgegaan Beantwoordde één lid haar bevestigend de meerderheidal erkende zij de bevoegd heid daartoewas van een ander gevoelen. Zag dat eene lid in die conversie een niet te versmaden voordeel voor de ge meentekas, de meerderheid achtte dat voordeel te gering in vergelijking van het gevaar, dat naar hare meening daaruit kon ontstaan namelijk dat het crediet der gemeente daaronder lijden zou. Men moest niet vergetenmet hoeveel moeite die leeningen indertijd a pari geplaatst waren en hoe sommige personen de gemeente bepaald geholpen haddendat zeker niet geschied zou zijn, hadden zij toen geweten, dat de gemeente eenige jaren later tot conversie ter rentebesparing zou overgaan. De minderheid voerde daartegen aandat de deelnemers in die leeningen dit niet zoo zeer gedaan had den om de gemeente te helpendan wel om zelf eene geldbe legging te doenwelke, behalve goede rente, alle waarborgen voor soliditeit opleverde. Sedert dien tijd waren de omstan digheden geheel veranderd tegenwoordig kunnen provinciale gemeente- en polderbesturen zeer gemakkelijk geld ter leen krijgen tegen 4%, in plaats van tegen 5°/.zooals voor eenige jaren het geval was en nu kunnen zijdie in hun eigen belang in der tijd deel namen in eene leening tegen 5°/0, het aan de gemeente niet euvel duidenwanneer zij van die gunstige om standigheden gebruikt maakt en de tegen 5°/0 aangegane schuld in eene van 4°/. verandert. Zij, die daartoe niet willen me dewerken, ontvangen bun kapitaal immers terug. Dat eene lid zag niet in, dat die maatregel het crediet der gemeente benadeelen zou. Het 2» punt was de wijze van aflossing die algemeen te bezwarend werd geacht. Aanvankelijk zouden, aan te vangen in 1882ten minste 2 aandeelen van 11000 ieder, per jaar afgelost worden, daarna, aan te vangen in 1892, min stens 4 in 1894 minstens 6 en in 1898 minstens 8 aandeelen van ƒ1000,ieder, in verband met de aflossing der thans nog loo- pende leeningen. Bestond er zekerheid, dat tot 1898 geene verdere leeningen behoefden gesloten te wordendan zou daartegen minder be zwaar bestaan, maar, zooals de ondervinding reeds geleerd heeftdoen zich telkens omstandigheden voor, welke het nood zakelijk maken door buitengewone middelen van ontvang in buitengewone uitgaven te voorzien. Die noodzakelijkheid zal zich meer dan waarschijnlijk voor dien tijd ook wel voordoen en daarom stelt zij voor té bepalen, dat jaarlijks, aanterangen in 1882, ten minste 3 aandeelen van 1000 ieder uitgeloot zullen worden of zoovele aandeelen meer, als jaarlijks bij de behandeling der gemeentebegrooting voor een volgend jaar wordt vastgesteld. Laten de omstandigheden toe, meer dan 3000 aftelossen na de afbetaling van een der nog loopende leeningen, dan blijft de Raad vrij, daartoe over te gaan en laat eenigjaar die grootere aflossing niet toedan kan de Raad zich tot het minimum blijven bepalen. Eindelijk geeft zij in overweging, de aankondiging van den afloop der uitloting slechts tot 2 bladen te beperken en wel tot de Alkmaarsche Courant en het Algemeen Handelsbladals gemakke'ijk voor de houders. Burg. en Weth. hadden voorgesteld de te Alkmaar verschijnende couranten en het Algem. Handelsblad of het Nieuws van den Dag. Op voorstel van den Voorzitter werd eerst behandeld de vraagzal tot conversie worden overgegaan De conversie werd voorgestaan en verdedigd door de heeren Kraakman, Stoel en C. W. Bruinvis (laatstgenoemde verklaarde het lid te zijn, dat in de commissie van financiën de minderheid had uitgemaakt) op de in het rapport ontwikkelde gronden en verder op grond dat het grooter bedrag der te sluiten leening volstrekt geen bezwaar zou zijnintegendeeldat een grooter leening misschien zelfs gemakkelijker geplaatst zou kunnen worden dat ook elders tot conversie was overgegaan dat de bevoegdheid daartoe bepaald vaststond; dat, was een paar jaren na het sluiten dier leeuingen tot conversie overgegaan, hierin iets onbillijks zou hebben gelegendoch dat die onbillijkheid volstrekt niet bestond, nu de houders zoo vele jaren hoogere rente hadden genoten. De conversie werd daarentegen bestreden door de heeren Bosman, H. J. Bruinvis, Bruinvis de Lange en J. C. Koorn, op grond van de onbillijkheiddie daarin zou zijn gelegen vooral in verband met de moeielijkheidindertijd ondervonden met het plaatsen der leeningen, waardoor de conversie, uit een zedelijk oogpunt beschouwd, zeker af te keuren was; dat de bepaling in het plan der geldleening, om jaarlijks ten minste twee duizend gulden af te lossen niet gemaakt was met de bedoeling om te eeniger tijdwanneer de rente-standaard ver laagd wasdaarvan gebruik te makenmaar om in plaats van 2000, in een jaar een hooger bedrag eens af te lossen was zulks door buitengewone omstandigheden mogelijkdat evenzeer als in sommige gemeenten tot conversie besloten wasin andere gemeenten in tegenovergestelden zin was be slist. Het door den heer C. W. Bruinvis voorgestelde en door de heeren Kraakman en Stoel ondersteunde voorstelom tot conversie over te gaanwerd met 3 tegen 8 st. verworpen. Vóór stemden de heeren C. W. BruinvisKraakman en Stoel. Vervolgens werd met algemeene stemmen het besluit voor de geldleening met de wijzigingendoor de commissie van finan ciën aangegevenvastgesteldnadat daarin op voorstel van den heer Kraakman nog was aangehaald het raadsbesluit, re gelende de wijze waarop in het ongereede geraakte obligatiën terugverkregen kunnen worden. Verder werd op gedane vra gen geantwoorddat '/4 °/0 provisie aan makelaars enz. zal worden gegeven en dat het voornemen is, geene inschrijvin gen beneden pari aan te nemen. 10. Rapport op het verzoek van de besturen der polderdis tricten St. Pane rasKoedijk en Ondorpom medewerking tot verbetering van het vaarwater langs den Hoornschen weg van de St. Pancrasservaart tot de Zes Wielen, hetzij door het verleenen van subsidie in eens, hetzij door het betalen van de helft in de kostenf 500, niet te boven gaande. Onder me- dedeeling van hetgeen naar aanleiding van een verzoek van 22 groentenvaarders te St. Pancras, om verbetering van dit vaar water, door Gedeputeerde Staten beslist is, waarvan dit verzoek, het gevolg is, geven Burg. en Weth. te kennen, dat het eenige belang, dat de gemeente bij dit vaarwater heeft, daarin bestaat dat die groentenvaardersdie met hunne vaartuigen naar de stad gaanbij den Overtoom aan de Zes Wielen overgezet moeten worden. Dit belang is echter niet zoo overwegend, oni de helft in de kosten van verbetering van dit vaarwater voor rekening der gemeente te nemen. Dat Alkmaargetrouw blij vende aan haar eenmaal aangenomen beginselom zooveel mo gelijk mede te werken tot verbetering der naar haar leidende wegen of vaarten, door het verleenen eener bijdrage in de kos ten in eens hare medewerking verleenebestaat bij hen geen bezwaar. Een bedrag van f 100,wordt echter voldoende geachtwaarom voorgesteld wordt aan die besturen mede te deelen dat de gemeente Alkmaar bereid is voor eens, zonder dat hieruit eenige gevolgtrekking voor de toekomst kan worden gemaakt, eene bijdrage van honderd gulden in de kosten van verbetering dier vaart te verleenen, onder bepaling dat het bestek voor de uitvoering aan de goedkeuring van Burg. en Weth. onderworpen worde en deze bereidverklaring vervalt wanneer binnen één jaar na de dagteekening van het raadsbe sluit die verbetering niet is uitgevoerd. Nadat de Voorzitter op eene vraag van den heer C. W. Bruinvis, of behoorlijk onderzocht was, of geene contracten be stonden omtrent het onderhoud dezer vaart, geantwoord had, dat bij het gemeentebestuur daaromtrent niets gevonden was en dat aan Gedep. Staten zeker ook niets betrekkelijk de ver plichting tot onderhoud dezer vaart bekend was, lettende op de thans door hen genomen beslissing, wordt met algemeene stemmen het voorstel aangenomen. 11. Rapport op het verzoek van 27 personen om in te trek ken het raadsbesluit van 17 Maart 1880 waarbij het gebruik der overdekte graan- en zaadmarkt verplichtend werd gesteld. Burg. en Weth. deelen mede, dat zij gemeend hadden het ge voelen der Kamer van Koophandel te moeten inwinnen, omdat dit besluit op haar voorstel genomen was. Aan die uitnoodi- ging voldeed de Kamer reeds en met haar gevoelen kunnen Burg. en Weth. geheel instemmen. Zij kunnen daarbij voegen, dat een onderzoek, op een der drukste marktdagen in Novem ber 1880 op de inrichting zelve ingesteldhen heeft bevestigd in de meeningdat de bezwaren der adressanten niet vrij van overdrijving waren. Verscheidene bij die gelegenheid geraadpleegde personen zoo aanvoerders als koopers, verklaar den, dat de inrichting hun goed voldeed en dat zij in overweging gaven volstrekt geene verandering te brengen in de bestaande regeling. Aan een paar wenschelijk geachte verbeteringen, het nommeren der pilaren en vermeerdering van het aantal beunen, werd dadelijk voldaan. Ook na dien tijd kwamen geene klachten over de bestaande regeling of wenschen, om daarin verandering te brengenter hunner kennis. Zij stellen daarom voor, aan de adressanten mede te deelen dat door den Raad geene termen zijn gevonden om aan hun verzoek te voldoen. Het voorgestelde antwoord wordt aangenomennadat Burg. en Weth. zich bereid verklaard hadden in overweging te nemen een door den heer Stoel geopperd denkbeeldom de muren onder de overdekte gedeelten met grijze saus te sausen door welke geringe uitgaaf zeker eene verbetering zou worden ver kregen in de thans gehoorde klacht over te weinig licht onder die gedeelten. 12. "Verzoek om machtiging tot het aankoopen van nog 160000 blaauwe ijsselklinkerseene uitgave zullende vorderen van 1376,— berekend tegen 8,60 per duizend, daar de uit komende steenen uit de zijstraten van het Ritsevoort zoo slecht zijndat zij niet gebruikt kunnen worden en de voorhanden steenenwaarop in 1880 gerekend was, dal zij gebruikt kuaden wordeninmiddels verwerkt zijn aan de straat rondom de nieuwe tusschenschool. Aangenomen nadat de Voorzitter den heer Kraakman ge antwoord had dat voor de Boekenlaan geene steenen behoefden aangekocht te worden. 13. Rapport der vaste commissie van bijstand voor de plant soenen enz. op het verzoek van N. Stam, om een uitgang over gemeentegrond ter verkrijging van een toegang tot 5 nieuw gebouwde woningen achter op het erf van het perceel, wijk E, No. 187. Daarbij wordt medegedeeld, dat N. Stam in Maart 1.1. aan Burg. en Weth. vergunning verzocht had om de houten schutting aan de westzijde van genoemd perceel te vervangen door het ijzeren hek, dat 3 jaren aan de zuidzijde gestaan had vóór den bouw dier woonhuizen, met behoud van den daarin aanwezigen uitgang. Dat verzoek werd ingewilligd o. a. onder bepaling, dat de borstwering en het hek geheel doorliepen en daarin geen schijnbare of werkelijke uitgang werd gemaakt en dat hij zich tot den raad moest wenden, wilde hij een uitgang over gemeentegrond bekomen, zooals hij thans doet. De com missie stelt voor, afwijzend op dit verzoek te beschikken omdat een toegang tot die perceelen op het oogenblik bestaat en wel aan den openbaren weg, de Liefdelaan, al bezit hij niet de voor geschreven breedte van 1% meter, waarop des adressants aan dacht reeds gevestigd is. Er bestaat dus geene noodzakelijkheid om nog een uitgang toe te staan. Nadat aan den heer Kraakman door de leden der commissie nadere inlichtingen waren verstrekt omtrent dit voorstel en welke de gevolgen zouden zijn van inwilliging van dit verzoek, wordt met algemeene stemmen afwijzend op het verzoek beschikt. 14. Het in de vorige vergadering ingekomen rapport van Burg. en Weth. op het verzoek van den heer Stoel, om ver gunning tot het maken van een gebouw, gedeeltelijk van hout, tot het vervaardigen van kunstzandsteenop het terrein, het Schelvischje, nabij het Zeglis. Het verzoek ingewilligd bij het voorgedragen besluit met algemeene stemmen. De heer Stoel bleef buiten stemming. 15. De in de voorlaatste vergadering aangehouden artikelen van de politie-verordening op de publieke vrouwen en de hui zen van ontucht. Op voorstel, gedeeltelijk van den heer Kraakman, gedeeltelijk van de vaste commissie voor de strafverordeningen, werden in verschillende artikelen wijzigingen gemaakt: o. a. werd met 6 tegen 5 stemmen van de heeren Helling, Bruinvis de Lange, Bosman, C. W. Bruinvis en Stoel besloten, dat huizen van ontucht in het Enidsen alleen gehouden zullen mogen worden tusschen de St. Annastraat en Bierkade. De minderheid wenschte alleen de Nieuwstraat aan te wijzén. 16. Is overgegaan tot het benoemen van a. Twee leden van het stembureau bij gelegenheid der ver kiezing van raadsleden in Juli a.s. Benoemd worden de heeren Oonijn en H. JBruinvis ieder met 10 stemmen. Één blanco billet werd gevonden. Op voor stel van den Voorzitter worden de overige leden als plaatsver vangers aangewezen. b. Vijf leden van de commissiein wier handen de eerstdaags in te dienen gemeente-rekening over 1880 z&l worden gesteld om te worden onderzocht. Bij de eerste stemming werden benoemd de heeren Helling, H. J. Bruinvis, J. O. Koorn en Bosman met 8, 8, 7 en 6 stemmen. Verder waren uitgebracht op den heer Vonk 5, op ieder der heeren C. W. Bruinvis, Conijn en T. L. Koorn 4, op ieder der heeren Kraakman en Mr. A. P. de Lange 3, op den heer Bruinvis de Lange 2 stemmen en op den heer Stoel 1 stem. Bij de daarop gevolgde vrije stemming voor het 5« lid bekomen de heeren Conijn en T. L. Koorn ieder 4 stemmeu en de heeren Vonk en Kraakman ieder 1 stem. Een billet werd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 3