No. m Drie en tachtigste Jaargang. 1881. ZONDAG 4 SEPTEMBER. Stedelijk Museum. Een belangrijke Parlemcntszitting. FEUILLETON, EERSTE BLAD. OE ONRUSTIGE HUURDER. Prijs der gewone Advertentiën ©fliciëel ©ebeclte. 9) (Novelle). ILkNAARSI'HE COl RAM. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Eijk f 1, De 3 nummers f 0.06. Van 1—5 regels 0,75; iedere regel meer/ 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Bezichtiging tegen 10 cents de persoon ZONDAG 4 September, van 1 tot 3 uren. KOSTELOOZE bezichtiging op ZONDAG 11 Sep tember, waarvoor toegangkaarten te verkrijgen zijn ter vergadering der Commissie van toezicht op Woensdag 7 September, 's namiddags 2 uren, ten stadhuize. Verder wordt herinnerd dat het Museum iederen MAANDAG en VRIJDAG, van 1 tot 3 uren des namiddagskan worden bezichtigd tegen 0,25 per persoon. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Dinsdag, 6 September 1881, des namiddags ten 12*14 ure. Namens den Voorzitter van den Raad, De Secretaris NUHOUT VAN DER VEEN. De SCHOOLOPZIENER in het district HAARLEM, brengt ter kennis van belanghebbenden in het arrondissement Alkmaar, dat hij allen, die hem verlangen te spreken, hiertoe de gelegen heid aanbiedt op aanstaanden Zaterdag, 10 September e.k., van 12 tot 2 uur, op het raadhuis der gemeente Alkmaar. Haarlem, De Schoolopziener voornoemd, 3 Sept. 1881. VAN EIJK. BURGER-AVONDSCHOOL. De ondergeteekende zal, ter inschrijving van leerlingen voor de Burger-Avondschool zitting houden in het locaal Doelen straat hoek Gedempte Nieuweslootop Maandag, 5 September, des avonds te 7 uur. De Directeur der B. A. S. Dr. H. W. WAALEWIJN. POLICIE. Ier terugbekoming is aan het Commissariaat van Policie het navolcende voorhandenals een zilveren vergulden zijnaald een bloedkoralen armbandje met gouden tonnetje, een dubbele spioneen witte zakdoek, een onderslukje van een met goud gemonteerd oorbelletje, een huissleuteleen paarsche kous, een portemonnaie met eenig geld en een portemonnaie met eenig geld, bloedkoralen en een stukje goud. Den 27 Augustus 1.1. is eindelijk de zitting van het Engelsche Parlement gesloten. De Regeering kon met voldoening terug zien op den omvangrijken "en belang rijken arbeid die in dit zittingjaar is volbracht, en dte voldoening is dan ook kenbaar in de troonrede. Den 28 April 1880 trad het Ministerie-Giadstone op en aanvaardde de nalatenschap van lord Beaconsfield en zijn ambtgenooten. De toestand was inderdaad lastig en ingewikkeld genoeg. Oorlog in Afghanistan niet veel minder dan burgeroorlog in Ierland wrok en teleurstelling in Zuid-Afrika wegens de inlijving van een zelfstandige en vrijheidlievende republiek. Beacons field wilde van geen toegevendheid weten. Naar zijne meening kon en mocht Engeland geen schrede terug doen. De grootheid en de rang van het Britsche Rijk maakten bemoeiing met de algemeene politiek, tusschen- komst in de betrekkingen van andere staten noodzake lijk. Engelandk Koningin door hem tevens tot Kei zerin van Indië verhevenmoest alom haar meening doen kennen haar invloed doen gelden haar macht doen gevoelen zich haar nieuwen naam waardig be- toonen. Gladstone treedt op en verkondigt een tegen overgestelde leer. In een zitting van ongewoon langen duur houdt hij met verbazingwekkende geest- en li chaamskracht den afmattenden parlementairen strijd vol, en bij de sluiting ban hij wijzen op schoons resultaten. In Azië is geen sprake meer van uitbreiding van grondgebied of van wetenschappelijke grenzen. Enge land heelt zich uit Afghanistan teruggetrokken in spijt van allen, die meenden dat dit onbestaanbaar was met de waardigheid van een Indische Keizerin. Ofschoon de oorlog er blijft voortwoeden er zal geen Engelsch bloed meer stroomen want het is, zooals de troonrede zegt een oorlog „tusschen den Emir en Ayoeb-khan waarvan de Regeering geen rustverstoring aan hare grenzen vreest, terwijl zij hare taak beperkt tot het bewijzen van goede diensten in het belang van den vrede, met eerbiediging van de onafhankelijkheid der Afghanen. Omtrent Zuid-Africa meldt ons de Troon rede, dat de overeenkomst is geteekend, waarbij aan de Europeesche bevolking der Transvaal, onder zekere gewichtige voorwaarden volkomen autonomie wordt verleend wat haar binnenlandsch bestuur betreft. Dit klinkt zeer eenvoudigmaar de omstandigheden waaronder die overeenkomst tot stand kwam ma ken het gebeurde met de Transvaalsche Republiek tot één der belangrijkste feiten van onzen tijd. Toen lord Beaconsfield in het Hoogerhuis verklaarde niet te kunnen gelooven aan onderhandelingen met den vijand, terwijl het slagveld nog rookte vpn de geleden neder lagen gal hij liet oudetot dusverre algemeen gel dende denkbeeld met volkomen juistheid weder. Zoo spoedig mogelijk vrede sluiten ja daartoe was ieder bereidalzoo ook tot onderhandelen men was zelfs niet 'ongenegen grootmoedigheid te betoonen jegens den vijand maar alleen jegens den overwonnen vijand. oor alles moest hij echter de overmacht van den sterkste gevoelen aan heel de wereld moest het onwedersprekelijk bewijs geleverd worden dat de groote mogendheiddie met een kleiner Staat geschil hadhet in hare macht had haren tegen stander te vernietigenen dat bewijs kon in niets anders bestaan dan in eene schitterende overwinning met een fatsoenlijk getal gesneuvelde vijanden. De overtuiging dat het niet anders kon, dat zulk een bloe- dige de schande van alle vorige kleine nederlagen uitwissende zegepraal de onderhandelingen en bij gevolg ook den vrede moest voorafgaan was zóó sterk en zóó algemeen dat de eenvoudigevredelievende burger die niets liever verlangde dan het einde van den oor log zonder veel bloedvergieten en zonder groote schade voor de zwakste partij er zich niet over durfde ver heugen, wanneer de zwakkere aanvankelijk eenig voor deel behaalde. Voorzeker, hij gunde het haar van ganscher han,e, hij was op hare hand, maar hij vreesde dat zij die kleine voordeelen later jammerlijk zou moe ten bezuuren. Ook wij hebben hier te lande door de overgroote meerderheid bij herhaling hooren verzekeren, dat Engeland geen vrede kon sluiten met de Boeren veel min hun hunne onafhankelijkheid kon teruggeven' wanneer zij niet eerst een gevoelige les hadden^gekre' gen. Engeland was dat aan zich zelf, aan zijn positie" in en buiten Europa verplicht; het kon niet anders, ook al wilde het anders. Zij die begrepen dat het wel anders kon en zich verplicht achtten dit ook te zeggen, hadden echter maar zwakke hoopdat inderdaad zou gebeuren wat zij zoozeer wenschten en zoo goed moge lijk oordeelden. Al kon het het gebeurde toch niet er waren geen voorbeelden van aan te wijzen. Het vooroordeel was te algemeen en te sterk. Men durfde bijna niet gelooven dat Engeland het zou overwinnen. De Engelsche Regeering heeft dit vooroordeel over wonnen. Zij heeft zich niet gestoord aan het kazerne- gezwets noch aan de jammerklachten en onheilsvoor spellingen van oude, beproefde vergrijsde staatslieden, die dezen nieuwen weg beschouwden als'den naasten weg tot Engelands ondergang. Zij heeft al die oude be grippen en traditiënal die staatsmanswijsheid over boord geworpen en zich eenvoudig gehouden aan de uitspraak van het gezond verstand en de gewone bur germans-eerlijkheid. Er was onrecht gepleegd aan de Iransvaaimen had gedwaaldmen had zich vergist omtrent de gezindheid van de groote meerderheid der Boeren die dwaling was thans aan den dag gekomen, de vergissing was onloochenbaar, het onrecht voor ieder duidelijk. Wat was er meer noodig voor een eerlijk man r IVat had hij anders te doen dan zich op de dwaling te beroepen de vergissing te erkennen en het onrecht zooveel mogelijk te herstellen? En dat heeft Gladstone gedaau die politiek heeft hij in het Engel sche .Parlement en voor de geheele wereld verdedigd, die politiek heeft hij in praktijk gebracht, en dat strekt hem tot groote eer en tot onvergankeiijken roem want het is niet gemakkelijk met vooroordeelen van deze soort te breken en tegenover de sleur en de eeuwen oude algemeene gewoonte de waarheid en het een voudige billijkheidsgevoel te doen zegevieren. En zijn voorbeeld zal niet zonder gevolgen blijven voor de toe komst. Al hecht men niet overal evenveel gewicht aan antecedenten als in Engeland te kunnen wijzen op een erkend staatsman van den eersten rangdie met de oudealgemeen aangenomen begrippen^ brakceeft steeds een groote krachten een baanbreker van goed onverdacht gehalte is ook op dit gebied een zegen voor de menschheid. Aimer s dochters hadden donker haar. Er was nu nauwelijks meer aan te twijfelen of Wolf beminde zijne huiegenoote over wie bij zich kortelings zoo bit ter uitgelaten had. „Wacht, als het u belieft, een oogenblikzeide Almer, opstaande en het vertrek verlatendeten eerste om zich te vergewissen, dat zijne dochters tehuis waren en dat het Marie Bandier geweest was die Wolf ont moet had ten tweede om voor Wolf de vroolijkheid te verbergendie zich van hem meester maakte bij de gedaehtewelken grap het zou geven Wolf en Marie samen te brengen en te zien welke verrassin» er door de wederzijdsehe herkenning zou ontstaan" Aimer wist van zijne dochters dat Marie niet onge voelig voor de hulde van den heer uit het parterre was gebleven ofschoon het opzien dat het verwekte, haar pijnlijk geworden was. Voor Wolf had het iets vreemds, dat Almer hem zoo plotseling verliet. De eenige mogelijke verklaring voor hem was dezedat Almer zijne dochters vragen wildewie vrijdag een rooden strik gedragen had of dat hij wilde zien welke kortgeleden uitgegaan was. Was dit inderdaad het gevaldan had Almer niets van het voorgevallene in den schouwburg geweten en had men hem alles geheim gehouden, dan had Wolfonnoo- )_g zijn geheim verteld en was hij slechts voor zaken dij Almer geroepen geworden. Het bloed vloeide hem steeds sneller door de aderen en onrust maakte zich van zijn hart meester. A.mer had zijn in allengevalle gewichtige bekentenis met merkwaardige lichtheid opgenomen hij had zich wel is waar, welwillend getoond, maar toch niet zoo als iemand, wien men om de hand zijner dochter vraagt maar alsof men hem een belangrijknieuwtje vertelde! Was de man zoo trotschdat hij met een lachend gezicht een afwijzend antwoord zou kunnen geven, en zich aan de woorden van Wolf, dat de rijkdom'van de aangebedene hem eerder afschrikte dan vervroolijkte houdende, misschien met het bericht zou terugkomen' dat de bewuste dame Anna of Bertha heette en Wolf wel zou doen met verder pogingen achterwege te laten of dat zij misschien reeds verloofd was Wolf beefde bij deze gedachte, hij had nu wel wie weet hoeveel willen geven wanneer hij gezwegen had of zijne bekentenis ongedaan had kunnen maken. Ja duizendmaal liever dan deze verschrikkelijke onverschil ligheid en bedaardheid van Almer bij zijne bekentenis ware hem een barsch of zelfs een beleedigend antwoord geweest, hij had dan nog van zijne geliefde kunnen droomen en den hardvochtigen trotschen vader al zijn zielsverdriet kunnen verwijten. Almer keerde spoedig terug; voor Wolf was het evenwel eene eeuwigheid geweest. Zijn gelaat had voor den bangen verliefden jongeling eene verschrikkelijke uitdrukking van welbehagen en vroolijkheid er lag iets in zijne trekken dat op verborgen spot geleek zou de man hem willen bespotten Almer sprak niet dadelijk, hij hield zijn blik een tijdlang op een bijzondere wijze op Wolf gevestigd, het was alsof hij zich geweld aandeed niet te lachen. Albert was er reeds op gevat, op eene beleedigende uitdrukking het gepaste antwoord te geven en den heer Almer duidelijk te maken dat hij even goed trots en eigenwaarde bezat dat hij Aimer's doch- ter vereerdemaar daarom door haren vader niet geminacht wilde zijndaar verbrak eindelijk Almer het stilzwijgen. „Waarde heer Wolf," zeide hij, „ik heb alle maan dagen receptie voor vrienden en bekendengij treft er kunstenaarsdichters en geleerden aan wilt gij bij deze gelegenheid met mijne dochters sprekenzoo is dit ongedwongener dan in den schouwburg. Ik noodig u hiermede voor 's maandags uit maar ik wenschte u vooraf in den kring mijner familie binnen te leiden. Wilt gij morgen avond bij mij komen thee drinken?" Wolf had het gevoel van iemand die ontwaakt, wiens zinnen werkelijk waarnemen, maar wiens geest nog van droombeelden vervuld is, en onder den indruk daar van een tijd voortlevende niet weet of hij droomt of waakt. Hoorde hij goed? Men noodigde hem binnen den familiekring der aangebedene alsof hij reeds ver loofd wasalsof het van zelf sprak dat hij de plaats naast de schoone onbezet zoude vinden. Almer zeide het„Gij moet bij mij komenwaDneer gij met mijne dochters ongedwongen wilt spreken." Het aanbod van een nauwelijks gehoopthoewel vurig verlangd geluk was Albert in een zoo alledaag- schen vorm was hem als iets zoo onverschilligs ge daan dat hij er aan twijfelde of Almer met" hem den spot dreefof een grap met hem wilde hebben of dat hier eene vergissing plaats greep dat de aan gebedene werkelijk Aimer's dochter was en niet een gast der familie en zoo het eerste het geval wasof Almer hem goed verstaan had en begrepen dat het hier eene ware en hartstochtelijke liefde gold. „Nu gij antwoordt niet vroeg Almer die wilde weten wat er in Albert omging. „Schikt het u mor gen niet Hebt gij afspraak gemaakt „Neen mijnheer Almeren niets in de wereld zou mij er ook van kunnen afhouden deze eerdit celuk te genieten, maar „Nu? welk maar hebt gij, kom, spreek." „Mijnheer Almer, ik heb mij misschien niet duidelijk genoeg uitgedrukt. Het is eene innige genegenheid die mij vervultik zal die niet kunnen verbergen. Is het mogelijk dat gij mij een vreemdelingeen man dien gij voor den eersten maal ziethet vertrouwen schenktdat in uwe uitnoodiging opgesloten ligt Almer glimlachte. De man beviel hem meer en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1881 | | pagina 1