No. 84.
Drie en tachtigste Jaargang.
1881.
Het recht van petitie.
FEUILLETON.
Hoe men geheimschrijver wordt.
ZONDAG
17 JUL I.
Prijs der gewone Advertentiën
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
EERSTE BLAD.
(Bebeclte.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door
het geheele Eijk f 1,
De 3 nummers 0.06.
Van 15 regels ƒ0,75; iedere regel meer ƒ0,15.
Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEEMs. COS-
TEE ZOON.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennisdat door Gedeputeerde Staten
van Noordholland in hunne vergadering van 13 Juli 1881,
onder n°. 32gunstig is beschikt op het aan hen ingediende
verzoek van het gemeentebestuur van Alkmaar van 10 Juni
bevorensom vergunning voor de gemeente A'kmaar tot het
oprichten op het terrein aan het Zeglis, kadastraal bekend als
een gedeelte van sectie E, n°. 6 IA dier gemeente, van eene
bewaarplaats van foecaliënaschvuilnis enz.; in werking te
brengen binnen 8 maanden na de dagteekening der beschikking
van de Gedeputeerde Staten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
16 Juli 1881. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
P O L I C I E.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het
navolgende voorhandeneen r. c. kerkboekjeeen bruine pa-
rapluieeenige huissleutelseen achterkrat van een wagen
een zak turksche tarweeen zak zemelen een bruin geruite
daseen zilver tafelmesje en eenig wit breiwerk.
De onmatig zware boete inhouding van 50 cents
per dag op hun loon gedurende drie maanden aan
sommige schrijvers aan 's Eijbs marinewerf te Amster
dam opgelegd wegens het rechtstreeks indienen van
een verzoekschrift om verhooging van loon aan den
Minister van Marineheeft in den laatsten tijd in
hooge mate de aandacht gevestigd op het recht om
schriftelijk verzoeken in te dienen aan de bevoegde
machtdat art. 9 der Grondwet aan ieder ingezetene
toekent.
Volgens de inlichtingen door den Minister aan de
Tweede Kamer verstrekthebben twee dezer schrijvers
het ontwerp van een adres dat zij met eenige andere
schrijvers aan den Minister wilden zenden ter inzage
aangeboden aan hun chef, den hoofdingenieur der Ma
rine en hem gevraagd of hetop zegel geschreven
kon worden ingediend. De hoofdingenieur, de strek
king van het adres vernomen hebbendegaf te ken
nen dat het verzoek niet kon worden ondersteund
dat de indiening van het adres hun zelfs werd ontra
den maar dat zij wanneer zij dit verkozen het even
wel konden inzenden in welk geval het overeenkom
stig de bestaande bepalingen voorzien van de beschou
wingen en het advies van hun chef, aan den Minister
zou worden opgezonden. De bepalingen waarvan hier
gesproken wordt komen voor in de verordeningen voor
's Eijks werven die onder anderen voorschrijven dat
verzoekschriften aan den Minister steeds door tusschen-
komst van de hoofden dei' vakken en den directeur en
kommandanten voorzien van hunne bemerkingen
worden ingezonden. Dit voorschrift is door de schrij
vers niet opgevolgd. Zij hebben hun adres rechtstreeks
aan den Minister gezonden, en zijn daarvoor met ge
deeltelijke .inhouding van hun loon gestraft krachtens
art. 47 van het tweede >ofdstuk der verordeningen
hetwelk luidt: „strafwaardige handelingen, die niet
vallen onder de bepalingen der wetten worden naar
omstandigheden met inhouding van daggeld tezugzet-
ting tot een lagere klasse of verminderd loon schor
sing van arbeid of verwijdering uit de dienst gestraft."
Overtreding der verordening is dus als een straf
waardige handeling beschouwd. De bewering van som
mige schrijversdat zij begrepen hadden dat zij het
adres mochten opzenden en dus onwetend hebben
misdrevenmoge voor hen zeiven van gewicht zijn
zij is niet van algemeen belang. De hoofdingenieur
verzekertdat hij hun den wettigen weg heeft gewe
zen en wijst er bovendien op, dat een exemplaar van
de bedoelde voorschriften in elke werkplaats en elk
bureel is opgehangen. Onbekendheid met de veror
deningen schijnt dus moeielijk te kunneu worden voor
gewend maar, nog eensdat is de hoofdzaak niet.
Bestaan er verordeningen en zijn zij behoorlijk aan de
geëmployeerden bekend gemaaktdan moeten zij ook
gehandhaafd en overtredingen van hare bepalingen
gestraft worden. Dat de straf in elk geval veel et
zwaar is geweestzal wel vrij algemeen worden er
kend tenzij de inhoud van het adres tot verzwaring
aanleiding gafmaar dat wordt niet beweerd. De
vraag is is het goed dat er dergelijke verordeningen
bestaan
Met de commissie uit de Tweede Kamer die over
de inlichtingen van den Minister verslag uitbracht
meenen wij deze vraag ontkennend te moeten beant
woorden. Eeeds in 1815 zeide een commissie uit de
zelfde Kamer„dat het recht van petitie niet vatbaar
is voor eenige andere J„u ik; in de Grondwet uitge
drukte wijzigingen en beperkingen." Nu zijn bepalin
gen als voor het personeel op 's Eijks werven gemaakt
zijn wel niet in strijd met de Grondwetzij maken
geen inbreuk op het recht van petitie, omdat zij alleen
maar den weg aanwijzen langs welken de adressen aan
den Minister moeten worden toegezonden, den persoon
door wiens tusschenkomst zij bezorgd moeten worden
maar zij zijn evenmin in den geest der Grondwet. Thor-
becke beschouwde het recht van petite als een zaak
die van zelf spreektals een recht dat niet uitdruk
kelijk gegeven, maar waarvan het gebruik alleen ge
regeld behoefde te wordenen wel geregeld in de
Grondwet zelve. Terwijl dan ook in art. 10 der Grond
wet het recht der ingezetenen tot vereeniging en ver
gadering wordt erkend, en het tweede lid van dat ar
tikel daaraan toevoegt„De wet regelt en beperkt de
uitoefening van dat recht in het belang der openbare
ordeis in het voorgaande artikel ten aanzien van
het recht van petitie van zoodanige nadere regeling
geen sprake en van beperking evenmin. Die regeling
geeft de grondwet zelf. Immers art. 9. luidtIeder
ingezetene heeft het recht om verzoeken aan de be
voegde macht schriftelijk in te dienen mits die per
soonlijk en niet uit naam van meer worden ondertee
kend welk laatste alleen kan geschieden door of van
wege lichamen wettelijk samengesteld of als zoodanig
erkend en in dat geval niet anders dan over onder
werpen tot hunne bepaalde werkzaamheden behoorende."
Ziedaar een regeling die de Grondwetgever voldoende
achtte maar daar het dan ook bij blijven moet. Alle
zoogenaamde administratieve voorschriften die of een
bepaalden vorm of een bepaalden weg of eenige nadere
formaliteit voorschrijven, zijn min of meer belemmerin
gen of kunnen belemmeringen worden en behooren
daarom te worden afgekeurd.
Thorbecke om nog eens bij den grooten meester
in de leer te gaan merkte te recht aandat het
recht van petitie „niet minder in 't belang is der be
voegden machtendan in dat van hen die zich tot
haar wenden." "Wie dit uit het oog verliestvervalt
weldra tot verkeerde beschouwingen. Nu moge de
Minister ook al verzekeren dat van bemoeilijking in
de indiening of terughouding der adressen nimmer
sprake kan zijnwant dat geen chef van dienst dit
ooit zal veroorloven die meening rust uitsluitend op
zijn gunstige opvatting van het karakter en het plicht
besef dezer hoogere ambtenarenen wij willen die
gunstige opvatting niet betwisten; maar zal de Minister
ontkennen dat er bemoeilijking mogelijk is Zal hij
ontkennen, dat een superieur, wanneer hem een adres
ter inzage wordt gegevendoor overreding, door voor
spiegeling van den ongunstigen indruk dien het zou
maken en van de nadeelige gevolgen die het voor den
adressant zou kunnen hebben ja zelfs door duidelijk
te toonen dat het hem mishaagt of dat het den Mi
nister niet welkom zal zijnden ondergeschiktedie
toch in menig opzicht van hem afhankelijk is, zal
kunnen afschrikken en zijn adres doen terughouden
Zal hij die mogelijkheid ontkennen En zal het dan
niet kunnen gebeuren dat er iets in dat adres stond
dat toch wel door den Minister mocht geweten worden
Voor ons zijn dit geen vragen. Wanneer men wetten
of verordeningen maakt, moet men vooral niet uit het oog
verliezendat men met personen van minder goede
gezindheid kan te doen hebben misbruiken behooren
zooveel doenlijk bemoeilijkt en voorkomen te worden,
't Mag schier overbodig geacht worden aan deze aller
eerste beginselen van reglementeering te herinneren
maar het sterk optimisme van den Minister dwingt
er toe.
Wat de Minister tot verdediging van de bepalingen
inbrengtschijnt ons tegenover deze hoofdbedenkingen
van luttelof liever van geen gewicht. „Het belang
eener richtige administratie" begrijpen wij niet. 't Is,
dunkt ons in dit opzicht tamelijk onverschillig of een
4)
„ja, uwe dochter...." „Mijn dochter?" riep de
brave oude vrouw, die hare eigene ooren niet vertrouwde.
„Nu ja uwe dochter geleidde mij Is dat zoo buiten
gewoon vroeg Herbert onnoozel„Mijn dochter!"
„Mijn hemelEreulewat zal uwe tante van deze
verwisseling zeggen?" Ik keek om naar Herbert, zijn
gezicht was bleek geworden bij deze onverwachte ont
hulling zoo bleekdat het mij berouwdehem zoo
lang in zijne dwaling te hebben gelaten.
»0, waarom hebt gij dat gedaan?" fluisterde hij ver
wijtend.
„Waarschijnlijk heeft barones van Wangenheim aan
mijnheer de assessor vergeving gevraagdhem als gids
te hebben gediend 1" riep de hofdame toornig uit.
„Jadat deed ik werkelijk mamawel is waar, niet
in den zin die gij er aan geeftmaar vriendelijk en
vol schaamte tot; dat hij zijn vroolijke toon terugkreeg
en mij verlof vroeg de onvergeeflijke dwaling bij tante
"L rsula zelf goed te mogen maken. En zoo gebeurde
het b
„Dit was geheel overbodig Maar de aanmatiging
van die parvenu gaat alles te boven 1"
„Mama dat gaat te verriep het schoone meisje
met vlammende blikken. „Zijn vader is handelsraad
en van adel," „maar 't zij hoe 't wil, hij kan geen on
waardige zijndaar hij zulk een zoon opvoedde 1"
„Ik moet dan iedereen dringend aanraden niet met
dezelfde consequentie dit besluit ten opzichte van moe
der en dochter te trekken zeide de hofdame met
bijtende ironie.
Hier brak Constance in tranen uit, die zij echter
weldra met kracht onderdruktewaarop zij voortging
„Herbert maakte op tante Ursula dadelijk een zeer
goeden indruk. Zij noodigde hem gedurende zijn
kort verblijf in die streek dikwijls op het kasteel. De
sympatie die er tusschen onze harten bestond kon
niet lang voor haren scherpen blik verborgen blijven
noch Herbert, noch ik wilde het dan ook voor haar
geheim houden. En toen de dag van zijn vertrek ver
scheen en hij in tegenwoordigheid mijner tante mijn
hand met liefdevolle teederheid aan zijne lippen drukte,
toen hij mij voor het eerst in woorden zijne liefde ver
klaarde en mij smeekte, hem ook in zijne afwezigheid
getrouw te blijven toen was het tante Ursula, die mij
weenend in hare armen sloot en mij de vervulling van
mijne wenschen voorspelde, daar zij rein waren als het
licht der zon
„O die Ursula die Ursula Ik wilde ik zou
stotterde de hofdame in hevigen toorn
„Nu weet gij alles, mama!"
„Ja genoeg, meer dan genoeg, om aan deze dwaas
heid een einde te maken 1 Goede en zachte woorden
vermogen niets op uwe eigenzinnigheid dus blijven mij
slechts doortastende maatregelen over. Gij zult met
baron Heimbrod huwen om aan die dwaze liefde in
eens den genadeslag te geven. Ik neem op mij, tante
Ursula, onze denkwijze over haar gedrag te doen weten 1"
„Ik zal niet met baron van Heimbrod huwen, mama
Geef deze gedachte opriep Constanceterwijl zij
hare blonde lokken heftig van het voorhoofd streek.
„Zonder twijfelDe baron heeft alle eigenschappen
om elk meisje al is zij nog zoo verwend te behagen
en daarenboven is hij van ouden adelzeer gezien bij
onzen Vorstschatrijk en
„Gevoelloos
„Brengt gij hem misschien ook uw hart ten huwelijk
vroeg de barones bits.
„Dit weet gij mama en toch wilt gij mij dwingen
hem te huwen riep het jonge meisje terwijl zij van
schrik achteruit deinsde.
„Dwaasheidzulke gebreken gaan in het huwelijk
van zelf te niet, wanneer men slechts een weinig goeden
wil heeft. Men hoorde tot nu toe nietdat de baron
onverdraagzaam of jaloersch is 1"
„Maar mijn hart dan! Wat geeft mij zijn rijkdom,
zije positie wanneer ik ze met mijn eer en mijne liefde
koopen moet? Wat zijne schoone gestalte, wanneer
zijn aanblik mij reeds met haat en afschuw vervult
Aan zijne zijdemamazou mij het leven tot een last
wordendio mij weldra in het graf brengen zou. Ik
zou de lucht niet kunnen verdragen, die hij inademde,
veel minder in hetzelfde huis met hem kunnen wonen. Ja,
zelfs al was hij een Cresusik wierp hem met vreugde
zijne schatten voor de voetenen vluchtte met Her-
bert om met hem lief en leed te deelenom onbe
kend maar gelukkig te zijn
„Tot het gezond verstand de overhand behaalde en gij
berouw over uw overijld besluit gevoeldet Neenmijn
kinddaarvoor hebben wij aan uwe opvoeding niet
alles ten koste gelegd en uwe talenten al heeft het
zich nog zoo weinig getoondmet zorg en vlijt ge
vormd kosten noch moeite gespaard wanneer het u
voordeelig was, om nu de vrucht rijp is, haar de eerste
de beste in den schoot te werpenopdat hij haar ia
een of andere uithoek der wereld begraven zou Zoo
dwaas zullen wij niet zijnGij huwt met baron Heim
brod. Eergisteren heeft hij bij uwen vader aanzoek
om uwe hand gedaan en zij is hem reeds toegezegd
„O, Herbert, Herbertmurmelde Constance, terwijl
heete tranen over hare wangen roldenen zij de fraaie
handen in wanhoop wrong.
„Stel u gerustDien jongen dwaas zal de les zeer heil.
zaam zijn 1 Men verheft zich nooit ongestraft tot de
dochters der eerste familiën van het land. Eer een
jaar voorbij iszult gij geleerd hebbenjuist zoo over
de zaak te oordeelen mijn kind, en mij dankbaar zijn,
dat ik u van die ongepaste liefde afgebracht heb
„Nooit! nooit! Ik zeg u vooruit, Mama, dat dezen
onnatuurlijken dwang mijn hart zal brekenvoor ik