No. 87. Drie en tachtigste Jaargang. 1881. De vorst om het volk. FEUILLETON, 7) Hoe inen geheimschrijver wordt. ZONDAG 24 JUL I. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. Prijs der gewone Advertentiën 4Dfttciëel 05cbccltc. UkMiARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1, De 3 nummers 0.06. Van 15 regels 0,75; iedere regel meer/1 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TEE ZOON. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat krachtens raadsbesluit van 20 October 1880, No. 28, de KERMIS dit jaar zal worden gehouden van ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1881 tot en met ZONDAG 4 SEPTEMBER 1881: dat in geen geval vergun ning zal worden verleend om na 4 September 1881 nog ver tooningen te geven of goederen uit te stallen, zullende den SEPTEMBER 's morgens onmiddelijk een aanvang moeten worden gemaakt met het afbreken en opruimen der tenten kramen of uitstallingendat verder den commissaris van politie opgedragen isde straatmuziek in te korten en aan meer regelmaat te onderwerpen. Burgemeester en Jf et houders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 18 Juli 1881. De Secretaris, NUHOUT van der VEEN. KENNISGEVING. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengtop grond van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staats blad n°. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der ge meente, dat het voljaarseh kohier van het Patentregt over het het dienstjaar 1881/82 op 22 Juli 1881 door den Heer Pro vincialen Inspecteur der directe belastingen in Noordholland executoir verklaardop heden aan den Heer Ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven', ten einde alle geregtelijke vervolgingenwelke uit nalatig heid zouden voortvloeijen te voorkomen. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voornd. 23 Juli 1881. A. MACLAINE PONT. P O L I C I E. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Polieie het navolgende voorhandeneen bloedkoralen halskettingje met medaillon, een oude jas (jekker), een paar bedragene pan toffels een zilveren tafelmesjeeen geruite das en een oude bruine parapluie. Lijst van brievenwaarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2". helft der maand Juni 1881. L. LenisAmsterdamMejA. van Ophen Avenhorn Mevr. A. Wortel, 's Gravenhage; C. Hoorn, den Helder; A. Fetter, Leerdam; W. F. K. Ekhart, OmmerschansJb. BlomSt. Maarten. Van het Hulpkantoor Heer Hugo Waard: Wed de KlerkVogelenzang. Noordscharwoude: G. Smelik Haarlem. Het kost in den regel weinig moeite het volk een feestdag te bezorgen. Wapperende vlaggen, vroolijk klokkenspeloptochten toespraken muziek gezang volksspelen en tooneelvertooningen zijn daartoe vol doende maar elke feestdag is nog geen nationale feest dag. Daartoe wordt vercischtdat de feestviering een bepaalde beteekenis heeftdat zij beheerscht wordt door een denkbeeld door de uiting van een gevoel dat bij het volk leeft en slechts eenige opwekking noo- dig heeftof wel alleen behoefte heeft aan een ge- schikten vorm om zich te openbaron. Gedenkdagen van groote gebeurtenissen leveren voor deze feesten uit muntende stof. De groote daden van het voorgeslacht verrijzen voor de verbeeldingmannenwier namen men van kindsbeen af geleerd heeft met liefde, eerbied en ontzag te noemen treden opnieuw uit den grijzen voortijd in het lichtde groote beginselenwaarvan die daden de openbaring warende drijfveeren die deze mannen tot handelentot onverpoosden strijd edele zelfopoffering, heldenmoed en doodsverachting voerden worden den volke dnidehjk en ontrukken het aan de sleur van het gewone dagelijksch loven. Het gevoeltdat het ook nog andere dingen te behartigen heeft dan de voorziening in eigen behoeften en het bejagen van eigen voordeel en genot Het gevoelt zijn beteekenis als volk het verkrijgt grootere zelfstandig heid vastere overtuiginggevoel van eigenwaarde besef van zijn verplichting om zich het voorgeslacht waardig te betoonen en in dezen tijd met ijver en toe wijding te volbrengen wat de hoogecealgemeene be langen eischen. Geen dwaze begeerte om tot vroegere, lang vervlogen toestanden terug te keeren om instel lingen te herstellenvoor vroeger eeuw wellicht de bestemaar voor onzen tijd onbruikbaar, zal door zulke feesten worden opgewektwanneer de geschiedenis ge trouw en naar waarheid wordt voorgesteld want dan zal ook het gebrekkige en minder edele dat elk men- schenwerk aankleeft, niet worden verzwegen of ver bloemd en dan zal blijken dat ook de edelsten van ons geslacht geen heiligen of onfeilbaren waren, Wij zullen de weldaden van onzen fcijd dankbaar erkennen, maar uit de herdenking van d groote daden van onze voorvaderen kracht putten om jiïder de tegenwoordige omstandigheden met moed en opgewektheid te doen wat onze hand vindt om te doen. In de laatste jaren heeft het in ons vaderland aan nationale gedenkdagen niet ontbroken. In 1863 en 1865 gaven de verheffing des volks tegen de Eransche overheersching en de slag van Waterloo daartoe ge> schikte aanleidingen later waren het de groote feiten uit onzen grootschen opstand tegen Spanje, die de natie deden feestvierenhet gedenkteeken te Heiligerlee, de nymf te Brielle en de Victoria te Alkmaar deden ver rijzen en te Leiden aan van der Werf een standbeeld verzekerden. De driehonderdste verjaardag der Unie van Utrecht ging zonder nationale feesten voorbij, en de 26ste Juli e.b., de dag der afzwering van Koning Philips, zal door het Nederlandsche volk niet gevierd wordenhoe belangrijk het feit moge zijndat vóór drie eeuwen op dien dag plaats had. Zal een feest inderdaad nationaal genoemd kunnen wordendan moet het volk zelf de viering verlangendan moet het denkbeeld slechts geopperd behoeven te worden om terstond bijval te vinden. Die gezindheid heeft zich ten aanzien van de Unie van Utrecht en de afzwering van Koning Philips niet geopenbaarden daarom is het zeer verstandig, dat zij, die de feestelijke herden king dezer historische feiten wenschelijk achtten, hunne plannen niet hebben doorgedreven. Over dit gemis aan opgewektheid tot feestviering bij onze natie behoeven wij ons noch te verwonderen noch te beklagen. De opstand tegen Spanje is ongetwijfeld een gebeurtenis die meer dan eenige andere uit onze geschiedenis waar dig is in herinnering te blijven en herdacht te worden; maar het thans levend geslacht is daartoe reeds bij her haling in de gelegenheid gesteldde geestdrift kan niet voortdurend frisch blijvenen daarom kan niet elk feit uit dien opstand hoe belangrijk ook aanlei ding wezen tot een nationalen feestdag. Op dien grond hebben wij er dan ook volkomen vrede meedat in Nederland geen plan bestaat om den 26sten Juli op de gewone wijze feestelijk te vieren. Belangrijk en van groote beteekenis was overigens de afzwering van Koning Philips ongetwijfeld. Gelijk thans onder het constitutioneel stelsel de Koning on schendbaar is en de Ministers verantwoordelijk zijn, of, gelijk de Engelschen het uitdrukken, de Koning geen kwaad kan doen, zoo hadden ook de Nederlanders der 16e eeuw aanvankelijk hunne trouw aan den Koning van Spanje bewaarden zelfs in zijnen naam de wa penen opgevat tegen den landvoogd en de Spaansche troepen. Men wendde zich steeds tot den Koning met betere inlichtingen omtrent den waren toestand dezer landen en de gezindheid der bevolkingbetoogde het verkeerde der genomen maatregelenen drong aan op terugroeping van het leger en den landvoogd. Nog in 1577 zouden de Staten-Generaal twee brieven aan den Koning te Madrid waarin zij een droevig tafereel op hingen van de ellende en de verwarring des lands den Koning om maatregelen tot verbetering smeekten, hun twijfel aan den dag legden aan de mogelijkheid eener oprechte verzoening, zoolang de toenmalige land voogd Don Juan van Oostenrijk, aan het bewind bleef, en daarom zijne vervanging verzochten door een ander, liefst door een wettig geboren Prins. Dat kon echter niet altijd zoo blijven. De Koning had zich te hard nekkig ongenegen verklaard tot eenige inschikkelijkheid, en bleef bij zijn gestrenge maatregelen volharden. Alle uitzicht op verandering van inzichtalle kans op ver zoening bleek voorbij de Koning kon onmogelijk langer van zijne landvoogden en lasthebbers gescheiden wor den men moest met den Koning zeiven breken en dit deden de Staten der Yereenigde Provinciën, toen zij den 26sten Juli 1581 Philips II afzwoeren als Heer dezer landenhem de gehoorzaamheid opzeidenen hem vervallen verklaarden van de heerschappij. Die handeling stond destijds schier met godslastering gelijk; en de beginselen waarvan de Staten daarbij uitgingen, „Constance!" riep hij verwijtend, torwijl hij hare hand snel losliet. „Constance, is dit u ernst? Ik zou het zelf gekozen, met zooveel vreugde begonnen beroep als [een knaap verwisselen voor een anderzooals men van handschoenen verwisselt ter wille van een vrouwen- luim. Zonder eenige neiging of sympathie er voor te gevoelen, zonder de hoop op een goeden uitslag zou ik om een ondergeschikte betrekking aan het hof bedelen, opdat ik voortaan voor de luimen en grillen van de een of andere kamerjonker zou moeten sidderen. Nooit!" „Zie dan van mij af," zeide Constance oogenschijnlijk gekrenkt. „Constance! Hebt gij werkelijk gedacht, dat ik een riet was, dat uwe moeder naar believen buigen en breken kon O hoe kan het kasteleinsdoehtertje zich zoo vergissen?" vroeg hij teeder. Zij trad eene schrede achteruit„De man, zoo hoorde ik eens zeggen, heeft alles voor zijne geliefde over." „Had ik dit niet reeds zooeven in het onderhoud met uwe moeder Het was het bitterste, demoedigste uur van mijn leven, Constance! Maar ik verdroeg dit alles standvastig, omdat ik hoopte op uw bezit. Spreek, Constance wat kunt gij nog meer van mij verlangen NietsGij waart zonder twijfel al grootmoedig genoeg Een snel opkomende trots vulde hare blauwe oogen met tranen. „Het was inderdaad reeds vriendelijk ge noeg, dat gij zooveel om mijn bezit waagdet, mijnheer van Hiller „Mijn God Constance is 't mogelijk riep hij uiterst getroffen uitzonder hare hand te kunnen grijpen die zij terugtrok„gij wildetgij kunt uwe moeder gelijk geven „Ik moet nu wegzeide zij zonder op te zien. Herberts eigen angst deed hem voorbij zienwelk een strijd zij in haar binnenste voerde en dat zij daarom snel afscheid nam. „Vaarwelmijnheer van Miller 1" „Constance, gij weet niet wat gij doet! gij stort mij in het ongeluk u en mij 1" riep hij terwijl hij haar achterna ijlde. Te vergeefs 1 Reeds sloegen de blauwe ffuweelen portières achter haar toe. Hij was alleen. Alleen en onverhoord. Zijn hoed van den grond nemendeverliet hij haastig de salon. IV. Als een beschonkene liep van Miller door de slechts schaarsch door de zon beschenen straten van het stadje; maar de koude buitenlucht was niet in staat de koorts gloed in zijn aderen te doen bekoelen. Constance was voor hem verloren 1 Dat was de gedachte die hem voortdurend door hot hoofd speelde. Nu eens had hij kunnen schreien als een kind dan weder had hij hardop kunnen lachen over het komedie spel der beloofde liefde en trouw. Met welk een woedende hartstocht woelde hij in de wonde die hem dien morgen geslagen was 1 Mocht de smart hem ook bijna van zijn adem beroovenhij vond het toch een zoete wraak die hij tegen de trouwelooze geliefde kon uitoefenen. "Wraak nemen op Constance? Herbert ver liet de stad en liep over den hard bevroren grond on der de boomen van het naburige bosch op en neer. Hij zag enkele zonnestralen in de kleine rivier spe lenen het scheen hem plotseling toe, als zag hij Constance's gouden lokken wier pracht hem in een zame uren zoo dikwijls in geestdrift gebracht hadden. Hij richtte ziju oogen op de blauwe lucht. O! dat blauw spiegelde zich veel, ja honderdmaal schooner in twee meisjesoogen terug die hij zoo dikwijls de gelukkige gestarnten van zijn leven genoemd had 1 Niet helder der en reiner glinsterde de sneeuw, dan de verblin dende blankheid van haar hals. Ach hij moest krankzinnig geweest zijn toe hij aan de mogelijkheid eener scheiding geloofde 1 Van Con stance afzienwas hetzelfde als zijn leven een doel ontnemen. Het kwam hem nu bijna natuurlijk voor, dat hare liefde geen hindernis wilde erkennen. Hare bede was, dat hij een poging zou wagen aan het Hof te komen niets anders 1 Mislukte deze poging zoo had hij zijn plicht ten minste in alle opzichten gedaan en wat er dan gebeurdemoest de eigenzinnige hofdame verant- woorden. Eindelijk had hij de goede bedoeling van zijn geliefde begrepen 1 Dit geloof goot als 't ware nieuw leven in zijn ade ren. Onmiddelijk besloot hij zich naar den hofmaar schalk te begeven en daar zulke hooge eischen te stel len dat aan een toestemmend antwoord niet te den ken was. Zonder zich een oogenblik langer te bedenken ging Herbert op zijne schreden terug. In het bureau van den maarschalk werd hem ge zegddat zijne excellentie, graaf Ereiberg, met derge lijke verzoeken bijna eiken dag overladen werd en er daarom weinig of in 't geheel geen kans was op een gunstigen uitslag. Voornamelijk het ambt van geheim secretaris van Zijne Hoogheid hetwelk van Hiller voor namelijk bedoeld hadkon niet door den maarschalk gegeven worden maar werd door den Vorst zelf aan degenen die de eer had in zijne gunst te staan ge schonken. Het antwoord zou zoo spoedig mogelijk volgen, als hij in een schriftelijk verzoek zijne wenschen mede gedeeld had. Vroolijk kwam Herbert in zijn logement terugwaar hij zijn verzoek aan den hofmaarschalk en dan eene ophelderende brief aan Constance schrijven wilde. Toen hij in de vestibule van het hotel aankwam, kwam de waard met een zeer verslagen gezicht op hem

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1